Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland 30e Jaargang, Vrijdag 11 Augustus 1916 No. 33, UIT HET WOORD. Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg. Vaste MedewerkersD.D. R. J. v. d. VEER, J. D. WIELENGA, F. J. v. d. ENDE, J. H. LAMMERTSMA, L. LOON, 0. POL en F. W. J. WOLF. Abonnementsprijsfranco aan huis per half jaar 80 cent. PERSVEREEN1GING ZEEUWSCBE KERKBODE. Adres van de AdministratieA. D. LITTOOIJ 17 Middelburg. VIER WIJZEN. Wijsheid is een goed, dat b. v. onze koningin en haar raadslieden veel noodig hebben. In dezen tijd vooral. Daaraan moeten we eens denken. En laten we dan dat goed veel vragen voor haar en haar ministers van Hem, Die het geven kan en wil. Want we mogen niet vergeten, dat ons volk niet minder dan andere volkeren de ernstigste tijden doorleeft en telkens weer voor de grootste moeilijkheden staat, En waar ons volk voor staat, daarvoor staat onze koniDgin. En om die moeilijkheden door te komen, is wijsheid noodig. Daar aan hebben we te denken. Er zijn ook nog wel anderen, voor wie eveneens wijsheid behoort te worden ge vraagd. En laten we allen ook wijsheid bidden voor ons zeiven. Wie er geen ge brek aan heeft, is wijs bij zich zeiven en van zoo iemand zegt de SchriftHebt gij een man gezien, die wijs in zijne oogen is Van een zot is meer verwachting dan van hem«. Wijsheid is een goed, voor ons allen iederen dag en heel ons leven door, on misbaar. Immers, wel beschouwd, hoofd voor hoofd en allen saam, we staan voor een toekomst, waarin het gaat op leven en dood en waarover thans wordt beslist en we leven in een heden, dat ons als verantwoordelijke menschen heenvoert naar het groote gericht van den Zone Gods en naar de voleinding der eeuwen. Wij ook staan allen en doorloopend voor een groote moeilijkheid, voor een vraagstuk dat op gelost moet worden, n.l. hoe we zullen leven en hoe we zullen sterven om er eeuwige winst van te hebben. Een moei lijkheid alleen op te lossen door waar achtige wijsheid. Allereerst door ze te vragen van Hem, Die het ons niet wijten zal, dat we zoo iets durven vragen (Jac. 1 5). Ten tweede door ze biddend te be oefenen. Ten derde door er in toe te nemen en vóór dat alles naar dien God der wijsheid te luisteren. In het huis van Lamech (uit Kaïns ge slacht) was veel vernuft, maar niet veel wijsheid. Wijsheid, althans de wijsheid, door Salomo gepredikt, is wat anders dan vernuft. Ze is ook heel iets anders dan geleerdheid en dan intellect. Ze is eigen lijk niet zoozeer iets te h e b b e n, als wel iets te gebruiken. Want de wijsheid, door de Schrift geleerd, is practijk. Ze is LEVENSWIJSHEID. We zouden kunnen spreken van tweeër lei wijsheid. De Schrift doet het trouwens ook. Er is een wijsheid der wereld, die dwaasheid is voor God. En Jacobus, wiens brief we haast het spreukenboek van het Nieuwe Testament zouden kunnen noemen, onderscheidt tusschen een wijsheid, die van boven is en eene, die van beneden is. Hij spreekt van een aardsche, natuurlijke, zelfs van een duivelsche wijsheid. Natuur lijk is die wijsheid eigenlijk niets dan dwaasheid. Want de ware wijsheid, dat zegt Jacobus en dat zegt Salomo en dat zegt heel Gods Woord, de ware wijsheid wortelt in de vreeze Gods. De vreeze des Heeren is het beginsel der wijsheid. En daarom is voor de ware wijsheid ook noodzakelijk het geloof in Jezus Christus, »Die dus geworden is wijsheid van God, en rechtvaardigheid en heiligmaking en verlossing". Waar die wijsheid is, gaat men ter schole, allereerst in de Schrift. Want wat wijs heid zou men hebben, waar GodsWoords verworpen wordt Maar door het onder wijs der Schrift wordt men dan ook weer- geleid tot de Schepping. Zoo roept de Schrift ons toe, de oogen op te heften naar omhoog en te zien, wie deze dingen ge schapen heeft. En er zou geen beginnen aan zijn, om met enkele woorden te zeg gen, wat de groote bijbel in vele, vele woorden zegt, als ze ons leert van de wijs heid in de Schepping. In Gods Schepping ligt dan ook. mag men zeggen, de wijsheid voor het grijpen. Gods wereld is vol van Zijne goedertierenheid. Ze is zeker ook vol van Zijne wijsheid. En in Spreuken 30 worden wij nu ook naar die Schepping verwezen, naar de vier wijzen uit het dierenrijk. Van de zeven wijzen van oud-Grieken land heeft ieder wel gehoord. Eén van hen (Epimenides) wordt