FEUILLETON.
Uit vroegere dagen.
Geldbelegging.
Geestelijke arbeid onder de militairen
in Zecuwsch-Vlaanderen.
Gedenkt den Sabbatdag.
De hemel eene erfenis.
Kerk- en School 11 ie uw*
niet geweest een bron van kracht om te dragen
wat hun op den schouder gelegd werd. Even
als de eerste discipelen berichtten aan anderen
wat zy gezien en gehoord hadden, zoo mogen
we vertrouwen, dat ook de belijders van deze
dagen het uitgedragen hebben tot zwakken en
kranken. Zoo kan ieder medewerken aan de
verbreiding van de zalige tijding, dat Jezus
leeft.
Zulke dagen zyu ook zeer geschikt tot het
houden van vergaderingen en waar de Her
vormde jongelings-vereenigingen in Zeeland
iiaar Middelburg kwamen, zoo togen onze
jeugdige mannen naar Goes, waar een zeer
geanimeerde samenkomst plaatshad. Het doet
altijd weer goed, dat waar de verleiding voor
de jeugd zoo groot is, er nog altyd jongelingen
zyn, die hun weg zuiver willen bewaren naar
het woord Gods, en het mag als een bewijs
van 's Heeren goedheid aangemerkt worden,
dat het vereenigingsleven bloeit en toeneemt
in kracht.
By al het goede, dat we genieten mogen,
blijven de tijden ernstig. In den vroegen mor
gen van Maandag zyn velen wakker geworden
door een krachtig dreunen en het rinkelen van
de ramen. Dat is de strijd de bloedige strijd,
welke nog altyd voortduurt. De droom van
een bestendigen vrede op aarde, welken velen
droomden, werd weggevaagd en in al zyn ijdel-
heid tentoongesteld Is het niet vreeselyk?
Waar de Paaschklokken allerwege luidden om
de volkeren uit te noodigen tot dien Vorst te
gaan, die als de overwinnaar van dood en graf
den vrede geeft, daar bleven de strydvoerende
mogendheden voortgaan om elkander er geheel
onder te krijgen. Wanneer zal de vrede ko
men, waarnaar de volkeren uitzien? Voor
goed pas, wanneer de kracht van Christus op
standing zich verheerlijkt in den nieuwen hemel
en de nieuwe aarde, waarop gerechtigheid
wonen zal. Bouma.
N. B. Bij my kwam in tien gulden voor
den evangelisatie-arbeid in N. Brabant met
verzoek om ze over te zenden aan het juiste
adres. Hiervan heb ik me gekweten door ze
aan den Penningmeester ds. P. Nomes te Fy-
naar t te sturen. B.
De vraag wordt ons gesteld, met verzoek een
principieel antwoord daarop te geven, of het
een christen geoorloofd is zyn geld te beleggen
in spoorwegmaatschappijen, stoomvaartmaat
schappijen enz. waarvan hy weet, dat door zulke
lichamen de Sabbath wordt ontheiligd. Eu
daaraan verbonden wordt de vraag, of een chris
ten zyn geld niet behoort te beleggen in aau-
deelen op kerken, christelijke scholen, stichtin
gen van barmhartigheid, en andere corporaties
tot bevordering van Gods Koninkrijk.
Geldbelegging is een deel van zyn bezit in
handen van andereu stellen, om er mee te kun
nen arbeiden, en dan wel tegen vergoeding van
zekere rente. Nu is een van de doeleinden
waartoe men zulk geld kan uitleenen, bevor
dering van het algemeen belang. Daartoe behoort
bijvoorbeeld het nemen van aandeelen in een
Staatsleening, Spoorwegleening, Stoomboot
maatschappij en dergelijke meer. Een christen
mag o.i. even goed als een ander meedoen aan
bevordering van die instellingen van algemeen
belang. By behoeft er zyn geld niet aan te
onttrekken. Tegelijk blijft op hem de plicht
rusten om op alle terrein te ijveren voor Zon
dagsrust en Zondagsheiliging.
