Preeken over Oud testamentische
teksten.
Sisera, door Jaël gedood.
Kerk- en Sckoolnleuwg.
dat ge overdrijft. Ge schreeft„Men krijgt
tegenwoordig bijna geen exemplaar in de vingers
of men leest er stukjes in over predikants-
tractementen m. i. soms wel een beetje ergerlijk."
Daarop zou ik willen zeggenga nu eens na,
hoe vaak er dit jaar over geschreven is, en ik
geloof, dat ge zelf erkennen zult, dit is over
dreven, en wetende, dat alle overdrijving schaadt
moest ge u daarvan onthouden. Ge bereikt
immers op die wijze uw doel niet.
De druppel, welke bij u den beker deed over
loopen, was het stuk overgenomen uit Hollandia.
Dit bevreemdde me eenerzjjds wel. Daarin toch
staat nog heel iets anders. Hebt ge daarop
wel opgelet? We staan nu eenmaal voor het
ernstige verschijnsel, dat er niet genoeg jon
gelingen zijn, die zich voorbereiden voor het
predikambt en we zien den tijd naderen, waarop
er te weinig predikanten zullen zijn. Onwille
keurig komt dus de vraag op: Waaraan ligt
het? Het „middelen en wegen" gaan samen,
is ook niet onbekend en daarom behoeft het
niet te bevreemden, dat deze zaak een van alle
zijden beschouwd wordt. Als er nu gezegd
werd, dat wanneer de tractementen maar ver
hoogd werden, al het andere wel in 't reine
zou komen, dan zoudt ge reden hebben om u
daarover te ergeren, maar dit is niet zoo. Er
zijn ook naar mijn gedachte heel andere oor
zaken mede in 't spel, oorzaken, welke niet met
geld weg te nemen zijn. De Kerken zelve
mogen daarover wel eens ernstig nadenken en
als zij er zelve aanleiding toe geven er wel van
terugkomen. Het is niet noodig, dat ik op dit
oogenblik me daar verder over uitlaat, want
er zijn reeds heel wat redenen genoemd, welke
tot den tegenwoordigen misstand meegewerkt
hebben. Een voorname daarvan is naar mijne
meening, dat ons gereformeerd volk en nu
denk ik aan ambtsdragers en leden verachtert
in de genade en de eerste liefde heeft verlaten.
We leven over 't algemeen te veel in de breedte
zonder ons geloofsleven te verdiepen en te voeden
aan de bron, waaruit alleen de verfrissching
komen kan. Over vele dingen bekommeren
we ons, maar we vergeten, dat alleen zij, die
aan de voeten van Jezus zitten, het goede deel
uitkiezen. Als ik denk, hoe er vroeger gespro
ken werd over de heerlijke taak, welke een die
naar des woords had, en hoe er in menig gezin
groote waardeering was voor den arbeid, welke
God aan onze zielen ten koste legde en hoe
ernstig er gebeden werd om zegen over de be
diening des woords en der sacramenten, dan
wil het me voorkomen, dat onze dagen daarvan
nog al wat verschillen.
Wy'l ik nu eenmaal weet, dat ge een hooge
gedachte koestert van het ambt, dat de Christus
aan sommigen geeft, zoo kan ik verklaren,
dat ge het niet gaarne ziet, dat predikanten
schrijven over de vermeerdering van het trac-
tement. Maar ge moogt niet onbillijk zijn.
Hebt ge van onze tegenwoordige predikanten
het vaak gehoord, dat zij klaagden over hun
inkomen en dat zij aan de kerkeraden vroegen
om verhooging En is het nu niet duidelijk,
dat zjj;- die er over schrijven het meestal niet
doen om zelf er voordeel van te trekken, maar
dat zjj opkomen voor collega's, die ontegen
zeggelijk te weinig krijgen. Niet gaarne zeg
ik zulke dingen, maar soms kan het noodig
zijn. Een voorbeeld uit ouderscheidene wil ik
u noemen. Mjj is bekend een predikant niet
in onze eigen omgeving, die voor jaren een
talrijk huisgezin had met een inkomen van
900 gld. en vrije woning. Ge weet zelf, wat
een klein gezin kost, en dan zult ge wel toe
stemmen, dat het voor een predikant, bjj wien
eiken dag twaalf aan de tafel zitten, niet breed
kan zijn, als het inkomen niet meer is. Daarbij
komt nog, dat een predikant, die eenigszins
op de hoogte van zjjn tjjd wil blijven en dit
is voor zijn arbeid beslist noodig, en op een
dorp woont, heel wat uitgaven heeft te doen.
