Verslag van den Walcherschen Zendingsdag. Verantwoording van Liefdegaven. INGEZONDEN STUKKEN. BOEKAANKONDIGING. den voor Soepirah, of God baar beter mocbt maken. Met de moeder van de stervende ben ik te ruggekeerd naar 't hospitaalde zieke lag buiten bewustzijn 't werd al minder en minder ik ging met haar in gebed, biddend om een rui men ingang, om kracht voor haar opdat ze zou kunnen heengaan en los kon laten, die ze achter lietals ik het amen uitgesproken heb, opent de zieke haar mond, roept enkele malen a a alsof ze 'tarnen na wil zeggen en toen vlood het leven heen haar ziel was heengegaan naar het Vaderhuis, waar de Heiland ook vóórhaar een plaats had bereid. Vaak wordt gevraagd naar het geestelijk leven van onze Javaantjes, en als we den Hol- landschen maatstaf aanleggen is men licht ge neigd om eenigszins sceptisch te staan ten op zichte van de uitingen van hun geestelijk leven. Maar evenals in zyn geheele leven hebben we de meeste Javanen ook in hun geestelijk leven als kinderen te beschouwen, 't Is zoo onge kunsteld, ze hebben geen termen waarachter ze de doodigheid van hart verbergen kunnen. Verlossing van zonden, onbevreesd zijn by den dood, het ingaan in den hemel, 't spreekt alles zoo vanzelf; twijfel is den geloovigen Javaan als het kind vreemd. Komt ge nu kersversch uit Holland waar vaak twijfelen als het genadekenmerk by uit nemendheid geldt, dan kunnen de uitingen van der Javanen geestelijk levensmet bevredigen, maar als men het volk eenigermate gaat kennen wordt men ook zoo anders gesteld ten opzichte van die uitingen. Alles als bij het kind. Zonde besef gaat niet diep, gelooven is gemakkelijk, afdwalen evenzoo, maar in dagen~van~moeite en lijden bidden ze ook als^kinderen en in de ure van den dood kennen ze,niet den strijd met den twijfel, als kinderen gaan ze de heer lijkheid in. Wat blijdschap glansde van het gelaat van deze stervende, 't was alsof ze het gezicht tege moet wilde -snellen er was bij hetjsterf,bed een hemelsche sfeer, heerlijk om er in te verkeeren. Dat deze Javaansche zuster zoo was heenge gaan wekte echter in den Javaanschen kring geen verwondering't was of ook zulk sterven van zelf sprak. Van ontroering bemerkt ge weinig. Welk geestelijk leven zou gezonder zyn Het leven van den steeds in twijfel verkeerenden broeder, of het leven zooals dit bij deze ster vende zuster openbaar werd? Heeft Jezus niet gezegd „Indien ge niet wordt gelijk de kin- derkens, zoo zult gij in het Koninkrijk der hemelen geenszins ingaan" Als steeds, t.t. A. Merkeljjn. (Slot.) Als derde spreker trad op ds. H. Kouwen- hoven van Leiden met het onderwerp: „Baan brekers". Deze voerde ons in gedachte naar Noord- Amerika en teekende ons in schoone taal de machtige oerwouden van voorheen, die plaats gemaakt hebben voor vruchtbare graanvelden en volkrijke steden. Wie hebben dat zoo doen veranderen vroeg spreker. Onze vaderen onder leiding van Van Raalte, met bijl en bijbel ge wapend. Velen dergenen die ons vaderland verlieten, omdat zij hier God naar Zijn Woord niet mochten dienen, en in N.-Amerika een nieuw vaderland zochten, zijn daar gestorven in den strijd met wilde dieren, door gebrek enz. Maar nochtans hebben zij daar een Geref. Hop» landsche kolonie gevestigd. Wat was de bezielende kracht dier baanbre kers Hun christelijk geloof. Zij waren geen baanbrekers ondanks hun geloof. Zij waren geen baanbrekers en tevens geloovigen. Neen zij waren baanbrekers, omdat zij geloofden. Het geloof bevat een kiem van kracht, omdat het put uit Christus, de bron van alle kracht. Niet maar door beschaving en cultuur, maar door het geloof in Jezus Christus, door hun in het geloof wortelend Gereformeerd belijden hebben zij die koloniën gesticht. Zoo ook zijn door het geloof de pelgrimvaders de stichters van de Noord-Amerikaansche repu- „Wel zoo," sprak deze vriendelijk, „is je zuster van avond aangeteekend Nu, dan feliciteer ik jelui van harte, hoor Je wordt al een groote meid, Trijntje, een