ding maken van het licht, dat aan de andere
z\jde op dit tijdperk geworpen wordt. We
doen dit aan de hand van de rede van dr. J.
Ridderbos.
Hoe zag het er met dit volk uit voor dat
Mozes onder hen als leidsman optrad Het
waren nomaden-stammen. Ieder weet wat
daarmede bedoeld wordt. Menschen zonder
vaste woonplaatsen, die in groepen van het
eene oord naar het andere trekken. Dit is
voor iederen bijbellezer duidelijk, want hij
denkt van zelf aan 't leven, dat de aartsvaders
geleid hebben. Hoofdzakelijk voorzien zulke
lieden in hun levensonderhoud door wat hun
kudden opbrengen.
Maar wat ons meer belang inboezemt is de
vraagwelke godsdienst hadden deze lieden.
Daarop wordt ten antwoord gegeven polydem
onisme, een vreemd woord, maar dat toegelicht
wordt op deze wijzehet geloof aan geesten,
demonische machten van zeer verschillenden
aard, tendeele zich vrij bewegend, tendeele
geïncorporeerd in steenen, boomen, bronnen,
dieren enz. in welk geval men dan ook spreekt
van Fetisjisme.
Daar hoort ge vreemd van op. Aan zoo iets
hebt ge zeker nooit gedacht. We hebben ook
wel de gedachte, dat Israël in Egypte levende
en dagelijks in aanraking komende met dit
afgodisch volk, niet stond op de hoogte als
hun vaderen Abraham, Izaak en Jacob, maar
dat het zoover gedwaald was, als ons hier gezegd
wordt, neen, dat wil er bü ons niet in. We
gedenken er trouwens aan, dat het tijdens zijn
zwaarste verdrukking riep tot den God van
Abraham en we lezen, dat hun gezucht en
gekerm opkwam in de ooren van den Heere
Zebaoth.
Doch dit is nog niets, vergeleken met wat
nu volgt„Toen de stammen onder Mozes'
leiding werden saamverbonden tot een volk,
aanvaardden ze als gemeenschappelijke godheid
Jehovah, die van te voren waarschijnlijk den
God van den Sinai was, toen misschien door de
Kenieten werd vereerd en het karakter droeg
van een onweersgod". Wat zegt ge daarvan
Is het niet beklagenswaard In onze schatting
heeft de naam Jehovah een geheel eenige be-
teekenis, en we hebben altijd vastgehouden aan
de belijdenis van den profeet Heere is zijn
gedenknaam. Die naam is onder alle anderen
welke Hij zich zelf gegeven heeft de voortref
felijkste, die nooit aan eenig schepsel God
toegekend werd, en nudient hij ter aanduiding
van een plaatselijke godheid, welke waarschijn
lijk in den omtrek van den berg Sinaï geëerd
werd, een godheid van den bliksem en den
donder, die alzoo een zeer beperkt gebied had
en die slechts over een enkel wapen te be
schikken had.
Naast zulk een godheid is er natuurlijk
plaats voor andere goden en geesten. Het
„hoor Israël, de Heere onze God is eenig God",
verliest vanzelf al zijn beteekenis. Het is een
frase zonder inhoud.
Wat gebeurde er nu, nadat dit volk in
Kanaan gekomen was. Men denkt, dat de in
neming nog al vreedzaam is toegegaan. Daar
was destijds nog al ruimte voor Israël naast
de bewoners van dit land. Ontstonden er ook
geen moeilijkheden uit het verschil van religie
Ach neen. Die bewoners leefden voornamelijk
van den landbouw en hadden derhalve vaste
woonplaatsen. In vele opzichten waren zij de
Israëlieten vooruit. De eersten werden dan ook
de leermeesters van de laatsten. Zij onderwezen
hen in den landbouw en deden daarbij uitko
men, dat de akker alleen z\jn vrucht gaf, in
dien de bevolking eere en hulde bracht aan
den Baal. Daarbij moet men wel bedenken,
dat zulk een Baal ook slechts een bepaald ge
bied had, waarop hij zich alleen kon laten
gelden. Israël behoefde niet te kiezen tusschen
Baal en Jehovah. Deze twee stonden niet
tegenover elkander, sloten elkander geenszins
uit. In 't eerste althans woonde naar Israëls
voorstelling Jehovah nog altijd op den Sinaï
en wat was er nu tegen dat zij, behalve aan
Hem ook eerbied bewezen aan den God van
die streek, waar zij zich nu eenmaal gevestigd
hadden.