Ieder wil ook, dat hjj behoorlijk gekleed gaat,
en dat het er in zijn woning behoorlijk uitziet.
Meer zal ik er niet van zeggen, dan alleen,
dat een predikant de roeping heeft om het
volle woord Gods te brengen en derhalve is
het niet verkeerd, dat hij op zijn tijd de ge
meente herinnert aan haar verplichting ook in
dezen. Uwe opmerking over de werklieden
die bij hun patroon aankloppen is juist, maar
uw besluit, dat ge er uit afleidt, hadt ge beter
in de pen kunnen houden, want bjj eenig na
denken zult ge zelf wel moeten toegeven, dat
het niet juist is. Met mij gelooft ge trouwens,
dat allen zonder onderscheid, werklieden en
dominé's, rijken en armen diep afhankelijk zijn
van één, Wiens hand alleen spijze geeft ter
zijner tjjd en dit in den regel mild en over
vloedig doet.
Een groot voorrecht is, wanneer wjj allen
kunnen zeggenik heb geleerd vergenoegd te
zijn in 't geen ik ben.
Bouma.
Toen onlangs er op gewezen werd, dat ieder
kerkganger ook den tekst uit het Oude Tes
tament moest kunnen naslaan, schreef ons een
broeder, dat hij bijna nooit daarvoor een bijbel
noodig had. 't Was schier uitzondering, dat
ten zijnent uit het Oude Testament werd ge
preekt. En als het gebeurde, dan was 't of
een psalmwoord of zoo'n bekende tekst uit de
profeten, dat hij zijn bijbel wel missen kon.
Nu zal de eene dienaar des Woords meer dan
de ander geneigd zijn de stof tot zijne predi
king aan de Boeken des Ouden Verbonds te
ontleenen. Maar toch moet die prediking niet
beperkt blijven tot een tekst uit de Psalmen.
De historische boeken geven menige stof, die
de gemeente kan strekken tot onderwijzing en
vertroosting. De teekening van het zieleleven
der oude vromen geeft een klaar spiegelbeeld
vanwat ook heden ten dage nog wordt door
leefd. Menig puntig gezegde uit de historische
boeken biedt een kostelijkonderwerp voor de
bediening des Woords. En vooral mogen niet
vergeten worden de boeken der profeten. Het
is noodig, dat de gemeente steeds dieper in
geleid worde in de kennis van die boeken.
En dan niet maar eens een enkele maal, bijv.
door eene prediking over Jesaja 40 of dergelijk
bekend gedeelte, maar ook de meer onduide
lijke profetische teksten moeten behandeld.
Hoe meer daaruit het Woord wordt bediend,
hoe meer ook de gemeenteleden zullen hebben
aan de Schriftlezing in hun huisgezin. Door
de prediking moet ook telkens de historische
achtergrond geschetst, waartegen het profetische
woord aanleunt, en wanneer dat telkens weer
geschiedt, krijgt de gemeente ook een dieper
inzicht in de Openbaring Gods onder het Oude
Verbond geschonken. De eenheid der Schrift
als Woord van God komt dan ook beter tot
haar recht.
Een prediking over een Oudtestamentisch
woord is nog geen Ondtestamentisclie prediking.
