FEUILLETON.
Uit vroegere dagen.
30 April.
[I Congres voor Gereform. Evangelisatie.
ZENDIXG,
Voor de Bibliotheek der Holl. Chin.
School te Magelang.
Kerk- en Sehoolnieuwe,
nis van hun schuld keerden zij dan weder tot
den God hunner vaderen en riepen uit hun be
nauwdheid tot Hem om uitkomst en redding.
Op deze smeeking verwekte God mannen, die
als helden de vijanden durfden staan en hen
versloegen. Op deze wijze kwam er dan weder
verademing, maar in den regel duurde het niet
lang, of het volk verviel weder in afgoderij.
Treurig waren meermalen de toestanden en waar
lijk het werd meer dan duidelijk, dat het volk
in zich zelf niet beter was dan andere volken.
Op grond hiervan heeft dan ook steeds de
meening gegolden, dat de overgebleven volks
stammen Israël tot een valstrik waren, welke
dit hoogbevoorrechte volk naar beneden trokken.
Doch tegen die meening is nu van de zijde des
ongeloofs een bittere strijd gevoerd. Gij ver
gist u, heeft men geroepen, die overgebleven
oorspronkelijke bewoners van Kana.in stonden
in zedelijk en godsdienstig opzicht veel hooger
dan Israël en zij hebben aan dat volk groote
diensten bewezen. Zij hebben hun vergaderde
schatten opengelegd en medegedeeld aan Israël
en wat gij als afval teekende, was inderdaad
vooruitgang en ontwikkeling. Israël was een
nomaden-volk en had dan ook een beschouwing
over God, die geheel overeenstemde met het
volkskarakter. Jehovah was de God van Sinai',
van het onweder, van 't vuur, van den krijg,
van de verwoesting. Het was een gelukkige
dag, waarop Israël in aanraking kwam met de
rustige landbouwende bevolking van Kanaan
en door haar met de Baiils en de Astarses,
goden en godinnen, die Israels beschouwing
wijzigden en verzachtten. Het was derhalve
geen verachtering, allerminst afval, wanneer
Israël andere goden leerde kennen en dienen.
Integendeel, het was vooruitgang en ontwikke
ling. Heel wat goede elementen heeft Israël
overgenomen van de Kanaiinieten en dit was
werkelijk wel noodig.
Maar ge vraagt, hoe is 't mogelijk, dat men
aan zulk een voorstelling komt en haar huldigt
en ge zijt benieuwd om de gronden te vernemen,
waarop zulk een geheel van den Bijbel afwij
kende meening rust. Welnu, daarover willen
we een volgend maal iets zeggen, want het kan
ook voor ons zpn nut hebben, wanneer we daar
van althans iets weten. Wij kunnen daardoor
verslaan, welk een strijd er gevoerd wordt om
de volkeren af te voeren van de grondslagen
waarop het leven tot dusver gebouwd was
Hoe schoon was het Zondag. In enkele
dagen had reeds de zon een groote verandering
teweeg gebracht. Heel de planten-wereld ge
tuigde van jong, frisch leven. Gods trouw en
goedheid is groot. Alles wekte op om in een
blijde stemming op te gaan naar de voorhoven
des Heeren om Zijn Naam te loven en te
danken.
Met heel ons volk gedachten we er aan,
hoe God ook in ons vorstelijk paleis een dag
gegeven had van blijde herinnering. Aller
hart was bewogen, toen op dien Vrijdagmorgen
het bericht de ronde deed, dat aan ons Vor
stelijk Echtpaar een Dochter geboren was.
In menig oog blonk een traan en in menig
hart was dankbaarheid. En sedert dien tijd
was de 30ste April een nationale feestdag.
Steeds vernamen we, hoe de lichamelijke en
geestelijke ontwikkeling onzer Prinses geregeld
voortging en we verheugen ons daarover. Heeft
onze Koningin haar kind eens genoemd haar
zonneschijntje, we verstaan dit en we willen
blijven bidden, dat God in haar steeds een
oorzaak van dankzegging en vreugde aan ons
Vorstelijk gezin geven moge. We gevoelen
in deze donkere tijden nog meer dan anders,
welk een weldaad het voor ons land is, dat
we naast onze geliefde Vorstin zien opgroeien
een prinses, aan wie in den middelpken weg
zooveel hangt voor de toekomst van ons volk.
