FEUILLETON.
Terechtgebracht.
Onze roeping tegenover de leden der
Hervormde Kerk.
ZENDING.
leende, heeft hij in het schouwen zijner visi
oenen niet den geest van een onkondigen, on-
nadenkenden knaapmaar van een gerijpter,
nadenkenden man en vader in Christus mede
gebracht, die voeling had met de geestelijke
stroomingen zijns tijds en kennis droeg van
vele geschriften en mythologische voorstellin
gen, die gewis hun aandeel in de samenstelling
en vorming zijner gezichten hebben gehad. Hoe
groot nu dat aandeel was kunnen wij niet
meer bepalen, en is ook voor ons, die dit heilig
Bijbelboek voor de gemeente verklaren, van
ondergeschikt belang".
Tot zoover GunniDg.
Eén punt onderschrijven we in dezen ge-
dachtengang van harte, n.l. dat de apostel
Johannes man van zjjn tijd was en kennis droeg
van de geestelijke stroomingen in zijne dagen,
en met name ook wel wist welke volkslegenden
er in Efeze bewaard werden.
Maar we weersprekendat de apostel Johannes
de beelden in dit visioen van Openb. XÏI ont
leend zou hebben aan de volksverhalen der
grieksche mythologie.
De beelden in dit visioen zijn dezel/de sym
bolen, die ook elders in de Godsopenbaring aan
Israël en aan de gemeente des N. Test. ge
schonken, telkens voorkomen. Er is dus geen
reden, waarom Johannes die beelden aan eene
heidensche sage zou hebben ontleend. Het
visioen sluit geheel aan bij wat tevoren door
den Heere aan Zijne kerk was geopenbaard.
Straks hopen we dat nader aan te toonen.
Slechts dit kan geconstateerd worden, dat er
punten van overeenkomst zijnDe vrouw be
kleed met de zon, die een kind baart, in Op.
12, roept bij den kenner der grieksche goden
leer in herinnering de sage van Leto. Maar
meer dan dit parallellisme evenwijdig loopeD,
zooals bijv. de rails van den spoorweg) zouden
we niet aannemen. Want zelfs in de voorstel
ling der feiten is aanmerkelijk verschilIn
Johannes' visioen vlucht de vrouw nadat zij
gebaard heeft, in de grieksche mythologie voor
het baren.
In Johannes' visioen heeft het water, door
den draak uitgespoten, een verderfelijke maffit
in de grieksche mythologie is het juist een
reddende macht voor de zwangere vrouw. In
Johannes' visioen verzwelgt de aarde het water,
in de grieksche mythologie verzwelgt het water
het eiland. Het geboren kind Apollo strijdt
zelf met Pytho om hem te dooden, maar in
Johannes' visioen treedt de aartsengel Michaël
op als de strijdbare held om den strijd voor
Christus' kerk te voeren.
Niet te ontkennen valt, dat er in de beide
tafereelen min of meer treffende punten van
overeenkomst voorkomen, maar we zouden daar
uit geen nadere slotsom willen of durven trek
ken vooral niet aannemen, dat Johannes zijn
beeld ontleend heeft aan de gaDgbare volkssage.
Deze openbaring is niet uitsluitend gegeven
voor de grieksche wereld, noch in 't bizonder
voor de inwoners van Efeze. Ging de voorstel
ling in Openb. XII geheel en al om buiten de
elders gegeven openbaringen in de Schrift,
buiten andere apocalyptische visioenen, dan zou
er misschien Dog kunnen gedacht worden aan
eene antithetische openbaring Gods, die de waar
heid der christelijke religie stelde tegenover
den leugen der valsche religie, maar ook die
veronderstelling is geheel overbodig, want de
voorstellingen in dit hoofdstuk sluiten geheel
en al aan bij de telkens wederkeerende sym
bolen en het spraakgebruik (terminologie) in
de andere deelen der Godsopenbaring. Johannes
had waarlijk geen kennis der grieksche goden
en sagenleer noodig om dit visioeD, dat de
verheerlijkte Christus van uit de hemelen hem
te aanschouwen gaf, te kunnen ontvangen, ver
staan en boeken, en alzoo onder de leiding des
Geestes aan de gemeente van alle eeuwen te
kunnen overleveren. Kerkhof.
