Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland 29e Jaargang. Vrijdag 10 September 1915 No. 37. UIT HET WOORD, Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg. Vaste Medewerkers0.0. R. J. v. d. VEEN, J. 0. WIELENGA, F. J. v. d. ENOE, A. D. G. KOK, J. H. LAMMERTSMA, L. v. LOON, 0. POL en F. W. J. WOLF. PERSVEREEN1GING ZBEUWSCHE KERKBODE. Adres van de AdministratieA. D. LITTOOIJ Az. Middelburg. EEN ROUWKLACHT. (Slot). Van de opperzaal der poort van koning Davids tijdelijk verblijf te Mahanaim, in gaande in de binnenkamer om het in te denken, tot welk ernstig nadenken zijne roerende rouwklacht ons stemt, is de eerste gedachte die bij ons opkomt»de bezoldiging der zonde is de dood. Wie zijn vader of moeder vloekt, diens lamp zal uitgebluscht worden in zwarte duis ternis". Doch dan blijven we niet alleen denken wat het deel is van den zondaar, maar merken ook op, wat het loon der wereld aan hare dienaren is. Dan zien we hoe die ontrouwe wereld is als Absaloms muil dier, dat onder hem doorgaat en hem ontvlucht in het oogenblik van den nijpend sten nood. Zoolang iemand in voorspoed leeft, eert hem de wereld, maar als de nood aan den man komt, keert zij zich tegen hem en stort hem in den dood. Ook zien we hier wat het leven is, waar van we in onze jeugd ons misschien heel wat hebben voorgesteld. Gekomen op de middaghoogte, blijkt het, hoe ook de zon nigste dagen vaak door een zwarte wolk op den middag worden beneveld, en ieder vriend, die ons ontmoet, een Jobsbode kan zijn, wiens woord ons de ziel doorvlijmt. Hoe kort van duur is al het aardsch genot. We hooren ook in deze klacht, wat smart er om kinderen geleden kan worden, wier bezit wel eens met heete tranen werd afgesmeekt, en met zoo blijden juichtoon begroet: »de kleine treedt op 't kleed,de groote treedt op 't hart", en hoe gelukkig nog de vader en de moeder is te achten, die bij een blik op een verloren kind zich weinig te verwijten heeft. Want, al was ook ons huis voor onze kinderen altijd de vriendelijke ouderlijke woning, de plaats van het hoogste geluk en de grootste blijdschap, al mag menig vader zeggen: i>ik was voor mijn jongen volstrekt geen tiran", en de moeder som- dat ik mijn dochter zoo innig liefheb, bedierf ik ze door een valsche toegeeflijk heid niet", wie zal ook bij de meest cons- cientieuse opvoeding niet moeten erken nen, nog in o zooveel te kort te zijn ge komen? Wie durft ontkennen, dat, al wilde hij zich volstrekt niet mede af laten voeren door den onheiligen tijdgeest, soms eer hij er erg in had, zich mede schuldig maakte aan de kindervergoding in deze seeuw van het kind", waarvan reeds zoo menig kind der eeuw de dupe geworden is? Ook onze kinderen heeft deze rouw klacht zoo veel te zeggen. Zij kunnen het wel moeilijk ten volle beseffen, maar toch wel diep gevoelen, wat schat van liefde er op den bodem van het vader- en moederhart schuilt. Zij kunnen beven bij de gedachte van ouders te be droeven, die niet slechts hun goed, maar, als het zijn moest, hun bloed zouden wil len geven om hen gelukkig te zien. Maar wat van kinderen nog niet mag worden verwacht, mag wel van de kin derschoenen ontwassende knapen en meis jes worden geëischt, dat zij zich niet laten meesleepen door wie er hen toe zouden willen verleiden, zoo spoedig mogelijk zelf standig te worden, zich zei ven de wet te stellen, voor zich zei ven te zorgen, zich van het ouderlijk gezag los te maken en in hunne eigenwijsheid het meenen te kun nen beoordeelen, of hetgeen vader en moe der gebieden, wel dient opgevolgd. Hen roept zeker deze rouwklacht toe »eert uwen vader en veracht uwe moeder niet. Vergeet hare godsvrucht, hare lessen, hare waarschuwingen, hare gebeden, haren bijbel, hare tranen nooit". Dit doet zij ook onze jongelingen en jongedochters, die zich rein hebben te hou den van den geest dezer eeuw, die tegen al wat heilig is, is gekant, die lacht om den ernst, waarmede zij over den eerbied jegens hunne ouders spreken. Zij kunnen er wel inkomen, hoe vreese- lijk het wezen zou, zoo zij eens afdwalend van 't spoor in Gods geboón vervat, neer storten in het eeuwig verderf, en hunne ouders bij hun lijk handenwringend moes ten kermen en klagen»Mijn kind, mijn arme kind, och, dat ik, ik voor u gestor ven ware, mijn kind, mijn kind Als zij dan ook dieper gaan nadenken over hetgeen deze rouwklage hen heeft te zeggen, is het hun, of de weenende koning hen