Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
30e Jaargang.
Vrijdag 4 Februari 1916.
No. 6.
UIT HET WOORD.
Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg.
Vaste MedewerkersD.D. R. J. v. d. VEEN, J. D. WIELENGA, F. J. v. d. ENDE, A. D. C. KOK, J. H. LAMMERTSMA, L. v. LOON, 0. POL en F. W. J. WOLF.
PERSVEREENIG1NG ZEEUWSCHE KERKBODE.
Adres van de AdministratieA. D. LITTOOIJ Az
Middelburg.
NOOD EN UITREDDING.
Het was een schoone avond, waarop de
discipelen het scheepje losmaakten en met
hun Meester overvoeren naar de andere
zijde van het meer. De dag was heerlijk
geweest, want Jezus had Zijn macht kunnen
toonen in de genezing van allerlei kranken
en Zijn wijsheid in de redevoeringen, welke
Hij voor een zeer groote menigte gehouden
had. De schare in geestdrift ontgloeid had
Hem haar bewondering niet onthouden.
Hoe hadden Zijne apostelen genoten bij
het aanschouwen van de glansen, welke
van Hem uitstraalden. Zulke woorden en
daden deden hun goed en hun verwachting
kreeg daardoor nieuw voedsel. Zij konden
zich niet anders voorstellen dan dat het
geheele volk weldra aan Zijn voeten ge
bogen zou liggen.
Wellicht waren zij het liefst gebleven,
waar zij zich bevonden, maar nu hun
Heer het bevel gegeven had om te vertrek
ken, durfden zij er zich niet tegen verzetten
en de tocht werd aanvaard. Alles voorspelde
dan ook een rustige en aangename vaart
en het stille water in die bekende omgeving
met den helderen hemel sprak zoo uitlok
kend tot hen. Nog onder den indruk van
wat zij beleefd hadden gaven zij zich over
aan het uitzicht, dat hun geopend was.
Hen kon toch niets overkomen, wat scha
delijk was. Zij waren in gehoorzaamheid
aan Jezus van den oever afgestoken en zij
hadden Jezus bij zich aan boord. Het
gebeurde zoo weinig, dat zij zoo hun Meester
zoo geheel voor zich alleen hadden en zij
waren derhalve nu in de gelegenheid om
van Zijne nabijheid te genieten.
Doch hoe vaak verdwijnen onze opge
wekte verwachtingen als in 't niet en eer
we er aan denken gaat het licht in don
kerheid onder. Het leven in den dienst
des Heeren is ook nog vol wisseling en we
kunnen zelfs niet op iets rekenen, waarvan
we ons voorstelden, dat het zeker zal ge
beuren. Eensklaps steekt er een storm op,
welke de wateren van de zee in beroering
bracht. Reizigers verhalen ons, dat dit
vaak geschiedt op het Galileische meer.
Aan alle zijden is het omgeven van bergen
en zonder dat men het voorzien kan, ont
waakt een orkaan en dreigt met dood en
verderf. Destijds moet het wel een zeer
geduchte storm zijn geweest, want anders
zouden deze ervaren zeelieden niet zoo
beangst zijn geworden. De woeste baren
sloegen over in het schip, zoodat het vol
werd en het gevaar dreigde, dat het weldra
in de diepte verdwijnen zou. Waar was
Jezus? En Hij was in het achterschip,
slapende op een oorkussen.
Hoe teekenachtig zijn deze woorden.
