Een eerste vrucht.
Prediking onder Militairen
Nieuwe Brieven aan een Vriend
te Jeruzalem.
Rrieven uit het land van Altena.
De Heere spare Haar en geve Haar voort
durend wisheid en goed beleid om zich te
kunnen kwijten van de gewichtige taak, waar
toe Zij vooral in deze dagen geroepen wordt.
Hü zegene Haar Iluis en ons volk.
Bouma.
In het Kerknieuws van de N. R. Crt. van
29 Aug. j.l. komt o.a. het volgende voor
„Het synodelid ds. A. M. Bloem geeft in de
„Gereformeerde kerk" 0 zijn indrukken weer
van de besprekingen over de geest-en-hoofd-
zaak-kwestie in de Synode.
„Wat mij bijzonder trof", zegt hij o.a. „was
dat een der moderne woordvoerders het goed
recht der modernen kon verdedigeu met een
aanhaling uit een geschrift van een predikant
der Gereformeerde kerk: „„Wij worden ver
oordeeld door andersdenkende, anders aange
legde, anders formuleerende tochtgenoten
maar Christus verkrijgt vorm in ons, zal
het, als ze uit Hem leven, ook verkrijgen in
hen." (Netelenbos „de Geest en Vrijheid" in
„Voor Hooger Leven"). Als twee hetzelfde
zeggen is het daarom nog niet hetzelfde. Maar
zulke woorden schijnen my toch niet onbeden
kelijk voor een kerk, die de zuiverheid der
leer toch niet als bijzaak beschouwt".
Tot zoover onze aanhaling uit de N. R. Crt.
waarin de woorden van den Hervormden pre
dikant ds. Bloem ons worden meegedeeld.
Ds. N. beleeft dus al plezier van zijn mee
werken aan het tijdschrift Voor Hooger Leven
Ook al bedoelt ds. N. het zóó niet, de mo
dernen gebruiken hem om hun standpunt te
verdedigen en te sterken.
Dat is al een eerste vrucht.
Of de smaak ervan zoet of bitter is, laten we
aan den proever over.
Ds. Bloem erkent, dat ds. Netelenbos niet
hetzelfde bedoeld heeft als de moderne spreker
er uit haalt. Maar dan handelt ds. B. toch
zeker geheel verkeerd, als hy bovendien de
woorden van ds. Netelenbos nog gaat beschou
wen als eene kerkelijke uitspraak. Want dat
zyn ze heusch niet Wat ds. N. in „Voor
Hooger Leven" belieft te schryven, komt voor
zijn verantwoording alleen, en mag niet opge
vat als de algemeene beschouwing der Gere
formeerden in onze Gereformeerde Kerken.
Kerkhof.
Het orgaan der Confessioneele Vereeniging
V.
Het is nu wèl eenigszins duidelijk, waarom
het niet mogelijk was, de actie der prediking
hier aan de grenzen, onmiddellijk nadat er
troepen waren gelegerd, in breeden kring in
kerkelijk spoor te leiden, al is nu nog maar
alleen datgene vermeld, wat thans voor publi
catie vatbaar is. Misschien brengt de vergade
ring van de classe Axel van 7 October e.k.
nog wel eenige aanvulling.
Ook zyn aan het publieke oordeel eenige
redenen onderworpen, waarom het m.i. niet
wenschelyk was, thans nog minder dan vroe
ger, deze actie in uitsluitend kerkelijk spoor te
brengen. Ook hierbij zou aan de motiveering
zyn toe te voegen. We spraken er b.v. niet
van, dat gemeenschappelijk optreden onder het
betrekkelijk kleine aantal geloovige Protestan
ten de predikanten meer verzekert van de
medewerking der militaire Overheid. En zóó
is er meer.
Daar nu elke week op verschillende plaatsen
in Oostelijk Zeeuwsch-Vlaanderen sprekers op
treden voor de militairen, en het aantal predi
kanten, dat voor dezen kerkelyken arbeid zich
geven, niet onbelangrijk begint te vermeerderen,
is het begrijpbaar, dat in steeds breederen
kring de vraag opkomtwat en hoe moet er
onder militairen worden gepredikt?