Langzamerhand echter behaalde Jehovah de
overhand. Alle eigenschappen en deugden,
welke aan de Baiils behoorden, gingen op Hem
over, en daardoor won Hjj voor het bewustzijn
FEUILLETON.
Uit vroegere dagen.
Twee koeien gaf Maarten voor een jaar weg,
een verkocht hij er, en de vierde hield Ger-
ritje voor zich. Zij geloofde vast dat zij die
koe houden en dagelijks ook melken zou, al
wist zij niet hoe en van waar er voeder voor
te krijgen. „Doet als man wat gü verplicht
zjjt," zeide zij tot haar man, „maar al doet gij
het beest een touw aan, en gaat er meê huis
aan huis, om het weg te geven, gij zult het
niet kwijt raken." Nu haar geloof werd niet
beschaamd. Maarten ging er op uit om een
uitweg te zoeken, maar vond niets. Alsof het
dier, met ik weet niet welke gevaarlijke pest
besmet was, zoo werd het door ieder geschuwd
niemand wilde het hebben. Dan, waar de men
schen geen uitweg weten, is er voor den Heere
niets te wonderlijk en Zijn arm is niet verkort
dat Hij niet zou kunnen verlossen. Ook hier
toonde Hij te kunnen en te willen uithelpen,
als ook dat de harten der menschen in Zjjn
hand zijn om ze te neigen als waterbeken tot
wat Hij wil. Terwijl Maarten bezig was zich
van de laatste koe te ontdoen, kwam er een
Roomschen landbouwer bij Gerritje aan de
deur en zeide tot haar: „Ik heb gehoord dat
„gij uw vee niet aan den dijk mocht weiden,
„daarom kunt gij wel een beest bij mij in
„den polder brengen." Dat Gerritje met ver
van 't volk. Al wat goed was ging op Hem
over en zoo begon Hij uit te munten boven
de verschillende goden welke in Kanaiin vereerd
werden. Dit was dus de eerste winste, welke
de godheid van Israël verkreeg, door de aan
raking welke zijn volk verkregen had met
Kanaiins goden.
Tengevolge daarvan onderging Israëls religie
ook een gewichtige verandering. Geheel of
bijna den openharen cultus, de drie groote
feesten, den hocgtedienst met zijn ceremonieel
nam Israël van de Kanaanieten over. Ook in
dit opzicht een groote vooruitgang. Eerst was
Jehovah een godheid van het onweder, den
oorlog, de verwoesting en het verderf en het
sprak vanzelf, dat zulk een voorstelling strijdig
was met de beschaving en de ontwikkeling,
doch zie ter goeder ure heeft hjj alles van de
Baiils verkregen, wat haar ontbrak en zoo kon
deze relegie een blijvende plaats zich veroveren
in dit vruchtbare en sierlijke land. Immers op
deze wijze werd Jehovah nu ook naar Hosea's
woord de gever van koren, most en olie. Later
treden de profeten op, die deze religie nog
meer zuiveren en haar verheffen boven alle
heidensche afgoderij.
Waar de H. Schrift ons leert, dat het die
nen van de Baiils en de Astartes beschouwd
moet worden als afval van den hoogen God,
daar leeren deze mannen ons, dat het omge
keerd is geweest, een vooruitgang, een ontwik
keling in de goede richting. Deze twee be
schouwingen staan dus rechtstreeks tegenover
elkander. Het gaat niet over een bjjzaak, maar
over de hoofdzaak. Nooit kunnen deze twee
met elkander leven, naast elkander bestaan.