vermaant»Ocb, trapt, trapt niet op het hart, dat zoo trouw voor u klopt". Wie tot hiertoe hiervoor is bewaard ge bleven die sta zie toe, dat hij niet valle zal dan ook niet nalaten te bidden en te waken tegen een niet minder drei gend gevaar zoo waarschuwend voor oogen gesteld in het beeld van den oudsten zoon in de bekende gelijkenis van de twee zonen. Opgevoed onder de weerhoudende en leidende hand van godvruchtige ouders bleven ze onbekend met de verleiding hunner jaren. Hebben wellicht nooit door moedwillige ongehoorzaamheid het voor beeld gebroken, munten integendeel uit in onberispelijke zedigheid, en zijn als zoodanig de vreugde en roem hunner ouders en familie, maar, als uit hun scher pen en afkeurenden blik, dien zij op an deren werpen, hetwijkt van mij" spreekt, als hun werktuigelijke godsdienst zich even regelmatig beweegt, als de raderen eener machine, maar helaas ook even ongevoelig, als zij te veel weten, om zich geen zon daar te noemen, en te weinig, om zich van harte te kunnen verblijden over de bekeering van een zondaar, als zij te vroom en te veel opgevoed zijn om mede te doen met de goddelooze Absoloms, maar geen zondaar genoeg zijn om van vreugde op te springen over de terugkeer van een verloren zoon, o dan is het zoo te vreezen, dat zij dichter bij Absalom staan dan zij zelf wel vermoeden. Of bevindt zich misschien onder onze lezers een Absalom, die vergeten heeft, dat er staat»Eer uwen vader". Zoo wie zijn vader slaat of vloekt, zekerlijk hij zal ge dood wordeneen ieder zal zijn vader vreezenvervloekt zij, die zijn vader ver acht het oog, dat den vader bespot, zullen de raven der beek uitpikken, en des arends jongen zullen het eten och Dkeer" met deze smartkreet Deens rustiq lot u zeiven in". Gij lacht wellicht om deze ouderwetsche, maar toch volkomen correcte uitdrukking zoo velen in onzen gejaagden tijd gunnen zichzelven deze nuttige bezigheid niet maar beproeft het eens, en gij zult be merken, dat zij u heel wat te denken geeft. Dat, als ge dat doet, de lust u zal vergaan uw zondeleven voort te zetten. Gij zult u dan herinneren, dat Ge reeds vroeger hebt geleerd, »dat God zal ieder werk in het gericht brengen, met al wat verborgen is, hetzij goed, of hetzij kwaad." Bidt dan uwen Rechter om genade. Dan zult ge 't ondervinden, dat de tee- derste ouderliefde op aarde slechts het matte beeld is dier oneindige vaderliefde in den hemel, die nog tot het diepst ge zonken kind de reddende armen heeft uitgestrekt, en zelfs Zijn eigen eeniggeboren Zoon niet spaarde, om zondaren te kunnen behouden. Gij kunt niet te veel van die liefde wachten die hare eigene wegen en toe gangen heeft, zelfs tot een weerspannig Absalomshart. Ga dadelijk tot Jezus. Hij zal u niet verwijten »Hoekondtge ook zoo wezen? Zóó ver afdwalen. Zóó diep zinken. Zóó tegen uwe opvoeding in gaan. Zóó uws vaders vermaningen in den wind slaan Zóó de tranen uwer moeder vergeten Dat zal uw door zijn Geest verlichte consciëntie wèl vragen, maar, Jezus, als Gij tot Hem gaat, zóóals Ge zijt, zal zeg gen »Zoon, wees welgemoed, uwe zonden zijn uw vergeven 1" En nu weet ik wel, dat een zondaar niet spoedig tot God terugkeert wie zóó ver van zich zelf en van zijn vader leeft, staat niet haastig op om weder te keeren, maar, wat vooral tot troost van berouwhebbende Absalomsharten zoo naar waarheid is ge zegd: Donmogelijk is geen Goddelijk, on troostbaar geen christelijk woord". De dingen, die onmogelijk zijn bij de men- schen, zijn mogelijk bij God. Tot Hem dan gevloden, lijdende ouder harten, als dat van David door namelooze smarten verscheurd, kinderen en jonge lieden, die over deze rouwklacht van den diepbedroefden koning ernstig hebt nage dacht of wat niet is te hopen er liever maar niet meer aan denkt. Tot Hem, die eiken Zondag wordt het ons zoo plechtig voorgelezen gezegd heeft»Ik, de Heere uw God, ben een ijverig God, die de misdaad der vaderen bezoeke aan de kinderen, aan het derde en aan het vierde lid dergenen, die Mij haten", maar ook: »En die barmhartigheid doe aan dui zenden dergenen, die mij liefhebben, en Mijne geboden onderhouden". „Geest en Hoofdzaak". Abonnementsprijsfranco aan huis per half jaar 70 cent. Afzonderlijke nummers 3 cent. Advertentieprijs 1—5 regels 30 centiedere regel meer 5 cent Familieberichten 10 cent per regel. UITGAYE VAN DE Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan den Drukker A. D. LITTOOIJ Az., Middelburg. Mijn zoon Absalom, Absolom, mijn zoon, mijn zoon. 2 Samuel 19 4b. KOOPMANS. KERKELIJK LfiTElü. De Synode van de Hervormde kerk is na gedanen arbeid uiteengegaan en de pers is reeds begonnen haar oordeel over de gevallen beslis singen te zeggen. Het ligt voor de hand, dat dit oordeel zeer verschillend is al naarmate het uit den eenen of anderen hoek komt. Groot was de belangstelling naar wat de Synode zeggen zou over het verleden jaar aangenomen voorstel om de woorden „geest en hoofdzaak" te schrappen bij de belijdenisvragen. Er was van te voren veel over gediscussieerd op ver gaderingen en in de kerkelijke bladen en daar bij was uitgenomen, dat er nog al een groote meerderheid was, welke die wijziging verlangde. Dit was een verblijdend verschijnsel, want er bleek uit, dat vele predikanten en ouderlingen dier kerk voelden voor een bepaalde belijdenis. Zfj wilden de leervrijheid eenigermate beperken en uitspreken, dat het niet aanging om lieden, die den Christus der Schriften stoutweg loochen den, als leden der kerk toe te laten. Maar de Synode is niet met deze meerderheid meege gaan zij sprak uit, dat de woorden gehand haafd zouden blijven. Die uitspraak behoeft niet te bevreemden, al is het te betreuren. Wie de historie van de Herv. kerk kent, verwachtte niet anders. Als er menschen opstaan, die de belijdenis der vaderen handhaven, dan hebben deze steeds een veroordeelend vonnis thuisgekregen. Zulken werden nimmer geduld. Zij werden er uitge dreven. Als verstoorders van de orde en de rust werden zy gebrandmerkt. Doch wanneer er anderen waren, die de duidelijkste waarheden der II. Schrift verzaakten en aangeklaagd wer den, dan was de Synode er steeds bij om hen de hand boven 't hoofd te houden en hen een plaats te laten behouden in de kerk. Hoe was het dan te verwachten, dat de Synode een be sluit zou nemen, dat de modernen wel moest noodzaken om de kerk te verlaten. Waren het de Gereformeerden, die door zulk een beslis sing in de moeite zouden geraken, het was heel wat anders, met hen behoeft men geen matiging te gebruiken, maar modernen, die van het oude evangelie bijna niets overgehouden hebben, moeten met de uiterste lankmoedigheid behan deld en alles aangewend om hen te behouden. Het besluit bracht dan ook groote vreugde in de tenten van de modernen. Als zij eenige onrust gevoeld hebben, dan waren zij er nu vrijwel van verlost en zelfs heeft deze beslis sing hun nog meerdere ruimte geopend dan zij tot dusver hadden. Vóór dien tjjd toch wist men niet, welken kant het eens mocht uitgaan, doch nu is het voor allen duidelijk, dat de Synode trouw blijft aan de traditie en er niet toe te brengen is om den eens ingeslagen weg te verlaten. Of men de H. Schrift gelooft of verwerpt, dit laat de Synode koud, indien men maar de Reglementen eerbiedigt, dan is er voor iedereen plaats. De modernen kunnen voortaan rustig zijn, want zfj hebben niets te vreezen. De voorstanders van de schrapping dezer nu nog meer bekende clausule zeggen wel, dat het nog niet uit is en we gelooven dit ook wel. Vast staat evenwel, dat de aanval, welken zij met zooveel kracht ondernomen hebben, mis lukt is en het is wel te voorzien, dat de ijver om weer een dergelijke onderneming op touw te zetten bekoelen zal. Het is niet de eerste maal, dat de Synode aan zulk een storm het hoofd heeft moeten bieden en zij weet zeer goed, wat zij doen en laten moet. Zoolang de Synode uitgaat van het denkbeeld, wat er gedaan moet worden om die verschillende groepen bij elkan der te houden, zoolang is er ook geen kans om andere maatregelen te verwachten. Ons verwondert de uitslag dan ook heelemaal niet, maar wel verwondert het ons, hoe er nog alty'd velen zijn, die heil verwachten van zulke pogingen. Een honderd-jarige ervaring is naar 't schijnt nog niet lang genoeg om het oog te openen voor den werkelijken stand der dingen, en we hebben weinig hoop, dat de eerste tijden verandering zullen brengen. Dergelijke voor stellen hebben slechts deze winst, dat zij pre dikanten, ouderlingen, diakenen en leden bezig houden en dit is voor een kerk als de Her vormde van groot belang. De spanning is in den regel bovendien nooit erg groot. Anders zou het nog eens schadelijk kunnen werken over het leven. Wij krijgen nu weer iets anders. Er is een commissie benoemd om te onderzoeken naar de

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1915 | | pagina 1