Ik wil weinig meer doen dan de vraag stel
len en in het algemeen beantwoorden, enkel
met het doel, om de gedachten van anderen
over dit vraagstuk gaande te maken.
Voorop staater moet worden gepreekt Met
een toespraak kan niet worden volstaan. Niet
alleen, omdat, als elke week een toespraak moet
worden gehouden, deze toespraken langzamer
hand op elkaar beginnen te gelijken en daar
door de frischheid en kracht van het gesproken
woord vermindert, maar veelmeer, omdat in een
toespraak de ontvouwing van Gods Woord niet
genoegzaam tot haar recht komt. Oods Woord
moet lichten, niets meer, niets minder, niets
anders. Voor het oog van de militairen moet
de Bybel worden geopendeen tekst moet
daaruit worden afgelezen, en de beteekenis
daarvan moet voor hen worden ontwikkeld met
het oog op hun jonge leven. Ook aan de grenzen
moeten de militairen voelen, dat God tot hen
spreekt, en zy zich aan het Woord Gods ge
hoorzaam hebben te onderwerpen. Ook aan de
grenzen moet worden getuigd van de genade
Gods, in Jezus Christus, tot heil van arme
zondaren.
De stof voor de prediking is rijk, en behoeft
niet in het bijzonder te worden aangewezen. Ze
is velerlei in O. en N. Testament.
Alleen, laat niemand denken ik word ge
roepen tot militairen te spreken, en zoek nu
een tekst, die met het soldatenleven in verband
staat. Dan zou het ook hier kunnen gebeuren,
gelijk het elders in ons vaderland moet ge
schied zyn, dat 27 of 29 maal werd gepreekt
over de geestelijke wapenrusting.
Hoe moet onder militairen worden gepreekt
Kort, maar krachtig.
By een kerkdienst op Zondag uitsluitend voor
militairen moge men minder aan den tyd zyn
gebonden, anders is dit by den velddienst,
als de bijwoning der prediking een deel van
den militairen dienst vormt, waarvoor een apart
uur is gereserveerd. Men beginne precies op
het aangekondigde uur, en zie, door zelf-con-
tröle onder het spreken te oefenen, toe, dat
precies een uur later heel de predikdienst ge
ëindigd is, wanneer er voor de militairen weer
verzamelen wordt geblazen met het oog op een
ander doel. Alles moet ordelijk en stipt zyn.
Voorts zy de prediking krachtig De loods
of kazerne, of het tehuis, waarin een prediker
optreedt, is geen kerk, en het zeer onderschei
den gehoor is geen Gereformeerde gemeente
in het klein. In den kring, waarin de predi
kant voor een oogenblik komt, zyn de dingen
meest gezet in den toon des bevels, en zijn de
uitdrukkingen, die gebruikt worden, vaak ge
peperde uitdrukkingen Het komt er dus niet
zoozeer op aan om te komen met een fyn ge-
slyleerd stuk, maar met een woord uit het
Woord Gods, op pakkende wyze gebruikt, dat
zóó den weg weet te vinden tot het hart van
onze jongens en van onze jonge mannen.
Gemakkelijk is dit niet. Aanleg en gaven
zyn zeer onderscheiden. Bovendien zyn de
meeste predikanten zelf niet in militairen dienst
geweest. Zy hebben ook niet het voorrecht,
als de veldpredikers, om dagelijks met militairen
om te gaan. Maar al is het niet gemakkelijk,
er moet toch naar worden gestreefdkort,
maar krachtig.
Verblijdend is het, dat het aantal predikanten
dat zich, voor dezen arbeid aangezocht, be
schikbaar heeft verklaard, steeds toeneemt.
Reeds zyn de diensten op drie plaatsen hier
aan de uiterste grenzen tot Januari 1916 ge
regeld.
Het mag ook niet anders.
Voor de militairen moet worden gepreekt.
