God is God. Degene uit Wien alles is,
alle raad en alle feit. God, Degene, door
Wien alles is, zoo zelfs dat ons doen slechts
door zijne tusschenkomst doen wordt, en
onmiddellijk dienst doet als schakel in zijn
raad. God degene, tot Wien alles is, alle
eere en alle lof. Hij alleen zal eens aan
het einde der historie blinken. Hem de
heerlijkheid in alle eeuwigheid. Alle schep
sel in hemel en op aarde en onder de
aarde zal eens gewillig of geveinsd erken
nen aGods weg is volmaakt."
Wat ontsluit die wetenschap een bron
van rijken troost. Hoe troostrijk te ge-
looven, dat elke weg Gods in zichzelven
volkomen is, en alle zijne wegen te samen
volkomen zijn in harmonie en goedheid.
Hoe troostrijk, dat Hij, die begonnen is
te zegenen, zijn werk zal volenden. Want
alle zijne wegen zijn volmaakt. Dat moest
ieder die het hoort, wel toestemmen. Dan
ach, niet ieder kan dit en doet het.
Deze waarheid wordt door de Heidenen
niet gekend, door het ongeloof boosaardig
bespot, door het kleingeloof bedroevend
betwijfeld, en alleen door het geloof blij
moedig beleden, doch ook niet dan vaak
na veel bangen en zwaren strijd, maar,
en dan komt vooral hare heerlijkheid uit,
hiernamaals ten volle verstaan.
Hoe is dit bij ons?
De eerste maand van het tweede
oorlogsjaar.
Ter Gedachtenis.
Prediking onder Militairen
Het eerste jaar van den wereld-oorlog.
KOOPMANS.
KEBKËLIJK LETKN.
Hoewel de oorlogsbrand nog voortwoedt in
ons werelddeel, is de stemming onder ons volk
toch geheel anders dan in Augustus van het
vorige jaar. Toen haastte ieder, die van huis
was, zich om eigen woning weer te zoeken en er
was een druk over heel het leven gekomen. De
vreugde had haar plaats moeten afstaan aan de
vrees, welke kwade dagen tegemoet zag. Velen
vroegen vol zorg, hoe zal het, ook al blijven we
van den oorlog verschoond, in het maatschap
pelijk leven gaan en duchtten, dat schaarschte
en gebrek hun intocht zouden houden. Er werd
veel over bezuiniging gesproken, al kwam er
in den regel niet veel van terecht. Inderdaad
was evenwel het gevoelen algemeen, dat be
krimping van uitgaven aan de orde moest komen.
Het zou wel moeielijk zijn, wijl het veel ge
makkelijker gaat meer uit te geven dan omge
keerd, maar de nood zou het wel leeren. Lang
zamerhand week de vrees evenwel en het leven
bleef zijn gewonen gang gaan. Landbouw en
veeteelt leverden heel wat op en velen maakten
in den handel groote winsten. De inkomsten
vermeerderden in sommige kringen op bijna
nooit gekende wijze en dit droeg er toe bij om
het niet al te ernstig met de voorgenomen be
zuiniging te nemen. Er waren wel, die schade
leden, en sommigen zelfs belangrijke schade,
maar over 't geheel viel het mede. Intusschen
klimmen de prijzen van schier alle levensmid
delen en dit doet zich vooral gelden voor hen,
die een gering inkomen hebben. Menigeen zou
wel wat grooter stuk vleesch lusten, dan hij
nu krijgen kan om het maar zacht uit te druk
ken en het lijkt er nog niet naar, dat het in
de eerste tijden beter zal worden. Erkend moet
echter worden, dat de Overheid en particulieren
veel doen om nijpend gebrek te voorkomen en
er nog veel is, dat tot dankbaarheid stemmen
moet.
Het leven gaat nog altijd zonder veel moeite
door. Het ..getal van hen, die van den zomer
genieten, is zeer groot. Het verkeer op de
treinen, op de booten, op de trams is zelfs zeer
druk. Wanneer men in dezen tijd door het
land reist, merkt men van het leed weinig.
Met groote opgewektheid trekken duizenden er
dagelijks op uit om in de vrije natuur genot
en ontspanning te zoeken. De hotels en de
pensions maken goede zaken en men krijgt den
indruk, dat er nog welvaart heerscht. Het geld
blijft aldoor rollen. Wie het niet wist, zou als
hij van huis gaat niet bespeuren, dat er zulk
een bloedige worsteling plaats heeft. We weten
wel, dat we ons niet mogen laten misleiden
door den schijn, maar het uiterlijk leven van
ons volk maakt toch den indruk, dat er weinig
gevoeld wordt van de oordeelen, welke er op
aarde zijn. Het leven schijnt veeleer een spel
te zijn, waaraan men deel neemt, dan een erns
tige voorbereiding voor de dingen, welke komen
zullen.
Meermalen las ik de woorden, door den Hei
land gesproken, dat de laatste dagen gelijkzullen
zijn aan de dagen van Noach, waarin men at
en dronk, trouwde en ten huwelijk gaf, en
oppervlakkig geoordeeld zou men zeggen, dat
kan haast niet mogelijk zijn, want de oordeelen,
welke aan de eindbeslissing voorafgaan, zullen
de volkeren wel tot ernst stemmen en alle zor
geloosheid doen verliezen, doch onze tijden zijn
reeds bij machte om ons te laten zien, dat het
licht zoo gaan kan.
Van een algemeene verootmoediging onder
de slaande hand Gods is weinig te bespeuren
en zelfs in de kringen van de belijders blijft
uit, wat er zoo noodig zijn moest.