zuster te hebben, die de Bruid is!" Trijntje vond het ook; in haar oog was er niets gewichtiger en voornamer dan een zuster te hebben, die de Bruid wasZij lachte ver legen en haalde vergenoegd de schouders op, terwijl zij van ter zijde Aagje eens aankeek. Vrouw Jansen wenschte ook deze van harte geluk, en gaf daarna de beide meisjes een stoel bij de tafel. Aagje tilde eerst haar zusje, dat kleine dikke propje, op den eenen stoel, waarna zij zelf op den anderen plaats nam. „Moeder laat vragen," begon Aagje nu, „of u morgen de zakjes rond zoudt willen brengen, en of u dan op den trouwdag wilt komen om te helpen bedienen." „Nu, heel graag," luidde vrouw Jansen's antwoord, „als ik maar weten mag hoe laat ik komen moet." „Moeder heeft het liefst dat u morgen maar dadelijk na het middageten met het rondbrengen begint, en dan heeft moeder gevraagd of u op den trouwdag 's morgens om acht uur wilt komen, want dan is er altijd nog zooveel te beredderen." „En of Mientje dan morgen middag bij mij mag komen spelen," vroeg Trijntje nu, met een fijn stemmetje. Zy was bang dat Aagje dit onderdeel van haar boodschap vergeten zou, en dit was toch voor het kleine ding het belangrijkste van al wat er te vragen was. bliek en Gereformeerde belijders de stichters van Transvaal en Oranje Vrijstaat geworden. De overtuiging leefde in hun hartDe hemel is van God en op iedere plaats wil God als God gediend worden. Een Christen moet baanbreker zijn. De Schrift leert ons dit overal. Hier rijst voor onze aan dacht de reuzengestalte van den apostel Paulus, die in het dicht woud van heidendom en joden dom een baan gemaakt heeft voor het Evan gelie van den Christus. Geen stem werd in dit dichte woud gehoord dan van de ijdele philosophie en eigengerechtigheid. Maar de apostel heeft er de stem doen hooren dergenen, die God in Christus loven door den Heiligen Geest. Paulus was een reus niet naar het lichaam. Hij was klein van gestalte en zwak van stem. Maar in dat zwakke lichaam woonde een gloed, een licht, een geloof, dat hem tot een onver- winlijken held maakte. Wat was de bijl, dien hij hanteerde? Het Evangelie van den Gekruiste. Daardoor vielen de boomen. Overal trok hij heen, zelfs naar Rome, het brandpunt van het heidendom, zetel der Caesars, die als god werden aangebeden. De keizer van het Romeinsche rijk was machtig, maar machtiger was de Christus. In dit geloof trotseerde Paulus alle bezwaren en gevaren. En het is door dit geloof, door de overtuiging dat er geene zaligheid is dan in Christus, door de liefde tot het verlorene, dat hjj den eenen boom na den anderen in het dichte woud van heidendom en jodendom velde. Z\jn arbeid is daarom maatgevend. Baan breker te zfin is onze roeping, is ook een der heerlijkste werkingen, die de Heilige Geest ons kan leeren. Als baanbreker hebben in de vol gende eeuwen de helden en heldinnen des ge- loofs gearbeid. Denk aan Willebrord en Boni- facius, aan Gützlaf, den apostel van China en zoovele anderen. En zou die kracht van het geloof gestorven zijn Gode zij dank, neen. Ook onze mannen op Java en Soemba hebben baanbrekersarbeid verricht. Hun arbeid scheen in den aanvang zoo nutteloos en hulpeloos. Meermalen vroeg ons ongeduld: Wanneer kan de sikkel geslagen worden in het rijpe koren Maar aan dat on geduld moet een toom in den mond gelegd worden. We moeten verwachten. Toen onze kolonisten in Amerika optraden, waren er ook niet ineens groote steden. Men begon met het bouwen van ruwe hutten. Doch deze eerste lingen beloofden een rijken oogst. Waren niet die ruwe hutten er eerst geweest, dan zouden nooit de prachtige steden verrezen zijn. Zoo mogen wij ook hope koesteren voor Java en Soemba. God de Heere, die onder Paulus' prediking er zoovelen deed zalig worden, als er verordineerd waren ten eeuwigen leven, Hij zal ze ook nu trekken uit de duisternis tot het licht, allen, die Hij den Zoon gegeven heeft. Als eenmaal de dag des oogstes daar is, zal de schoof