Indien een predikant daartoe op een Zondag
wordt geroepen, moet een kerkeraad hem ge
willig en van ganscher harte afstaan. Indien
hy midden in de week op een Woensdag wordt
geroepen, moeten Dinsdagsavonds voor een
enkele maal desnoods de catechisatiën er voor
worden stop gezet, of moet de Leeraar in de
catechisatiën door een broeder Ouderling wor
den vervangen. Het gaat om het geestelijk
heil onzer militairen, die aan de grenzen door
tal van gevaren zyn omringd. In elke gemeente
bewijze kerkeraad en gemeente'eden, dat ze
voor onze militairen gaarne offers brengen.
Het spreekt vanzelf, dat bij predikanten niet
tevergeefs zal worden aangeklopt. Zy zyn in
hun jongelingsjaren vrijgesteld geweest van
werkelyken militairen dienst. Zy zyn ook nu
buiten de Landstormwet gevallen. Maar ze
plaatsen zich toch niet, als hunne hulp noodig
is, geheel buiten het militaire leven. Ook zy
hebben eene roeping ten opzichte van het leger,
maar deze is geestelijk van aard
Zegene de Heere den arbeid van de predi
kanten in Oo3telyk Zeeuwsch-Vlaanderen, die
reeds langen tyd in stilte voor de militairen
hebben gewerkt, en ook die van de dichtsby-
wonende predikanten aan gene zyde van de
Schelde, die in eerste instantie tot hulp zyn
aangezocht, en geve Hy veel genade en wys-
heid, om voor de militairen ook door middel
der prediking tot een ryken zegen te zyn.
Lammertsma.
UIT DË PERS.
Aan de Amsterdamsche Kerkbode" ontlee-
nen we het volgende actueele stukje, dat wy
onzen lezers ter overweging aanbieden.
Kerkhof.
Eene belangryke gebeurtenis greep weer
plaats in het Hervormde Kerkgenootschap in
verband met het al of niet betreden van den
weg, die leiden mocht tot meerdere vasthou
dendheid aan de belydenis der waarheid.
Iets dat zweemde naar eene eenigzins gefor
muleerde belydenis was saamgevat in vragen,
die by het afleggen van belydenis (de zooge
naamde „aanneming") moesten worden beant
woord.
Dat leek een band, die aan den kring waarin
die regel werd gevolgd, eenigermate het ka
rakter scheen te geven van „belydende kerk".
Scheenzeggen wywant feitelijk was er
niets dan schyn en ontbrak alle werkelijkheid
want wat eerst opgebouwd heette te zyn in de
vragen, werd straks weer met den grond ge
lijk gemaakt door de toevoeging, dat het by
die vragen alleen aankwam op haren „geest
en hoofdzaak".
„Geest en hoofdzaak"rekkelijker termen
zyn nauwelijks denkbaar, even vluchtig als de
spiritus,waaraan zy herinneren.
Wy dichten ze daarmee niets toe, dat niet
door de ervaring zou worden bevestigd want
men wist die vragen alzoo te formuleeren, dat
een ieder er zyne geestverwante leerlingen
mede binnenloodste.
Aan dien willekeur wenschte een deel der
Hervormden althans eene belemmering in den
weg te leggenen het minste dat dan wel
mogelijk was, moest zyn dat althans de bijvoe
ging in geest en hoofdzaak werd geschrapt.
Een voorstel in dien geest werd ten vorigen
jare aangenomen door de Haagsche Synode:
op de classicale vergaderingen verwierf het de
meerderheid en naar wy meen en, ook in de
vergaderingen der Provinciale kerkbesturen
en nu zou de Algemeene Synode beslissen, of
de schrapping zou doorgaan of niet.
De verwachting was gespannende Synode
heette in meerderheid orthodoxmaar men was
op het allooi dier orthodoxie niet erg gerust
er is tegenwoordig eene orthodoxie, die er geen
bezwaar in schijnt te zien om modernen en
sociaal-demokraten en christen-socialisten en
Tolstoïanen en wie weet wat voor soort van
heterodoxen meer toch te erkennen als broe
ders om met hen samen te werken voor hooger
levende nieuwe in zwang gekomen term om
zulk geknutsel nog eene soort van wyding te
geven.