Zij sluiten elkander ten eenemale uit. Zjj heb
ben niets met elkander gemeen. Of de een of
de ander, een derde is er niet.
(Wordt vervolgd).
„Vacantie Buiten."
De vereeniging „Vacantie Buiten" zond ons
haar jaarverslag over 1915- Verleden jaar had
zfj plaats gevonden voor 148 kinderen, die op
deze wijze enkele weken ontspanning op 't
platteland genieten. Friesland alleen nam 68
kinderen gastvrij op en in 't bizonder wordt
aan ds. W. B. C. van Helsdingen erkentelijk
heid gebracht, die 24 kinderen wist te plaatsen
in Augustinusga en Surhuizum.
In Zeeland was het aantal dit maal zeer
gering. Slechts in Terneuzen en Hoofdplaat
werden drie kinderen geherbergd. Anders
nergens in ons gewest. Dit was vroeger beter.
Toegeschreven moet het zeker worden aan den
oorlogs-toestand.
We deelen dit mede om de belangstelling
voor deze vereeniging te vragen, want zij ver
richt een goed werk Het is voor kinderen
uit Amsterdam of Rotterdam een voorrecht,
indien zij eens enkele weken in't jaar genieten
kunnen van het licht en de lucht op 't land.
Voor de lichamelijke ontwikkeling is het zeer
goed. Dit blijkt dan ook uit de ge^iehtstoename,
welke gemiddeld 2,72 K.G. bedroeg. Maar
ook bevordert het de zedelijke en de geestelijke
ontplooiing der vermogens. Zulke kinderen
zien eens de wijde velden met hun vruchten,
het geboomte met onze vogels, de weiden met
ons vee. Zij komen eens in een geheel andere
omgeving en leven een tijdlang onder vreem
den. Het is een verrijking van hun leven en
in latere jaren zullen zij zich nog herinneren
wat zij in zulk een vacantie gezien en gehoord
hebben.
De vereeniging doet alzoo een goed werk
en we hopen, dat zij dezen arbeid niet alleen
moge kunnen volhouden maar dat zij gelegen
heid vinde om het uit te breiden.
Bouma.
TOOB DE JEUGD,
'tls weer tijd voor me, om mijn jeugdige
vriendjes en vriendinnetjes uit de Kerkbode
te beantwoorden. Als. het zoo half de maand
gaat worden, dan rekent men er op, dat de
rubriek voor de Jeugd een plaatsje krijgt inde
krant en als soms de Jeugdredaeteur zich wat
verlaat heeft en niet op tijd klaar is, en dat
gebeurt ook wel eens, of dat door andere oor-
bazing deze onverwachte blijde boodschap aan
hoorde en dat zij nauwelijks woorden kon vin
den om dezea vriendelijken helper te danken,
zal wel niemand verwonderen. Zij zag er de
hand in van den Almachtigen God die helpen
kanvan den trouwen Vader in de hemelen
die helpen wil, zoodat zij uitriep: „Gij zfjt
een God die U verborgen houdt, nochtans de
Heiland." Haar dochter vertelt er ons van
„Het was of dat beest geen melk, maar enkel
„room gaf. Nooit, vóór of na hebben wij zóó
„gemolken. Moeder zeide eens: Ik zou zoo min
,'sHeeren daden te kort durven doen, door ze
„algemeen te maken, dan door ze te verdon
deren, maar dit is dan toch al iets zeer bij
zonders, dit is van den Heere!" Zoo is het nog
als in Jeruzalem's tijd, niet in den overvloed
gelegen dat iemand leeft van zijne goederen.
En ofschoon het eene leed op het andere
en de eene verdrukking op de andere volgde,
de Heere betoonde voor dit gezin dezelfde
God te zijn als voor Israëleen God die nooit
beschaamd maakt die op Hem betrouwen. Ook
zij konden zingen
Hij zal hen nimmer om doen komen
In duren tijd of hongersnood.