misschien door Paulus bedoeld in Titus 1 12. Maar de meeste menschen zullen hunne namen niet kennen. En van hetgeen ze als wijs heid verkondigd hebben, weet men in den regel al evenmin iets af. Ik moet zeggen, dat er ook mij niet veel van bijgebleven is. Doch hier zijn de namen van vier wereldberoemde wijzen, wier wijsheid ieder heeft te kennen en na te volgen, wil hij zich niet verlagen beneden het redelooze dier en zich zeiven onherstelbare schade berokkenen de mier, het konijn, de sprink haan en de spinnekop. Wat die vier wijzen doceeren, is heel eenvoudig. Niet hoog en niet diep maar vlak bij. Het gaat boven niemands begrip. Wat de vier wijzen ons zeggen, wist ieder al lang. Wijsheid zegt en doet geen din gen, waar een redelijk mensch met zijn verstand niet bij kan. Maar eerder dingen die ons versteld doen staan om hun alle- daagschheid, en gewoonheid, hun eenvoud. Daarom is de dwaasheid van den dwaas zoo groothij zondigt, maar ieder en hij dus ook kan weten dat het dwaas is, want de wijsheid is zeer duidelijk. Toch is de eenvoud der wijsheid tegelijk oorzaak, dat de dwaze menschen de wijsheid voor bijzien. Ze zoeken het ver en wijd, in het buitengewone en wonderlijke. En daar de wijsheid geen vertoon maakt, maar het stempel van den eenvoud draagt, ziet men haar over het hoofd. En zoo komt het dan, dat de wereld vol is van de dwaas heid der menschen. Want met de wijsheid is het zoo gelegen Er is meer aanbod dan vraag naar op de wereldmarkt. De koopers zijn weinige. Hoe laag de koopprijs ook is, ja, al is de wijsheid ook kosteloos ver krijgbaar, zonder prijs en zonder geld. Wijsheid is een heerlijke en genoegzame vergoeding voor veel, dat mier, konijn, sprinkhaan en spinnekop ontberen. De mieren zijn een ontsterk volk, de konijnen zijn een machteloos volk, de sprinkhanen hebben geen koning en de spin is veracht, maar de wijsheid van den Schepper ver goedde bij die vier al dat gemis ruim schoots, en maakt, dat bij hen door wijs heid zwakheid wordt omgezet in onover winnelijkheid en armoe in rijkdom en verachting in eere, kleinheid in grootheid en het onmogelijke in het mogelijke. Wijsheid brengt bij die vier dieren onge looflijke dingen tot stand en ik geloof, dat ze dat ook bij ons menschen doen kan en doen zal, zoo we de wijsheid, die in die dieren ligt, ter harte nemen. Ze is vier derlei. Ze is deze (0, zoo eenvoudig Ten eerste: Ge bebt uw tijd noodig; gebruikt hem. Ten tweedeGe hebt een toevlucht noodig woont er bij. Ten derde Ge hebt elkander noodigdraagt en zoekt elkaar. Ten vierde Ge hebt de middelen noodig neemt ze volhardend te baat. De mieren bereiden in den zomer hun spijze. Alles heeft een bestemden tijd, zegt de wijze mier. Zoo is de jeugd de tijd om God te zoeken. Wie Mij vroeg zoeken, zullen Mij vinden. De jeugd gaat haast voorbij. Ze is de beste tijd. En misschien eindigt het leven hier met de jeugd. Ge denk aan uwen Schepper in de dagen uwer jongelingschap. Zoo is de d a g de tijd van werken. De nacht de tijd van slapen. Werk dan zoo lang het dag is, de nacht komt in welken niemand werken kan. Laat ons niet slapen, maar als kinderen de3 daags waken en nuchteren zijn en werken. En zoo is het heden der genade do bestemde tijd om schatten te vergaderen, die niet door rust of roest verdorven worden. jHeden!" zegt de Schrift, en geen wonder, 't heden is kostbaarder en gewichtiger als het ware, dan het hiernamaals, want in het heden wordt het beslist, en hiernamaals is het onveranderlijk beslist. De konijnen zijn een machteloos volk. Maar ze zijn sterk door hun woning. Ze hebben een stevige, veilige, voor vijanden ongenaakbare woning, want ze hebben hunne huizen in de rotsen. En zoo veilig ze zijn in hun rotsholen tegen het roof gedierte, zoo veilig zijn wij tegen alle kwaad zoo wij ons toevluchtsoord hebben in den Rotssteen, Wiens werk volkomen is. Laten we zeggen: Mijn toevlucht is in God. En laten we dicht bij Hem blijven. Hij is krachtiglijk bevonden een hulpe in be nauwdheden. Hij is ook een toevlucht voor zondaars. Rots der eeuwen, aan Uw voet, Zoek ik hulp in nood en lijden We hebben ook elkander noodig. Ook deze wijze waarheid is zeer eenvoudig. En om nu andere voorbeelden maar eens daar te laten, niemand kan er aan twijfelen, zoo hij de Schrift gelooft, dat zonen van 't zelfde huis als