Zegt nu iemand persoonlijk er consciëntie
bezwaar tegen te hebben zyn geld te geven voor
spoorwegen enz. welnu, die late het na. „Hebt
gy geloof, heb dat by uzelven voor God", schreef
Paulus aan de Romeinen, hfdst. 14 22. Het
is dezelfde kwestie als van het moeskruiden eten.
De een zei, dat het wèl, de ander, dat het niet
geoorloofd was. „Die daar eet, verachte hem
niet, die niet eeten die niet eet, oordeele hem
niet, die daar eetwant God heeft hem aan
genomen", Rom. 14 2.
Wie zyn geld uitleent aan eene maatschappij
voor algemeen belang om er mee ie werken,
draagt daardoor nog niet mede de verantwoor
delijkheid voor al wat zulk een lichaam doet of
nalaat. Velen hebben pandbrieven van een
4)
HOOFDSTUK V.
Uw God en Lws Zaads God.
„Wy waren, 't is wéér de dochter die spreekt,
„met vyf broeders en zeven zusters, waarvan
„de drie jongsten klein stierven, zoodat wy met
„ons negenen zyn groot geworden. Myn oudste
„broeder was stil en by de menschen zeer be-
„mind vanwege zyn ijver en goed gedrag, doch
„de plage van zyn hart bleef lang voor hem
„verborgen, totdat de Heere hem deed zien,
„dat hy tegen Gods heilige Wet alle zyne
„dagen gezondigd had, en om genade leerde
„bidden. Myn oudste zuster werd in een lang
durige en ernstige ziekte met hare zielsbe
langen werkzaam en tot God bekeerd; zóó
„zelfs dat anderen er jaloersch op werden.
„Gelijk onze moeder door haar stiefmoeder in
„de Waarheid Gods was onderwezen, zoo on
derwees zij gelijk wy zagen hare kinderen,
„én de Heere gaf er Zyn zegen op."
Er waren in die dagen, helaas, weinige moe
ders, die alzoo hunne kinderen opvoeden. Er
was dorheid en ongeloof overal. Allerlei ver
warde denkbeelden werden op de kansels als
de leer der zaligheid gepredikt. Uitwendige
zedigheid en braafheid werden als middelen
hypotheekbank. Wie kan hun zeggen op welke
gebouwen of instellingen hun geld ten pand
gegeven wordt Misschien wel voor herbergen,
circussen, schouwburgen, bioscopen, enz.
Acht evenwel iemand zich in zyne consciëntie
voor God gebonden geen geld te leenen aan
eene instelling, die dat geld kon gebruiken voor
iets, wat niet geheel met zyn eigen beschouwing
overeenstemt, welnu, die zy in zyn eigen ge
moed tenvolle verzekerd en belegge zyn geld
op andere wyze.
Met eenige variatie op Rom. 14 23 zouden
we schrijven Die twijfelt, indien hy zyn geld
belegt, is veroordeeld, omdat hy niet uit het
geloof 't doeten al wat uit het geloof niet is,
dat is zonde.
Ik kan my best voorstellen, dat oprechte
christenen met eene goede consciëntie ten deele
hun geld beleggen in spoorwegmaatschappijen
en zich overtuigd houden, dat zy daarmee het
algemeen belang dienen. Dan zyn ze op het
terrein van de gemeene gratie, mede ten nutte
van anderen werkzaam. En dezelfde christenen
zullen desniettemin alle middelen aangrijpen
om allereerst in eigen land te komen tot be
vordering van de Zondagsrust ook by de open
bare middelen van vervoer.
Een goed christen verstaat evenwel niet alleen
zyn roeping op -het terrein der algemeene ge
nade, maar bovenal ook zyne verplichting op
het terrein van de bizondere genade, ten opzichte
van het Koninkrijk Gods. En dan moeten bovenal
de christenmenschen, die door God met aardsche
goederen gezegend zyn, er aan denken, dat zy
hun geld ook hebben uit te leenen aan den
Heere en aan de zaak van Zyn Koninkrijk.
Daarnan mankeert het by sommigen wel eens.
Menige School en Kerk, menige Stichting van
barmhartigheid, menig Comité voor Zendings-
arbeid moet tobben en bedelen, smeeken en nog
eens smeeken om het benoodigde kapitaal by
elkaar te krijgen, ook als wordt eene behoorlijke
jaarlyksche rente toegezegd, en niet alleen toe
gezegd, maar ook trouw en eerlijk uitgekeerd.
