Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland 30e Jaargang. Vrijdag 25 Augustus 1916 No. 35, UIT HET WOORD, RedacteurenDs. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg. Vaste MedewerkersD.D. R. J. v. d. VEEN, J. D. WIELENGA, F. J. v. d. ENDE, J. H. LAMMERTSMA, L. v. LOON, 0. POL en F. W. J. WOLF. Abonnementsprijsfranco aan huis per half jaar 80 cent. PERSVEREENIG1NG ZEEUWSCHB KERKBODE. Adres van de AdministratieA. D. LITTOOIJ Az. Middelburg. MOED. Houdt u mannelijkZijt sterk Staat Vreest niet 1 Hebt goeden moed Uw hart worde niet ontroerd en zijt niet versaagd l" 't Zou een reeks worden, heel wat langer dan deze, zoo we alle woorden uit den bijbel achter elkaar afschreven, die be stemd zijn den geloovigen moed in te boe zemen. De vele rechtstreeksche verma ningen, die daartoe dienen, worden boven dien in de Schrift geïllustreerd met de levende beelden van mannen en vrouwen, wier exempel ons moet bezielen, om onder de grootste bezwaarnissen het hoofd op te heften en dapper voort te gaan. En daarenboven wordt in Gods Woord bij de aansporing tot moed de Christen met zoo krachtige redenen gesterkt, dat voor hem alle reden wegvalt om ooit en onder welke omstandigheden ook, den moed op te geven. Moedeloosheid en vervaardheid mogen geen plaats hebben in het hart van 's Heeren kinderen. Maar, omdat ze niettemin er toch dikwijls zijn, blijft er ook altijd plaats voor de herhaling van Paulus' vermaanHoudt u mannelijk zijt sterk. Aan Sebna, den hoovaardigen schat meester te Jeruzalem, werd, terwijl hij bezig was in zijn trots zich een graf als van een koning uit te laten houwen, door den profeet aangezegd, (Jes. 22 17): Zie, de Heere zal u wegwerpen met een man nelijke wegwerping. Ieder voelt aan stonds, dat daarmee bedoeld wordt: Ik zal u ver, tot op grooten afstand wegslin geren, want het zal een zeer krachtige worp zijn, een worp als van een sterken mannenarm, waarmee Ik u zal wegstooten. Immers: mannelijk is wat krachtig is en flink en vastbesloten. Een mannelijke houding is een moedige houding, een optreden, kloek en fier, zon der weifeling en zonder vrees. WatAgur zegt in Spreuken 30, komt mij hier in den zin. Deze drie, zegt hij, maken een goeden tred, ja vier zijn er, die een goe den gang maken de oude leeuw, geweldig onder de gedierten, die voor niemand zal wederkeereneen windhond van goede lendenen of een bok en een koning, die niet tegen te staan is. Agur wil daar zeggen, dat een fiere, vaste houding een schoone zaak is, op treffende wijze te zien in den leeuw, die overwint of valt, maar geen vluchten kent, in den windhond, die in panischen schrik het wild voor zich uitdrijft, in den bok, die als een aanvoerder voor zijn kudde loopt en in een koning, die uittrekt aan het hoofd van zijn volk. Die vier maken inderdaad een goeden gang. En Agur acht zulk een houding terecht vooral onmisbaar in een koning. Zulk een houding kan een koninklijke houding ge noemd worden. Bij het woord manne lijk denk ik echter aan niet veel minder dan aan een optreden als in die vier ge vonden wordt. Wat mannelijk zich ge draagt, maakt eveneens een goeden gang. En ik geloof, dat Paulus in 4 Cor. 1613, in het vermaanhoudt u mannelijk", ook bedoelthet volk, dat Jezus toebehoort toone een krachtigen vastberaden, moe digen gang, die alle gedachte uitsluit aan weifelen of vrees. Wat er ook kome, de geloovigen hebben moedig doorzettend aan te sturen op het voorgestelde doel. De Schrift kent aan de vrouw een eervoller positie toe dan waartoe het moderne ongeloof en het antichristendom haar wil verlagen. De emancipatietheo rieën halen haar neer. Wie in den Schep per niet meer gelooft, haalt alles naar beneen. In den mensch ziet zoo iemand niet meer het beeld Gods en in de vrouw ziet hij niet meer de heerlijkheid des mans en wat hij er wel in ziet, blijft, hoe hooge gedachten de mensch ervan heeft, oneindig verre onder de maat. Zonde en ongeloof trekken alles omlaag, ook de vrouw. De heidensche behandeling der vrouw in de oudheid toont het en de verdwaasde mensch- heid van nu gaat het ook toonen, maar op een andere manier. Doch de Schrift schenkt aan de vrouw een uitnemende, voortreffe lijke plaats. De Schrift eischt voor haar de schoone