Gij ziet Hem als 't ware. Waarlijk, Hij
is ons zijnen broederen in alles gelijk ge
worden uitgenomen de zonde. Vermoeid
door den veelvuldigen arbeid, is Hij in
slaap gevallen. Hoewel de stormwind door
het want giert, de zee hoe langer, hoe
ontstuimiger wordt, en het schip geweldig
geslingerd wordt, toch rust Hij en zelfs
het dreigend doodsgevaar kan Hem niet
wekken. Geheel rustig is 't in Zijn binnen
ste en daarom kunnen de elementen Hem
zelfs niet verschrikken. Met eerbied heb
ben de Apostelen Hem aangezien, met
verbazing slaan zij Hem gade, ja onbe
grijpelijk is het voor hen, dat Hij niet
ontwaakt en deelt in hun nood. Lang
hebben zij geaarzeld, maar het gaat zoo
niet meer en daarom roepen zijMeester,
bekommert het u niet, dat wij vergaan
Zoolang zij nog eenige hoop koesteren
konden, dat zij aan het geweld der golven
ontkomen zouden, hebben zij Hem onge
moeid gelaten, doch nu de laatste ver
wachting verdween, drijft de vertwijfeling
hen naar Jezus. De jongeren verschijnen
ons hier niet in een gunstig licht. Het
blijkt overvloedig duidelijk, dat zij weinig
geloof hebben. Hun gebed klinkt als een
verwijt en zij nemen het kwalijk, dat
Jezus zoo rustig kan slapen, terwijl zij in
zulk een bangen nood zijn. Als Hij in
derdaad hen liefhad, als Hij met hun lot
bewogen was, dan zou Hij het hun hebben
moeten toonen, want zij zijn thans op zee,
niet omdat zij het gewild hebben, maar
alleen, omdat Hij het hun gelast had.
Neen, dit getuigt niet van liefde om hen
nu zoo aan hun lot over te laten. Helaas,
wat is een menschZwak van moed en
klein van kracht. Wij zullen hen niet al
te hard vallen, in het besef, dat we het
er niet beter afgebracht zouden hebben.
Indien het er maar eens op aankomt, dan
blijkt het zoo helder, hoe het staat met
ons vertrouwen.
Dit mag ons echter niet verhinderen om
het oog te sluiten voor de zonde der dis
cipelen. Welk een ongerijmdheid te mee-
nen, dat zij omkomen zouden met een
schip, waarin Jezus zelf was. Dit was
trouwens onmogelijk. Hoe zou het kun
nen? Maar zoo gaat het, als een discipel
enkel ziet op de woeste wateren en niet
op den Heiland, als hij aldoor luistert naar
de stormen der tijden en niet naar het
onveranderlijke en onverbrekelijke woord
van zijn God. Hoeveel oorzaak is er niet
voor ons, om ons te schamen over het
wantrouwen, dat steeds weer naar voren
komt in ons leven, over onze twijfelzucht,
welke zelfs in ons gebedsleven meespreekt.
Maar hoe het ook bij ons zij, laat ons toch
in eiken nood ons maar wenden tot den
Heiland, die nooit naar onze zonden met
ons handelt, maar bij Zijn volgelingen
weldoet naar Zijn genade.
Jezus ontwaakt en rijst overeind. Welk
een schouwspel. Rondom Hem de ver
saagde jongeren met de doodsvrees op de
kaken en Hij kalm en rustig zonder eenige
zweem van bezorgdheid. Tweeërlei storm
zal Hij doen bedaren, en daarom zegt Hij
tot zijn discipelenhoe zijt gij zoo klein-
geloovigwaarin hebt gij gewankeld Het
is een woord van bestraffing, duizendmaal
verdiend, maar het is tevens een woord,
gewapend met kracht, dat in hen door
dringt en de ontroerde wateren van hun
binnenste ellen en stil maakt. Op eens
heeft de twijfelzucht haar kracht verloren
en het geloof doet zich weer gelden. Tot
den storm zegt Hij zwijg en tot de woeste
zeewees stil en beiden gehoorzamen en
leggen zich zwijgend neer aan Zijn voeten.
We behoeven er geen woord bij te voegen.
De enkele sobere woorden van het verhaal
stellen de grootheid en de majesteit van
den Heiland zoo helder in 't licht, als de
meest welsprekende redevoering het niet
vermag. Hier past het alleen met den
ouden dichter te zingen
't Gebruisch der zee doet Gij bedaren,
Daar Gij haar golven stilt
't Rumoer der volken als der baren,
Betoomt Gij, waar Gij wilt.
Die d' einden dezer aard bewonen,
Aanschouwen, dag aan dag
De teek'nen, die Uw almacht toonen.