Het is dan ook niet noodig om tot het gebed
op te wekken, want ieder, die de historie van
ons Vorstenhuis en van ons volk kent en ons
vaderland lief heeft zal zich naar we vertrouwen
mogen gedrongen gevoelen om het gebed te
vermenigvuldigen.
Daartoe geve de Vader der lichten een ruime
mate van den Geest der genade en der gebeden
aan Vorstenhuis en volk en Hij breide bij
voortduring zijn beschermende hand over beide
uit. Bouma.
5)
De deur ging open, vader kwam thuis en zag
terstond dat er iets bijzonders gebeurd was.
Het werd hem verteld en ook hij verblijdde
zich. Te meer verwonderden zii zich toen nog
iets anders aan 't licht kwam. Mijn zuster had
n.l. vóór zij met vader naar het gezelschap ging,
onder vier oogen tot Willem gezegd dat zij
het zoo betreurde, dat hij in de laatste dagen
zich zoo geheel anders openbaarde dan ook zp
wel wensehte. Zü had er aan toegevoegd
„Willem, het is hard de verzenen tegen de
„prikkels te slaan, maar Hij, die Saulus op den
„weg naar Damascus tegenhield, kan ook u op
„den weg neêrwerpen." Willem had niets ge
antwoord, maar zeide nu, dat toen de vraag in
hem opgekomen was „Heere, wat wilt Gij, zal
„ik thuisblijven, of ook naar het gezelschap
„gaan Toen moeder hem nu vroegof hp
haar wilde voorlezen, was hij besloten dat het
goed was in huis te blijven. In hem was de
vijandschap verbroken, en in ons huis was de
weg bereid om tot de afscheiding over te gaan. j
Maar het brood voor zulk een groot ge
zin? Die lastige vraag drong zich alweder
met kracht naar voren en bracht bange vreeze
over Maarten's ziele. Dan
Voor lien, die 'tlieil des Heeren wachten
Zijn bergen vlak en zeeën droog.
Uit de antirevol. Rotterdammer nemen we
over het verslag van de belangrijke rede van
prof. Lindeboom
j „Evangelisatie en Genadeverbond".
In aansluiting aan de conclusiën van het
le Congres
„De Evangelisatie is de arbeid, die de van het
geloof vervreemde Christenheid wederom voor
het Evangelie van Christus zoekt te gewinnen.
Deze arbeid is noodzakelijk uit kracht van
het bevel, het voorbeeld en de belofte van onzen
Heere Jezus Christus",
wilde hfj thans daarop wat dieper ingaan en
de Evangelisatie bezien in haar verhouding
tot het Genadeverbondwaarvan onze Heere
Jezus Christus het Hoofd en de Middelaar is.
Dit is temeer noodig, omdat voor velen die
ijveren voor Zending en Evangelisatie het Ge
nadeverbond, dat door de Hervormers, vooral
de Gereformeerden, uit de H. Schrift naar
voren is gebracht, een vreemde klank is ge
worden. In de uitgeleide Kerken is het Ver
bond weder tot eere beginnen te komen. Spreker
ontvouwde zijn onderwerp in de bespreking
van 3 stellingen:
I. De Evangelisatie vindt haar arbeids-
kring op het terrein van het Genadever
bond in den ruimsten zin.
In den enger en zin, waarin wij gewoon zijn
te spreken van het Genadeverbond, behooren
daartoe allen en alleen die personen en ge
slachten, die gedoopt zijn in den Naam van
God Drieëenig en hun leven richten naar het
Woord en de inzettingen des Verbonds, samen
wonend in de gemeenschap der heiligen, als
de gemeente van Jezus Christus, den Heere, in
Wien zij zijn uitverkoren ten eeuwigen leven.
