Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland 30e Jaargang. Vrijdag 5 Mei 1916. No 19. UIT HET WOORD. Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg. Vaste Medewerkers0.0. R. J. v. d. VEEN, J. 0. WIELENGA, F. J. v. d. ENOE, J. H. LAMMERTSMA, L. t LOON, 0. POL en F. W. J. WOLF. Abonnementsprijsfranco aan huis per half jaar 70 cent. PERSVEREENIG1NG ZEBUWSCHE KERKBODE. Adres yan de Administratie: A. D. LITTOOIJ Az. Middelburg, »U dan, die gelooft is Hij dierbaar." 1 Petr. 2 7a. Onze God is de groote Bouwheer van 't Heelal. Hij is de groote Stedenbouwer. De Schrift spreekt van die stad wier Kunste naar en Bouwmeester God is't Jeruzalem dat boven is. Hij is ook de groote Huizenbouwer en Tempelbouwer. Dit laatste komt uit in den bouw van Tabernakel en Tempel. Moest de tabernakel niet gebouwd naar hemelsch model dat Mozes zag op den berg? Is niet Bezaleël «vervuld met den »Geest Gods, met wijsheid en met verstand «en met wetenschap namelijk in alle hand- «werkom te bedenken vernuftigen ar- «beidte werken in goud en in zilver en in koper?" En is hem niet toegevoegd Ahóliab, en heeft ook hem God geen wijs heid gegeven? En als Mozes het gansche werk bezag, hadden zij het gemaakt »gelijk als de Heere geboden had". En wanneer we 1 Kron. 28 lezen zien we dat de tempel gebouwd is naar 't plan van David, 't welk genoemd wordt «een voorbeeld van alles, wat bij hem door j>den Geest was". Tempel en tabernakel waren voorbeeld van den anderen tempel waarvan Openb. 3 12 sprake is, het geestelijk woonhuis van onzen God, de Gemeente des Nieuwen Testaments. Aan dien tempel moesten de Joodsche bouwlieden bouwen. De van God aangewezen leidslieden des volks. De arbeiders van den wijngaard. Maar zij hebben dit huis niet gebouwd. Zij hebben niet willen weten van het hemelsch model. Zij hebben de profeten gedood en ge- steenigd. Jesaja teekent ze in hun eigen lijk optreden (Jes. 28 15) Omdat gijlieden zegtWij hebben een «verbond met den dood gemaakt, en met «de hel hebben wij een voorzichtig ver- »drag gemaaktwanneer de overvloeiende »geesel doortrekken zal zal hij tot ons «niet komenwant wij hebben de leugen «ons tot eene toevlucht gesteld, en onder «de valschheid hebben wij ons verborgen". En dan laat daarop de profeet volgen «Daarom, alzoo zegt de Heere HEERE: «Ziet, lk leg eenen grondsteen in Zion, »eenen beproefden steen, eenen kostelijken «hoeksteen, die wel vast gegrondvest is «wie gelooft, die zal niet haasten. Dit laatste woord doet ons zien dat de bouw van dit geestelijk huis lang zal duren, doch op den hoeksteen zal het heerlijk en vast en zeker rijzen, de eeuwen door. God zelf legt den grondsteen, door Petrus genoemd een levende steen. En wanneer in de volheid des tijds deze steen, «bij «God uitverkoren en dierbaar" uit den hemel op aarde daalt, dan wordt hij »van de menschen verworpen". Hij is de Zoon, laat ons Hem dooden. Hij is veracht en de onwaardigste onder de menschen. De steen, die 't hemelsch keur bezit als hoeksteen, en door God daartoe is bestemd en aangewezen, kan bij de bouwlieden op aarde geen genade vinden. Men veracht hem, verwerpt hem, ver treedt hem. Die is niets waard. Der menschen keur is anders als dat van den hemelschen Architect en Bouwheer. Hij wordt weggeworpen, vertreden in dood en graf. En God, Jezus zegt het met deze woordenHet koninkrijk Gods zal van u «weggenomen worden, en een volk gegeven, «dat zijne vruchten voorbrengt". Matt. 21 43. God laat de wandaad der verwerping niet ongestraft dusmaar Zijn werk gaat door. Juist door deze vertreding in dood en graf kreeg deze hoeksteen de juiste en vaste plaats. Zoo werd deze steen een levende steen. Zonder dood en vervloeking en verwer^ ping geen Paasch-Evangelie. Uit deze nacht des doods verrijst de Vorst en Zonne des levens. De menschhhid valt ten opzichte van dezen levenden steen in tweeën uiteen. Er zijn er die dezen steen verwerpen, en er zijn er die tot dezen steen koiueu, als tot een levenden steen. Er zijn er wier keur nog steeds ingaat tegen de keur Gods, en ook die hierin samenstemmen met hun