Integendeel, ze is Christus prediking en laat het
volle licht des Nieuwen Testaments op de pro
fetie vallen. Er zijn tijden in het jaar, wanneer
de prediking over Oud-testamentische stoffen
meer algemeen is. En daartoe rekenen wij ook
de Decembermaand, den adventstijd. Op de
Zondagen aan het Kerstfeest voorafgaande wordt
meestal voorbereidend gepredikt over de komst
van Christus tot deze wereld. Reeds van af
de zesde eeuw blijkt dat in de Christelijke Kerk
gewoonte te zijn geweest Die Adventspredi-
catie leent zich bfl uitstek om den rijkdom der
Messiaansche profetie uit het Oude Testament
uit te stallen. En inderdaad is daarbij zulk
een afwisseling van stof, dat een Dienaar des
Woords jarenlang achtereen nieuwe teksten kan
vinden, 't Is heusch niet noodig alleen bekende
teksten, als Jesaja 9 4 of Micha 5 1, te be
handelen. En hoe meer hfl tracht bfl die ge
legenheid allerlei deelen van het Oude Testa
ment te ontsluiten, hoe meer hij ook ontdekken
zal dat de gemeente naar zulk eene prediking
verlangt, zoowel tot verrijking van haar Schrift
kennis als ook tot sterking van haar geloofs
leven. Het meerendeel der Gereformeerde pre
dikanten tracht op die wijze de gemeente op
te bouwen. Het ware wel eens de moeite waard
na te gaan, over welke stoffen gedurende een
jaar in iedere gemeente wordt gepredikt. De
Haagsche Kerkbode geeft telkens in Januari
een lijst van de in het verloopen jaar behandelde
stoffen. Willen predikanten of gemeenteleden
ons eens zulk een lijstje uit hun plaatselijke
kerk doen toekomen, met genoegen zullen we
er (desnoods zonder naamsvermelding) plaats
ruimte aan bieden. Zulke lijstjes zjjn leerzaam
ook voor anderen. Ze kunnen stichten. En
al wat de stichting kan bevorderen, zoekt ook
onze bode onder de aandacht te brengen.
In Richteren 4 lezen we een verhaal, dat
menige zwarigheid oplevert bij de verklaring.
En geen wonder De Oostersche gewoonten
zijn ons zoo weinig bekend. Daarom is van
belang, hetgeen meegedeeld wordt in het werk
van Dr. Neil over Palestina, pas verschenen
bij den heer Kok, in het hoofdstukde
Vrouw. We nemen daaruit over blz. 252255
„Onder de Bjjbelsche verhalen, die het meest
aanleiding tot misverstand en wanbegrip ge
geven hebben, behoort wel dat van den dood
van Sisera door de hand van Jael. Wij lezen
dat Sisera, na zijn plotselinge nederlaag in het
oostelijk deel der vlakte van Esdrelon, vlood
naar de tent van Jael, de huisvrouw van Heber
den Keniet. Toen hij het tijdelijk verlaten
kampement naderde, waar zij, naar het bleek,
alleen thuis was, kwam zij naar buiten en noo-
digde hem om binnen te komen. Daarna bood
zjj hem een heerenschaal, dat is een deftig maal,
melk aan, den gewonen houten kom van dat
land, ongeveer zoo groot als een onzer kommen
om de handen in te wasschen, vol leben, dat
is zure botermelk van geiten, de eenige melk,
die de Arabieren drinken. Zoodra hij dien ge
dronken had, zonk hij in diepen slaap. Nu nam
zij een nagel van de tent, een van de scherpe
tentpinnen van buitengewoon hard hout en een
zwaren plompen hamer van hout, waarmee die
pinnen in den grond gedreven worden, twee
voorwerpen van dagelijksch gebruik, en versloeg
Sisera door hem met die pin door de slapen
heen aan den grond te nagelen. Zulk een pin
is ongeveer anderhalf voet langde koorden
van de zware kemelsharen tent moeten er aan
vastgemaakt worden en de tent ophouden, ook
in storm en noodweer.
Menigmaal is, ook door bekwame, geloovige
Schriftuitleggers, deze daad beschouwd als een
laaghartigen, wreedaardigen, verraderlijken
moord. Onvoldoende kennis van de zeden der
Bijbellanden zou deze daad nog tienmaal schan
delijker zijn dan wij ons kunen voorstellen.
Onder de nomadenstammen van Palestina en
de omliggende landen is de gastvrijheid heilig
en onschendbaar. Als eervergeten schurk zou
de man veracht worden, die een vreemdeling
en dan nog wel een bondgenoot in zjjn
huis van haar, zjjn tent, had opgenomen, gast
vrijheid bewezen en hem dan in den slaap van
het leven beroofde. Dat zal geen Oosterling
zijn ergsten vijand doen. Toch zien we hoe Jael
door de profetes Deborah ten hoogste geprezen
wordt voor deze daad.
Gezegend zij boven de vrouwen
Jael, de huisvrouw van Heber den Keniet,
Gezegend boven de vrouwen in de tent
Hoe kan deze moeilijkheid dan opgelost
worden
Het antwoord wordt voldoende gegeven door
behoorlijke kennis van de zeden in Palestina.
