Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
29e Jaargang.
Vrijdag 12 November 1915.
No. 46,
UIT HET WOORD.
Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg.
Vaste MedewerkersD.D. R. J. v. d. VEEN, J. D. WIELENGA, F. J. v. d. ENOE, A. D. C. KOK/ J. H. LAMMERTSMA, L. v. LOON, 0. POL en F. W. J. WOLF.
Abonnementsprijsfranco aan huis per half jaar 70 cent.
UITGAYE YAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE.
Adres van de AdministratieA. D. LITTOOIJ Az.
Middelburg.
WAT HIJ IN MIJ SPREKEN ZOU.
IIabakuk 2 1, 2a.
De profeet IIabakuk heeft hoogstwaar
schijnlijk geleefd in de dagen der laatste
koningen van Juda. Een tijdgenoot van
Jeremia alzoo heeft hij, evenals deze, bange
dingen aan het volk te boodschappen om
zijn gruwelijke en menigvuldige zonden zal
God het overgeven in de handen van den
wreeden Chaldeër.
Diep ontroerd bij deze aankondiging des
Heeren buigt Habakuk wel ootmoedig het
hoofd, om het echter aanstonds in gelool
weer op te heflen tot Israëls Verbonds-God^
Gods verbond is toch een eeuwig en onver
anderlijk verbond, en moge het zondige
volk de tuchtroede rechtvaardig verdiend
hebben, het zal toch niet kunnen verdorven
worden of ondergaan. Daarom spreekt de
profeet God aan met woorden waarin zijn
onbezweken gelool uitschittert, zeggende
in vers 12 van Hoofdstuk I»Zijt gij niet
van ouds af de Heere, mijn God, mijn
Heilige Wij zullen niet sterveno Ileere
Na dit woord van heilige vrijmoedigheid
gesproken te hebben, zendt Habakuk een
vurig gebed voor zijn volk op, vast ver
zekerd dat God het hooren zal. In boven-
staanden tekst zegt hij nu hoe hij zich
verder gedragen heeft. »Ik stond op mijne
wachtpost zegt hij en ik stelde mij op
de sterkte, en ik hield wacht om te zien
wat Hij in mij spreken zou, en wat ik
antwoorden zou op mijne bestraffing". Zoo
als een krijgsman op post staat, of een
wachter zich op een hoogen toren stelt om
de omgeving te bespieden, zoo stelde zich
ook de profeet op om opmerkzaam en
nauwkeurig den hemel te verkennen of
God ook antwoord geven zou op zijn gebed.
Hij verwachtte dat antwoord in zijn
binnenste»Ik hield wacht zegt hij
om te zien wat Hij in mij spreken zou«.
Meermalen ontvingen de profeten open
baringen des Heeren door uitwendige mid
delen, maar even zoo dikwijls gaf de Heere
zijnen knechten zijn wil en raad te kennen
door innerlijke ingeving des H. Geestes.
Geenszins wil Habakuk den Heere nu bin
den aan eenige wijze of vorm van open
baring, maar het is bij de hooge spanning
van zijn zieleleven zoo verklaarbaar dat
hij een antwoord van den Heere verwacht
door een openbaring in zijn binnenste. Zijn
gebed om behoud voor zijn volk was een
smeeken des geloofs, een pleiten op het
verbond, ja schier een twisten met God
geweest met spanning en inspanning
ziet hij nu des Heeren antwoord tegemoet,
niet door droom of Engelen verschijning,
maar als een rechtstreeksch spreken van
den Heere Heere in het heiligdom van zijn
bewogen ziel.
En niet tevergeefs waakt hijde Heere
antwoordde hem. Waarschijnlijk in aan
sluiting met de ontroering van des pro
feten hart openbaart God zich aan hem
door een bizondere ingeving wel niet door
een hoorbare stem, integendeel spreekt
Habakuk van een gezicht, d. w. z. God deed
hem zonder 't uitwendige oog zien wat Hij
doen zou, en zonder 't oor des lichaams
hooren wat Hij aan hem te zeggen had.
»Ik hield wacht om te zien wat Hij in
mij spreken zou«.