God. Bij die laatsten is de verlichting der genade, 't werk des H. G. Petrus bedoelt hen wanneer hij zegt »U dan, die gelooft, is Hij dierbaar." Dierbaardat is in cere, in achting, in hooge waarde, op prijs getaxeerd. Dier baar als hoeksteen, als grondsteen, als fundament. Van deri hoeksteen hangt de vastigheid van het gebouw af. Zal het de eeuwen verduren, dan moet de hoeksteen goed zijn, het keur hebben «opdat op Hem 't geheele gebouw* be- «kwamelijk samen gevoegd zijnde, opwasse «tot een heiligen tempel in den Heere". Bij God is Hij uitverkoren. Als i^en onbestraflelijk e'n onbevlekt Lam is Hij voorgekend gew/iest voor de grondlegging der wereld. Bij God is Ilij dierbaarzeer waard, kostelijk als grondsteen. Is dat ook uwe bescb ouwing De natuurlijke mensch verwerpt Hem, wil een anderen steon zoeken. Hij zal keuren Hijde mensc/h zal dien leggen. En of de mensch dit kan Ziet dat op Gabbatha en Golgotha* Wat de mensch in het Paradijs voor ziiïh reeds opeischte komt in al zijn dwaasheid daar uit, waar hij Jezus afkeurt en \e rwerpt. De' wijs heid van boven, en 'L licht der gOnade komt bij den menscb daarin uit, dat hij zich weer onderwerpt aan de verkiezing en de keur van zijn God. Nu is dat niet gemak kelijk. Want wie tegen de heerschende opinie ingaat valt bij de menschen in ou{ *eiwle. 't Geloof is altoos vervolgd. >Z ij zullen Mij ver svolgen, zij zullen ook u v er volgen." Neem het voor den Verworpen ie top en gewordt zelf verworpen» Maar meer nogWie kiest voor den Verworpene, moet eerst aan zichzelf ster ven, zichzelven geheel prijs geven. En niemand zal het tegenspreken dat wij menschen, zoolang we kunnen, ons daartegen verzetten. Zoo gaarne willen we gebouwd worden op eigen werk of deugd of inzicht. En dat alles moeten we prijs geven als waardeloos en verwerpelijk bij God. Zoo moeten we dus in twee zaken het met onzen God eens zijn a. Waardeloos is alles wat in ons gevonden wordt, zelfs wat prijselijk is bij de wereld, en b. Wat verwerpelijk is bij de wereld, maar uitverkoren en dierbaar bij God moet ook ons dierbaar zijn. En dat moet ons zóó hooge ernst zijn, en dat moet zóó goed door ons ingezien dat we dat niet betwijfelen en nog veel minder loslaten, zelfs wanneer we gansch de wereld daarom tegen ons krijgen. U is Hij dierbaarDat zult ge niet slechts eens in uw leven moeten belijden maar dat moet uwe belijdenis blijven. Dat moet ge niet slechts belijden, maar ook toonen «Tot welken komendeals tot «eenen levenden steenzoo wordt «ook gijzelven, als levende steenen gebouwd «tot een geestelijk huis". Dat komen geschiedt ook niet ééns in uw leven, maar telkens weer, dagelijks, Wilt ge ook behooren tot dat geestelijk huis waarin God woont, Zijn heerlijkheid openbaart, Zijn heiligheid doet uitstralen, dan moet ge komen tot den levenden hoeksteen Christus. Verstaat ge iets van Zijn komen in het vleesch, Zijn Middelaarswerk, Zijn zon- daarsmin, Zijn liefde tot den dood, Zijn opstanding, dan moet Hij u dierbaar zijn als ge namelijk ook een oog hebt voor uw eigen verwerpelijkheid voor God. Dierbaar dat wil dan ook zeggen nooit naar waarde te schatten, steeds te laag gewaardeerd, oneindig meer waard dan 30 zilverlingen, dan is Hij de parel van groote waarde, dan is Hij u meer dan uw geld, uw goed, uw leven. Dan is uw leven ledig zonder Hem, dan is uw hart onvoldaan en onrustig zoolang ge Hem niet bezit, dan is Zijn liefde u meer dan de liefde der vrouwen. Hoevelen zijn er die eerlijk kunnen zeggen Christus is mij dierbaar. Wier gansche leven is een «komen tot Hem" als tot den levenden hoeksteen, en die toch aan eigen leven nog twijfelen. Hoort dan naar den Apostel wanneer hij zegtZóó is het alleen bij de geloovigen bij de levende steenen dus, bij hen die reeds door God verkoren in het geestelijk Godshuis inzitten. »U dan, die gelooftis Hij dierbaar." Zóó zal ook door dit Apostolisch woord het licht vallen op uw' staat, en ge van uw geloof kunnen verzekerd worden. Ook gij, ook ik een levende steen in het Godsgebouw? Is het mogelijk? Dat is Gods werk 1 Middelijk verricht aan