Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland 29e Jaargang. Vrijdag 15 October 1915. No. 42, UIT HET WOORD. Redacteuren Ds. L BOÜMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg. Vaste Medewerkers: D.D. R. J. v. d. VEEN, J. D. WIELENGA, F. J. v. d. ENDE, A. D. C. KOK, J. H. LAMMERTSMA, L. v. LOON, 0. POL en F. W. J. WOLF. PERSVEREEN1GING ZBEUWSCHE KERKBODE. ZIE, AL WAT HIJ HEEFT, ZIJ IN UWE HAND. Wanneer wij den levensweg van de kin deren des Heeren vergelijken met dien van de kinderen der wereld, dan is er veel wat met ons rechtsbesef strijdt. Dat rechts besef vindt vertolking in het woord des psalmisten»De goddelooze heeft vele smar ten maar die op den Heere vertrouwt, dien zal de goedertierenheid omringen" (Ps. 33 10). Naar ons rechtsbesef zou goddeloosheid gepaard moeten gaan met rampspoeden, godsvrucht daarentegen met voorspoed. Maar zie, het is menigwerf omgekeerd. Den vrome treffen allerlei bange wederwaardigheden, terwijl de god delooze rust en vrede heeft in deze wereld. Dat is wel geen absolute regel. Ook van menig wereldkind is het levenspad somber en donker. Daarentegen vindt ge er onder Gods kinderen, wien schier nimmer leed treft, zeldzaam bevoorrechten, wie letterlijk de goedertierenheid omringt. Doch vraagt ge naar den algemeenen regel, dan is het zoo, dat leed en smart, bange nood en bittere levenservaring het meest gekend worden niet door de ijdele lieden, maar door degenen, die God oprecht vreezen. Een sprekend getuige van deze waarheid is Job. De Schrift zegt van hem, dat hij was »oprecht en vroom en Godvreezende en wijkende van het kwaad". De vroomheid was bij hem niet een omgehangen kleed, maar oprecht, waarvan heel zijn leven ge tuigenis aflegde, bijzonder zijn priesterlijk optreden in zijn huis. Om iemand in zijn ware gedaante te leeren kennen, moet ge hem niet slechts gadeslaan in zijn publiek optreden in de wereld, maar zoudt ge hem moeten kunnen bespieden in zijn huis. In huis wordt de schijn afgelegd en treedt wat innerlijk leeft meer ongedwongen naar buiten. En juist in dat voor het oog der wereld verborgen huiselijke leven was Job zulk een voorbeeld, een priester des Heeren, een biddende vader en trouw opvoeder en vermaner zijner kinderen. God zelf getuigt dan ook dat niemand was op de aarde gelijk hij. (Vers 8). En zie dezen Godvreezende overkomt een leed zoo groot dat ge het, bij het indenken ervan, aan uw eigen ziel voelt schrijnen. Denkt het u toch in een rijk en veelver mogend man te zijn en dan alles ontnomen te worden een gelukkig huisvader te zijn en dan al uwe kinderen te verliezen. En dat alles op één dag, van schatrijk plot seling doodarm te worden. Uw levensgeluk op één dag te zien verwoesten. Is het niet ontzettend Is het niet om geheel in uw leed onder te gaan? En dat alles over kwam Job. De Sabeërs en Chaldeën roofden zijn vee, en wat nog was overgebleven, verteerde het hemelvuur, terwijl door een ontzaglijken orkaan het huis, waarin juist zijne zonen en dochteren een maaltijd hiel den, werd verwoest en deze door het neer vallend puin werden gedood. Wel is het leven van Gods kinderen in raadselen gehuld. Zie, dat zoo iets over komen was aan iemand, die met hemel tergende misdaden dag aan dag zondigde, wij zouden het kunnen verstaan. Dat Sodom en Gomorrha worden omgekeerd, doet ons huiveren van ontzetting, maar ook zwijgen in aanbidding. Dan zeggen wij»Gewis, daar is een God, die leeft, en op deez' aarde vonnis geeft®. Maar dat God vaak zoo onbegrijpelijk met Zijne kinderen han delt, legt het waarom, waarom o Heere ons op de lippen. Op dit waarom?® geeft nu de Schrift u het antwoord. Ze verklaart het raadsel des lijdens wel niet geheel, maar geeft er u toch een antwoord op, dat ge met het lijden wordt verzoend. Naar het hierboven afgedrukt Schrift woord ons leert, werd Jobs lijden middel lijk veroorzaakt door Satan onder de toe lating Gods. Niet God, maar Satan is de oorzaak van al het kwaad, dat onder de zon geschiedt en van de kwellingen, die Gods kinderen op aarde hebben te ondergaan. Hij, de groote tegenpartijder Gods en der vromen, trekt op aarde rond en doorwandelt die om allerwege Gods werk te verstoren en om te zien, waar hij kwaad stichten kan. O, dat de menschheid het toch eens mocht inzien, hoe het die demonische geest is, die het zondevuur in hun hart stookt en in zoo bittere ellende haar dompelt. Over ontzaglijke macht beschikt hij om te ver derven. Als een engel des lichts verschijnt hij om listiglijk te verleiden, als een brie sende leeuw om te verscheuren. En gelukt het niet langs den eersten weg om te ver derven, dan beproeft hij het langs den tweeden. Zoo sloeg een engel des Satans Paulus met vuisten en was het ook Satan die Job met zoo nameloos wee bezocht. Maar had God dit dan niet kunnen ver hinderen Zeker had God dit kunnen ver hinderen. Satan is machtig, maar God de Almachtige. God had het ook lang ver hinderd. Reeds lang had Satan Job willen slaan aan alles wat hij had. In Jobs voor spoed was het hem niet gelukt Jobs hart van God af te trekken. Daarom had hij het willen beproeven door Job met rampen te slaan. Maar zie, God had een omheining voor Job gemaakt en voor zijn huis en voor al wat hij had. Zoo kon Satan hem geen leed doen. De Heere had het beschermend schild over Job opgeheven. Zoo stond Satan, tegenover Job machteloos. Maar waarom ging de Heere dan niet voort Job te beschermen tegen Satan Zie hier raken wij het hart van de kwestie. Was het soms omdat de Heere in gezind heid tegenover Job veranderd was Gan- schelijk niet. Maar Satan bedilde Gods werk. God had Satan gewezen op zijn knecht Job, een man oprecht en vroom en God vreezende en wijkende van het kwaad. In Job blonk zoo schoon uit Gods verlos send en vernieuwend werk. De Heere werd in zijn knecht Job verheerlijkt. Maar nu bedilde Satan dat werk. Hij zeide»Is het om niet, dat Job God vreest«. M. a. w. 't Is bij Job niet een vreezen en liefhebben van God om Zijns zelfs wil, maar om de gaven, die God hem schenkt. Laten die gaven wegvallen en Job zal God verloo chenen. De genade, die God Job bewezen had, zou te kort schieten, als Job eens wezenlijk op de proef gesteld werd. Dat is het ontzettende pleit tusschen God en Satan alle eeuwen door. Satan heeft den mensch in het verderf gestort. God baant door de zonde heen in Zijnen Zoon Jezus Christus een weg ter verlos sing en ter zaligheid voor den gevallen mensch. En daarvan lastert SatanDat verlossend en vernieuwend werk Gods deugt niet. 't Is niets waard. Ja door God gezegend met rijke gaven, houdt de mensch aan God vast, maar in de hitte der ver drukking bezwijkt hij. En dat is het oogenblik waarop God wel als we zoo mogen zeggen met een bloedend hart, Zijne kinderen aan Satan overgeeft en het heiliglijk toelaat, dat Satan zijne hand aan hen slaat, opdat het openbaar worde, dat het werk der verlossing, dat Hij in Zijne kinderen tot stand brengt, een onvergankelijk werk is, dat ook door Satans listige aanslagen niet kan teniet gedaan worden. Hierin ligt derhalve in zooverre een op lossing van het raadsel des lijdens, dat waar het Gods kinderen geldt, de ellenden, die hun overkomen, beschouwd moeten worden, als door Satans aanstichting geschiedende. Niet van God gaat het voornemen uit om hen met ellende te bezoeken. Hij heeft er geen lust in, dat zij in smarten verkeeren, geplaagd en gedrukt worden. Maar waar Zijn werk door Satan gesmaad wordt, laat Hij het toe dat Satan de hand aan hen slaat, opdat Zijn werk in de verdrukking als een onvergankelijk werk openbaar worde, tot Zijne eere aldus en tot hunne zaligheid. En ook is dit zeker, dat Satan niet ver der gaan kan dan God toelaat. Hij stelde ten opzichte van Job Satan een grens. Aan hem persoonlijk mocht hij zijne hand niet uitstrekken. Hij waakt over de zijnen ook, ja inzonderheid, als zij op den weg der smarten geleid worden. Geen haar breedte verder zal Satan kunnen gaan dan God wil. Gelijk bij een operatieve bewer king de arts nauwkeurig acht geeft op ademhaling, hart- en polsslag, om onmid dellijk in te grijpen, wanneer de operatie te veel van de krachten der lijders zou vergen, zoo waakt met Goddelijke nauw keurigheid de hemelsche Arts over elk Zijner geplaagde en verdrukte kinderen. O, het schijnt soms, dat Hij onzen jammer niet ziet, ons snikken niet hoort, naar ons gebed niet luistert, doof is voor ons geroep. Maar in waarheid geeft Hij op ons aller nauw keurigst acht. Hij is met ons in ons leed en in onze donkerheid. En te juister ure zal Hij ingrijpen, een »tot hiertoe en niet verder" spreken, en uitkomst schenken v. Loon. Den WelEerw. Zeergeleerden Heer dr. J. P. Cannegieter. Abonnementsprijsfranco aan huis per half jaar 70 cent. Afzonderlijke nummers 8 cent. Advertentieprijs 1—5 regels 30 centiedere regel meer 5 cent Familieberichten 10 cent per regel. UITGAYE