Welnu, dat moest onder christenen niet alzoo
zyn. Waaraan kan iemand beter zyn geld uit
leenen, dan voor een arbeid die strekt tot ver
breiding van Gods Ryk, tot instandhouding
van den openbaren eeredienst, tot oefening van
weldadigheid, tot onderwijs van dejeugdinde
vreeze en vermaning des Heeren
Ryke christenen zullen ook over het beheer
hunner financiën eenmaal verantwoording heb
ben af te leggen tegenover hun Heere in de
hemelen, die hen tydelyk op aarde over het
Zyne liet rentmeesteren. En dan zal zich niet
kunnen verantwoorden, wie zyn geld wel voor
allerlei instellingen van algemeen belang maar
niet voor de zaak des Heeren besteedde.
„Maakt uzelven vrienden uit den onrechtvaar-
digen Mammon, opdat, wanneer u ontbreken
zal, zy u mogen ontvangen in de eeuwige taber
nakelen."
Dat woord van onzen Heiland mag ook toe
gepast op de wyze, waarop christenen hun
geld beleggen. Kerkhof.
Uit de verschillende lysten van vervulde
predikdiensten, die sinds 1 Augustus 1915 zijn
gepubliceerd, hebben de lezers onzer Kerkbode
kunnen nagaan, wat er aan de Zeeuwsch-
Ylaamsche grenzen door middel der prediking
in het tweede jaar van de mobilisatie is ge
schied.
Alleen is die arbeid medegedeeld, die een
georganiseerd karakter droeg en voor zoover
ze ons bekend was of door welwillende toe
zending van lysten was kenbaar gemaakt.
Enkele malen is er tijdens de mobilisatie
ook wèl opgetreden door Geref. predikanten
te Aardenburg, o a. door ds. G. Doekes van
Nieuwdorp en ds. B. A. Knoppers van Kapelle-
Biezelinge.
Ook is, zyn we goed ingelicht, door ds. R.
Meeuwenberg van Breskens e.a. sinds de mo
bilisatie geregeld of vry geregeld aan de Nieu-
wesluis Zondagsnamiddags voor de militairen
gepreekt.
Voorts is sinds November en begin December
1915 door ds. H. Z. de Mildt van Oostburg en
ds. F. J. v. d. Ende van Westkapelle te Sluis
om den hemel te beërven hoogelyk verheven.
De brave Hendrikken en zoete Maria's waren
de leerboeken der jeugd en wie deze zich maar
ten voorbeeld 9telde kon gerust de eeuwigheid
afwachten. Zondaar voor God worden was
niet noodig. Uit vrye genade gezaligd worden,
daarvoor trok men de schouders op, of nog
ergerwas een belachelijk idéé wat de ouden
in hun onkunde hadden uitgedacht. Zoo leid
den onkunde en dwaling duizenden van God
af. Is het wonder dat een waarlijk godvree-
zend huisgezin in die dagen een zeldzaamheid
was? „Zóó de priester, zóó het volk", gold
ook in dien tijd.
Van dit huisgezin te Sechter ging
kracht uit. Hoe zou 't ook anders kunnen
De Heere werkt middelyk, en vervult altyd
Zyn belofte: „Mijn Woord zal niet ledig tot
My wederkeeren Die kracht openbaarde zich
ook, zelfs tot buiten de muren der eenvoudige
woning. Er werden er meer en meer gevon
den, die, zooals men daar zeide„met zich-
zelven te doen kregen". Er kwam een zoeken
van elkander, van allen die de Waarheid nog
lief hadden. Gezelschappen ontstonden er,
waar men elkander trachtte te stichten en te
onderwijzen, nu men de Waarheid en de Kerk
niet meer vinden kon. Reeds lang had men
gesproken over de onrechtzinnigheid der leer,
die in de kerk verkondigd werd. En, zooals
in andere plaatseD, zoo ging het ook hier.