u, door Zijne bouwlieden op aarde, door de ontdekking en trekking van Zijn woord, maar toch Zijn werk. Vergeet dan in de blijdschap uws ge loofs niet, dat ge nu «geestelijke offeran den hebt op te offeren, die Gode aange naam zijn door Jezus Christus." Vergeet ook niet de vermaning van Judas «Geliefden, bouwt gij uzelven op «uw allerheiligst geloof, biddende in den »H. G." Het moge eens stormen over de kerk des Heeren, of ook over uwe ziel, dit sterke U, dat de hoeksteen Christus vast ligt, en de poorten der hel zullen Zijne gemeente niet overweldigen. God woont in u, wijl in Zijn' geestelijken tempel, eeuwiglijk. Straks zal, van alle steigerwerk ontdaan, dit Godsgebouw heerlijk pralen. Zalig zijn ze, die dan liggen op den hoeksteen wel verworpen door menschen, maar bij God uitverkoren en dierbaar, dierbaar ook bij al de gezaligden. Z. H. P. M. G. de Wali.e. KERKELIJK LKVEAT. Israël en de Baal s. Afval of ontwikkeling. I. Afzonderlijke nummers 3 cent. Advertentieprijs 1—5 regels 30 centiedere regel meer 5 cent Familieberichten 10 cent per regel. UITGAYB VAN DE Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan den Drukker A. D LITTOOIJ Az., Middelburg. Onder dezen titel heeft dr. J. Ridderbos een rede gehouden, waarop we indertijd de aandacht gevestigd hebben en verklaarden, dat we er waarschijnlijk op terugkomen zouden. Wat bewoog ons om dit te zeggen We meenden na de lezing, dat het wel eens goed kon zijn onze lezers een indruk te geven van den ge- wichtigen strijd, welke er gevoerd wordt over de vraag, of de voorstelling, welke het O. Tes tament ons geeft van Israël tijdens zijn vestiging in Kanaiin juist is of niet. Licht zou het dezen of genen kunnen opwekken om meer aandacht te geven aan wat er op dit gebied voorvalt en hem aan te sporen den wetenschappelijken arbeid onzer mannen meer te waardeeren. Bovendien kan het niet anders of de vrucht zal ook deze zijn om het geloof in de waarheid der H. Schrift te versterken. Vooral voor hen die zoo nu en dan eens de machtspreuken van het ongeloof vernemen, is het noodig, dat zij er van doordrongen zijn, hoe de veronderstel lingen onzer tegenstanders lang niet rusten op onwrikbare, onaangevochten grondslagen. We willen eerst met enkele woorden duidelijk maken, welke voorstelling de boeken des O. Testaments ons geven van Israël, dat God met een krachtige hand en een uitgestrekten arm uitgevoerd heeft uit Egypte en gebracht in het land, dat vloeide van melk en honig. Dit volk was geruimen tijd in slavernij ge weest in een vreemd land. Stond het nu ze delijk en geestelijk hoog, toen Mozes het uit leidde? Weineen. Uit alles blijkt, dat het aan verschillende zondige neigingen toegaf. We hebben dau ook geen uitnemendheid te zoeken in het volk zelfde Schrift aarzelt zelfs niet om uit te spreken, dat het het meest hardnekkige volk der wereld was. Doch hier staat tegen over„God maakt Jacob zijn woorden bekend, Israël zijn inzettingen en rechten.'* Dit is het groote voorrecht dat aan dit volk te beurt ge vallen is in onderscheiding van alle andere volken. Immers er volgtAlzoo heeft Hij geen volk gedaan en zijn rechten kennen zij niet. In dit opzicht was Israël eenigdrager van de belofte, welker vervulling het heil brengen zou voor alle volkeren der aarde. God gaf het bovendien een eigen land, dat in zwaren strijd veroverd werd op de Kanaiinieten. Bleef het nu getrouw aan den Heere en aan Zijn woord Zoolang Jozua en de oudsten, die met hem de leiding in handen hadden, leefden, ging het wel. Maar daarna weken zij van den aange wezen weg af en lieten zich verleiden door de overgebleven volksstammen. Het boek der Rich- teren verhaalt ons van de zonden des volks en van Gods Ontferming. Heel dit boek laat ons zien, hoe het volk altijd weder afdwaalde en zich liet verlokken om andere goden te dienen. Terwille daarvan gaf God hun dan weer over in de handen hunner vijanden en meestal werd dit een middel, waardoor hun oog open ging voor hun snoode ondankbaarheid. Met belijde-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1916 | | pagina 1