Jael was alleen thuis gelaten haar echtge
noot en zfln dienaren waren afwezig wellicht
met hun kudden op grooten afstandmogelijk
ook als echte nomaden in de nabijheid van het
slagveld, waar na afloop van den slag buit kon
te vinden zijn. Zij zag den krijgsoverste van
koning Jabin op zijn voeten vluchten in de
richting van haar tent. Die man was zeker vast
besloten om toelating af te dwingen. Wat kon
zij doen om een gewapend en wanhopig man
te weerstaan Er was voor haar geen ander
middel dan de zaak te nemen zooals ze was en
hem binnen te noodigen. Maar het punt waar
alles op aankomt is dit. Sisera had in geen
geval het recht om haar tent binnen te treden.
Onder geen omstandigheid mag een vreemde
man de vrouwenafdeeling van een Arabische
tent binnengaan. Die afdeeling is het eenige
gedeelte van de tent, waar hij verborgen kon
zijn. Er zijn voorbeelden van verslagen Arabi
sche krijgslieden, die zich in de vrouwentent
schuil hielden, maar altijd volgde er het dood
vonnis op, want erger inbreuk op de Ooster
sche zeden laat zich niet denken. Uit het oog
punt van een Bedoeienen-vrouw kon Jael geen
zwaarder beleediging en grooter onrecht aan
gedaan worden. Haar echtgenoot of haar broeder
zou verplicht geweest zijn, volgens Oostersche
zede, haar te wreken door Sisera het leven te
benemen. Zij was eenvoudig de voltrekster van
het vonnis, dat hij zich in elk geval op den
hals gehaald had. Er was dus geen sprake van
de gewone Oostersche gastvrijheid Jael zag
zich plotseling en weerloos in een toestand ge
bracht, waarin alleen vrouwelijke list tegen
brutaal en wanhopig geweld kon opwegen. Dit
verandert de geheele zaakinplaats van een
wreed, verraderlijk schepsel wordt zij, van
Oostersch standpunt gezien en dat is toch het
eenige om haar rechtvaardig te beoordeelen, een
ware heldin. Ook is het merkwaardig dat De
borah, haar gedrag prijzende, er den nadruk
op legt dat zij een Bedoeienen vrouw was, en
dus edel en rechtvaardig handelde van het
standpunt der Bedoeienen.
Gezegend zij Jael onder de vrouwen der tent.
Zou Deborah zoo gezongen hebben indien men
Jaels daad had moeten houden voor een ver
raderlijken moord van een gast?
Er is nog iets, dat de meening versterkt dat
Jael, toen zjj Sisera aanbood in de tent te
komen, plotseling handelde onder den indruk
van vrees en noodzakelijkheid, omdat ze zag in
hoe groot gevaar zjj verkeerde, en dat haar
eenige bedoeling was zichzelve en haar goeden
naam te verdedigen op een wijze, welke iedere
Arabische vrouw voor volkomen wettig houden
zou. Sisera vroeg haar om water, en zij gaf hem
leben of gestremde melk. In den zang van
Deborah wordt daarop bijzonderen nadruk ge
legd, en niet zonder reden. Leben is een heer
lijke drank, van geitenmelk gemaakt, die door
de Palestjjnsche herdersstammen veel gebruikt
wordt. De boter wordt in die melk gelaten, en
door een eigenaardige behandeling wordt het
geheel gestremd en zuur gemaakt. Geen smake
lijker en gezonder drinken kan men zich in een
warm land denken. Hjj heeft de eigenschap
van zeer koortswerend te werken op de gestel
len, die door oververmoeidheid aangetast zijn,
en is een sterk slaapmiddel. Ik heb zelf onder
vonden welk een weldadigen, slaapwekkenden
invloed deze drank heeft. Bjj zekere gelegen
heid, toen mjjn zenuwen overspannen waren en
ik veel aan slapeloosheid leed, dronk ik een
tamelijk groote hoeveelheid in een Bedoeienen-
kamp in de vlakte van Saron De uitwerking
was zoo krachtig, dat ik na een rust van een
half uur slechts met de grootste moeite kon
wakker blijven om mijn reis te vervolgen. Mjjn
eerste gedachte was dat de melk op een of
andere wijze sterk moest gekruid zijn, zoo on
weerstaanbaar was de uitwerking. Zonder
twijfel heeft Jael Sisera zoo mild van de leben
laten drinken om hem spoedig en diep in slaap
te krijgen. Dat was voor haar het eenige mid
del om op strenge, maar geheel wettige wijze
een gedrag te straffen, dat in haar oogen en
in de oogen van haar geheele volk een onver
geeflijke misdaad was, begaan door een tiran,
die op straffeloosheid rekende ter wille van zjjn
hoogen rang". Kerkhof.