Van dat Verbond getuigt geheel het Oude Tes
tament, jubelen de Profeten en Psalmen als
Israels heerlijkheid boven de andere volken. In
de plaats van Israël, dat het Verbond heeft
verworpen, heeft God de gemeente gesteld uit
alle volken, waarvan leden zijn allen die ge-
looven in het vleesch geworden Woord. In den
ruimsten zin behooren tot het Genadeverbond
allen die persoonlijk of in hunne geslachten
van den weg des Verbonds zpn afgedoold. De
zoodanigen zijn niet Heidenende term „ge
doopte Heidenen" is een innerlijke tegenstrij
digheid. Ook niet-Christenen, geen bondelingen,
en toch ook nog niet geheel los van het Ver
bond. Op hen behoudt God Zijn Verbonds-
rechtvoor hen is nog heil besloten in de be
loften van het Verbond, dat doorgaat in de
geslachten.
In den allerruimsten zin behooren tot het
Genadeverbond ook nu nog de Joden, de be
minden om der vaderen wildat voor den arbeid
onder hen de Geref. Kerken thans een dienaar
des Woords mogen vinden, vermeldde Spr. met
dankbare opgewektheid. In deze voordracht
heeft hij bijzonder het oog op de afgeweken
en weggedreven Christen-geslachten. God heeft
de Christen-volken, hoe schuldig ook, nog niet
gelijk de Joden verworpen. Door de Refor
matie der 16e eeuw bracht Hij het licht des
Evangelies weder te voorschijn. Vergeleken
met den toestand in ons land van vóór onge
veer honderd jaren is er alle reden van blijd
schap en dankbare erkenningGod is Zijns
Verbonds met de Vaderen deelachtig geweest.
Breed is dit arbeidsveld, door geen Kerken
of andere instituties begrensd. Allen, die Gods
Verbond hebben verworpen in alle standen en
kringen, behooren er toe. Waar God nog wer
ken wil, moeten ook Zijne kinderen werken,
en Hij geeft den lust daartoe in het hart even
als het bevel in Zijn Woord. De tweede stel
ling luidt
II. De Evangelisatie heeft te arbeiden
overeenkomstig den aard van het Genade
verbond.
Naar den aard, dat isnaar het doelop de
wijze en in den geest van het Verbond.
Het doel moet niet zpn zieltjes winnen voor
Jezus, of werven voor zijn Kerk enz., maar
de verlorene schapen terug te brengen, tot
God, en daarom tot Zijn Woord en Zijn volk.
Alleen hen die toonen terug te keeren tot
God en Zijn Woord mag de Kerk toelaten tot
den heiligen dischmaar ook geen van die
mag z\j laten ronddolen buiten den stal des
Ook voor Maarten zou deze berg door den
Heere tot een vlak veld gemaakt worden. Hoe
Hij deze moeilijkheid voor Zijn kind wegnam
Dat zien wij in een volgend hoofdstuk.
HOOFDSTUK VI.
De Afscheiding te Sen wat deze
te weeg bracht.
StEens, zoo schrijft weer Maarten's dochter,
was vader alleen op het land aan het werk
en natuurlijk (hfj was er dag en nacht mee
bezig) dacht hfj weder aan deze dingen. Op
eens kwam de vraag in hem opof het niet
de Heere was die hem en de zijnen onderhou
den had En als het ware met God sprekende,
zeide hij„Niemand anders, dan Gij alleen,
Jeere „Denkt gij dan nu uzelf te onder-
ïouden was de wedervraag. Beschaamd moest
dij zeggen: „Neen, Heere!" Hp gevoelde iets
van Gods ongenoegen over zijn ongeloof, en
daarom zeide hij: „Liever het ongenoegen van
„alle menschen, dan het Uwe alleen. Spaar
„mp nog, o Heere! opdat ik Uw zaak en waar-
„heid belijde en doe met ons allen naar Uw
„welgevallen. Nu heb ik geen bijzondere toe
zegging meer noodigik wil U belijden, om
adat Gij het waardig zijt; ik wil U verheer
lijken al moet ik ook sterven." Zoo was
Maarten gekomen waar een Christen behoort
te staan „ziende in het gebod en blind in de
uitkomst." Wij zien hem hier in de Petrus
gestalte in het schip, toen deze zeide: „Op Uw
Woord, Heere! zal ik het net uitwerpen." En
dan komt niemand ooit bedrogen uit, omdat
Herders, waar Hij wordt geëerd en gediend als
de Zaligmaker.