Met vreez' en diep ontzag.
Anders raast de zee nog na, wanneer de
storm bedaard is, maar is nu ook het water
opeens een ellen baan, waarover het scheepje
zachtkens voortglijdt.
Welk een bron van rijke bemoediging
wordt ons hier ontsloten. Zelfs, indien
we ons in den weg des Heeren bevinden,
kan het gebeuren, dat de gevaren ons
naderen, ons dreigen, ons met bange vreeze
vervullen, en dat wij in groote nooden
komen en er reden is om te vermoeden,
dat we vergaan zullen. Doch ten allen
tijde mogen we ons tot dezen machtigen
Beschermer van Zijn volk wenden en ons
ontrust gemoed voor Hem uitstorten. Al
is het, dat we niet weten te bidden, gelijk
het behoort, zijn woord blijft altijd vast:
Roep Mij aan in den dag der benauwd
heid en Ik zal er u uithelpen en gij zult
Mij eeren en we mogen onze hope altijd
bouwen op dezen rotssteen, want Hij zal
vervullen wat Hij beloofd heeft. Het kan
wel soms den schijn voor ons hebben, alsof
Hij niet naar ons omziet, zich niet over
ons bekommert, maar de ervaring heeft
het altoos geleerd, dat Hij nabij is de ziel,
die schreiend tot Hem vlucht. Beschaamd
kunnen zij nimmer uitkomen, die Hem
verwachten en al is het, dat Hij slaapt,
op Zijn tijd ontwaakt Hij en redt ons uit
al onze ongelegenheden. Hij laat vaak de
nood op 't hoogst en het water tot aan de
lippen komen, maar Hij heeft nog nooit
tot het huis van Jacob gezegdZoek Mij
te vergeefs. Het einde is altijd een open
baring van Zijn macht en genade en een
heilige verwondering bij hen, die Hem
aanroepen. Hoedanig een is deze, dat ook
de stormen en de zee Hem gehoorzaam zijn.
In 's Heeren weg kunnen we niet om
komen en daarom zal de angstvallige
twijfel steeds vervangen worden door een
lofzang ter eere van Zijn grooten Naam.
Geloof, dat Hij de nooden laat komen,
opdat we onszelt zouden leeren kennen in
al onze kleinheid en nietigheid en Hem in
al Zijn wondere macht en heerlijke genade.
Welgelukzalig zijn allen, die in Hem een
Toevlucht hebben en die bij Hem schuilen.
Door Zijn woord stilt Hij den krachtigsten
storm en voorziet in den grootsten nood.
Bouma.
Met ijver arbeiden.
Abonnementsprijsfranco aan liuis per half jaar 70 cent.
Afzonderlijke nummers 3 cent.
Advertentieprijs 1—5 regels 30 centiedere regel meer 5 cent
Familieberichten 10 cent per regel.
UITGAVE VAN DE
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentië'n tot
uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan den Drukker A. D.
LITTOOIJ Az., Middelburg.
En Hij was in 't achterschip,
slapende op een oorkussenen
zij wekten Hem op en zeiden
tot HemMeester, bekommert
het u niet, dat we vergaan
En Hij opgewekt zijnde bestrafte
den wind en zeide tot de zee
Zwijg, wees stil. En de wind
ging liggen en er werd groote
stilte.
Mauc. 4 38, 89.
K1BKELIJK LDTJBN.
Hoewel we ons in den regel enkel bepalen
tot wat behoort op 't kerkelijk terrein, zoo
veroorloofden we ons een kort uitstapje op het
gebied van de staatkunde. Aanleiding daartoe
verkregen we, doordien ook ons toegezonden
werden enkele brochures, welke schreven over
de verwikkelingen in onze partfi. ^oo is het
gekomen, dat we een en ander ter sprake
brachten, wat ook we opgemerkt hadden en we
kunnen er nu verder van afzien, wanneer ons
toegestaan wordt nog een enkel woord tot op
wekking van ijverig arbeiden te zeggen.