roeping op, waartoe de Schepper haar schiep en geeft haar daarin een eere, aan welke helaas ook onder Christenen veelszins wordt te kort gedaan. Neen, in het vrouwelijke, (dat vrouwelijke dan ge nomen zooals God het neemt), ligt geen verachtelijke trek, maar een trek van won derbare bekoorlijkheid, die eere afdwingt. Dat de vrouw zich vrouwelijk houde. En dat ze daartoe ook Gods Woord vasthoude, want dat neemt het voor haar op. Volgens dat Woord zijn we eere aan haar schuldig. Leest onder anderen maar eens de brieven van Petrus. Wat evenwel dan ook toegegeven zal worden, het sieraad en de uitnemendheid der vrouw is niet gelegen in hare groo- tere kracht. Want zij is het zwak kere vat. Een andere is de heerlijkheid der vrouw, een andere is de heerlijkheid van den man, zou men kunnen zeggen. Kracht is de trek van het mannelijke. Het mannelijke is niet minder schoon. Het mannelijke nu ook genomen, zooals God het neemt is uitdrukking van onwankel- baren moed, van het fiere weerstaan, het kloeke en stoere, volhardende streven, dat alle verzet met kracht trotseert. Daarom dient niet de vrouw, maar de man in den krijg. En daarom roept Paulus de strij dende kerk van Christus ook toeHoudt u mannelijkzijt sterk. Als er wat hapert aan onzen moed, ha pert er gewoonlijk wat aan ons geloof. Zeker ook daar, waar men leeft zonder God is wel moed. Heldenmoed vindt en vond men in de heidenwereld ook. Mach tige gevallen zijn ervan bekend en van moedig manhaftig optreden leest men te genwoordig dagelijks in de krant. Hoe vele ongeloovige menschen vechten niet als helden voor hun land. En toch, ook daar blijft het zoo, dat, wat bezielt en staalt en drijft tot mannelijke daden, is het geloof, het geloof n.l. aan het recht van de zaak des vaderlands. En hoe sterker dat geloof, hoe hooger de moed en hoe zwakker dat geloof, hoe slapper optreden. Maar ik spreek nu over den moed in den geloofs strijd, dien de Christen strijdt. Daarover spreekt ook Paulus, als hij zegt: Houdt u mannelijk." Hij spreekt tot de gemeente van Christus en doelt op den strijd der gemeente, op de gevaren, de verzoekingen, den tegenstand, die komende zijn en waar schuwt met het oog daarop bij voor baat Houdt u mannelijkEn 't is op merkelijk dat hij dan eerst heeft gezegd Staat in het geloof. Zich mannelijk houden beteekentmannelijk stand hou den, maar we kunnen niet staan, noch staande b 1 ij v e n of we moeten staan in het geloof. Voor het geloof is God de Heere alles. Voor zoover we meenen buiten den Heere te kunnen, staan we niet in het geloof, maar in ongeloof. Geloof verwacht alles van boven, waar Jezus Christus is, in wien alle beloften Gods ja en amen zijn. En als we nu staan in het geloof, dan staan we in de volle overtuiging van niets te vermogen zonder Hem, maar alles te ver mogen door Hem, Die ons kracht geeft. Dan staan we in de volle wetenschap, dat geen Satan en geen mensch, geen heir- leger van vijanden en geen poorten der hel iets kunnen uitrichten tegen ons, wijl Hij ons niet begeven en niet verlaten zal, en dan kunnen we ons mannelijk hou den en als David roemen: »Voor wien zoude ik vreezen en voor wien zou ik vervaard zijn 1" Dan, maar dan ook alleen. Want staan we niet in het geloof, dan ontzinkt ons de kracht en dan moet ook de moed wegzinken. Dan kan er alleen zijn moedeloosheid of onverantwoordelijke hoogmoed en overmoed, die beschaamd wordt en toch niet standhouden kan, maar gebroken moet worden. Zóó is het hier dan, gelijk we zingen in Psalm 27Zoo ik niet had geloofdwaar was mijn hoop, mijn moed geblevenik was vergaan. Wacht op den Heer, Godvruchte schaar, houdt moed, Hij is getrouw, de bron van alle goed. Zoo daalt zijn kracht op u in zwakheid neer. Wacht dan, ja wacht, ver laat u op den Heer. Een christen in zijn beste dagen is niet een christen, die zonder moed bij de pak ken neerzit maar een christen, die in Gods kracht, in geloof zich er door heen slaat en mannelijk worstelend voortgaat. Een krachtige besliste houding vraagt Paulus van het christenvolk, wat er ook komt. Hij eischt, dat de geloovigen zullen maken een goeden gang. Houdt u man nelijk. Mannelijk als een Daniel tegenover Belsazar, als een David tegenover Saul, als een Elia tegenover Achab, als een Paulus tegenover de dwalingen in Corinthe en tegenover een tyran als Nero. En, ik noem die grooten in Israël niet, opdat iemand den moed nu weer zou laten zin ken, omdat hij toch in hun schaduw niet kan staan, 't Waren menschen van gelijke bewegingen als wij. Wat ze deden, deden ze door het geloof. Maar van den een- voudigsten soldaat tot den meest verant woordelijken aanvoerder in het leger van Immanuel, de Heere roept hun toe Houdt u mannelijk en zijt sterk. Staat in het geloof!" 