VAN DE Adres van de AdministratieA D. L1TTOOIJ Az. Middelburg, Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan den Drukker A. D. LITTOOIJ Az., Middelburg. En de Heere zeide tot den satan Zie, al wat hij heeft, zij in uwe hand; alleen aan hem strek uwe hand niet uit. Job 1 12a. KERKELIJK LETEy. Geachte Collega! Met eenige verwondering las ik, wat u aan mijn adres schreef in „Protestantenblad voor de Classis Brielle", want het bleek me daaruit, dat u zich veroorloofde om te schrijven: „Iu- tusschen echter blyjve de vraag zóó als ze oor spronkelijk is gesteldWaar in de gelijkenis van den Verloren Zoon van een middelaar sprake is." Waarlijk, ik kon mijn oogen niet gelooven en na ze uitgewreven te hebben, las ik nog eens en ja het stond er. Nu zou het kunnen z\jn dat deze vraag werkelijk het eerst aan de orde was gekomen zonder dat ik daar iets van wist, maar deze veronderstelliDg heb ik toch ook niet kunnen volhouden, omdat u mij uitnoodigt een antwoord te geven op deze vraag. Als u zich herinneren wil, wat mij aanleiding gaf, het mijne te zeggen, zult u me wel moeten toe stemmen, dat ik het niet had over de verkla ring van de genoemde gelijkenis, maar over de wijze, waarop u als predikant kerkeraadsleden in de engte zocht te brengen. Vandaar dat ik dan ojk geen enkele uitlegging van de gelij kenis gaf. De zaak was deze Kerkeraadsleden verklaar den, dat zij het niet eens waren met uwe pre diking, wijl de waarheid aangaande den Mid delaar er in ontbrak. U hebt dit niet tegen gesproken, en u zou dit natuurlijk ook moeiljjk op uw standpunt hebben kunnen doen. U gelooft niet, dat wij alleen door den Middelaar tot God kunnen gaan en die kerkeraadsleden wel. Nu wist u als Doctor theologiae natuurlijk zeer goed, dat wie de H. Schrift als Gods Woord erkent, ook komt tot de belijdenis van den Mid delaar. Wanneer de H. Schrift ons de waar heid geeft, dan is dit zoo, en ik kan niet ge looven, dat een dit nog zou willen bestrijden. Wanneer u nu dit geloof aan die kerkeraads leden had willen ontnemen, dan lag het voor de hand, dat u begonnen was met te zeggen ja, als de H. Schrift is waarvoor gij haar houdt, dan hebt gij gelijk, maar dit is niet het geval en u hadt dan kunnen beproeven om dezen grondslag weg te nemen, wetende, dat wan neer u dit gelukte, het mogelijk was, dat deze mannen geen bezwaar meer zouden hebben in een moderne prediking. Niet de bekende ge lijkenis stond tusschen u en hen, maar het geheele woord van de profeten en de apostelen. Nu is er een tijd geweest, dat sommigen van de Groninger richting deze gelijkenis naar voren brachten, om aan te wijzen, dat zij van een Middelaar niet afwist en daarover is een tijd lang heel wat gesproken en geschreven, maar de ijver bekoelde, omdat duidelijk aan 't licht kwam, dat men op deze wijze geen schrede vorderde en ik dacht heusch, dat niemand en allerminst een predikant lust gevoelen zou om naar dit oude en versleten wapen te grijpen. Maar nu is me gebleken, dat ik me daarin vergist heb, hoewel het me nog niet duidelijk is, wat u daartoe bewoog, en nog minder is het me duidelijk, waarom dit nu ook nog door de pers wereldkundig te maken. Aannemen toch mag ik niet, dat u bedoelde om daarmede den indruk te gevenWat staat het er toch slecht met de rechtzinnigheid voor, want zij weet niets anders meer ter verdediging bij te brengen dan zulk een uitlegging. Wanneer u nu eens dit tot helderheid hadt gebracht, dan konden we wellicht verder redeneeren. Maar nu is dit haast ondoenlijk, want zulk een wijze van be strijding kan ik niet loven. Waartoe zou een uitlegging van de gelijke nis dienen? We zouden er geen schrede door nader tot elkander komen. Het staat er zoo duidelijk in hetzelfde nummer, door de redactie geschreven en we laten een gedeelte ervan volgen Waar zouden we nu wel de woorden of liever den geest van Jezus' woorden het zuiverst vinden Het antwoord isin de oudste evangeliën n.l. die van Marcus, Mattheus en Lucas. Eu wat zal wel in die evangeliën het dichtst bij den geest van Jezus staan? Antwoord: de bergrede en de gelijkenissen. Nu komt het woord Middelaar in het geheel niet in de evangeliën voor. Het woord wordt genoemd in de brieven, die op naam van Paulus staan en in een paar plaatsen is met den dien middelaar niet Jezus maar Mozes bedoeld. Alles wat in die brieven staat is niet in over-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1915 | | pagina 1