's Zondags giug men er op uit, om, soms zeer
verre in stad of dorp, een predikant te gaan
hooren, die nog de zuivere Waarheid verkon
digde. Zy die dit, om welke reden dan ook,
of te Sluis en Retranchement opgetreden, en
door ds. H. Brouwer H.Mzn vau Schoondyke
midden in de week contact gezocht met de
militairen, gelegerd aan de Nieuwesluis en te
IJzendyke.
De Gereformeerde predikanten in Zeeuwsch-
Vlaanderen oostelijk deel hebben derhalve ook
niet stil gezeten, maar met prijzenswaardige
toewijding voor de militairen gedaan, wat hunne
hand vond om te doen.
Maar dit optreden droeg nog niet, misschien
dat des Zondagsmiddags aan de Nieuwesluis
uitgezonderd, een georganiseerd karakter.
Hoe verblijdend is het, in een tyd van zon
digen gelddorst, dat zoo vele predikanten
(Geref., Herv. en Luthin en buiten ons ge
west, en vele bij gedurige herhaling, niet slechts
belangeloos, maar vaak met opoffering van veel,
wat een predikant lief mag zyn, zich gaven.
Nu zou het kunnen zyn, dat een lid eener
Geref. kerk of een onzer kerken of een classe
uit ons gewest oordeelde, dat er door prediking
onder de militairen nog niet genoeg is en wordt
gedaan. Of dat er niet genoeg gedaan wordt
vanwege onze Gereformeerde kerken of door
onze Gereformeerde predikanten.
Het vorige jaar is er in het publiek een on
doordachte noodkreet opgegaan, en daarby de
opmerking gemaakt, dat het jammer was, dat
deze zaak niet vóór onze Part. Synode was
gepubliceerd.
Het kan daarom van nut zyn, er thans even
de aandacht op te vestigen, dat het nu nog
voor de Part. Synode van 1916 is.
De eisch tot geestelijke bearbeiding van de
militairen is nog even dringend als verleden
jaar, zoo niet dringender. En voor de vervul
ling van dezen arbeid zyn we thans in ons ge
west weer een jaar ryper in ervaring geworden.
Moet er meer worden gedaan, dat men dit
dan nu zegge. Er kan dan misschien op de
Part. Synode een nootje over worden gekraakt,
en de Synode kan, indien ze het althans noodig
oordeelt, tot dezen arbeid aanmoedigen of een
regeling voor dezen arbeid treffen.
Maar die het te berde brenge, doe hetmet
nobele erkenning vau wat reeds is verricht,
op houdbare gronden, en langs wettigen weg.
En de een of andere kerk, die meenen mocht
deze zaak aan de orde te moeten stellen, stelle
zichzelf eerst tot regel, dat ze met haar Dienaar
des Woords voorgaan zal in aanhoudenden ar
beid en in bli/jvend betoon van offervaardigheid.
Lammertsma.
UIT RE PERS
Nicolaas Harmseen beroemd Duitsch pre
dikant, in de vorige eeuw, was in zyne jeugd
boerenknecht by een landman, die hem, zoodra
hy in zyn dienst kwam, een zeer vermoeiend
werk gedurende verscheidene weken liet ver
richten. Later schreef hy over dit onderwerp
„Welk eene vreugde was het voor my, wan
neer de Zondag aanbrakToen heb ik leeren
begrypen, welk een voorrecht God aan den
mensch geschonken heeft, door de instelling
van dien rustdag. Welk een zegen ligt er in
die rust, als men haar als eene weldaad van
God ontvangt. Het is reeds een soort van we
dergeboorte, wanneer men zich van de zorgen
der week kan ontdoen en zich in feestgewaad
kan kleeden, beide zoowel het lichaam als de
ziel. Zonder Zondag is de mensch geen mensch
meer, kan de christen geen christen meer blijven".
W hiU field, de beroemde Engelsche predikant
zeide„Na myne bekeering is myn eerste ge
bed geweest ten voordeele van lien, met welke
ik de gewoonte had, myne Zondagen op eene
slechte wijs door te brengen. Ik heb aan God
gevraagd hun hart te veranderen „en" voegde
hy er by, „God zy geloofd, ik heb hen allen
voor den Heere gewonnen."