Wat de wijze betreft, moet vooral het zoeken
en bezoeken voorop staan Evangelisatie is arbeid
met het zoeklicht op het slagveld. Daarbij is
de gevaarlijke klip te vermijden, waarop o. a.
het werk van Wichern in Duitschland is gestrand,
dat het Evangeliewevk opga in of achtersta bp
allerlei philantropische bemoeiing.
Alleen in den geest des geloofs en de liefde
vrucht van de genade des Geestes, waardoor
wp zei ven ons als verlorenen kennen, kan dit
heerlijk en moeilijk werk worden gedaan.
In de bespreking van de derde stelling
III. De Evangelisatie is de roeping van
de gemeenschap, die leeft onder de zuivere
bediening van het Genadeverbond,
toonde spr. aan dat dit werk ambtelijk moet
geschieden. Door geheel de gemeente, als het
Volk des Verbonds, dat één doel in taak en
belang heeft, uit kracht van het Verbond.
Door de ambtsdragers in deze hunne qualiteit,
door de leden als gezalfden in en met Christus.
De ambtsdragers hebben de gemeente voor
dezen arbeid op te wekken en de gaven te
ontwikkelen, te steunen en te leiden, gelijk
de verplegers van het Roode Kruis de artsen
volgen om de gewonden te zoeken, zoo moeten
de leden medearbeiden met de voorgangers.
Alleen een gemeenschap, een Kerk, die zelve
het Verbond heilig houdt, al is het met gebrek,
kan waarlijk evangeliseeren. Zij alleen kan
zorgen voor arbeiders die het Evangelie bren
gen. Zij ook alleen kan de grenslijn bepalen
en eeren tusschen de leden der gemeente en
de buiten het Koninkrijk geslotenen en dwalen-
den. En zp alleen kan de terugkeerenden een
veilige plaats geven in de gemeenschap des
Verbonds.
Daarna behandelde Spr. de vraag, of de
Geref. Kerken het rechte inzicht hebben getoond
in de verhouding van Evangelisatie en Gena
deverbond. Noch in de belijdenisschriften,
noch in de theol. werken van vroegeren en
lateren tpd is de roeping der Kerk uit kracht
des Verbonds betreffende de van het geloof
vervreemde Verbondsgeslachten tot uitwerking
gekomen. Alleen in het Formulier van den
Ban en dat der Wederopneming van afgesnedenen
is daarmede een begin gemaakt. Een goed
opgezet breiwerk, maar waarin het bij de eerste
steken is gebleven. Inzonderheid tot de mannen
die arbeiden in het Woord ga de opwekking
uit, deze zpde van het Genadeverbond nader
uit de H. S. te bestudeeren, opdat de Kerken
eerlang mogen komen tot helder bewustzijn
van haar plicht en voorrecht in dezen.
Tenslotte wees prof. L. op den roependen
nood onzer dagen. De afval wordt vreeselpk.
Maar ook ontwaakt een behoefte aan geestelijk
goed in kringen die tot nu toe voor materia-
lische goden knielden. Spr. wenscht dat spoe
dig de Kerken een Congres als dit overbodig
zullen maken. Maar hoe dat ook ga, ieder
onzer kenne zijn Verbondsroeping. De God
der eere dondert Zpnen toorn uit, ook door de
oorlogskanonnen, waardoor de afvallige volken
elkanders dood bejagen. Misschien is God op
weg om ook van ons den wijngaard naar andere
volken te verplaatsen. Laten dan toch allen
die God vreezen zich vereenigen om in Zijn
Naam en kracht te redden wat nog te redden is.