broeders moeten samen wonen en dat wie van Christus zijn, één zijn en als één zich moeten openbaren. En de Schrift zegt, dat zelfs de Schepping het reeds leert: Zie het aan de sprink hanen. Ze hebben geen koning. Nochtans gaan ze allen uit, zich verdeelende in hoopen. We hebben elkander noodig. Dat blijft zoo. Ook in het scheurziek Nederland. En eindelijk is het noodig, de mid delen te gebruiken. De spinnekop grijpt met haar handen. Ze pakt aan, en ze komt overal, waar ze maar wil, tot zelfs in de paleizen der koningen toe. Ze gebruikt de middelen, die haar ten dienste staan, hoe gering ze zijn. Want ze heeft weinig ter beschikking. En ze is klein van kracht. En heeft alles tot vijand. Maar ze pakt aan en geeft het nietopen vol hardt en ze komt er. Ze komt, zij de ver achte, het dier, waarvan men walgt, tot in 's konings paleis. Commentaar overbodig. Weest wijs als de spin. K1BKELIJK LETEN. Hoe zullen twee tezamen wandelen Afzonderlijke nummers 4 cent. Advertentieprijs 1—5 regels 30 centiedere regel meer 5 cent Familieberichten 10 cent per regel. UITGAVE VAN DE Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiè'n tot uiterljjk Vrijdagmorgen te zenden aan den Drukker A. D. LITTOOIJ Az., Middelburg. Deze vier zijn van de kleinste der aarde docli deze zijn wijs, met wijsheid wel voorzien. Spreuken 80 24. F. J. VAN DEN ENDE. Dat we nog eens deze vraag bovenaan plaat sen, zal ieder wel kunnen verstaan, die kalm en aandachtig wil lezen, wat we hier laten volgen. Over 't algemeen wordt er lang zooveel niet meer gesproken in onze kringen over pun ten uit onze belijdenis, als voor enkele jareu. Eensdeels kan men dit toejuichen, want die gesprekken getuigden niet altijd van bezadigd heid en nauwgezet nadenken en zoo ontaarden ze wel eens in twistgesprekken, waaruit weinig goeds geboren werd. Doch anderdeels is er ook wel iets kwaads iu, wijl een mindere belang stelling daarvan de oorzaak is Andere vragen drongen naar voren en doen zich gelden. Denk hier maar aan den grooten oorlog, waarover eiken dag de bladen kolommen vullen, en welke het leven der volken uit zijn voegen licht. Er zijn menschen, die er zich niet mee bezig hou den willen, maar zulke verklaringen bewijzen reeds, hoe moeieljjk het is. Daarom stemt het tot blijdschap, dat er nog lieden zijn, die belangstelling toonen in de groote levensvragen, al is het dan, dat zij het niet in alles met elkander eens zjjo. Wanneer zjj slechts hun kalmte weten te bewaren en zich van alle voorbarige oordeelen onthouden, dan kan het zelfs zeer goed zijn, indien zij een zoo belangrijke zaak van alle kanten bezien. We mogen dit liever dan die zelfgenoegzaam heid, welke ons zoo licht doet zeggen 0, dat weet ik al lang en dat is voor mij zoo helder als kristal. Het is toch immers waar, dat al ons kennen ten deele is en dat we ons hebben te benaarstigen om op te wassen in de genade en in de kennis van Jezus Christus. Wie zich vergenoegt met een bloote bespiegeling, denkt al spoedig, dat hij het heeft gegrepen, maar wie de kracht van :t woord eenigermate ver staat Indien gij deze dingen weet, zalig zijt ffÜ, indien gij dezelve doet, zal niet gemak kelijk met zich zelf ingenomen zijn want het blijkt hem, dat weten niet voldoende is, maar dat de practijk er mede in overeenstemming moet z\iu. Natuurlijk zeggen sommigen, dat is ons ook niet onbekend, er moet vertrouwen bjj komen en een mensch moet leven overeenkomstig zijn belijdenis. Doch met dergelijke uitspraken is men niet gebaat, want var andere zijde wordt terecht meer verlangd en zoo verstaat men elkander in 't geheel niet. Om deze reden is het, dat we de aandacht vestigen op de belofte Gods, welke tot ons komt in het evangelie, en waarvan we het teeken en zegel ontvangen hebben in den heiligen Doop Nu loopt het verschil niet over de vraag,'of de uitnoodiging tot het heil, komende tot allen, die de blij- mare hooren, welmeenend is, want dit stemt ieder toe. Doch als iemaud nu wat aan die belofte zal hebben, moet hij overtuigd zijn, dat hij zich daarop verlaten kan, m. a. w. moet hjj helder de waarheid aan de toezegging zien. En dit nn kan alleen geschieden, als zijn oog er voor geopend is. Anders blijft het een woord, dat hij kent, maar zonder dat hij er

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1916 | | pagina 1