De ongerusten hebben gelyk gekregende
modernen met hun nauwere geestverwanten
hebben voet by stuk gehouden en wilden van
schrapping niet wetenen by hen heeft zich
gevoegd een groepje ethischen van eene tint,
die van die der modernen zich nauwelijks meer
laat onderscheiden door hunne samenwerking
is het voorstel om de woorden geest en hoofd
zaak te schrappen, verworpen en zoo kraait
opnieuw de vrijzinnigheid victorie en is de
kerkverwoesting die als een oordeel hangt over
het Hervormde Genootschap opnieuw besten
digd en bevestigd.
Wy constateeren deze dingen met leedwezen
maar wy constateeren tevens, dat door den
loop der gebeurtenissen weer klaar aan het
licht komt, dat langs dezen weg geene beter
schap ooit kan komen.
Elke poging om den band der belydenis
vaster te snoeren teneinde de aloude belydenis
weêr te doen gelden als accoord van kerkelijke
gemeenschap, die gerealiseerd moet worden
met hulp van dezulken die van die belydenis
afwijken in den trant van meer of min con
fessioneel gezinden of die tegen die belijdenis
overstaan in den trant van methodisten en
ethischen, is natuurlijk van den beginne aan
met onvruchtbaarheid geslagen.
Nu is er wel een doekje voor het bloeden
bijgedaaneen zeker aantal hoogleeraren is
aangewezen om advies te geven over de vraag
of een modus vivendi te vinden zy, waardoor
met behoud van zekere administratieve eenheid
de verschillende richtingen zich nevens elkan
der zouden kunnen ontwikkelendoch ook
daarvan is geen heil te wachten.
Zulk denkbeeld is niet voor het eerst geop
perd en ook niet voor het eerst in studie ge
bracht mannen van naam hebben er hunne
krachten aan beproefd en met allen mogelyken
eerbied voor de personen van hen, die ditmaal
de taak hebben aanvaard, mag toch twyfel ge
opperd aan de mogelijkheid van slagen.
Al zou de commissie tot eenparigheid komen,
dan staat te vreezen, dat hun voorstel buiten
hun kring geenen bijval zal vinden.
Zoo sukkelt het voort en verder op eenen
weg, waarop hoe langer zoo meer alle besef
van een geregeld, gezond, op belydenisgrond-
slag rustend kerkelijk leven wordt verzwakt
en weggenomen.
Droef
Spriritus geest.
Waarde Vriend!
We kuonen niet zeggen, dat de christelyk-
socialistische predikant ds. de Ligt in eene be
nijdenswaardige positie verkeert. Ge weet, dat
deze Hervormde predikant onverwachts geroe
pen werd om zyn collega in Eindhoven te ver
vangen, en hy toen, wat meerdere dominé's
doen, naar een oude preek greep, een Pinkster-
preek, en die al improviseerende, dus voor de
vuist sprekend, wijzigde naar omstandigheden.
Zyn thema wasVeni creater spiritus, kom o
Heilige Geest, als vernieuwer van alle leven
en eenmaal op dreef, ging hy te keer tegen
het militairisme op een wyze, als zeker nog
nimmer van een kansel gehoord is. Vooral de
eisch van stipte en strikte gehoorzaamheid in
het militaire stelsel moest 't ontgelden. Wan
neer bevolen wordt om te schieten, moeten de
soldaten op alles en allen schieten ja zei
deze prediker „zelfs op 't hart van God en 't
hart van Jezus Christus". Om deze taal kreeg
Z.Eerw. procesverbaal en werd hy verwij
derd uit Brabant, uit zijne gemeente, uit zyn
pastorie. In 't algemeen heeft zyn optredeD,
werkelyk gespeend aan alle gematigdheid en
bezonnenheid weinig sympathie gevonden. Wel
hebben sommigen gepoogd hem te verdedigen