Navolgenswaardig dat verbeiden der
ziel van God, dat wachten op den Heere,
nadat wij gebeden hebben. Willen wij iets
van God hooren en weten, dan is de aan
gewezen weg dat wij ons losmaken van de
wereld met hare beslommeringen, dat wij
de aandacht onzer ziele bij God bepalen,
dat wij met ernst zijn heilig Woord onder
zoeken, dat wij Hem aanroepen met oot
moedig en geloovig gebed. En toch, na
het gebed zijn wij niet gereed, maar moet
onze werkzaamheid om zoo te zeggen nog
beginnen, moeten wij met Habakuk onzen
wachttoren beklimmen om te zien wat Hij
in ons spreken, wat Hij aan ons antwoor
den zal. Al te veel wordt dit, helaas 1 ver
geten, en daarom wordt veel vrucht en
zegen des gebeds gemist. Het gebed is wel
kostelijk, maar moet achtervolgd worden
door opmerking, anders zal het ons geen
nut doen.
Dit immers mogen wij voor waarachtig
houden en is daarbij de sterkte van ons
innerlijk leven, dat onze God een God is,
die antwoord geeft op het gebed. Zoo ver
heerlijkte Hij zich steeds aan Israëlin
nederbuigende liefde neigde Hij zijn oor
tot hun geroep en beschaamde nimmer de
verwachting zijner ellendigen. En rijker,
zaliger, heerlijker heeft diezelfde God zich
aan ons bekend gemaakt in den Zoon zijner
liefde, die ons de schier verbijsterende
belofte gegeven heeft»En zoo wat gij
begeeren zult in mijnen naam, dat zal Ik
doen, opdat de Vader in den Zoon ver
heerlijkt worde
Neen, nooit zwijgt de Heere, waar Hij
in geloof en gebed gezocht wordt. Houdt
Hij zich ook al verborgen, het is slechts
voor een tijd, opdat straks te helderder
zijn licht in onze duisternis opga. Des
Heeren werk kan vreemd en zijne daad
kan vreemd zijn, maar in het laatste zal
Hij toch antwoorden en ons leeren hoe wij
te wandelen hebben. Altijd spreekt Hij tot
hen die hunne ziel tot Hem opheffen en
maakt hen nooit beschaamd. Hij spreekt
en antwoordt, hetzij door zijn heilig Woord,
hetzij door zijne leidingen met ons in het
leven, hetzij door zijn vrede of onvrede
ons te geven in het hartealtijd spreekt
en antwoordt Hij, alleen wij moeten
nadat wij gebeden hebben met Habakuk
den wachttoren beklimmen om nauwkeurig
op Gods antwoord te merken.
Daarom, als gij gebeden hebt in tijden
van tegenspoed en kruis op uw wacht
toren, om naar de stem van uwen God te
luisteren, al was het alleen maar om van
Hem te hooren dat Hij u uit liefde kastijdt
en uit getrouwigheid verdrukt, en dat onder
alles zijne genade u genoeg zal zijn.
Als gij gebeden hebt in dagen van bang
en twijfel en zware geloofsbeproeving -
op uw wachttoren, om met een stil gemoed
het liefde-fluisteren des Heeren op te vangen
waarin Hij spreektGij klein geloovige,
waarom hebt gij gewankeld Ik heb voor
u gebeden, dat uw geloof niet zal ophouden
Als gij gebeden hebt in oogenblikken
van hooggaande bestrijding en aanvechting
op uw wachttoren, opdat de trouwe
Zaligmaker uw bange ziel vertroosten en
sterken moge, zegendeVrees niet, want
Ik heb u verlost, en ziet, Ik ben met u
alle de dagen, tot aan de voleinding der
wereld
Zalig, als wij geleerd hebben te bidden,
om daarna ook op te merken. Met Habakuk
den wachttoren beklimmen, om met ver
beidend hart Gods antwoord te ontvangen.
Met David te zeggen »d'Oogen houdt mijn
stil gemoed opwaarts, om op God te letten."
Of met Asaf»Ik zal hooren wat God de
Heere spreken zal, want Hij zal tot zijn
volk en gunstgenooten van vrede spreken,
maar dat zij niet weder tot dwaasheid
keeren.