ook niet ontbreken van Java en Soemba. Ongeveer 5 uur werd onze samenkomst, die zoo schoon slaagde, door ds. Kerkhof gesloten, nadat hy sprekers, muziekcorps, bedienden der cantine en wie verder tot het welslagen hadden meegewerkt, hartelijk dank gezegd had. Namens de Commissie, L. v. Loon. Kerk- en Schooinieuwa. TWEETAL te Appingedam S. Idema te Workum J. H. Lammertsma te Axel. te HallumB. van Halsema te Haastrecht B. A. Knoppers te Kapelle-Bieze- linge. te HeerdeP. H. de Jonge te Bunschoten; R. J. Sehoemaker te Heemse. te Hendrik Ido AmbachtB. van Halsema te Haastrecht C. J. de Kruijter te Oostkapel le. BEROEPEN te Bodegraven D. Hogenbirk te Charlois te Westmaas: R. Brouwer te Haamstede; te StellendamK. Schilder te Ambt-Vollen- hove A. „O ja," zeide Aagje, „dat heeft moeder ook nog gevraagd. Of Mientje morgen middag bij ons komt, en of u haar op den trouwdag ook maar meê wilt brengen, want moeder begrijpt wel, dat u anders zelf moeilijk weg zoudt kunnen. Gerrit kon dan tusschen schooltijd ook bij ons komen." „Heel graag, hoor, tenminste als Gerrit wil De jongen kreeg een kleur van genoegen, by de gedachte alleen om ook bij zoo'n groote- menschen-feest tegenwoordig te mogen zyn hy knikte wel driemaal van ja, terwijl zyn oogen straalden van vreugde. „Maar nu moeten we weer naar huis, anders zou moeder niet weten waar wij blijven Kom Trijntje," en by deze woorden tilde zy het kind van haar stoel, „geef vrouw Jansen nu een handje, dan gaan we weer heen." Tryntje deed hetgeen haar bevolen werd, waarna Aagje, die zoo gaarne moedertje speelde over haar zooveel jonger zusje, het kind zacht jes by den schouder naar Gerrit toeduwde, dien zy ook goedendag moest zeggen. Ook Aagje groette moeder en zoon. Terwijl vrouw Jansen opstond om de beide meisjes uit te laten, beurde zy Tryntje even omhoog, en zeide liefkozend tot haar „Ja, ja, klein ding, je zult onderhand ook naar bed moetenkyk eens hier, Mina slaapt al lang." Zy liet het kind even door de bedsteedeurtjes gluren, waarna het niet weinig trotsch ant woordde „Maar ik ben ook al zooveel grooter dan Mina, ik ben al bijna vijf en Mina is pas vier". (Wordt vervolgd.) AANGENOMEN naar MedemblikE. Buurma, em. pred. te Kampen naar WatergraafsmeerV. Hepp te Klundert. BEDANKT voor Vlaardingen C. B. Schoemakers te Kateu- drecht voor Drogeham A D. Hogenbirk te Charlois voor WezepG. Doekes te Nieuwdorp. Offieiëele berichten. Kapelle-Biezclinge, 30 Juli Zondag 30 Juli maakte onze geliefde leeraar ds. B. A. Knop pers aan de gemeente bekend dat hy een roeping had ontvangen van de gemeente te Almelo. Geve de Heere hem in dezen de werking en leiding Zyns Geestes, hopende straks met vrij moedigheid voor deze roeping te mogen be danken, is de wensch en bede van kerkeraad en gemeente. Namens den kerkeraad, J. Zegers, scriba. Middelburg A. Met hartelyken dank vermel den wy, dat door bemiddeling van ds. W. ont vangen is f 0,25 en 106 opgespaarde halve centen. Namens de Zendingscommissie, S. Verlare, Penningm. „Een steentje". Van „A. F. te S." met vriendelijken dank fl,„met het doel een steentje by te leggen aan de Kerk te Magelang". Ds. Wielenga. {Buiten verantwoordelijkheid der Redactie Aan Vriend Job Wisse Mz., te Biggekerke. Waarde Vriend Het schynt, dat myn vriend zich aan som mige gedeelten van myn schrijven in no. 20 dezer Kerkbode gestooten heeft. Vooral waar de nadruk gelegd is op rechtzinnige belijdenis, goed gedrag, enz. U vraagt my is dat zoo onbetrouwbaar Op zichzelven genomen, is een rechtzinnige belijdenis, goed gedrag, enz. noodzakelijk, wee dengene, die er niet naar handelt en wandelt, maar het schynt toch dat mijn vriend het geschrevene in zyn geheel niet goed ingedacht en verstaan heeft, want dan zou u, geloof ik, den Heere hebben gevraagd om licht en wijs heid en een beluisteren van de stem des Heeren, of een uitwendige rechtzinnige belijdenis en een leven, gelyk de ryke jongeling genoeg is, om welgetroost te leven en te sterven. AJ de Bybelheiligen hebben aan een belij denis, al was die nog zoo rechtzinnig, niet genoeg gehad, en waarom Daar was schuld die druktedaar moest men van verlost wor den. Daarom is het zoo noodzakelijk, dat God de Heere ten allen tyde zich over den zondaar ontfermt en Jezus Christus in de ziele ge openbaard wordt. Slaan wy het Woord Gods open, wat de H. Apostel Paulus door den Geest opgeteekend heeft in Hebr. 6 vers 48, dan komen zulke karakters te voorschyn, die hadden terdege een rechtzinnige belijdenis, maar ze bestond maar alleen in 't hoofd, en daar hadden ze genoeg aan. Maar de H. Apostel wyst in zyn verder schrijven op het noodzakelijke, want hy zegt in vers 9 tot heel de Kerke Gods: „Maar geliefden, wy verzekeren ons van u betere dingen met de^ zaligheid gevoegd, hoewel wij alzoo spreken." Daar waren dingen met de zaligheid gevoegd, die waren strikt noodzake lijk om ten eeuwigen leven in te gaan. Gij ziet dus, en laat ons by Geestes licht ons nauw onderzoeken, of het alleen maar belijdenis is. „Want het Koninkrijk Gods is niet ge legen in woorden maar in kracht." 1 Kor. 4 20. Iemand kan toch niet getroost worden, of hy moet eerst troosteloos wezen Dat stemt u toch toeDaarom is Hy, onze Zaligmaker, gekomen om alle treurigen te troosten. „Zalig zyn de armen van Geest, want hunner (hunner alleen) is het koninkrijk der Hemelen", en voor dezulken zyn des Heeren beloften. Daarom leiden beproevingen en verzoekingen (inwendig en uitwendig) tot den weg, tot de ontdekking van Christus, die toch alleen het leven en den vrede is. Heerlijke oefeningen daarvan zegt Job, ziende op de uitkomst, en met hem al Gods volk: „Als goud zal ik uit komen". En daarom, terwijl wy in het vleescli dat nieuwe beginsel omdragen, is er zoo'n hevigen stryd vanwege de zonde en het in wonende verderf, Want de stryd houdt niet op als de Heere zich aan de ziel openbaart, maar dan juist begint de stryd en die is nood zakelijk, want niemand wordt gekroond of by moet wettiglyk gestreden hebbenmaar heel de Kerke Gods de kleinen met de grooten, kan en mag, als dat liefdevuur ontstoken wordt zeggen en roemen„Maar in dat alles zyn we meer dan overwinnaars, door Hem die ons heeft liefgehad." Zooals ik verder opgemerkt heb in uw schrij ven is uwe beschouwing, dat zulk schrijven niet tehuis behoort in een gereformeerd blad rondweg durft u het eigenlyk niet te verklaren, want u zegtmaar of nu uw schrijven in een gereformeerd blad past, weet ik nietwas het dan maar niet beter geweest, als men het niet weet, het in de pen te houden. Maar ik ga verder. U dient het te weten, als Gereformeerd ouderling in Christus kerk moest u toch het kostelijke van het snoode kunnen onderscheiden. Een ouderling vooral dient er voor te waken, dat er geen vreemde leeringen en ketterijen in Christus kerk ingevoerd worden. „Weid de kudde Gods, heb opzicht daarover." En dat weiden der gemeente Gods bestaat niet in heersciien, maar vooral om een rechten weg aan te wijzen omtrent de dingen aangaande het koninkrijk Gods U schrijftElk gereformeerd lezer weet toch wel dat het in deze hartewerk moet zyn. Maar, zou het kennen in geestelijke zaken geen hooger beteekenis hebben? dan weten. Dat alle men- schen in Adam verdoemelijk voor God zyn en dat Christus, als de tweede Adam alles ver worven heeft, dat wordt van velen beleden en door velen geleerd maar, om Christus als den Vinder, Beginner en Voleinder van onze Zalig heid te eeren, daarin gaan m.i. de meesten mank. In de toepassing der weldaden, welke de Zaligmaker verworven heeft, wordt Hy van een aantal verloochend. Daar tegen ziet men ze in onze dagen nog even goed het hoofd op steken, al noemt men zich al Gereformeerd, als toen men ze Arminianen, Pelagianen en Cocianen heette. Hierin wordt het openbaar dat ze den doodstaat van den mensch loochenen, nademaal ze nog iets in den mensch willen stellen dat in hem overgebleven iseen z.g.n. vrye wil. Sommigen belijden dat met de Re monstranten