(Wordt vervolgd.)
REFERAAT gehouden op de
Zeeuwsche Pastorale Conferentie te
Goes, den 9 Juni 1914.
II.
Wéleerwaarde Heer en en Broeders.
Welke is dan onze roeping tegenover de
Herv. kerk Om deze te bepalen, hebben wij
allereerst na te gaan den huidigen toestand
dier kerk en te letten op de vele droevige,
maar ook op de hoopvolle verschijnselen.
De huidige toestand der Herv. kerk is in
den grond der zaak nog dezelfde, wat hij voor
jaren was. De reglementaire organisatie, waar
door de gemeenschap van geloof en ongeloof
gehandhaafd, alle wind van leer vrijgelatenen
het ware christelijke geloof ter vertreding
wordt overgegeven, is ondanks elk jaar weer-
keerend protest, dezelfde gebleven. Wel schrijft
Art. 11 .van het Algemeen Reglement het
„handhaven der leer" voor aan een iegelijk
die in eenige bestuursbetrekking zitting heeft
en verplicht de thans gebruikelijke predikants
formule de predikanten nog tot het prediken
van het Evangelie van Jezus Christus. Maar
nergens is in de reglementen bepaald, welke
die leer der kerk is en wat onder het Evan
gelie van Jezus Christus te verstaan zij, ja
zelfs is uitdrukkelijk vanwege de Besturen
verklaard, dat ieder in de kerk voor zich zei
mag uitmaken, wat hij overeenkomstig deleer
der kerk acht. En de belijdenisvragen, die
aan de Catechimenen, die tot het H. Avond
maal begeeren te komen, moeten gedaan wor
den, doen wel een positievertoon hooren en
schrijven nog de belijdenis van den Drieeenigen
Naam des Heeren voor, maar de bepaling, dat
de vragen, die aan de „nieuwe lidmaten" ge
daan worden „in geest en hoofdzaak" moeten
bevatteD, wat uitgedrukt is in de voorgeschre
ven vragen, zet ook hier alles weer op losse
schroeven. Zoo is de Herv. kerk een kerk,
die in naam nog een leer (let weleen leer)
heeft, maar feitelijk bel\jdenisloos is, gelijk zij
dan ook de meest heterogene elementen in zich
bevat van Atheist tot Anarchist toe, voorwaar
een droeve en schrikkelijke toestand.
In de jaren 1834 tot 1886 heeft men gepoogd
de Herv. kerk van deze organisatie te bevrijden,
opdat ze weer als kerk van Christus, die in
alles gebonden is aan het Woord van God,
zou kunnen uitkomen. Doch we weten met
welk gevolg. De getrouwe kerkeraden en ge-
loovigen, die zulks beproefden, werden wegens
verstoring van orde en rust afgezet en uitge
bannen, en al wie deemoedig het hoofd voor
de organisatie boog, gehandhaafd. Sinds heeft
men langen tijd in de Herv. kerk slechts één
streven gekend de organisatie te sterken, waar
mee gepaard ging een scherp en bitter afgeven
op allen, die die organisatie hadden verworpen.
Onderwijl zette onder den scepter dier orga
nisatie de ontbinding der kerk zich voort. De
moderne Bijbelcritiek, aan de hoogescholen ge
doceerd en bepleit, deed steeds meerderen aan
hun christelijk gelooi schipbreuk lijden, zoodat
helaas de uitspraak van den predikant G.