Wie zoo leeft, wandelt zeker. Diens hart
en mond zullen meermalen met den dichter
psalmzingen
God zij altoos op 't hoogst geprezen
Lof zij Gods goedertierenheid,
Die nimmer mij heeft afgewezen,
Noch mijn gebed gehoor ontzeid.
Ps. 60 10.
KERKELIJK M2VIÖW.
Goed zoo.
Nog een opheldering.
Weder een bezwaar.
Afzonderlijke nummers 3 cent.
Advertentieprijs 15 regels 30 centiedere regel meer 5 cent
Familieberichten 10 cent per regel.
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan den Drukker A. D.
LITTOOIJ Az., Middelburg.
Ik stond op mijne waclit, en
ik stelde mij op de sterkte, en
ik hield wacht om te zien, wat
Hij in mij spreken zou en wat
ik antwoorden zou op mijne be
straffing.
Toen antwoordde mij de Heere.
Van der Veen.
Ware het mijne bedoeling geweest om op de
hoogte te komen met al wat betrekking had
op de moeieljjkheden, welke zich voorgedaan
hebben inzake het consulentschap in de Classis
Axel, dan zou het schreven van ds. Lammertsma
mfj aanleiding gegeven hebben om nog een
poging te wagen hem andermaal uit te lokken
om de pen ter hand te nemen, want ik geloof
niet, dat iemand, die enkel weet, wat er dien
aangaande in onzen Bode ter sprake gekomen
is, zeggen zalnu is het me duidelijk. Maar
ik had enkel op 't oog om wat niet in orde
was in orde gebracht te zien. Waar nu mijn
geachte collega verklaardede zaak is in orde,
daar ben ik hem dankbaar voor wat h\j schreef
en inzonderheid voor deze verklaring.
Meer heb ik daarover niet te zeggen. Dit is
voor mij genoeg. Als dit zoo is, en ik twijfel
na dit besliste woord er dan ook geheel niet
aan, dan regelt al het andere zich van zelf.
Maar hij zal zijnerzijds wel erkennen moeten,
dat het korte verslag de door mfj gestelde
vragen naar voren riep.
Mjjn schrijven heeft ook broeder Kleppe van
Poortvliet genoopt een stuk voor ons blad te
zenden, doch ik oordeelde, dat we het door
hem opgeworpen bezwaar wel uit de wereld
helpen kunnen zonder breede bespreking. Hfj
meende, dat wat er indertijd voorgevallen was
te Poortvliet inzake het beroepen in strijd zou
geweest zijn met wat ik geschreven had. Neem
eens aan, dat dit zoo was, dan zou daarover
kerkelijk gehandeld moeten zijn. En dit is niet
gebeurd. Zou het dus wel aangaan om dit punt
uit het verleden voor onze lezers te behandelen
Alleen wanneer daarover het volle licht op
ging, zouden zij kunnen oordeelen en om dit
volle licht te ontsteken zouden kolommen van
onzen Bode noodig zijn en mij dunkt, hij zal
me toestemmen, als ik zeg, dat gaat niet.
Misschien is bovendien een enkel woord vol
doende om hem van meening te doen veran
deren. Als m\jn geheugen me niet al te zeer
bedriegt, dan is in geen enkel opzicht de vrij
heid van Poortvliets kerk destijds beperkt. Al
leen de classis en de kerken van Zeeland hebben
gewaakt voor haar eigen belangen. Deze hebben
nu reeds jaren lang gedragen een grootengel-
delijken last, door Poortvliets kerk in 't aan
zijn geroepen en het behoeft niet te bevreem
den, wanneer deze eindelijk tot zulk een kerk
zeggenAls ge voortgaat op dien weg, moet
ge zelf weten, maar dan zult ge voortaan ook
moeten aanvaarden de gevolgen, welke daaruit
ontstaan. Er was derhalve geen sprake van om
de zelfstandigheid dier kerk aan te randen,
veeleer was de bedoeling om haar meer zelf
standig te maken.
Uit waardeering voor wat de kerk van Poort
vliet verder gedaan heeft, heb ik deze korte
opheldering gegeven, waardoor naar ik hoop
dit misverstand uit de wereld verdwijnt. Overi
gens blijf ik en velen met groote belangstel
ling de kerk van Poortvliet gadeslaan op haar
weg en het is ons een oorzaak van dankzegging,
dat we zulke goede tijdingen uit dat land
ontvangen.
