FEUILLETON.
Uit vroegere dagen.
overladen. Hij de vlekkeloos rechtvaardige
zal het aan moeten zien dat het recht
verkracht wordt. Hij die gloeide voor de
eere Zijns Vaders zal de huichelarij moe
ten aanzien van den voornaamsten dienaar
van Zijns Vaders tempel. Zijn heiligheid
zal tot een bespotting gemaakt worden.
Men zal hem hangen aan het vloekhout
tusschen twee moordenaars, hij, die 't land
was doorgegaan, goed doende. De kruis
dood, die voor den geringsten Romeinschen
burger te vernederend was, die alleen op
slaven mocht worden toegepast, zal Jezus
ondergaan. Hij tot wiens teedere, liefde
volle blik zelfs de kinderen werden aan
getrokken zal worden overgegeven aan de
willekeur van onmenschelijke soldaten, bij
wie alle gevoel voor eer en recht was
afgestompt. Voeg daarbij nog den grieven-
den spot, die de teederste snaren van het
hart kan wonden, dan verstaat ge iets
van Jezus' lijden in den hof. En dit alles
voelde Jezus nog veel fijner dan wij. Want
ook ons gevoel is door de zonde voor een
deel verhard en verminkt. Jezus móest
het ook voelen. Hij was de barmhartige
Hoogepriester, die met onze zwakheden
medelijden kan hebben, daar hij ook zelf
verzocht is geweest als wij, doch zonder
zonde.
Dit is een nog diepere afdaling in het
lijden. Hij leed daar voor ons. Hij was
voor ons tot zonde gemaakt. Hij leed als
Borg. Als baren der zee, kwamen onze
krankheden over hem. Wij kunnen hier
op verre na niet in de diepte van Jezus'
lijden afdalen. We hooren soms wel eens
uit de oorlogsberichten, dat er soldaten
zijn, die krankzinnig worden bij het zien
van veel ellende. Hun verstand en gemoed
kan dat niet verwerken, het verbijstert
hen. Dat is nog maar zoo'n klein deel
van het menschelijk lijden. Jezus blikte
hier in den ganschen afgrond van het
lijden der geheele menschheid, dat in de
wereld gekomen is door de zonde. Om
onze overtredingen is hij verwond, om
onze krankheden is hij verbrijzeld. Hoe
Jezus dat torschen kon weten we niet.
We staan hier aanbiddend stil bij Gods
bestel die onze zonden aan zijn eigen
lieven Zoon kastijden wilde.
De bestrijders van het Christendom heb
ben gezegd Neem dit alles bij elkaar, dan
nog is het lijden niet in staat om iemand
zoo te drukken als de Evangelisten ons
verhalen. Ze wijzen op de martelaars, en
zeggen dat die zich met bewonderenswaar
dige kalmte over het lijden heenzetten.
Psalmzingend verdragen zij martelingen.
Zelfs de dood, de koning der verschrikking,
kon hun de zielsrust niet ontrooven. Van
waar dan die hevige zielsberoering van
Jezus Neen zegt mendit is niet het
beeld van den historischen Jezus, maar dit
is een fantasie van den dogmatischen Jezus.
We voelen aanstonds dat deze redenee
ring niet opgaat. Die martelaren steunden
juist op Christus. Hij stond alleen. Zijn
overwinning was hun vertrouwen. De dood
heeft zijn prikkel verloren juist door Chris
tus. Jezus stond alleen tegenover de macht
van wereld en satan.
Maar dan nog is er een hemelsbreed
verschil tusschen het lijden van Jezus en
dat van een gewoon menschenkind op aarde.
Jezus werd gedrukt door iets geheel bij
zonders. Dat was de bitterste druppel uit
de kelk. De toorn Gods. Niets is zoo vree-
selijk om te dragen. De bestrijders van
Christus zullen het gewaar worden in den
dag des gerichts. Zij zullen niet meer Je
zus lijden onderschatten. De menschhad
door de zonde God aangetast in zijn heilig
wezen. De allerzwaarste misdaad die alleen
door de allerzwaarste straf aan lichaam en
ziel kan worden gedelgd. Ook deze straf
stond voor hem. In het bitterste lijden
kunnen we nog tot God roepen om uitkomst,
en bij Hem rusten. Dat zal niet meer kun
nen in de plaats der verdoemenis. Daar
brandt alleen Gods toorn, daar stijgt geen
gebed meer omhoog, Gods aangezicht is
verborgen, geen lafenis wordt meer ge
boden, zelfs geen druppel water om de
tong te verkoelen. Die toorn Gods zou
straks ook over Jezus komen, als hij aan
'tkruis zal roepen: Mijn God, mijn God
waarom hebt Gij mij verlaten. Flier in den
donkeren hof stond dat alles voor hem.