Hulsman in zijne brochure „Mijn laatste Woord"
in vervulling ging, „dat de tegenwoordige
wetenschappelijke critiek van het Oude Testa
ment noodzakelijk moet voeren tot het stand
punt der Evangelischen (Harnack) en van dat
der Evangelischen totdat der Modernen (Hoek
stra). Wel beproeven velen met de resultaten
der moderne Bijbelcritiek nog hun christelijk
geloof te bewaren, maar steeds meer blijkt dit
een overwonnen standpunt en worden deze om
hun dualistisch pogen van meer dan één kant
in mora gesteld om of de modernen wimpel
te hijschen en daardoor hun oprechtheid te
redden, of wel om positief christelijk te blijven,
maar dan ook vierkant met de critische School
te breken. Het is toch een feit, dat voor deze
critische School van de gebeurtenissen en van
de uitspraken in den Bijbel medegedeeld, zoo
goed als niets vaststaatof alleen dit vaststaat,
dat het niet zoo is als het in den Bijbel staat,
De feitelijke toestand in de Herv. kerk is dan
ook zoo, dat de Modernen in den joDgsten tijd
in macht winnen, en de Ethischen gelijktijdig
in macht afnemen. Een voorbeeld daarvan
hebben we o. m. in de hoofdstad onzer pro
vincie, waar eerst de Ethischen jarenlang de
lakens uitdeelden, maar thans zich in hun
heerschappij alleen kunnen handhaven door
samenwerking met de Modernen, waarbij, wie
nog in de Herv. kerk voor de Geref. belijdenis
voelt, als vjjand wordt beschouwd, tegenover
wien gemeenschappelijk front moet gemaakt.
Is er dus ontbinding, in zooverre de ethische
richting meer en meer verkleurt tot de mo
derne, anderzijds is er ontbinding, in zooverre
de afval van God steeds breeder afmetingen
aanneemt onder de aan allen wind van leer
ten prooi zijnde volksschare. De afval in de
Herv. kerk is zoo groot. Wij wijzen daarop
geenszins met leedvermaak. Niets liever ware
ons, dat de Herv. kerk geestelijk groeide.
Doch dit kan ze niet omdat ze weigert terug
te keeren tot den ouden beproefden weg van
Gods getuigenis in prediking en arbeid. Gods
Woord is waarachtig„Tot de wet en tot het
getuigenis Zoo z\j niet spreken naar dit woord,
het zal zijn, dat zij geen en dageraad zullen
hebben". De Herv. kerk wordt de „groote"
kerk genoemd. En groot is zij nog in de oogen
des volks. Zij beschikt over de gebouwen, die
door hun oudheid en massaliteit het volk zoo
toespreken. Zij heeft de fondsen en goederen.
Zij heeft op hare boeken nog het grootst getal
lidmaten grooter dan eenige andere kerk. Wat
voornaam is in den lande door geslacht of
positie behoort op enkele uitzonderingen na
tot haar. Zij noemt zich dan ook bij voorkeur
de volkskerk. Maar het volk ontvalt haar meer
en meer. In streken waar het Modernisme
jarenlang den scepter voerde, is de kerk reeds
geheel ontvolkt. En waar de Ethische richting,
die zich orthodox noemt, doch feitelijk bedoelt
principieel en vierkant de Geref. Belijdenis te
ondermijnen en te weerstaan, overheerschend
is, ziet ge allerwege de belangstelling in de
zaak der religie verminderen. De kerkelijke
samenkomsten mogen, uit kracht der gewoonte,
des morgens nog goed bezet zijn, des middags
of des avonds zijn de kerken ledig. Alleen
waar Gereformeerd gezinde predikers het volk
om de oude banier der Belijdenis verzamelen
ziet ge nog teekenen van krachtig leven. De
Herv. kerk als kerk heeft de waarheid ver
worpen en daarom wijkt God van haar met
Zijn zegen. Dat proces is duidelijk zichtbaar,
het meest in de steden, maar ook in de dorpen.
In Amsterdam behooren volgens de laatste
volkstelling slechts 85, in Den Haag 42, in
Utrecht 47, in Rotterdam met hare vele bui
tengemeenten 52 van de 100 menschen tot de
Herv. kerk. En hoevelen moeten er nog wor
den afgetrokken, die, al staan ze nog op de
lidmatenboeken vermeld, niets meer met de
kerk van doen willen hebben, nooit meer naar
haar omzien, feitelijk zonder God en Zijn ge
bod leven. En dat dit alles niet te donker
gekleurd is, blijkt uit een adres dat circuleert
onder de lidmaten van de Herv. kerk te Am
sterdam aan den kerkeraad, „waarin zijn aan
dacht wordt gevestigd o.m. op de gewijzigde
verhouding van de massa tegenover de kerk,
die steeds meer van haren invloed op het
volksleven inboet en, naar gemeend wordt ook
niet in staat is dien te herwinnen, zoolang zij
haar werk op de tot nu toe gevolgde wijze
voortzet Het lage percentage zoo gaan de
adressanten voort het lage percentage der
te boek staande lidmaten, die eenigszins gere
geld ter kerk gaan, de in verhouding geringe
opbrengst van collecten, het kleine aantal hu
welijken, waarbij men nog op kerkelijke inze
gening prijsstelt, de in den gegoeden burger
stand en in de hoogere kringen toenemende
zienswijze om de kinderen niet te laten doopen,
of belijdenis te doen afleggen, zijn, vreezen
adressanten, symptonen van afval, die steeds
breeder afmetingen gaan aannemen". Zie
Standaard van 27 Mei 1914.