Hun aardsch bestaan was zoo goed als weg,
de inkomsten begonnen zeer te verminderen,
allerlei last en vervolging kwam. Als zij, en
vooral Maarten, op straat kwamen, regende het
steenen, telkens werden 's avonds de glazen bij
hun ingeslagen, en hadden zij gejoel rond hun
huis. Dan werd er geroepen: „Kerkverwoesters,
komt er uitMet zulk een verwoedheid ge
schiedde een en ander, dat sommige daders
zaken de raadselrubriek een week achteraan
komt, dan hoor ik wel eens, dat geeft teleur
stelling en dan krijg ik het van velen zoo eens
te hooren „we hadden de raadsels al eerder
verwacht". Doch ik geloof, dat ik nu aardig
op mijn t\jd ben en zonder ongelukken kunnen
jullie a.s. Vrijdag je brieven beantwoord en
voor een deel je vlijt weer beloond zien. Die
dezen keer in aanmerking voor een prijs komen
zijn
1. Jo van Vliet, Nieuwstr. Aksel, „Kom
en zie".
2. Z. Francke Jz., Grijpskerke A 3. „Door
zijn hond gered."
3. Greta Bosschaart, Middelburg, Seisweg
R 108 „De Oranjestam".
4. Izaiik Leenhouts, Souburg, Ritthemsche
str. 2642. De Oranjestam".
5. P. J. van Bortel, Schoondijke. „Een ver
heugd volk en een jubelende stad."
6 Maatje Krijger, Driewegen bjj Goes.
„De Bibliothecaris."
Dat is gelukkig weer verdeeldik geloof
dat de prijzen wel zullen meevallen, er zijn
prachtige boeken bij.
Oplossing van raadsel No. 1 is helm. De
bedoelde tekst is Spr. 7:2: Bewaar mijn ge
boden en leef.
De rebus wasNachtvlinders.
Mei-Raadsels
I.
Het geheel is een gedeelte van een tekst
uit Lukas, en bestaat uit 37 letters.
19, 11, 17, 28, 26 en 10 een discipel van Jezus.
7, 9, 18. 35, 17 en 8 een geweldig jager uit
het Oude Testament.
1, 2, 24, 4, 31, 27, 35, 6, 19 en 32 een land
of stad bekend als bijnaam van een zee in
Galilea.
3, 15, 13, 23, 16, 14 en 27 de laatste Koning
van Juda.
19, 12 en 22 vliegt snel voorbij.
30, 20, 25, 29 en 33. Het tegenovergestelde
van begin.
13, 34, 36 en 37. Naam van een bewoner
van een land in Noord-Europa.
II.
REBUS: L"K
w
Oplossingen vóór Donderdag 25 Mei a.s. aan
het bekend adresJeugdredaeteur. p.a. Dhr.
Littooij, Spanjaardstraat, Middelburg.
Brievenbus.
S. d. R. Gefeliciteerd met je jaardag, voor
een negenjarige aardig gedaan.
Jac. en M. Kr. Ik vind het leuk, dat je
zus ook meedoet en wat schrijft die netjes.
P. J. v B. Blij je er weer bij te zien, ik
begin op je te rekenen.
H. Sch. Een weinig van den juisten weg
afgedwaald, zie oplossing No. 1, brief No. 2
ontvangen.
El. Liefb. Veel genoten op je reis?
L. v. V. Hoe bevalt het je op de Middelb.
school
Fr. d. Dr. Nu kun je van 't mooie weer
genieten, als je naar school gaat.
J. Sch. Tien minuten kan er altijd af,
doe nog maar een poosje mee.
Joh. E. B. Dank voor je brief en dank
voor je raadsel.
Adr. Lahr. 't Spijt me heusch, dat er een
fout in stond.
J. 1. F. Bjj wien de fout schuilde, is nu
moeilijk te zeggen.
I. L. Misschien kan ik dit raadsel wel eens
plaatsen.
Jac Geelh. Een volgende keer wat meer!
Jan W. Van harte beterschap. Je raadsel
is niet moeilijk.