Daarbij kwam ook nog de lokstem van
den verzoeker om den drinkbeker van zich
te stooten. Zal de Zoon des menschen zich
aan dit gruwelijk lijden overgeven voor de
zijnen die hem thans allen hadden begeven
Neen hoe bitter het ook is, dit alles zal
hij met bereidheid en gewilligheid als uit
een drinkbeker drinkenJezus is vast be
sloten, al huivert hij waar zooveel golven
van droefheid en smart hem overstelpen
De hof der Olijven leert ons in de voor
naamste plaats de zonde kennen. Tegen
woordig wordt het feit der zonde al meer
geloochend. Men noemt haar met andere
namen, 't zijn geen misdaden, maar onvol
komenheden in den mensch, die door be
oefening der deugd uit den weg te ruimen
zijn. Daartoe spreekt men van opheffing
van het maatschappelijk leven, deugd, voor
al van stoffelijke welvaart. Al deze rede
neeringen miskennen het wezen der zonde.
Die laat zich niet bedekken noch voor God,
noch voor den mensch met allerlei theo
rieën en ideeën. Men verstaat niet het
raadsel der diepe verdorvenheid en de smet
der zonde. Dat zien we in Gethsémané.
Gods recht en heiligheid eischen betaling
tot den laatsten penning. De zonde kan
alleen door bloed worden gedelgd. Denken
we ons eens goed inDaar ligt de Zone
Gods, die in den schoot des Vaders was,
die bij God en zelf God was, kruipend in
het stof der aarde. Druppelen bloeds dro
pen van zijn zenuwachtig trillende handen
op den grond. Dat was Gods eeniggeboren
Zoon, van wien God gezegd had bij den
doop Deze is mijn geliefde Zoon, in welken
Ik mijn welbehagen heb. En zie, nog eerder
straft God de zonde aan zijn eeniggeliefden
Zoon, dan dat Hij de aanranding van Zijn
wezen ongestraft liet. Blijkt hier niet dui
delijk dat de zonde een ontzettende mis
daad is De laag gezonken zedelooze mensch,
die zich verlustigt in de zonde voelt dit
niet, tot verzwaring van zijn oordeel. Maar
de man met de teedere consciëntie, die
dicht bij God leeft voelt het wel. De zonde
onteert en verlaagt hem. Hij schreit over
zijn zonden tot God. Dat is ons Gethsémané.
Ilier kan men gemakkelijk in de fout
vervallen, dat men zijn eigen Gethsémané
voor dat van Jezus in de plaats schuift,
dat is een verloochening van Jezus ver
dienste. Die was volkomen voor al uw
zonden en voldoende om u rechtvaardig
voor God te stellen. We vallen zoo ligt
in de meening, dat we zelf een steentje
moeten bijdragen voor onze zaligheid. In
de middeleeuwen bootste men 't lijden van
Jezus na, zoodat zelfs, naar men zegt, vrome
kloosterlingen de teekenen der nagelen in
handen en voeten konden vertoonen, en
het lidteeken van de speersleek in hun
zijde, enkel door het peinzen over Jezus
lijden. Dezen stonden dan in een reuk
van bijzondere heiligheid. Dat is een mis
kenning van Jezus' offer. Wij moeten aan
Jezus' offerande niets meer toedoen. We
moeten het alleen maar geloovig aanvaar
den. Dat klinkt heel eenvoudig, maar
'tis toch heel moeilijk. Zelfs zoo moeilijk,
dat we ons nooit tot algeheele zelfverloo
chening en overgave aan Christus kunnen
brengen. Als onze kleingeloovigheid ons
dan bedroeft, dan is het wederom een
Gethsémané, waar we weeklagen Heere,
kom mijn kleingeloovigheid te hulp.