v. Loon.
(Wordt vervolgd).
Een verhaal uit het volksleven onzer dagen
door
ANTHONIA MARGARETHA.
6)
„Moeder, 'k mag mijn pop toch wel mede-
nemen
„Zeker, kind, gerust! Gerrit, nu moest jjj
ons zoo ver wegbrengenwij gaan dan den
singel over, waar ik die kousen moet bezorgen
jij kunt ze dan meteen voor me dragen."
„Goed, moeder."
Gerrit droeg dus de kousen, maar toen die
afgeleverd waren nam h(j ook afscheid van
moeder en Mina.
„Nu ga ik maar naar school toe, moeder."
„Dat is best mijn jongen denk aan onze
afspraak J"
In minder dan geen tijd was Gerrit uit het
gezicht verdwenen, hij kon loopen als een haas,
die jongen
't Was juist kwart voor tweeën, toen vrouw
Jansen en haar dochtertje bij Zwart waren.
„Daar zijn we al, vrouw Zwart," klonk het
opgewekt.
„Kom aan, daar doet ge goed aan kom bin
nen, kom binnen En ben jij daar ook Mienf je
„Ja, vrouw Zwart, maar waar is Trijntje?"
vroeg het kleine ding in éénen adem, terwijl
zij schielijk het vertrek rondkeek.
„Ze is op de plaats; o, daar komt ze al aan,
ze heeft je zeker hooren komen. Ga maar
gauw naar haar toe."
Terwijl de beide kleine meisjes zich hand
aan hand verwijderden, wenschte de weduwe
Jansen de moeder van de bruid geluk.
„'t Is een groot voorrecht," vervolgde ze,
„dat uw dochter zulk een oppassende man
krijgt, en dat hij zoo vóór de waarheid is."
„Ja, dat is zoo, maar dat heb ik haar altijd
voorgehouden ook. 'kHeb dikwijls tegen haar
gezegd kind, neem nooit een man die zonder
God kan leventrouw dan liever in 't geheel
niet. Maar toch, vrouw Jansen, al is nu, van
dien kant bekeken, alles zóó dat we 't niet
beter mogen wenschen, ik vertel je, dat het
een heel diDg is voor een moeder, haar oudste
dochter af te staan, 'k Heb nooit kunnen denken
dat me dit nog zoo zwaar zou vallen."
De oogen van vrouw Zwart werden vochtig.
„'kWil het gaarne gelooven," sprak vrouw
Jansen, die de gave had zich eens anders toe
stand goed in te kunnen denken. „Wij koes
teren onze kinderen en voeden ze op, en als
ze dan zoo oud geworden zijn, dat we hulp en
gemak van hen krijgen, dan gaan ze ons vrij
willig verlaten. Maar hebben wij indertijd niet
eyenzoo gehandeld Je moet aan die weemoe
dige stemming geen voet geven dank veeleer
den Heere, dat je door genade en met Zijn
hulp je dochter zulk een opvoeding hebt ge
geven, dat zjj nu in staat is, een godvreezend
man gelukkig te maken."
„Ja, ja, dat is zoo, dat is zoo," herhaalde
Magelang, 20 Juni '16.
Amice
De vorige week waren er weer tien Javaan
tjes, die door den doop in de gemeente werden
ingelijfd, 5 volwassenen met hun 5 kinderen
Deze oogst mochten we plukken in de desa
Pantjassan, waar we reeds enkele jaren werken
het zijn de eerstelingen, die .weldra door meer
deren gevolgd zullen worden, indien degenen,
die om den H. Doop verzochten, onder Gods
zegen bij hun voornemen volharden.