Id dank ontvangen door bemiddeling van
ds. van Schaik te Anna Jacoba Polder een pak
ket kinderboekjes, meest uitgaven van Bredée
te Rotterdam, waarvan 21 afkomstig van de
Knapenvergadering op Geref. gr. en 8 nummers
van N. v. d. R. te A. J.-Polder. De heer Griede
heeft zich bereid verklaard om de mp toege
zonden boeken bp zpn vertrek naar Indië mee
te nemen. Moge dit spoedig plaatsvinden. Van
op 1 Juli in functie treden kan al geen sprake
meer zpn. Kebkhof
de Heere voor Zpn eigen werk instaat. Toen
Maarten dan ook thuis kwam, zeide hp „Vrouw
„nu kan ik mp afscheiden, ik ben tot alles
„bereid." V ij, zoo schrijft zpn dochter, wp
als reeeds volwassen kinderen moesten zeiven
oordeelen, de kleinen werden medegenomen.
„Kinderen", zoo sprak vader tot ons ,gp moet
„u eerst goed bedenken, want het zal nu niet
„alleen op uw goede naam aankomen, maar
„het leven zal erger worden, dewijl we ons
„bestaan wel kwpt zullen raken. Er kan zelfs
„gevangenis en dood aan verbonden zpn daar-
„om beproef uzelven goed, want ik zal u niet
„kunnen helpen maar we hebben een machtige
„God, met Wien niemand, die op Hem ver
trouwt, bedrogen uitkomen zal."
Ieder van ons had zich echter vóór dien tpd
reeds beproefd. Wp waren het allen met vader
goed eens, en gingen dus met hem mee.
Vader schreef een briefje waarin hp ver-
daarde genoodzaakt te zpn, zich met de zpnen
van het Hervormd Genootschap af te scheiden,
tot zoolang dat men daar wederkeeren zou,
tot het standpunt dat men verlaten had."
loewel het ons uit alles blpkt dat Maarten
van Sgeen geletterd man was, is het op
merkelijk dat hp zoo goed onderscheid maakte
tusschen het Hervormde Genootschap en de Her
vormde Kerk. Met het eerste brak hp, om tot
de laatste terug te keeren. Beschamend voor
velen onder ons, die op dit punt wel onder
wezen zpn en dus beter konden weten, en die
toch telkens door hun uitdrukkingen laten
blpken, dit verschil niet te kennen, althans er
niet méé rekenen. Duidelijk ook blpkt het,
TWEETAL
t9 Watergraafsmeer
F. C. Meijster te Rotterdam;
J. J. Miedema te Groningen,
te Idskenhuizen II. Brinkman te Glanerbrug
H. Haspers te N. Weerdinge.
BEROEPEN
te 't Zand (2e maal)J. E. Repenga te Sidde-
buren
te Kruiningen, Marken, Strpen, Westmaas,
's Gravenmoer, Dussen, Edamcand. M.
Gravendpk te Rotterdam
te Werkendam (A)J. Koppe te Franeker
te Gramsbergencand. J. W. Siertsema te
Drachten
te St. Pancras c.a.K. Winkelman, cand. te
Loenen a/d Vecht;
te Oostermeercand. J. W. Siertsema
te Drachten
te TkoleriH. Brinkman te Glanerbrug
te Schettens c.a.W. Weener te Vianen
te Drogeham B H. L. Both te Eindhoven
te O. en N. BildtzplD. van Dpk te Kuppe.
AANGENOMEN
naar 't ZandtJ. E. Repenga te Siddeburen.
BEDANKT
voor Idskenhuizen J. Waterink te Appelscha
voor Watergraafsmeer: J. 0. Brussaard
te Meppel.
Intree te Zuid-Beierland ds. P. v. Hoven,
overgekomen van Krimpen a/d Lek, met Joh.
3 29, na bevestigd te zpn door ds. C. Goote
van Oud-Beierland met Matth. 28 20.
Aan de school Gravenstraat van de Ver.
voor Geref. Onderwijs te Middelburg is als
onderwijzer (volontair) benoemd dhr. A. Kasse
van Middelburg.
Naar de Rotterdammer meldt, heeft de
kerkeraad der Geref. kerk te Appelscha, na de
manslidmaten gehoord te hebben, besloten de
verhuring van zitplaatsen in de kerk af te
schaffen. De f 1000, die de verhuring tot nog
toe jaarlijks opbracht, wil men door vrijwillige
bijdragen bijeenbrengen.