openbaar, anderen doen het bedekt. Nu Christus tot zaligheid gegeven is, zegt men, moeten we Hem ook aannemen, dan zullen we zeker zalig worden. Dit is nog het kort begrip hunner leerstellingen, en waarbij velen niet schromen te zeggfn, dat ze Hem liefhebben en dat ook met uitwendige daden willen be- toonen, schoon ze het van binnen missen. David, de man Gods, zegt: „Ik zal U hartelijk liefhebben, Heere, myn Sterkte." En dat zegt een kind Gods ook. Het komt slechts op het hart aan. Als onze liefde alleen in het uitwendige bestaat en de liefde Gods is niet in onze harten uitgestort door den H. Geest, zoo zal ons dat niet veel baten. Het is ook opmerkelijk, dat dezulken, die een liefde hebben welke uit hun eigen brein voortkomt, doorgaans de grootste vijanden zyn van diegenen, welke God liefgehad heeft. Zonder de liefde Gods, is onze liefde niet bestand, daarom zegt Jo hannes in zyn eersten zendbrief: „Wy hebben Hem lief, omdat Hy ons eerst heeft liefgehad. Want wat er ook al gezegd en geschreven worde, en hoe men zich ook in onwetendheid kant tegen Gods Waarheid, Gods Woord blijft eeuwig van kracht. De Gereformeerde leer onzer vaderen is ge grond op dat onfeilbaar Woord, op dat Woord, dat alleen ons richtsnoer is, en naar hetwelk wy ook zullen geoordeeld worden. Al wat daar nu buiten is, welke naam men het ook moge geven, hoe keurig het met redenen en beschouwingen worde omkleed, het zal den toets niet kunnen doorstaan van de eeuwigheid, die het alles verklaren zal. Daarom, vermogen wy niets tegen de Waarheid, maar wel voor de Waarheid. Want uit Hem, door Hem, en tot Hem zyn alle dingen, Hem zy de heerlijkheid in der eeuwigheid. Ziedaar, myn vriend, eenige letteren terug op uw schrijven. Ik ben geen vriend van in couranten schrijven tegen elkaar, want waar leidt het doorgaans toeMaar in deze kon en mocht ik het niet laten eenige ophelderingen te geven. En nu heb ik geschreven. Ik kon er nog breedvoeriger op ingegaan zyn, maar de bescheidenheid laat niet toe om nog meer plaatsruimte te vragen. De geachte Redactie dankend voor de plaats ruimte, Uw vriend, Middelburg, Juli 1916. C. J. C. Gereformeerd Theologisch Tijdschrift. AH. 4. Augustus 1916. Nyverdal. E. J. Bosch Jbzn. Een vacantienummer van acht bladzijden, waarin alleen een zestal recensiën voorkomen, waaronder vier van dr. Aalders. De weten schappelijke verklaring van de Psalmen door dr. R. Kittel wordt bizonder aanbevolen. Prof. P. Feme's studie over het probleem van den oorlog schynt ook bijzonder lezenswaard. Op de omslag wordt aangekondigd, dat in een der volgende afleveringen te wachten is het referaat van dr. A. A. van Schelven over „het Zeeuwsche Mysticisme", door hem gehouden op onze jongste Zeeuwsche predikantenconfe rentie. Alle collega's, welke die conferentie bijwoonden, zullen dankbaar zyn, dat dit refe raat in druk verschijnt, en het nu nog eens op hun gemak kunnen bestudeeren. Timothens. Geïllustreerd Weekblad. Jaar gang 21. No 10. Juli-aflevering. Zwolle. La Rivière en Voorhoeve. Met zorg wordt dit tijdschrift bewerkt. Uit de „Geschiedenis van den Dag" op de voorpa gina valt voor ieder wat te leeren. De stich telijke stukjes behandelen N. T. vrouwenfiguren, o. a. De danseres, n. 1. Herodias' dochter. P. Brouwer teekent met welversneden pen „Opper bevelhebbers uit den wereldoorlog" en betoont ook daarin neutraliteitde sympathie voor Broessilof is niet minder dan die voor von Moltke. Illustraties en tijdschriften zyn pak kend. Een muziekstukje brengt poezie. De vragenbus geeft wetenswaardige dingen, terwyl in de „Vriend der Gezondheid" door bekwame hand allerlei recepten worden voorgeschreven. In „Arme visseher" kan men zien wat er zooal onder den zeespiegel gebeurt. Kon aan den persoon van ds. Tal ma niet ietwat meer aan dacht gewyd zyn? Of komt dat nog? Voort durend blyft dit Tijdschrift voor onze gezinnen van harte aanbevolen. Kerkhof.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1916 | | pagina 3