Ooze kleine gemeente op Zeelands Zendings
terrein is hiermee geklommen tot het getal van
68 leden, met inbegrip van de kinderen. Het
Europeesch gedeelte telt, met inbegrip van de
kinderen 35 leden, zoodat het geheel der ge
meente 103 leden telt.
Hoeveel moeilijkheden de arbeid vaak met
zich meebrengt, ge zult u toch met mij ver
heugen over den zegen, dien God hier op den
arbeid geeft. God werkt met zijn Geest ook
hier en meermalen mogen we door bewijzen
dier werking iu onze opgewekheid worden
versterkt.
In bijna alle plaatsen van Zeelands Zendings-
terreiD, waar godsdienstoefening gehouden
wordt, bevinden er zich die den H. Doop ver
zochten en nu geregeld catechetisch onderwijs
ontvangen. Die godsdienstoefeningen worden
gehouden op de volgende plaatsen
Grabag, waar de samenkomst bijna uitslui
tend bezocht wordt door Chineezen.
Setjang, waar slechts enkele belangstellenden
komen, maar onder hen zijn er ook die den
H. Doop begeeren.
Glagahombo. De gemeente alhier bestaat voor
't grootste deel uit gewezen Sadrachianen.
Ongeveer 20 a 25 wonen geregeld de samen
komsten bij.
Magelang. Behalve de leden zfln er hier 4 a
5 Mohammedanen, die getrouw komen.
Mandoengan. Dit is een nieuwe plaats, waar
we pas begonnen zijnvan het kleine groepje
waarvoor koempoelian gehouden wordt, valt
weinig te zeggen.
Pantjassan. Hier hebben we de eerste vruch
ten mogen plukken, waarvan ik boven schreef.
Djamblangan, is een nieuwe en veelbelovende
post. Hier zijn meermalen 25 hoorders bijeen,
waaronder velen die met belangstelling het
gepredikte woord volgen.
Peden is een plaatsje waar eens in de 14
dagen 4 a 5 de koempoelian bezoeken. Veel
hoop koesteren we niet van den arbeid daar.
Wat de colportage-arbeid betreft zijn er hier
twee colporteurs werkzaamde verkoop van
boeken is niet zoo schitterend als ik wel zou
wenschen. Als we 200 boekjes en bijbelge
deelten verkoopen per maand, zijn we al blij.
Colportage-arbeid is moeilijk en geschikte per
sonen voor dien arbeid worden slechts schaarsch
gevonden.
Van Mardi-Rahardjo, ons Javaansch propa-
ganda-blaadje, worden er iedere maand 3500
verspreideen gedeelte wordt verzonden per
post, een gedeelte verspreid door de helpers,
en een gedeelte door twee daartoe aangestelde
krantenverspreiders. De belangstellenden onder
de krantenlezers worden door huisbezoek nader
bearbeid en uitgenoodigd tot het bijwonen der
samenkomsten.
Scholen tellen we er op ons terrein vier
1. Hollandsch-Javaansche school met 120
kinderen en 3 Europeesche leerkrachten en een
Javaansche onderwijzer. Een nieuw, keurig
schoolgebouw wordt de volgende maand in
gebruik genomen.
2. Hollandsch-Chineesche school met 4,
weldra 5 Europeesche leerkrachten en 170
leerlingen. Van de Hollandsch-Javaansche
school zijn er enkelen, die catechetisch onder
wijs begeerden, 7 a 8 wonen iederen Zondag
avond de Europeesche samenkomsten bij.
3. Een inlandsche school in Glagahomba
met slechts 12 leerlingen en veel tegenwerking.
4. Een inlandsche school in Magelang met
twee onderwijzers en 27 leerlingen, 't Geld
voor schoolbouw werd toegestaan en binnen
kort hopen we in een goed schoolgebouw de
kinderen onder te brengen.
Voor de Europeanen wordt iederen Zondag
avond in de Landraadzaal godsdienstoefening
gehouden20 a 25 hoorders wonen geregeld
de godsdienstoefening bfl.