heeft men 't voorgesteld of de k°rk werd aan
gerand in een van hare dienaren. Men sprak
zelfs er van, dat de prediking van het „Evan
gelie" verhinderd werd in ons land. Maar deze
kreten, zelfs in openbare vergaderingen met
debat geslaakt, hebben weinig weerklank ge
vonden. We zyn hier te nuchter en te bezon
nen om een dergelyk optreden, dat 't meest
getuigt van een geestelijke overspanning, in
een predikant goed te keuren. Zelfs van mo
derne zyde werd ds. de Ligt weinig sympathie
bewezen. Het Weekblad voor de Vryz. Her
vormden schreef„Maar dat het militaire ge
zag tegen den heer de Ligt is opgetreden, en
hem heeft belet, nog eens weer in die streek
zulk een taal te voeren, ja, dat vinden we
volkomen m ordJ\ Zelfs wilde dit orgaan van
de modernen nog verder zien gaan. Hetzeide
dat „de kerk hem (den heer de Ligt) er voor
ter verantwoording moet roepenNu de kerk
leeft er zich mede bemoeid Niet zyn eigen
jerkeraad, want 't vreemde is, dat we van zyne
eigen gemeente en zyn kerkeraad niets verne
men. Het classicaal kerkbestuur is nog bezig
het proces-verbaal, door de militaire overheid
„vertrouwelijk" tot zyne beschikking gesteld,
te lezen en te onderzoeken. Maar de kerk, dat
is de Haagsche Synode, heeft zich met zyn geval
bemoeid, heeft uitgesproken haar afkeuring over
zyn optreden en verklaard, dat er „gegrond ver
moeden" bestaat, dat hy zich aan „de orde en
de eendracht" vergrepen heeft, waarvan de hand
having aan de besturen is opgedragen. Zelfs
heeft nu de kerk d.i. de Synode aan het Prov.
Kerkbestuur opgedragen aan het classicaal be
stuur te gelasten een onderzoek naar dit ge
gronde vermoeden in te stellen. Die arme ds.
de Ligt heeft nu niet slechts met den Staat te
maken, maar krygt nu ook nog de Kerk tegen
zich. Ge ziet dus weder, dat de Hervormde
Synode nog steeds dezelfde is. Om de „hand
having van de leer", ook in art. 11 van het
algemeen reglement genoemd, bekommert ze
zich niet. Maar wee den mensch, die zich schul
dig maakt aan de verstoring van orde en een
dracht". Ik vermoed, dat de Synode fatsoens
halve nu is opgetreden en om de eer der Kerk
te redden zelfs besloot openbaarheid te geven
aan dit haar oordeel.
Nu is het my wel een raadsel, dat men een
preek als ds. de Ligt gehouden heeft kan noe
men „eene verkondiging van het Evangelie".
Ik lees tenminste in het Evangelie van Lucas,
dat eens een hoofdman, een kapitein van het
Romeinsche leger zyn geloof toonde door tot
Jezus te zeggen, dat Hy de moeite niet moest
nemen om zelf te komen maar dat hy het slechts
met een woord moest zeggen en zyn knecht zou
gezond worden. En toen zette die Romeinsche
kapitein 't militaire stelsel uiteen Want ik ben
ook een mensch, onder de macht van anderen
gesteld, hebbende knechten onder my, en ik
zeg tot dezen Ga, en hy gaaten tot anderen
kom en hy komten tot myn dienstknecht
„Doe dat, en hy doet het." Ik stel me voor,
dat ds. de Ligt al ongeduldig zou geworden
zyn onder deze eenvoudige uiteenzetting van
het militaire stelsel en hem 't verderflyke daar
van onder 't oog zou gebracht hebben. Maar
van Jezus lezen we dat niet. Hy verwonderde
zich over 't geloof in krygsmantaal geuit en
„zich omkeerende zeide Hy tot de schare, die
„hem volgde: Ik zeg ulieden, ik heb zoo groot
„een geloof zelfs in Israël niet gevonden."