ZESTAL
te 's GravenhageR. E. van Arkel te Soest
J. C Brussaard te Meppel
dr. K. Djjk te Rijswijk
J. Douma te Watergraafsmeer
dr. V. Hepp te Klundert;
J. L. Schouten te Arnhem.
DRIETAL
te Terneuzen B. van Halsema te Haastrecht
S. Idema te Workum
dr. G. Keizer te Tiel.
TWEETAL
te Bleiswijkdr. D. J. v. Katwijk te Pjjnacker c.a.;
A. B. W M. Kok, cand. te
Rotterdam.
te 't Zandt (Gron.)J. H. Broek Roelofs te
Schildwolde
N. G.KerssiesteDen Ham.
BEROEPEN
te Leeuwarden, als hulppred.J. R. Goris, cand.
te Watergraafsmeer
te ZwartsluisR. Ilaitsma te Hindeloopen
te Heerjansdam A. Kok, cand. te Rotterdam
te SchoonoordJ. Visser te Zuidwolde
te Blokzijl en te Helmond W. Steunenberg,
cand. te Kampen
te Ilellevoetsluis c.a.: G. Verrij te Waar der
te Marken A. Kok, cand. te Rotterdam
te Kamer ik G. Wisse te Bodegraven
te Zevenhoven, Noorden en BleiswjjkA. Kok,
cand. te Rotterdam.
AANGENOMEN
naar Wolvega: H. Meulink te Hendrik-Ido-
Ambacht.
BEDANKT
voor 's GravenmoerJ. W. Esselink te Wate
ringen i
voor Zuid laren: F. G. Petersen te Veendam
voor DriesumD, Sikkel te Leidschendam
voor Leeuwarden (als hulpprediker)J. R. Goris,
cand. te Watergraafsmeer.
Jubilea ds. C. B. Bavink te Rotterdam
herdacht 30 Nov., dat hij vóór 25 jaren in het
ambt werd bevestigd, Ook ds. C. B. Schoe-
makers te Katendrecht vierde deze week zijn
zilveren ambtsfeest. Hetzelfde valt te berichten
van ds. J. Sybrandy te Stiens, en ds. M. Mete
ring te Wildervank.
Uit een schrijven van ds. Sybesma te Zie-
rikzee, bleek ons, dat ons stukje over den heer
de Vries in het vorig nummer van onze
Kerkbode, de volgende aanvulling of rectificatie
behoeft; allereerst, dat br. de Vries in Duitsch-
land neutraal wilde zjjn en niet voor dat land
partijkiezen in toespraak en gebed, wat tenslotte
zijn uitwijzing ten gevolge had ten tweede, dat
de Classe Arnhem in haar laatstgehouden ver
gadering op haar vroeger genomen besluit terug
kwam, en hem wel een aanbeveling heeft ge
geven.
Dat de arbeid der Evangelisatie, zoo krachtig
door de classe Zierikzee ter hand genomen, de
hartelijke sympathie van alle onze lezers en
kerken heeft en zal hebben, ligt voor de hand.
Worde het werk van broeder de Vries van den
Heere rijkelijk aldaar gezegend.
Curieus In het laatste nummer van het
„Kerkbl. voor Dr. en Ov." heeft de redacteur
G. W. een heel artikel naar aanleiding van een
berichtje in „De Rotterdammer" over het pu-
bliceeren van de opbrengst der publiek ver
huurde plaatsen in de kerken te Drente enz.
Maar dat stukje had „De Rotterdammer" ont
leent aan onze Kerkbodehet artikel van
genoemden redacteur moest dus aan ons adres
z\jn gericht.