Een andere vrucht van Gethsémané is,
dat de kelk des lijdens die ons wordt toe
gereikt niet meer gevuld is met Gods
toorn, maar met vaderlijke kastijding. Dit
is een heerlijke vrucht van Jezus' lijden,
die de wereld ons steeds benijdt. Ze be
grijpt niet dat we psalmen kunnen zingen
in de smart. De wereld begrijpt niet dat
aan het lijden de scherpe prikkel is ont
nomen. Doch wij weten dat God ons
nooit doet lijden uit lust tot plagen, maar
dat hij ons soms leidt door diepe wegen,
om ons meer geschikt te maken voor het
koninkrijk der hemelen.
Daarom bidden we in den dag der smart
met fluisterende stem: Uw wil geschiede,
gelijk in den hemel, alzoo ook op de aarde.
Dat is de heerlijke vrucht van Gethsé
mané. T.
Kerkregeering.
De „Knecht des Heeren" of
gebrek aan kennis der Schrift.
2)
HOOFDSTUK II.
Van vreeze en blijdschap.
De tijd waarin ons verhaal ons verplaatst,
gaf wel reden tot bidden. Donker en treurig
zag het er in ons vaderland uit. Zwaar lag
Napoleon's ijzeren vuist op NederlandEr is
in die dagen dan ook veel gebeden, en Maarten
heeft het ook geleerd.
Het dagelijks verkeer met zijn oprecht vroom
vrouwtje, dat hij van harte liefhad, had op hem
een gezegenden invloed. Een bizondere weldaad
Gods was aanleiding dat ook weldra van hem
gezegd kon worden „Zie, hij bidt".
Voor zjjn oorlogen had Napoleon steeds meer
soldaten noodig. Op allerlei wijze werden jonge
mannen, ook uit afgelegen streken, opgespoord
en gedwongen in vreemde landen mee ten strijde
te trekken, en, zooals het met de meesten ging,
daar ellendig om te komen. In alle landen
waar dezen heerscher den scepter zwaaide,
werden alle weerbare mannen opgeschreven en
in drie bannen of lichtingen, n.l. van 18 tot 25,
van 26 tot 40 en van 41 tot 70 jaar, verdeeld,
en ieder op hun beurt opgeroepen om onder
zjjn krjjgsheiren te worden ingedeeld. Ook ons
vaderland dat in zijn verdwazing de Fransehen
als verlossers van Oranje's dwangjuk en bren
gers der ware vrijheid blijde had ingehaald,
moest achtereenvolgens zijn jongelingen en
mannen gedwongen aan den onzinnigen over
moed van dezen geweldenaar ten offer brengen,
om door 't zwaard den honger of koude, meest
ver van de vaderlijke erve verwijderd, te be
zwijken. Als een donderslag kwam het bericht
tot Maarten, dat ook hij weldra zou moeten
opkomen. Stel u voor welke bange dagen hij
en zijn vrouw doorleefdenNog maar weinige
maanden door den huwelijksband vereenigd, en
nu reeds scheiden Scheiden, zeer waarschijn
lijk voor altijd, daar de hoop o zoo gering was
dat hij ooit zou wederkeeren. Geen wonder,
dat er toen gebeden werd Nood leert bidden
zegt men, en hoewel wij het weten dat waar
achtig bidden alleen vrucht kan zijn van de
werking des Heiligen Geesteszoo weten wij
toch ook, dat het deze dikwijls behaagt, de nood
daarvoor als middel in Zijn hand te gebruiken.
Ook dit echtpaar heeft toen gebeden, en waar
lijk op dat gebed kwam er op het laatste
oogenblik ongedachte uitkomst.
Maarten kreeg met anderen, door een gril
van Napoleon, verlof om thuis te blijven. De
keizer had n.l. bepaald, om zijn gemalin te
eeren, dat allen die in hetzelfde jaar als zij
geboren waren, vrij van dienst zouden zijn.
Onder deze gelukkigen behoorde ook Maarten.
Hoe hebben zij samen God voor die verlossing
gedankt! Welk een blijdschap! De Heere ge
bruikte echter deze weldaad als middel om hem
nog grooter blijdschap deelachtig te maken.
Van dat oogenblik af n.l. begon Maarten te
KERKELIJK LKYM.
VIII.
De laatste manier van regeering der kerk,
waarop we nog de aandacht moeten vestigen, is
e. het independentistische stelsel.
