Preeken over Oud testamentische teksten. Sisera, door Jaël gedood. Kerk- en Sckoolnleuwg. dat ge overdrijft. Ge schreeft„Men krijgt tegenwoordig bijna geen exemplaar in de vingers of men leest er stukjes in over predikants- tractementen m. i. soms wel een beetje ergerlijk." Daarop zou ik willen zeggenga nu eens na, hoe vaak er dit jaar over geschreven is, en ik geloof, dat ge zelf erkennen zult, dit is over dreven, en wetende, dat alle overdrijving schaadt moest ge u daarvan onthouden. Ge bereikt immers op die wijze uw doel niet. De druppel, welke bij u den beker deed over loopen, was het stuk overgenomen uit Hollandia. Dit bevreemdde me eenerzjjds wel. Daarin toch staat nog heel iets anders. Hebt ge daarop wel opgelet? We staan nu eenmaal voor het ernstige verschijnsel, dat er niet genoeg jon gelingen zijn, die zich voorbereiden voor het predikambt en we zien den tijd naderen, waarop er te weinig predikanten zullen zijn. Onwille keurig komt dus de vraag op: Waaraan ligt het? Het „middelen en wegen" gaan samen, is ook niet onbekend en daarom behoeft het niet te bevreemden, dat deze zaak een van alle zijden beschouwd wordt. Als er nu gezegd werd, dat wanneer de tractementen maar ver hoogd werden, al het andere wel in 't reine zou komen, dan zoudt ge reden hebben om u daarover te ergeren, maar dit is niet zoo. Er zijn ook naar mijn gedachte heel andere oor zaken mede in 't spel, oorzaken, welke niet met geld weg te nemen zijn. De Kerken zelve mogen daarover wel eens ernstig nadenken en als zij er zelve aanleiding toe geven er wel van terugkomen. Het is niet noodig, dat ik op dit oogenblik me daar verder over uitlaat, want er zijn reeds heel wat redenen genoemd, welke tot den tegenwoordigen misstand meegewerkt hebben. Een voorname daarvan is naar mijne meening, dat ons gereformeerd volk en nu denk ik aan ambtsdragers en leden verachtert in de genade en de eerste liefde heeft verlaten. We leven over 't algemeen te veel in de breedte zonder ons geloofsleven te verdiepen en te voeden aan de bron, waaruit alleen de verfrissching komen kan. Over vele dingen bekommeren we ons, maar we vergeten, dat alleen zij, die aan de voeten van Jezus zitten, het goede deel uitkiezen. Als ik denk, hoe er vroeger gespro ken werd over de heerlijke taak, welke een die naar des woords had, en hoe er in menig gezin groote waardeering was voor den arbeid, welke God aan onze zielen ten koste legde en hoe ernstig er gebeden werd om zegen over de be diening des woords en der sacramenten, dan wil het me voorkomen, dat onze dagen daarvan nog al wat verschillen. Wy'l ik nu eenmaal weet, dat ge een hooge gedachte koestert van het ambt, dat de Christus aan sommigen geeft, zoo kan ik verklaren, dat ge het niet gaarne ziet, dat predikanten schrijven over de vermeerdering van het trac- tement. Maar ge moogt niet onbillijk zijn. Hebt ge van onze tegenwoordige predikanten het vaak gehoord, dat zij klaagden over hun inkomen en dat zij aan de kerkeraden vroegen om verhooging En is het nu niet duidelijk, dat zjj;- die er over schrijven het meestal niet doen om zelf er voordeel van te trekken, maar dat zjj opkomen voor collega's, die ontegen zeggelijk te weinig krijgen. Niet gaarne zeg ik zulke dingen, maar soms kan het noodig zijn. Een voorbeeld uit ouderscheidene wil ik u noemen. Mjj is bekend een predikant niet in onze eigen omgeving, die voor jaren een talrijk huisgezin had met een inkomen van 900 gld. en vrije woning. Ge weet zelf, wat een klein gezin kost, en dan zult ge wel toe stemmen, dat het voor een predikant, bjj