„Nadat ik van zonde overtuigd werd,ver
haalt een molenaar, „bleef ik nog voortgaan op
den dag des Heeren op myn molen te werken
en meel te verkoopen. Maar gedurig kwamen
my de woorden in de gedachten „Gedenkt
den Sabbatdag, dat gij dien heiligt." Ten laat
ste besloot ik op den Zondag niet meer te
verkoopen, wat er ook de gevolgen van moch
ten zyn. Ik liet den eerstvolgenden morgen
niet konden doen, bleven te huis en kwamen
's Zondagsavonds by elkaar om een predikatie
te lezen. De kerk had in veler oogen opge
houden Kerkte zyn. De weg werd gebaand
en [de harten bereid voor de afscheiding van
het~ Nederlandscli Hervormd Kerkgenootschap,
die komende was.
In het jaar 1834 werd er in het gezin van
Maarten te Snog een kleintje geboren.
Ziende op de bovengenoemde kerkelijke toe
standen, was het voor Maarten en Gerritje
beiden een bezwaar om dit kind in de Her
vormde kerk, of juister in het Staatscreatuur
van 1816 dat zich dien naam valschelyk had
toegeëigend, te laten doopen. Daar kon, nu
de eigenlijke, de ware kerkleer zoo vervalscht
was, niet meer aan gedacht worden. Er kwam
nog by dat Maarten tot Ouderling was ver
koren en op de z.g. kerkeraadsvergadering ver
klaard had, dit niet te kunnen aannemen, om
de toestand waarin de Nederlandscli Hervormde
kerk verkeerde, doch daarentegen zich verplicht
achtte haar te verlaten.
Maar het kind ongedoopt laten Ger-
rittje oordeelde dat dit moest, in de hoop dat
God Zyn volk niet zou verlaten, waar liet in
den weg Zyner instellingen Hem zoekt te dienen.
Laten wy nu de dochter weer alleen het woord
geven om ons te verhalen, hoe dit geval zich
verder toedroeg. Zy schrijft: „De Hervormde
predikant kwam gedurig by ons, om ons over
een en auder te spreken, maar kon met vader
en moeder niet opschieten. Ten laatste zeide
liy „Dan zult gij uw kind wel ongedoopt moe
ten laten, en maken or een kleine heiden van"9
myn molen stilstaan, en vertelde aan myne
klanten, dat ik hen niet meer kon bedienen,
en dat ik hoopte, dat zy des Zaterdagsavonds
zouden komen. Sommigen beklaagden my
anderen zeiden, dat zy naar andere winkels
zouden gaan en allen dachten dat ik wel spoe
dig van besluit veranderen zou. Den volgenden
Zondag kwamen zy als gewoonlijkmaar ik
weigerde hen allen. Hunne ontevredenheid was
algemeen, en zy gingen naar andere molenaars.
De volgende week echter kwamen verscheidene
klanten des Zaterdagsavonds en werden be
diend, en binnen korten tyd keerden allen
weder. En nu ben ik in plaats van armer, door
dit besluit om den Sabbat te vieren ten minste
duizend gulden ryker dan te voren."
„De erfenis der heiligen". Zoo is dan de he
mel met al zyne heerlyheid eene erfenis. Wy
weten, dat een erfenis niet met geld wordt ge
kocht, noch door arbeid verkregen, noch door
verovering gewonnen.
Eene erfenis, in den waren zin des woords,
wordt iemands deel door geboorte. Juist zoo
is het met den hemel.
De mensch, die deze heerlijke erfenis zal
ontvangen, verkrijgt haar niet door de werken
der wet, of door vleesehelyke macht, maar zy
zal gegeven worden als iets, waarop hy door
genade recht heeft, omdat „hy wedergeboren
is tot een levende hope, door de opstanding van
Jezus Christus uit de dooden, en dus door ge
boorte een erfgenaam des hemels geworden is.