Deze naam is ontleend aan eene zekere kerke
lijke richting, welke hare aanhangers voor
namelijk vindt in Engeland en Noord-Amerika
het independenüsmewaarvan Robert Brown de
vader was Die richting noemde zich zoo, om
dat zij als beginsel aannam, dat iedere kring
van geloovigen independentd.i. onafhankelijk
is. Zoo'n kring van geloovigen, ook wel con
gregatie geheeten, is volkomen vrij om haar
eigene zaken te regelen zooals ze wil, en heeft
zich van een andere, naast haar staande con
gregatie, in 't geheel niets aan te trekken. Dit
stelsel wordt daarom ook wel genoemd het
Congregationalistische stelsel van Kerkregee
ring. Van de eenheid der plaatselijke kerk willen
hopen op en te bidden om eene nog betere
verlossing door den Koning der koningen, den
Heere Jezus Christus. En toen moeder, zoo
schrijft haar dochter, jaren later dat met blijd
schap bemerkte, zeide zy „lieve man, gjj moet
„beginnen met het huiselijk gebed. Toen er
„nood in het land was, en ook ons dreigde,
„waaruit wjj zoo wonderlijk gered zijn, konden
„wij wel bidden. Druk u zoo vrij tegen den
„Heere uit als tegen mjj en Hij zal er om
„Christus wil een welgevallen in hebben".
Ofschoon het in 't eerst zwaar viel en ge
brekkig ging, het voorgaan in 't gebed begon
in huis, en de Heere gaf vrijmoedigheid en
gaven om geloovig te bidden. Zooals het in
menig huis is gegaan, zoo ging het ook hier
de zegen bleef niet achterwege, 'tls niet te
zeggen hoeveel er gemist wordt in een huis
waar dit priesterlijke voorgaan in 't gebed door
den vader wordt nagelaten, 't Is ook niet in
woorden te brengen, wat sterke saambinding
dit gebed in den familiekring bewerkt. Deze
menschen hebben het ondervonden en daarom
zouden zij het later voor geen schatten weer
gemist willen hebben. Zij zijn er getrouw in
volhard. Zij zochten in alle omstandigheden,
door het gebed, hunne sterkte in God. Zij
baden om vrede tot Hem, die zelf de Vrede
vorst isom vrede voor hun hart, in huis, om
vrede voor het zoo zwaar geteisterde vaderland
zooals wij 't immer nu ook doen, voor 'tzoo
geschokte Europa, en om heiliging van de
kastijding die ook ons treft? Zij baden om
vrede en zegen, ook om den kinderzegen. Zoo
gaarne zouden zij een kind hebben, een kind
de independenten of congregationalisten niets
weten. De geloovigen op één plaats mogen net
zooveel kringetjes of kerkjes vormen, als het
hun belieft. Bevalt het een independent niet
in den eenen kring, welnu, dan sluit hij zich
maar aan bij een anderen kring ter plaatse. Ze
noemen die congregaties niet naar het alphabet,
maar als zij dat deden, dan zouden ze heusch
niet klaar komen met A, B en C, maar waren
de letters tot en met Z toe nog niet toereikend.
Want de ervaring heeft geleerd, dat het inde
pendentisme leidt tot allerlei onclerverdeelingen
en scheurkerkjes.
Die kringen op één plaats voelen geen be
hoefte om met elkaar in eenig verband te
treden of te leven. Ze staan ieder apart, en
willen ook niet anders. Ze huldigen het be
ginsel van souvereiniteit in eigen kring, en
willen in geen enkel opzicht door een andere
congregatie lastig gevallen worden. Het leven
in kerkelijk verband is er contrabande. De
mogelijkheid wordt opengelaten, dat sommige
kerken, als het haar belieft, eens saam vergade
ren dat is ook wel eens gebeurd en dat werd
niet onvoorwaardelijk afgekeurd, maar zulk
eene vergadering mocht geen besluiten nemen,
en in ieder geval behoefde aan hare besluiten
niet de minste bindende kracht te worden toe
gekend. Het is het stelsel van absolute vrij
heid en willekeur.
Kerk heet bij hen ieder kringetje van ge
loovigen, en in dat kringetje beslist de meer
derheid, de helft plus één. Wien 't besluit
niet aanstaat, die voege zich bij een ander
kringetje waar het beter naar zijn zin gaat.
De gemeenteleden maken uit door stemming,
hoe de zaken moeten geregeld worden. De
kerkeraad doet alleen dienst als stemopnemers.