wien eiken dag twaalf aan de tafel zitten, niet breed kan zijn, als het inkomen niet meer is. Daarbij komt nog, dat een predikant, die eenigszins op de hoogte van zjjn tjjd wil blijven en dit is voor zijn arbeid beslist noodig, en op een dorp woont, heel wat uitgaven heeft te doen. Ieder wil ook, dat hjj behoorlijk gekleed gaat, en dat het er in zijn woning behoorlijk uitziet. Meer zal ik er niet van zeggen, dan alleen, dat een predikant de roeping heeft om het volle woord Gods te brengen en derhalve is het niet verkeerd, dat hij op zijn tijd de ge meente herinnert aan haar verplichting ook in dezen. Uwe opmerking over de werklieden die bij hun patroon aankloppen is juist, maar uw besluit, dat ge er uit afleidt, hadt ge beter in de pen kunnen houden, want bjj eenig na denken zult ge zelf wel moeten toegeven, dat het niet juist is. Met mij gelooft ge trouwens, dat allen zonder onderscheid, werklieden en dominé's, rijken en armen diep afhankelijk zijn van één, Wiens hand alleen spijze geeft ter zijner tjjd en dit in den regel mild en over vloedig doet. Een groot voorrecht is, wanneer wjj allen kunnen zeggenik heb geleerd vergenoegd te zijn in 't geen ik ben. Bouma. Toen onlangs er op gewezen werd, dat ieder kerkganger ook den tekst uit het Oude Tes tament moest kunnen naslaan, schreef ons een broeder, dat hij bijna nooit daarvoor een bijbel noodig had. 't Was schier uitzondering, dat ten zijnent uit het Oude Testament werd ge preekt. En als het gebeurde, dan was 't of een psalmwoord of zoo'n bekende tekst uit de profeten, dat hij zijn bijbel wel missen kon. Nu zal de eene dienaar des Woords meer dan de ander geneigd zijn de stof tot zijne predi king aan de Boeken des Ouden Verbonds te ontleenen. Maar toch moet die prediking niet beperkt blijven tot een tekst uit de Psalmen. De historische boeken geven menige stof, die de gemeente kan strekken tot onderwijzing en vertroosting. De teekening van het zieleleven der oude vromen geeft een klaar spiegelbeeld vanwat ook heden ten dage nog wordt door leefd. Menig puntig gezegde uit de historische boeken biedt een kostelijkonderwerp voor de bediening des Woords. En vooral mogen niet vergeten worden de boeken der profeten. Het is noodig, dat de gemeente steeds dieper in geleid worde in de kennis van die boeken. En dan niet maar eens een enkele maal, bijv. door eene prediking over Jesaja 40 of dergelijk bekend gedeelte, maar ook de meer onduide lijke profetische teksten moeten behandeld. Hoe meer daaruit het Woord wordt bediend, hoe meer ook de gemeenteleden zullen hebben aan de Schriftlezing in hun huisgezin. Door de prediking moet ook telkens de historische achtergrond geschetst, waartegen het profetische woord aanleunt, en wanneer dat telkens weer geschiedt, krijgt de gemeente ook een dieper inzicht in de Openbaring Gods onder het Oude Verbond geschonken. De eenheid der Schrift als Woord van God komt dan ook beter tot haar recht. Een prediking over een Oudtestamentisch woord is nog geen Ondtestamentisclie prediking. Integendeel, ze is Christus prediking en laat het volle licht des Nieuwen Testaments op de pro fetie vallen. Er zijn tijden in het jaar, wanneer de prediking over Oud-testamentische stoffen meer algemeen is. En daartoe rekenen wij ook de Decembermaand, den adventstijd. Op de Zondagen aan het Kerstfeest voorafgaande wordt meestal voorbereidend gepredikt over de komst van Christus tot deze wereld. Reeds van af de zesde eeuw blijkt dat in de Christelijke Kerk gewoonte te zijn geweest Die Adventspredi- catie leent zich