De vorige week werd op het graf van den
emer. pred. ds. A. Brink te Kampen een ge-
denkteeken onthuld, waarvoor de gelden door
de leerlingen van den overledene in de ver
schillende kerken, waar hp gediend had, bij
eengebracht waren.
Eveneens werd zulk een gedenksteen onthuld
op 't graf van wplen ds. A. v. Dijk te Sliedrecht.
De Classe Apeldoorn heeft in haar ver
gadering van 26 April aan ds. B. F. v. Maas
te Wapenveld tegen 1 September om gezond
heidsredenen eervol emeritaat verleend.
De Evangelisatie-arbeid in N.-Brab. en
Limburg zal vermoedelijk een tekort hebben
van f1500. Daarom zonden deputaten een cir
culaire aan de Kerkeraden. Vooral de Zeeuw-
sche kerken behooren „klinkend" op deze aan
vraag te antwoorden. Het zou mooi zpu, iudieu
er, zeg f 300 uit Zeeland kwamen, om het tekort
te dekken.
De zeekerken konden door den oorlog
geen predikanten naar Lerwick zenden, ook
omdat de visscliersvloot er tegenwoordig niet
komt. Om toch iets voor de visschers te doen,
hebben deputaten besloten hen lectuur mee te
geven bp het verlaten van de vaderlandsche
havens. Daarom vraagt ds. T. Gosliuga te
Schiedam vóór 10 Mei lectuur als bijbels, tes
tamenten, tractaten enz.
Afscheid van Ter Apel, wegens vertrek
naar Burum, ds. F. H. v. Loon, met Phil. 127a
van Werkendam (B), wegens vertrek naar Meer
kerk, ds. J. Boepenga met Hab. 3 2als
hoofdmotto (zoo schrijft „De Standaard", maar
dit zal ds. B. wel niet hebben gezegdnam
de leeraar de bede, dat God zpn werk in het
leven mocht behoudenvan Appingedam, wegens
emeritaat, ds. Geerds, bp monde van ds. P. Bos
van Delfzijl, met Hand. 20 32; van Wate
ringen, wegens vertrek naar Alteveer, ds. J.
W. Esselink, met Hebr. 13 20 en 21van=
Wormerveer ds. D. v. d. Meulen, met 1 Petr-
1 25.
dat de afscheiding voor hem geen doelmaar
alleen middel was om God overeenkomstig Zptê
Woord op het kerkelijke erf te kunnen dienen,
't Was in den eigenlijken zin des woords dau
ook geen scheiding van maar, zooals wp
zeiden een terugkeeren tot de Kerk. Terecht
is 't gezegd„Niet zp zpn de afgescheidenen
„die zich aan Gods Woord en de wettige orde-
„ning der Kerk houden maar zp die beiden
„loslaten en verwerpen". Alleen gedwongen,
is die naam dan ook aangenomen, en wp kun
nen den Heere niet genoeg danken voor de
gunst, Zpn Kerken in deze landen verleend
dat zp wéér met hun eigen, wettigen, historischen
naam van „de Gereformeerde Kerken in Neder
land" bekend mogen zpn. Zeer terecht heeft
ds. Sikkel eens gezegd„Jozefs kleed moge in
„de hand van Potifar's vrouw gebleven zpn,.
„zpn naam heeft hp weer terug". Ieder begrijpt
dat Zpn Weleerw. met dit kleed niet anders
bedoelde dan onze oule gebouwen en goederen,,
die tot heden nog tegen alle recht in, in han
den van het Genootschap, of wilt gp in de
handen van de afgescheidenen van 1816 bleven.
Dit zp zoo, doch ook wp hebben met een mach
tigen God te doen, die ook .hieromtrent het
recht kan doen zegevierenèn, die dit ook
doen zal, als het Zpne eere en Sions heil be
vorderen kan.
Laten wp nu de dochter wéér het woord
geven. Zp zegt: Wp waren blpde en goeds
moeds, inzonderheid vader. Hp genoot dien
vrede, die een voorsmaak is van den vrede die
boven genoten wordt. „Nu ik nipn afscheid-
briefje geschreven heb", zeide hp, „gevoel ik