't Is veelal anders dan het moet zijn. De kerk van Christus toont wel eens een andere houding dan ze aan te nemen heeft, 't Is daarmee, zooals het is in het gewone leven. Het past natuurlijk ieder man, zich man nelijk te gedragen. Er zijn echter mannen, die wel vrouwen lijken en er zijn vrouwen, die veel weg hebben van mannen. Beide gevallen zijn verkeerd. Maar het eerste is erger nog dan het laatste. En zoo zijn er christenen, ja heele kerken zelfs, waar zoo goed als niets van de krachtige hou ding waar te nemen valt, die de apostel voor de strijdende kerk noodzakelijk acht. KEBKËLIJK IiETJBN. UIT FRIESLAND. Bij de brug. In het tramstation. Afzonderlijke nummers 4 cent. Advertentieprijs 1—5 regels 30 centiedere regel meer 5 cent Familieberichten 10 cent per regel. UITGAYE VAN DE Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan den Drukker A. D. LITTOOIJ Az., Middelburg. Houdt u mannelijk, zijt sterk. 1 Cor. 16 13. F. J. VAN DEN ENDE. Op de brug staan twee mannen, van wie de een bejaard en de ander nog jong is. ZÜ spreken over den oorlog en zijn niet rnalsch in hun oordeel over de in hun oog schuldigen. Daarop beginnen zij over ons leger en spreken schande over het voedsel, dat aan onze mili tairen wordt aangeboden. Dit gaat alles ge paard met de ontheiliging van den Naam des Heeren. Op zich zelf is het niet belangrijk, doch als men daarbij weet, dat deze mannen vrijwel uitspreken, wat velen in deze streken denken, dan begint men te verstaan, hoever de bevol king afgeweken is van de paden der voorzich tigheid en van de vreeze des Heeren. Er heerscht hier welvaart, uitkomend in de meu belen der woningen en in de kleeding van ouden en jongen, maar er is bijna niemand, die een open oog heeft voor Hem, die Zijn zon laat opgaan over boozen en goeden, 't Vloeken is hier algemeen, voor de vreeze des Heeren is schier aller hart ontoegankelijk en zoo leeft men voort als in de dagen van Noach, etende en drinkende, huwende en ten huwelijk uit gevende. Wanneer men dit waarneemt, komt er zorg in 't hart voor de toekomst van zulk een bevolking. Christelijke scholen worden er niet gevonden en de prediking van het Woord Gods ontbreekt. Welk een leven is het voor de enkelen, die in zulke streken nog iets gevoelen van den ernst des levens en het gewicht der eeuwigheid. In de wachtkamer zitten eenige mannen en vrouwen, blijkbaar behoorende tot de arbeiders klasse, rondom een tafel. Zij spreken druk met elkander, vooral een vrouw vertelt haar wederwaardigheden. Haar man zegt weinig, maar een ander man des te meer. Eindelijk krijgen zij het over het zoogenaamde ouder domspensioen. De spraakzame vrouw beweert het is onderhoud, zoo noemt men in dat oord wat men uit de hand van een diaconie of arm- voogdij ontvangt. Ofschoon zij het niet be doelde, sloeg zij den spijker precies op den kop. Een man maakte de opmerking, dat het ten minste tien jaar vroeger moest ingaan. Op zestig-jarigen leeftijd moet het verleend worden. Een derde verklaarde, dat het bedrag veel te gering was. De hoop, dat zij verkrijgen zouden, wat zij wenschten, was niet groot. Duidelijk lieten zij uitkomen, dat er enkel kans was, wanneer zij zelf mede hielpen betalen. Mij bleek uit dit gesprek, van hoe hoog be lang de werklieden in een overwegend linksch district de pensioneering van den bejaarden arbeider achtten en wat zij daarvoor gevoelen. Van tegenzin om op de lijn te gaan, door de wet-Talma aangegeven, was geen sprake. Zij zagen, naar 't me toescheen, duidelijk in, dat er op die manier alleen iets van komen kan. Het is een bewijs, dat het gezonde oordeel van 't volk op den duur triumpheert over de lust

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1916 | | pagina 1