bfl uitstek om den rijkdom der Messiaansche profetie uit het Oude Testament uit te stallen. En inderdaad is daarbij zulk een afwisseling van stof, dat een Dienaar des Woords jarenlang achtereen nieuwe teksten kan vinden, 't Is heusch niet noodig alleen bekende teksten, als Jesaja 9 4 of Micha 5 1, te be handelen. En hoe meer hfl tracht bfl die ge legenheid allerlei deelen van het Oude Testa ment te ontsluiten, hoe meer hij ook ontdekken zal dat de gemeente naar zulk eene prediking verlangt, zoowel tot verrijking van haar Schrift kennis als ook tot sterking van haar geloofs leven. Het meerendeel der Gereformeerde pre dikanten tracht op die wijze de gemeente op te bouwen. Het ware wel eens de moeite waard na te gaan, over welke stoffen gedurende een jaar in iedere gemeente wordt gepredikt. De Haagsche Kerkbode geeft telkens in Januari een lijst van de in het verloopen jaar behandelde stoffen. Willen predikanten of gemeenteleden ons eens zulk een lijstje uit hun plaatselijke kerk doen toekomen, met genoegen zullen we er (desnoods zonder naamsvermelding) plaats ruimte aan bieden. Zulke lijstjes zjjn leerzaam ook voor anderen. Ze kunnen stichten. En al wat de stichting kan bevorderen, zoekt ook onze bode onder de aandacht te brengen. In Richteren 4 lezen we een verhaal, dat menige zwarigheid oplevert bij de verklaring. En geen wonder De Oostersche gewoonten zijn ons zoo weinig bekend. Daarom is van belang, hetgeen meegedeeld wordt in het werk van Dr. Neil over Palestina, pas verschenen bij den heer Kok, in het hoofdstukde Vrouw. We nemen daaruit over blz. 252255 „Onder de Bjjbelsche verhalen, die het meest aanleiding tot misverstand en wanbegrip ge geven hebben, behoort wel dat van den dood van Sisera door de hand van Jael. Wij lezen dat Sisera, na zijn plotselinge nederlaag in het oostelijk deel der vlakte van Esdrelon, vlood naar de tent van Jael, de huisvrouw van Heber den Keniet. Toen hij het tijdelijk verlaten kampement naderde, waar zij, naar het bleek, alleen thuis was, kwam zij naar buiten en noo- digde hem om binnen te komen. Daarna bood zjj hem een heerenschaal, dat is een deftig maal, melk aan, den gewonen houten kom van dat land, ongeveer zoo groot als een onzer kommen om de handen in te wasschen, vol leben, dat is zure botermelk van geiten, de eenige melk, die de Arabieren drinken. Zoodra hij dien ge dronken had, zonk hij in diepen slaap. Nu nam zij een nagel van de tent, een van de scherpe tentpinnen van buitengewoon hard hout en een zwaren plompen hamer van hout, waarmee die pinnen in den grond gedreven worden, twee voorwerpen van dagelijksch gebruik, en versloeg Sisera door hem met die pin door de slapen heen aan den grond te nagelen. Zulk een pin is ongeveer anderhalf voet langde koorden van de zware kemelsharen tent moeten er aan vastgemaakt worden en de tent ophouden, ook in storm en noodweer. Menigmaal is, ook door bekwame, geloovige Schriftuitleggers, deze daad beschouwd als een laaghartigen, wreedaardigen, verraderlijken moord. Onvoldoende kennis van de zeden der Bijbellanden zou deze daad nog tienmaal schan delijker zijn dan wij ons kunen voorstellen. Onder de nomadenstammen van Palestina en de omliggende landen is de gastvrijheid heilig en onschendbaar. Als eervergeten schurk zou de man veracht worden, die een vreemdeling en dan nog wel een bondgenoot in zjjn huis van haar, zjjn tent, had opgenomen, gast vrijheid bewezen en hem dan in den slaap van het leven beroofde. Dat zal geen Oosterling zijn ergsten vijand doen. Toch zien we hoe Jael door de profetes