In ons blad kwam meermalen een brief zonder
geheimen voor, geschreven door ds. Laman van
Assen. Een onzer trouwe lezers gaat steeds
nauwkeurig na, wat er in die brieven staat,
wijl hij zeer veel houdt van dergelijke lectuur.
Doch nu struikelde hij den laatsten maal over
een zinnetje en vraagt daarover opheldering.
Wanneer ds. Laman dicht in de buurt had
gewoond en aan ons blad als voorheen ver
bonden was geweest, dan zouden we hem dezen
brief gezonden hebben, opdat hij zelf in de
gelegenheid zou zijn zijn eigen woorden zoo
noodig toe te lichten, wat hij natuurlijk veel
beter kan dan ik. Doch we hebben ook eenige
verantwoordelijkheid, doordien we het opnamen
en daarom wil ik er iets van zeggen, voelende
dat het op deze wijze allicht onder de oogen
van den schrijver komt, die dan, als hij het
noodig en nuttig oordeelt, er nader op terug
komen kan.
De bedoelde zinsnede is dezeWat is de
mensch toch goed bezien een verschrikkelijk wezen,
dat hij er toe komen kan zijn naaste een kogel
door het hoofd te jagen of een bajonet door de
borst te steken of hem door een granaat aan
flarden te scheuren
Op deze zinsnede volgt dan onmiddelijk nog
„En dat vindt zijn oorzaak niet in de staat
kunde der vorsten en ook niet in het mili
tairisme, maar het komt hieruit voort, dat de
mensch, gelijk de Schrift zegt, een hater Gods
en een hater van den naaste is, ondanks zijn
beschavingsvernis en zijn vriendelijkheidspoli-
toer Dat is levens miserie en 's werelds ellende.
De gepolitoerde en geverniste hatelijkheid,
waaruit de groote wereldoorlogen voortkomen
en waaraan de moordende oorlogswapenen hun
uitvinding danken".
Dit gedeelte heb ik geheel weergegeven, om
dat ik meen, dat dan duidelijk in 't licht komt,
wat de bedoeling van de gewraakte zinsnede is.
De schrijver heeft onder den indruk van de
tegenwoordige gebeurtenissen gedacht aan dezen
en dergelijke oorlogen en dan, het lijkt me
althans zoo toe, is er niets in, wat niet deugt.
Wat de brieven van ds. Laman zoo aantrek
kelijk maakt, is, dat hij zoo duidelijk kan weer
geven wat er omgaat in veler hoofd en hart.
Hij heeft in 't geheel niet gedacht om zijn
oordeel neer te schrijven over alle oorlogen,
wijl hij ook gelooft aan de roeping der over
heid, welke het zwaard niet te vergeefs draagt
en zeer wel weet, dat een overheid verplicht
kan zijn voor de vrijheid en onafhankelijkheid
van 't land te moeten strijden. Verre is het van
hem om te denken, dat de helden uit de ge
wijde geschiedenis verkeerd hebben gedaan met
het zwaard te trekken, zooals Gideon, David
e. a. Op grond daarvan nu durf ik gerust te
zeggen, dat hij niet graag zou medewerken om
de uitvoering van Gods oordeelen in 't midden
van de menschenwereld verdacht te maken,
veeleer klinkt ons uit dien brief, naar 't mij
voorkomt, het heimwee tegen naar dien dag,
waarop God als Hoogste Rechter vergelding
doen zal aan alle werkers der ongerechtigheid.
Als de eenigszins bezwaarde broeder in 't oog
houdt, dat ds. Laman in dien brief niet een
objectieve beschouwing wil geven over den
oorlog in 't algemeen, maar slechts uiting geeft
aan wat de tegenwoordige omstandigheden in
hem, en ik mag er wel bijvoegen in velen,
bewerkt hebben, dan zal hij ook wel inzien,
dat het er best door kan.
Ten overvloede zij uitgesproken dat we weten,
hoe eenmaal een heilige Engel in één nacht
honderd-vijf-en-tachtig duizend Assyriërs ver-