Zy, die ingaan in de heerlijkheid zyn kinderen,
want is er niet geschrevende Overste onzer
zaligheid zal vele kinderen doen ingaan
Zy komen daar niet. als dienstbaren, want
geen dienstknecht heeft aanspraak op de erfe
nis zyns meesters. Maar dewyl gy zonen zyt,
zonen door de wederbarende kracht des Gees-
tes zonen door de aanneming des Vaders
dewyl gy door bovennatuurlijke kracht weder
geboren zyt, daarom zyt gy erfgenaam des
eeuwigen levens, en gaat in de vele woningen
van het huis des Vaders daarboven.
Laat ons dan aan den hemel denken en
nimmer vergeten, dat dit oord het onze kan
worden, en dat we dezen staat van gelukzalig
heid kunnen genieten alleen als gevolg van
geboorte en niet van de werken.
„Tenzy iemand wederom geboren worde, hy
kan het koningltryk Gods niet zien."
Aangezien dat koningkryk eene erfenis is,
hebt gy geen recht om daarbinnen te gaan,
tenzij gü eerst van nieuws geboren zyt.
(Spubgkon
BEROEPEN
te Huizen K. Oussoren te Borger
te Lochem H. Brinkman te Glanerbrug
te GramsbergenJ. W. Siertseuia, eaud. te
Drachten
te UrkP. Bos te Delfzijl;
te SchoonoordJ. Sluis te Staphorst
te OldeboornW. "W eener te Vianen;
te Hoogvliet: G. Bax te Holten.
AANGENOMEN
naar Assen (2e pred.plaats)J. Gispen te Al
phen a.d. Ryn.
BEDANKT
voor Westmaas: B. v. Ilalsema te Haastrecht;
voor Brielle: dr. W. G. IJarrenstein to N.
Scharwoude
voor CubaardW. Weener te Vianen
voor Arnhem W. H. Gispen te Zwolle.
Afscheid van Krimpen a.d. Lek, ds. P. v.
Hoven met Phil. 1 27 en 28.
Door wijlen mej. wed. NachtegaalCrucq
is aan de Vrye Universiteit gelegateerd f 500,—
en voor het studiefonds f 200,vry van rech
ten en kosten. Door wijlen den heer P. Groot
van Zaandam werd f 100,gelegateerd.
Rectificatie. De nadere inlichtingen, die
wy hebben verwacht inzake het bericht uit
's Gravenzande, zyn gekomen. „De Stand."
meldt toch, dat de 16 leden, wier namen afge
lezen zyn, gebroken hadden met het kerkverband
en terugkeerden tot de Chr. Geref. Kerk.
Moeder zeide daarop: „Dominé, God wil alleen
„gediend worden in zyn eigen weg en omdat
„ik God en Zyn Woord geloof, zou ik in tyden
„van vervolging beter kunnen zien, dat myn
„kind in het water werd geworpen, ten ver-
„derve des lichaams, dan dat ik het in een
„Genootschap inlijfde, waarin niets dan verderf
„der ziel wordt gevonden. De deur is immers
„wyd opengezet voor allerlei dwaling en zoo
„kan de Waarheid er niet meer blyven."
Willem, myn oudste broeder, kon de gedachte
niet verdragen, dat hy een ongedoopte zuster
zou hebben. Hy achtte het schande, geheel en
al van de kerk af te gaan. Hy had altyd veel
achting voor zyn ouders gehad, nu schaamde
hy zich over hen.
Hy zag het nog niet in en kon het niet uit
staan dat zyn ouders, naar zyn wyze van zien,
zoo dwaas handelden Waar zou dat alles op
uitloopen Hy was er zeer slecht over te spre
ken. Ook vader viel het zwaar. Hy bad da
gelijks om licht en na veel lezen en onder
zoek was het hem duidelijk gewordende Af
scheiding, waarvan hy in de laatste dagen zoo
veel hoorde, was uit God. Zich af te scheiden,
was roeping voor ieder, die de Waarheid lief
had.
Maar het was niet gemakkelijk, om een groot
gezin en een goed bestaan er vooi'op te offeren.
Voor hem zei ven was dit minder, maar hy dacht
aan zyn vrouw en vele kinderen. De zorgen
drukten hem zwaar. Hij wist hetde Heere
moest in Zyn rechten weg gediend worden,
wat er ook aan verbonden was. Ily zou nu
zoo gaarne een bijzondere belofte hebben, om