Deborah ten hoogste geprezen wordt voor deze daad. Gezegend zij boven de vrouwen Jael, de huisvrouw van Heber den Keniet, Gezegend boven de vrouwen in de tent Hoe kan deze moeilijkheid dan opgelost worden Het antwoord wordt voldoende gegeven door behoorlijke kennis van de zeden in Palestina. Jael was alleen thuis gelaten haar echtge noot en zfln dienaren waren afwezig wellicht met hun kudden op grooten afstandmogelijk ook als echte nomaden in de nabijheid van het slagveld, waar na afloop van den slag buit kon te vinden zijn. Zij zag den krijgsoverste van koning Jabin op zijn voeten vluchten in de richting van haar tent. Die man was zeker vast besloten om toelating af te dwingen. Wat kon zij doen om een gewapend en wanhopig man te weerstaan Er was voor haar geen ander middel dan de zaak te nemen zooals ze was en hem binnen te noodigen. Maar het punt waar alles op aankomt is dit. Sisera had in geen geval het recht om haar tent binnen te treden. Onder geen omstandigheid mag een vreemde man de vrouwenafdeeling van een Arabische tent binnengaan. Die afdeeling is het eenige gedeelte van de tent, waar hij verborgen kon zijn. Er zijn voorbeelden van verslagen Arabi sche krijgslieden, die zich in de vrouwentent schuil hielden, maar altijd volgde er het dood vonnis op, want erger inbreuk op de Ooster sche zeden laat zich niet denken. Uit het oog punt van een Bedoeienen-vrouw kon Jael geen zwaarder beleediging en grooter onrecht aan gedaan worden. Haar echtgenoot of haar broeder zou verplicht geweest zijn, volgens Oostersche zede, haar te wreken door Sisera het leven te benemen. Zij was eenvoudig de voltrekster van het vonnis, dat hij zich in elk geval op den hals gehaald had. Er was dus geen sprake van de gewone Oostersche gastvrijheid Jael zag zich plotseling en weerloos in een toestand ge bracht, waarin alleen vrouwelijke list tegen brutaal en wanhopig geweld kon opwegen. Dit verandert de geheele zaakinplaats van een wreed, verraderlijk schepsel wordt zij, van Oostersch standpunt gezien en dat is toch het eenige om haar rechtvaardig te beoordeelen, een ware heldin. Ook is het merkwaardig dat De borah, haar gedrag prijzende, er den nadruk op legt dat zij een Bedoeienen vrouw was, en dus edel en rechtvaardig handelde van het standpunt der Bedoeienen. Gezegend zij Jael onder de vrouwen der tent. Zou Deborah zoo gezongen hebben indien men Jaels daad had moeten houden voor een ver raderlijken moord van een gast? Er is nog iets, dat de meening versterkt dat Jael, toen zjj Sisera aanbood in de tent te komen, plotseling handelde onder den indruk van vrees en noodzakelijkheid, omdat ze zag in hoe groot gevaar zjj verkeerde, en dat haar eenige bedoeling was zichzelve en haar goeden naam te verdedigen op een wijze, welke iedere Arabische vrouw voor volkomen wettig houden zou. Sisera vroeg haar om water, en zij gaf hem leben of gestremde melk. In den zang van Deborah wordt daarop bijzonderen nadruk ge legd, en niet zonder reden. Leben is een heer lijke drank, van geitenmelk gemaakt, die door de Palestjjnsche herdersstammen veel gebruikt wordt. De boter wordt in die melk gelaten, en door een eigenaardige behandeling wordt het geheel gestremd en zuur gemaakt. Geen smake lijker en gezonder drinken kan men zich in een warm land denken. Hjj heeft de eigenschap van zeer koortswerend te werken op de gestel len, die door oververmoeidheid aangetast zijn, en is een sterk slaapmiddel. Ik heb zelf onder vonden welk een weldadigen, slaapwekkenden invloed deze drank heeft. Bjj zekere gelegen heid, toen mjjn