Ook curieus! De „Noord-Holl. Kerkbode",
redacteur ds. W. B. Renkema in Duitschland,
heeft in no. 1431 niet minder dan drie stukjes
uit onze Kerkbode overgenomen bij het eerste
stukje luidt het plechtig Zeeuwsche Kerkbode,
Kerkhofbjj het tweede stukje staat alleen Bou
ma; en b\j het derde stukje wordt de naam
van den auteur verzwegen, en alleen gezegd
„Zeeuwsch Kerkbl.", dat niet eens meer bestaat
De Geref. kerk van Scheveningen A hoopt
weldra over te gaan tot de stichting van een
tweede kerkgebouw.
Afscheid van Tholen, ds. A. P. Lantiug,
wegens vertrek naar Krommenie, met Jes. 40
6—8van Scharnegoutum wegens vertrek naar
Spijkenisse, ds. G. H. de Jonge, met Judas vs.
20 en 21.
Intree te Harderwijk, ds. J. W. v. d. Bosch,
overgekomen van Culemborg, met 2 Petr. 119,
na bevestigd te zy'n door dr. G. Chr. Aalders
van Ermelo met Jes. 62 6 en 7.
De kerkeraad van Kapel le bij Goes heeft
besloten tot den bouw van een nieuwe kerk,
welke is opgedragen aan den heer D. v. Maris,
aldaar.
Ds. O. D. Eerdmans te Boskoop herdacht
zijn 40-jarig ambtsjubileum met 1 Tim. 1 12.
Ds. W. T. Nijenhuis te Britsum herdacht
zijn 35-j irige ambtsbediening met Col. 1 28.
Op Dinsdag 7 Dec. a.s., des avonds te 7
ure hoopt de rector prof. dr. J. Ridderbos, in
de aula der Theol. School te Kampen het rec
toraat over te dragen aan prof. dr. T. Hoekstra.
Te Lemelerveld is in den ouderdom van
74 jaren overleden ds. W. T. van Dijk, em. pred.
hij arbeidde in Sellingen, Kollum, Haren, Hein-
kenszand, Waardhuizen en laatstelijk te Tholen,
waar hij in 1908 emeritaat verkreeg.
Voor den bouw van het Zendingshospitaal
te Poerworedjo, het Zendingsterrein van Utrecht
en Gelderland, zijn ingekomen van de classe
Harderwijk f2000,van de classe Apeldoorn
f 300,en van baron van D. te Utrecht f 1000,
Nog een 5 a 6 duizend gulden zijn noodig, om
de f 15000,te halen die uit eigen fonds moeten
betaald worden, Het overige komt aan subsidie
in, als het hospitaal er staat en in werking is.
De Soemba-week bracht reeds op f 14,789,52,
zoodat het bedrag de schade van f12,000,
reeds te boven gaat.
Versleten Bijbels en een weelderig leven.
De „Poortwachter" schrijft in het „Fr. Kerkbl."
Er is een kwaad dat te zien is onder de zon,
en het is veel te zien onder de menschen.
Een man, welken God gegeven heeft rijkdom
en goederen en eere, en hij heeft voor zijn ziel
aan geen ding gebrek. Zijn kleeding is van de
fijnste stof en naar de nieuwste smaak. Zijn
huis en huisraad zijn prachtvol en geheel naar
de eischen van zijn tijd.
Maar zijn Bijbel is beduimeld en vies, vol
losse, verscheurde en omgekrulde bladen, en
niet alle bladen zijn meer aanwezig alles wordt
bij hem op tijd vernieuwd, alleen het gewaad
van het Woords des Heeren niet.
En dit is ook een kwaad onder de zon.
Fraaie kerkgebouwen met gekleurde ramen,
centrale verwarming, gas of' electrisch licht,
telefoon voor dooven, en voorts alles wat het
gerief verhoogen kan. Maar op den kansel eeu
van de motten doorvreten Bijbel, roetkleurig
op snee, van binnen geel en met waterstrepen
doorloopen. Daarnaast een Psalmboek, muf en
duf, klam en beschimmeld.
Voorts in de banken en op de stoelen Psalm
boeken en Bijbels met gebroken ruggegraat,
met ingevallen of geheel uitgezakten buik,
dikke en dunne, groote, mindergroote en kleine,
vestzakformaat „makkelijk weet u?" En dan
nog hier en daar verspreid losse Psalm- en
Bijbelbladen, vol ezelsooren of geheel verfrom
meld.
Voor alles heeft men orde en regelmaat, en
voor alles wijst de jaarlijksche begrooting
posten aan voor „onderhoud" en „herstel"
alleen voor het Boek, dat Gods Woord bevat,