De gebeurtenissen van deze dagen blijven
onwillekeurig hoofd en hart vervullen en zou
den ons licht doen vergeten, wat toch niet uit
het oog verloren mag worden. Het is toch
duidelijk, dat de verschillende partijen, welke
er in ons land zfin, er over denken om zooveel
mogelijk invloed te oefenen op de leiding,
welke aan ons volk gegeven wordt. Er komt
weer meer stroomiug in de wateren van 't volks
leven en ook de beraadslagingen in onze Tweede
Kamer trekken weder meer de aandacht. Ge
wichtige ontwerpen komen aan de orde en het
zal duidelijk blijken, hoe ver de partijen nog
altfid van elkander afstaan. Daarbij komt,
dat we dit jaar reeds krijgen de verkiezing
voor de Provinciale Staten en ieder onzer kan
weten, van hoe groot belang die zfin ook voor
ons eigen gewest. Er is in dezen tijd nog heel
wat stillen arbeid te verrichten en het zou
roekeloos zijn, indien we dit noodig werk ver
waarloosden. Ondanks veel, dat ons zou kun
nen doen vertragen, behooren we met toewij
ding te doen, wat voor onze rekening ligt.
We hebben nu eenmaal den strijd aange
bonden tegen alles, wat ons volk wil vervreem
den van het Christendom, gelijk het ons in de
historie onder 'b Heeren beleid toegekomen is,
maar het zou zondige nalatigheid zfin, wan
neer we daarin verflauwden. Teleurstellingen
mogen ons niet ontmoedigen, eer moeten ze
ons aansporen om den ijver te vermeerderen
en de inspanning te verhoogen. We weten nu
eenmaal, dat onze tegenstanders niet slapen
en alles doen zullen, wat zfi vermogen om ons
terug te dringen uit Staten en Raden en
dit is hun recht en daarom kunnen we niet
anders, dan te werken, zoolang we daartoe
in de gelegenheid zjjn.
Ondankbaar zou het zfin, indien we ver
slapten. Ondankbaar jegens hen die vóór ons
met zooveel energie en dikwerf onder veel
smaad en verguizing gekampt hebben en bo
venal ondankbaar jegens den Heere onzen God,
die ons meer gegeven heeft, dan we in onze
stoutste verwachtingen gedroomd hebben. Wan
neer we eens vergelijken, hoe het er voor stond
een halve eeuw geleden en hoe het op dit
oogenblik is, dan zal ieder moeten erkennen
dat de vooruitgang niet gering is. En zouden
we door ons eigen laksheid willen verliezen,
wat we gewonnen hebben, niemand denkt er
aan. Welnu, de weg ligt voor ons. welken we
bewandelen moeten, het werk wacht ons, opdat
we het doen zouden en de strijd roept ons tot
voortdurende krachts-ontwikkeling. Er is nu
eenmaal niets aan te veranderen en verkeerd
zou het mitsdien zfin, indien we niet doorzet
ten, wat we eenmaal begonnen zfin.
We vertrouwen dan ook, dat onze kiesver-
eenigingen allerwege wakker zullen zfin en
doen zullen, wat er in dezen tfid te doen valt.
Zfi zullen begrijpen, wat er straks op het spel
staat en zfi zullen tfidig de noodige maatre
gelen nemen. Geen enkele mag denken, dat
het wel gaan zal, al is er voor de eene heel
wat meer te doen dan voor de andere. De
eerste maanden van 't jaar zfin zoo spoedig
voorbfi en wat men daarin nalaat, kan met
den besten wil niet ingehaald worden. Toe
rusten zfi dus aan de orde van den dag, opdat
we gereed zfin, als de dag der beslissing aan
breekt. We strfiden niet allereerst om stoffe
lijke voordeelen maar om de bewaring van de
geestelijke goederen van ons volksleven. Waar
we nu eenmaal gelooven, dat het Koninkrfik
der hemelen het zuurdeesem is, dat bestemd
is om het meel geheel te doorzuren, daar past
het ons de middelen aan te wenden, welke
daartoe dienen kunnen.