Jo v. VI. Je voorstel is nog zoo kwaad
niet toch zou het misschien wat ijdel van me
zijn.
P. L. 'k Ben er zeer over tevreden.
Adr. Sch. Je brief gelezen en ditmaal je
niet over 't hoofd gezien, zoools je ziet.
L. Taz. Welkom, doe maar geregeld mee.
N. Sch. Oplossingen in orde.
S. en P. van H. Je ziet de laatste waren
jullie nog niet.
Joh. P. P. Eet je niet graag bruin brood?
P. de Br. Druk op 't land geweest met 't
mooie weer
door het glas verwond werden, en later met
zwerende handen liepen, zoodat zij goed be
kend werden. Er werd echter niets tegen ge
daan. Recht voor allen, behalve voor nu
vult dit zelf maar aan lezers. Allen die zich
bjj hen voegden, werden zooveel mogelijk uit
hunne broodwinningen gezet. De verguizing
en bespotting was algemeen. Het werd nog
erger zij kregen inkwartiering. Dat zal toch
wel rust gebracht hebben, zegt ge. Toen die
ordeverstoorders allen wat dragonders in huis
kregen om hen in toom te houden, zullen deze het
wel niet meer gewaagd hebben die rustige bur
gers te bemoeilijken. Gij vergist u echter zeer.
Zeker zou 't naar recht zoo geschied moeten zijn,
maar 't omgekeerde gebeurde. De afgescheide
nen, of juister: zjj die den Heere in alle een
voudigheid naar Zijn woord wilden dienen en
het goede voor land en volk bij Hem zochten
die rustig leefden en niemand overlast aan de
den zij kregen de inkwartiering. Salomo zeide
reedsEr is niets nieuws onder de zon. Het
ging te S evenals te Thessalonika in Pau-
lus dagen. Gij weet daar huurden de Joden
booze mannen uit de marktboeven en verwek
ten een oproer; sleepten Jason en eenige an
dere van de discipelen naar den rechter, roe
pende „Deze, die de wereld in roer hebben
gesteld, zjjn ook hier gekomen, zeggende dat
er een andere Koning is, n.l. Jorus." Zeker,
wat in die dagen aldaar en op vele andere
plaatsen is voorgevallen, is zeker wel de zwartste
bladzijde in de geschiedenis van het Neder-
landsche Liberalisme. Hoe ook steeds roemende
op verdraagzaamheid, hebben zij nooit anders
Adr. C. K. 't Deed mjj veel genoegen je
brief te lezen en van je beterschap te hooren.
J. Fr. Ik hoorde dat ze zoo gemakkelijk
waren, dank voor je weet wel.
M. Karm. 'kZal je eens een nieuwe pen
sturen, hoor.
P. M. St. Dat viel nog al mee met die re
bus, bijna allen gevonden.
Cath. B. 'k Zal eens probeeren je raadsel
op te lossen.
P. B. Dat geloof ik, dat het verschil groot is.
Pieternella B. Veel genoegen gehad met
Paschen
Gr. B. 'k Ben toch dicht in de buurt geweest.
Cath. Fr. 'kZal het goed onthouden nu,
als ik het aan den achterkant eens opschreef.
Ges. H. Kr. Dank voor je briefje.
D. C. Vert. 'kHeb het ook gezien, 'k vond
het akelig.
Jans Verb, 'k Kon zien, dat je het druk had.
Jan H. Dan is je zus een heel eind uit de
buurt.
G. Akkerh. Dank voor je grooten brief.
Chr. St; In orde ontvangen?
J. P. v. H. 't Is toch goed terecht gekomen,
zie ik.
A. d. Vr. Doe maar mee.
Janna Br. Blij, dat je brief er bjj was.
P. Ton. Op 't nippertje, toch nog niet te
laat.
H. K. en P. C. All. Je raadsel is nog niet
zoo gemakkeljjk, geloof ik.
Ant. B. De prjjs zal wel komen, een beef je
geduld.
Anna en J. Deurl. Een volgende keer mis
schien wat grooter brief?