De ambtsdragers zijn afhankelijk van den wil
der gemeenteleden. Zij danken hun autoriteit
op gezag niet aan Christus, maar aan de ge
loovigen. Het is de leer van de volkssouve-
reiniteit toegepast op kerkelijk gebied.
Dit is wel het allerongelukkigste stelsel van
kerkregeering, want het leidt tot gedurig weer
vormen van nieuwe congregaties, van al kleiner
kringetjes, waarin sommige personen den baas
willen spelen.
Dat in onze Gereformeerde kerken helaas
ook nog vele personen met independentistische
neigingen behept zijn, hebben wij in 1912 in den
breede aangetoond in een artikelenreeks in de
„Zuider Kerkbode", waarop wij dus thans
niet meer terug komen.
Als stekel van kerkregeering is zeer zeker
het independentistische voor eigenzinnige men
schen wel 't meest bekoorlijk, maar voor de
zuivere openbaring van Christus' kerk en voor
een gezond christelijk leven is het als de kan
ker in een lichaam.
Hiermee hebben we dus de verschillende
stelsels de revue laten passeeren.
Yan alle stelsels behalve van het presbyteriale,
zooals we dot toegepast vinden in onze Gere
formeerde kerken, geldt dat zij ingaan tegen
de eischen van Gods Woord.
Alleen een presbyteriale kerkregeering be
vordert het welwezen der kerk als geheel en
een gezond geloofsleven van de gemeenteleden
afzonderlijk.
Iu de meditatie van 24 Maart 1.1. schreven
we: „Jesaja gunt ons een blik in de innerlijke
zielsgesteldheid van den Knecht des Heeren
onder al die smarten".
Een onzer Kerkbode lezende broeder heeft
zich daaraan „geërgerd", want hij leest in
Jesaja 49 6„Het is te gering, dat Hij Mij
een Knecht zoude zijn om op te richten de
stammen Jakobs". Hij is er door „gegriefd",
dat Gods Zoon gelijk gesteld zou worden met
een „Knecht". Met een beroep op een plaats
uit de werken van Erskine (welke de brief
schrijver evenwel niet opgeeft), die ziet op de
knechten bij Salomo's tempelbouw, wordt af
gekeurd, dat men Christus zou mogen heeten
„de Knecht des Heeren". Toch vraagt die
broeder nadere toelichting. Gaarne zijn we be
reid hem die in het kort te geven. Alleen
moeten we eerlijk bekennen ten hoogste ver
baasd te hebben gestaan, toen we hoorden, dat
dat den Heere gewijd mocht zijn. Ook dit ge
bed is boven denken en verwachten verhoord.
HOOFDSTUK III.
Verrassende uitkomst.
Het was ruim twee jaren na hun huwelijk
dat Maarten zich op een avond met haastigen
tred huiswaarts begaf, 's Morgens had hij zijn
vrouwtje met veel zorg verlaten. Hoe zou het
nu zijn
By 't dorp gekomen, zag hij, dat er een vlag
wapperde van den kerktoren, 't Was echter
geen Fransche, maar waarlijk de Nederlandsche
vlag met Oranjewimpel er bij. Wat zou dat
zijn? Nog sneller ging het nu op huis aan.
Ook daar was iets bizonders gebeurd. De deur
stond open, buurvrouwen liepen in en uit. O,
wat een verrassing toen hij binnenkwam Een
wieg op de vloer, en daarin een kind, zijn
eerstgeborene. Maar hoe vreemd, de wieg is
met Oranje versierd en daarin lag zijn zoontje.
Oranje is zelfs op het bed zijn vrouw op de
borst gespeld en Willem zoo moest zijn
zoontje heeten! zoo riepen de gedienstige buur
vrouwen, die alles zoo gezegd hadden, hem
tegen want het land was vrij, en de prins was
er weer, Oranje boven!
Maarten stond verbaasd. Hij kustte, diep be
wogen zijn vrouwtje, en met hare hand in de
zijne, en zijne oogen op zijn Willem, in de met
Oranje gesierde wieg, begon hij te zingen
Geloofd zij God met diepst ontzag
Hij overlaadt ons, dag aan dag,
Met Zijne gunstbewijzen.
De buurvrouwen zongen mee uit volle bor9t.
Het was een heerlijk oogenblik.
(Wordt vervolgd.)