zenuwen overspannen waren en ik veel aan slapeloosheid leed, dronk ik een tamelijk groote hoeveelheid in een Bedoeienen- kamp in de vlakte van Saron De uitwerking was zoo krachtig, dat ik na een rust van een half uur slechts met de grootste moeite kon wakker blijven om mijn reis te vervolgen. Mjjn eerste gedachte was dat de melk op een of andere wijze sterk moest gekruid zijn, zoo on weerstaanbaar was de uitwerking. Zonder twijfel heeft Jael Sisera zoo mild van de leben laten drinken om hem spoedig en diep in slaap te krijgen. Dat was voor haar het eenige mid del om op strenge, maar geheel wettige wijze een gedrag te straffen, dat in haar oogen en in de oogen van haar geheele volk een onver geeflijke misdaad was, begaan door een tiran, die op straffeloosheid rekende ter wille van zjjn hoogen rang". Kerkhof. ZESTAL te 's GravenhageR. E. van Arkel te Soest J. C Brussaard te Meppel dr. K. Djjk te Rijswijk J. Douma te Watergraafsmeer dr. V. Hepp te Klundert; J. L. Schouten te Arnhem. DRIETAL te Terneuzen B. van Halsema te Haastrecht S. Idema te Workum dr. G. Keizer te Tiel. TWEETAL te Bleiswijkdr. D. J. v. Katwijk te Pjjnacker c.a.; A. B. W M. Kok, cand. te Rotterdam. te 't Zandt (Gron.)J. H. Broek Roelofs te Schildwolde N. G.KerssiesteDen Ham. BEROEPEN te Leeuwarden, als hulppred.J. R. Goris, cand. te Watergraafsmeer te ZwartsluisR. Ilaitsma te Hindeloopen te Heerjansdam A. Kok, cand. te Rotterdam te SchoonoordJ. Visser te Zuidwolde te Blokzijl en te Helmond W. Steunenberg, cand. te Kampen te Ilellevoetsluis c.a.: G. Verrij te Waar der te Marken A. Kok, cand. te Rotterdam te Kamer ik G. Wisse te Bodegraven te Zevenhoven, Noorden en BleiswjjkA. Kok, cand. te Rotterdam. AANGENOMEN naar Wolvega: H. Meulink te Hendrik-Ido- Ambacht. BEDANKT voor 's GravenmoerJ. W. Esselink te Wate ringen i voor Zuid laren: F. G. Petersen te Veendam voor DriesumD, Sikkel te Leidschendam voor Leeuwarden (als hulpprediker)J. R. Goris, cand. te Watergraafsmeer. Jubilea ds. C. B. Bavink te Rotterdam herdacht 30 Nov., dat hij vóór 25 jaren in het ambt werd bevestigd, Ook ds. C. B. Schoe- makers te Katendrecht vierde deze week zijn zilveren ambtsfeest. Hetzelfde valt te berichten van ds. J. Sybrandy te Stiens, en ds. M. Mete ring te Wildervank. Uit een schrijven van ds. Sybesma te Zie- rikzee, bleek ons, dat ons stukje over den heer de Vries in het vorig nummer van onze Kerkbode, de volgende aanvulling of rectificatie behoeft; allereerst, dat br. de Vries in Duitsch- land neutraal wilde zjjn en niet voor dat land partijkiezen in toespraak en gebed, wat tenslotte zijn uitwijzing ten gevolge had ten tweede, dat de Classe Arnhem in haar laatstgehouden ver gadering op haar vroeger genomen besluit terug kwam, en hem wel een aanbeveling heeft ge geven. Dat de arbeid der Evangelisatie, zoo krachtig door de classe Zierikzee ter hand genomen, de hartelijke sympathie van alle onze lezers en kerken heeft en zal hebben, ligt voor de hand. Worde het werk van broeder de Vries van den Heere rijkelijk aldaar gezegend. Curieus In het laatste nummer van het „Kerkbl. voor Dr. en Ov." heeft de redacteur G. W. een heel artikel naar aanleiding van een berichtje in „De Rotterdammer" over het pu- bliceeren van de opbrengst der publiek ver huurde plaatsen in de kerken te Drente enz. Maar dat stukje had „De Rotterdammer" ont leent aan onze Kerkbodehet artikel van genoemden redacteur moest dus aan ons adres z\jn gericht. Ook curieus! De „Noord-Holl. Kerkbode", redacteur ds. W. B. Renkema in Duitschland, heeft in no. 1431 niet minder