Ook heeft 't my in deze dagen dikwyls ge
troffen, dat Johannes de Dooper ook niet zoo
tegen den krijgsdienst gesproken heeft als ds.
de Ligt en de zijnen. Johannes de Dooper durfde
ook wel iets te zeggen, en nog wel scherp en
krachtig te zeggen ook. En hy had 't voorrecht,
dat de soldaten uit eigen beweging tot hem
kwamen, wat ook niet altijd gebeurt en dat
ze hem de besliste vraag deden„En wy, wat
zullen wy doen Wat zegt nu de Dooper
Spreekt hy ook in den geest van ds. de Ligt
De Dooper zegt niet legt de wapens neder,
vervloekt den dienst waarin ge zyt maar „Doet
niemand overlast aan en ontvreemdt niemand
het zyne met bedrog en laat u vergenoegen
met uw bezoldiging". Wanneer ik dat zoo lees
ontvang ik den indruk, dat de Dooper anders
gesproken heeft dan ds. de Ligt. Meen nu niet,
dat ik een „militairist" ben. Het instandhouden
van een leger acht ik een noodzakelijk kwaad,
zoolang de zonde op aarde is en zyn zal. Het
is dan ook eigenaardig, dat Engeland, dat
't Pruisisch militairisme wil vernietigen zelf
een reusachtige vloot heeft, en door eeuwen
lange politiek over de gansche aarde versterkte
punten heeft bezet, waar deze vloot nu her
stellingsplaatsen en kolenvoorraden vindt. En
Amerika, dat overvloeit van verontwaardiging
over 't militairisme zal nu de grootste uitgaven
gaan doen voor allerlei oorlogstuig en begin
nen met een leger van een half millioen te
oefenen.
Ik durf niet in te stemmen met de blyde
verwachting, die sommige idealisten koesteren,
dat deze oorlog een eind zal maken aan de
krijgstoerustingen der volken. Het eenige on
derscheid is, dat het eene volk 't goed doet
en doeltreffend, en 't andere gebrekkig en
sukkelachtig, 't Eene volk eigent zich voor
't militaire leven en 't andere is er ongeschikt
voor. Maar 't kwaad van den oorlog te willen
onderdrukken, zoodat het alom op aarde vrede
is en blyft, zal wel zyn het pogen om de Ve
suvius met een deksel te willen afsluiten. Wel
betreur ik het, dat predikers als ds. de Ligt,
naar 't schijnt, thans de taak meenen te heb
ben, tegen 't militaire steRel te spreken en te
getuigen op eene wyze, gelyk alom in 't land
bekend is geworden. Het oude Evangelie schynt
voor hen verouderd te zyn, het Evangelie van
een ryken Christus voor een armen zondaar.
Toch geloof ik, dat dit oude Evangelie het 't
langst zal uithouden, omdat het 't Eeuwige
Evangelie is. En daaraan hebben we ook in
onze donkere tyden het meeste behoefte. Ge
lukkig dat dit ook in dat deel van Nederland,
dat onder militair gezag staat, vry mag ver
kondigd worden. Dat is vroeger wel eens
anders geweest, toen de Afgescheidene predikers
in Brabant vervolgd werden, waarlijk om des
Evangelie's wil en er niet zulk eene drukte
over maakten als thans geschied is met een
uit het bezette gebied ver wy derden prediker.
Wees Gode bevolen.
t.t.
W. H. GISPEN Jr.
Zwolle, 16 Aug. '15.
(Kerkbode voor Overijsel en Drenthe.)
Waarde Vriend.
Ge hebt zeker meermalen de uitdrukking
gehoord: „Wie wordt nu van het geven rijk!"
By den eersten oogopslag schynt deze spreuk
de waarheid geheel aan haar zyde te hebben.
Immers zoo redeneert men wie kan er
nu ryk worden door veel te geven Dat schynt
een paradox te zyn. Toch heeft de apostel een
woord van Christus geciteerd, dat wy anders
niet zouden kennen, waarin door den Heere
het tegendeel wordt beweerd. Immers in zyn
afscheidsrede tot de ouderlingen van Efeze zegt
de apostel„men moet gedenken aan de woorden
van den Heere Jezus, datHy gezegd heeft„Het
is zaliger te geven dan te ontvangen."
Nu weet je zeker uit ervaring hoeveel „ja
maars" er worden ingebracht tegen de stellige
uitspraken der Heilige Schrift. Men kan het
over het algemeen nog al goed met den bybel
vindenmaar als die bybel onze zonden of
boezemzonden aantast, dan durven wy best
met een „ja maar" daartegen op te komen.
Onze vroomheid loopt in den regel nogal
van stapel als het ons niets kost, als het maar
buiten de geldbeurs omgaat. Doch als er over