Vrijdagsavonds van 67 uur heeft er een
Evangelisatiebijeenkomst plaats voor Europe
anen in een huis, dat de chef van het pand
jeshuis voor dat doel beschikbaar stelde.
Donderdagsmiddags heeft er huisbezoek plaats
onder Europeanen, die vooraf door de Vrede-
bode, onze Indische Kandelaar, zijn bewerkt.
Onze onderwijzers alhier hebben in dezen ar
beid een groot aandeel.
Met deze opsomming wil ik volstaange
hebt hierin een vrij volledig beeld van den
arbeid, die hier verricht wordt. Gelukkig,
dat onze onderwijzers hier voor de vele admi
nistratie en voor den Evangelisatiearbeid onder
de Europeanen de behulpzame hand bieden,
daar ik anders moest gaan vragen om een
vrouw Zwart, terwijl zij met haar boezelaar
zich de oogen afwischte. „Maar toch, 't is
hard voor een moeder, dat zeg ik maar
De beide vrouwen zaten een oogenblik zwij
gend bij elkander. Vrouw Jansen verbrak de
stilte het eerst, zeggende
„Zou ik nu langzamerhand niet eens op pad
gaan
„Ja, dat zou niet kwaad zijn alles staat
klaar. Hier is het spoormaudje al de zakjes,
die er weg te brengen zijn, liggen er in, en
het briefje met de namen waar je wezen moet
ligt er boven op en dit is het versierde mandje
waarin je de bruidsuikers binnen m:et laten
brengen."
„Mij dunkt, ik moest maar eerst naar de
pastorie gaan, zou 't niet
„Ja, dat is best."
„Tot straks danik hoop maar dat Mina
'tje niet lastig zal maken."
„Geen nood, hoor! Ze spelen heel lief samen,
en ze kunnen op de plaats in geen zeven sloo-
ten tegelijk loopen, dus ik heb er haast geen
omkijken naar".
„Neen, dat is zoo dat's gemakkelijk. Nu
nogmaals gegroet'.
„Tot van middag, hoor
Weldra bevond vrouw Jansen zich voor de
pastorie.
Alvorens aan te schellen, legde zjj een zakje
n het siermandje en een ondertrouwkaart er bij.
Toen de meid de bruidsuikers binnen bracht,
vroeg de vrouw van den predikant zachljes
Wie brengt het, Antje?"
,De weduwe Jansen, Mevrouw".
„O, dat dacht ik al'k geloof dat zij een
kleine tegemoetkoming best kan gebruiken,
'k Heb zelden zulk een knappe weduwvrouw
geziende kinderen zien er ook altijd even
helder en knap uit".
Een oogenblik later was vrouw Jansen weer
vertrokken; toen zij het mandje terug ontving,
lagen er drie kwartjes in.
Zóó ging het hier en zoo ging het elders.
B(j den één vond ze twee kwartjes in't mandje,
bij een ander één, bij een derde twee dubbeltjes.
Eindelijk was het spoormandje leeg zij was
overal geweest.
„'k Ben mooi op tijd, 't is nog geen half
vijf", dacht de weduwe Jansen, terwijl ze op
de torenklok keek. „Gerrit heeft zeker z(jn
boterham al half ophjj zal zoo dadelijk wel
bij Zwart komen, om ons te komen halen, ik
weet, dat hij dit graag doet".
Juist had vrouw Jansen aan de vrouw van
den koster verslag gedaan van haar wedervaren,
toen Gerrit binnen kwam.
„O, ben u al terug, moeder? Ik heb mijn
boterham al op, en nu kom ik u haleu".
„Ja, maar je moeder moet hier eerst brood
eten en koffie drinken, daar gaat niets van af",
zeide vrouw Zwart op hartelflken toon.
Gerrit moest dus een poosje wachten, maar
dat was zoo erg niet, dat vond hij wel prettig.
Spoedig was de koffie gezet en het brood
klaargemaakt. Mientje werd ook binnengeroe
pen en kreeg een lekkere snede wittebrood
met suiker. Zij vouwde de kleine handjes tot
gebed en prevelde
„Heere, zegen deze spijze, Amen!"