dan drie stukjes uit onze Kerkbode overgenomen bij het eerste stukje luidt het plechtig Zeeuwsche Kerkbode, Kerkhofbjj het tweede stukje staat alleen Bou ma; en b\j het derde stukje wordt de naam van den auteur verzwegen, en alleen gezegd „Zeeuwsch Kerkbl.", dat niet eens meer bestaat De Geref. kerk van Scheveningen A hoopt weldra over te gaan tot de stichting van een tweede kerkgebouw. Afscheid van Tholen, ds. A. P. Lantiug, wegens vertrek naar Krommenie, met Jes. 40 6—8van Scharnegoutum wegens vertrek naar Spijkenisse, ds. G. H. de Jonge, met Judas vs. 20 en 21. Intree te Harderwijk, ds. J. W. v. d. Bosch, overgekomen van Culemborg, met 2 Petr. 119, na bevestigd te zy'n door dr. G. Chr. Aalders van Ermelo met Jes. 62 6 en 7. De kerkeraad van Kapel le bij Goes heeft besloten tot den bouw van een nieuwe kerk, welke is opgedragen aan den heer D. v. Maris, aldaar. Ds. O. D. Eerdmans te Boskoop herdacht zijn 40-jarig ambtsjubileum met 1 Tim. 1 12. Ds. W. T. Nijenhuis te Britsum herdacht zijn 35-j irige ambtsbediening met Col. 1 28. Op Dinsdag 7 Dec. a.s., des avonds te 7 ure hoopt de rector prof. dr. J. Ridderbos, in de aula der Theol. School te Kampen het rec toraat over te dragen aan prof. dr. T. Hoekstra. Te Lemelerveld is in den ouderdom van 74 jaren overleden ds. W. T. van Dijk, em. pred. hij arbeidde in Sellingen, Kollum, Haren, Hein- kenszand, Waardhuizen en laatstelijk te Tholen, waar hij in 1908 emeritaat verkreeg. Voor den bouw van het Zendingshospitaal te Poerworedjo, het Zendingsterrein van Utrecht en Gelderland, zijn ingekomen van de classe Harderwijk f2000,van de classe Apeldoorn f 300,en van baron van D. te Utrecht f 1000, Nog een 5 a 6 duizend gulden zijn noodig, om de f 15000,te halen die uit eigen fonds moeten betaald worden, Het overige komt aan subsidie in, als het hospitaal er staat en in werking is. De Soemba-week bracht reeds op f 14,789,52, zoodat het bedrag de schade van f12,000, reeds te boven gaat. Versleten Bijbels en een weelderig leven. De „Poortwachter" schrijft in het „Fr. Kerkbl." Er is een kwaad dat te zien is onder de zon, en het is veel te zien onder de menschen. Een man, welken God gegeven heeft rijkdom en goederen en eere, en hij heeft voor zijn ziel aan geen ding gebrek. Zijn kleeding is van de fijnste stof en naar de nieuwste smaak. Zijn huis en huisraad zijn prachtvol en geheel naar de eischen van zijn tijd. Maar zijn Bijbel is beduimeld en vies, vol losse, verscheurde en omgekrulde bladen, en niet alle bladen zijn meer aanwezig alles wordt bij hem op tijd vernieuwd, alleen het gewaad van het Woords des Heeren niet. En dit is ook een kwaad onder de zon. Fraaie kerkgebouwen met gekleurde ramen, centrale verwarming, gas of' electrisch licht, telefoon voor dooven, en voorts alles wat het gerief verhoogen kan. Maar op den kansel eeu van de motten doorvreten Bijbel, roetkleurig op snee, van binnen geel en met waterstrepen doorloopen. Daarnaast een Psalmboek, muf en duf, klam en beschimmeld. Voorts in de banken en op de stoelen Psalm boeken en Bijbels met gebroken ruggegraat, met ingevallen of geheel uitgezakten buik, dikke en dunne, groote, mindergroote en kleine, vestzakformaat „makkelijk weet u?" En dan nog hier en daar verspreid losse Psalm- en Bijbelbladen, vol ezelsooren of geheel verfrom meld. Voor alles heeft men orde en regelmaat, en voor alles wijst de jaarlijksche begrooting posten aan voor „onderhoud" en „herstel" alleen voor het Boek, dat Gods Woord bevat,

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1915 | | pagina 2