Marina K. Zeker wel haast gehad
El. B. Dat was treurig nieuws, hé
Corn. L. Walr. Braaf van je, datje het dan
zelf maar doet.
N. KI. Dank voor je briefje.
Kerk» <n Schoolnlenwi.
TWEETAL
te RijswjjkJ. Thijs te Hattem
C. J. Wielenga te Ilazerswoude.
BEROEPEN
te Ouddorp K. Winkelman, caud. te Loenen
a.d. Vecht;
te IleerjansdamM. Gravendjjk, cand. te Rot
terdam
te WatergraafsmeerF. C. Meyster te Rotterdam.
AANGENOMEN
naar RotterdamG. Wielenga te Zwolle
naar TwijzelK. Winkelman cand. te Loenen
a.d. Vecht.
BEDANKT
voor OosthemW. Weenen te Vianen
voor ElburgJoh. S. Langen te Gouda.
Na peremptoir examen heeft de classe Assen
den heer J. Hoekstra, ber. pred. te Vries, toe
gelaten tot den dienst des Woords en der Sa
cramenten.
Afscheid van Lutjegast ds. J. A. Tazelaar
met Hand. 20 32.
De heer J. A. Verhoog, ber. pred. te Reeu-
wijk c. a. is na peremptoir examen door de classe
Gouda toegelaten tot den dienst des Woords en
der Sacramenten.
Bevestigd te Delfshaven ds. R. Zjjlstra,
overgekomen van Hoogeveen, door ds. J. Schoon
hoven met Rom. 10 17zijn intree deed hjj
met de woorden uit Gal. 6 14.
Het bureau voor algemeene vacature-dien
sten werkt nog niet geljjk dit wezen moest.
Daarom wordt nogmaals allen dienaren des
Woords verzocht dat ze aan dat bureau melden
in welken maanden zjj een hulpaanvragende
kerk zouden kunnen dienenook kunnen zjj
opgeven, welk deel van het land zjj voorkeur
geven. Tevens behooren zjj als zjj de opgegeven
datum later verzeggen, daarvan mededeeling te
doen. Aan de kerken wordt verzocht om voor
niet meer dan 2 a 3 bepaalde Zondagen tegelijk
opgave te vragen. Het adres is ds. F. Kramer
te Beverwijk.
De classe Apeldoorn heeft een commissie
benoemd, om een onderzoek in te stellen naar
gedaan dan hen, die voor den naam en de zaak
des Heeren durfden opkomen, tegen te staan
en te verdrukken.
Maar wij zouden u van die inkwarliering
vertellen.
Het was op een schoone Mei morgen de zon
scheen helder en de pereboomen bloeiden
weêr. Zoo rustig lag daar het dorpje. De lin-
deboomen vervullen het met een aangename
geur, en de menschen hadden ook rust want
het was Zondag. Het zou echter niet zoo rus
tig bljjven. Eenige koeien, die al vroeg waren
begonnen te grazen, waren verzadigd en lagen
te herkauwen bij een hek dat over den djjk
liep. Een paar jongens zaten op het hek en
zagen een leeuwerik na, die zingend al hoo-
ger en hooger steeg, maar hij daalde toch weêr
daar, waar hij zijn nestje had. Arie en Piet
wilden er eerst op afgaan, maar zjj begrepen
dat zjj niet over de sloot konden komen. Zij
overlegden wat zjj nu verder doen zouden. De
dag was nog lang en het weêr zoo mooi. Zjj
hadden langs het water geloopen, in de hoop
iets te vinden dat aangespoeld was. Over hek
ken waren zij geklommen en in het riet had
den zjj naar vogeleieren gezocht. Piet zat niet
stil en zich omkeerende riep hijArie, kijk eens,
kjjk eensen meteen viel hij, daar hjj zich
niet vast hield, van het hek af. Dadelijk ech
ter was hij weer op en er over, en zonder
een woord te zeggen liep hij wat hij loopen
kon naar het dorp. Arie hem achterna.
(Wordt vervolgd
6)