Hart en mond blijven vol van de verganke
lijke dingen, van uitgaan en vreugde bedrijven,
van wat men gezien heeft of zien zal en dit
moest toch anders worden.
We gelooven, dat de Geest des Heeren nog j:
werkt tot waarachtige bekeering, maar van een ji
machtige doorwerking der genade komt er
weinig aan 't licht De zaak van de religie ligt
vaak naast de andere dingen van het tijdelijk
leven en moet zich vergenoegen met een kleine
plaats. Zij is meer een zaak, welke geduld dan
omhelsd wordt en zij behoorde de bezielende
macht van heel ons leven te zijn. De openbare
dienst wordt in eere gehouden, het woord Gods
wordt in de gezinnen gelezen, het gebed en de
dankzegging gedaan, doch waar is het zoeken
van en het dorsten naar den levenden God
Wordt het beseft, dat Hij geducht is in den
raad Zijner heiligen en vreeselyk zelfs onder de
lofzangen Israels? Een oogenblik soms, als
Hij zooals verleden Zondagnacht tot ons spreekt
in het on weder. Dan gevoelt ieder zijn gering
heid. Dan wil haast ieder schuilen onder Zijn
machtige vleugelen. Dan zou ieder graag ze
kerheid van zijn zaligheid willen hebben. Maar
het zijn meestal morgenwolken, die spoedig
verdwijnen zonder een enkele vruchtbaarma-
kende kracht na te laten.
Neen, bij alle stof, welke we hebben om Gods
goedheid over ons en ons volk te roemen, is er
oorzaak genoeg om tot ons zelf in te keeren,
om ons eens uit de verstrooiing en de afdwaling
terug te trekken en het oog te openen voor de
bedorven macht der zonde, welke ons zoo vaak
verre houdt van den God onzes levens, opdat
het kome tot een grondig berouw en tot een
beslist breken met een levenswijze, welke den
Heere niet welbekagelijk kan zjjn.
Als men enkele weken uit zjjn eigen omge
ving weg is, merkt men het best, dat het leven
allerlei veranderingen brengt. Men komt op
plaatsen, waar men familie-leden, vrienden en
oude kennissen ontmoet en dit is zeer aange
naam, want wanneer men in geruimen tijd
elkander niet gezien heeft, is er zooveel, dat
men elkander mededeelen wil, maar het valt
ook op, hoevelen er vroeger waren, die heen
gegaan zijn en die voor altijd aan deze aarde
het vaarwel moesten toeroepen. Bovendien
komen er dan berichten tot ons die ons melden,
dat deze en gene in eigen omgeving overleden
zijn. Dit nu maakt indruk op ons, misschien
meer dan wanneer men thuis is, omdat men
in 't laatste geval gewoonlijk telkens weer hoort,
hoe het gaat. Onder hen, die ons ontvielen,
behoorde ook een broeder, die ruim twee-en-
negentig jaar is geworden en die in ons ker
kelijk leven een man van eenige beteekenis is
geweest. Op zeer jeugdigen leeftijd werden
zijn oogen geopend voor het gevaar, dat hem
bedreigde en hij zag in, dat zijn zonde de
oorzaak van al zijn onheil was. Behoefte,
dringende behoefte kreeg hij aan de verlossing,
welke in Christus Jezus was en hij kwam voor
zich zelf tot het bewustzijn, dat die Zaligmaker
ook hem verlossen kon en wilde. Daarna kreeg
hij de begeerte om predikant te worden en
toog dan ook naar Arnhem om opleiding te
ontvangen in de toen aldaar bestaande school
van dr. Brummelkamp, welke later jaren lang
Professor te Kampen is geweest. Spoedig echter
keerde hij naar de ouderlijke woning terug,
want de dood van zijn vader eischte hem op
voor het bedrijf van zijn moeder en bracht
hem weer tot de taak, waaraan hij verder
zijn krachten wijden zou.
Uit deze korte mededeeling is duidelijk, dat
hij behoorde tot de eerste periode der Afschei
ding en destijds waren de drie kerken van
Axel, Ter Neuzen en Zaamslag gecombineerd
Eerst werd hij diaken en later ouderling en
in deze hoedanigheid heeft hij de kerk van
Ter Neuzen lang gediend.
Hij was een man van een vaste en besliste
overtuiging, en kwam daar steeds vooruit. Het
duurde dan ook niet lang, of hij begreep,
welke eischen het verbond Gods aan de ouders
stelde voor de opvoeding hunner kinderen en
behoorde dan ook tot de oprichters van de
Christelijke School in dat land. Met vaste
hand leidde hij dan ook zijne talrijke kinderen
in het rechte spoor en was een van de eersten,
die den moed had om zijn kinderen van de
kermis thuis te houden Kerk en school heeft
hy dan ook met groote toewijding gesteund
en op de vergaderingen van beide deed hij zijn
invloed gelden. Op de gewichtige Synode van
1892 was hij als afgevaardigde van Zeeland
tegenwoordig en het viel hem moeilijk om uit
den naam het woord „Christelijke" te zien
wegvallen. Overigens had hij geen bezwaar
tegen de vereeniging der kerken en hij heeft
er dan ook aan medegewerkt.
Hij was een type van een Axelschen land
bouwer, aan wien het duidelijk te merken was,
dat hij geruimen tijd een groote hofstede be
heerd had. Hij is ook in den kring van zijn
werkvolk ten zegen geweest en zijn gedachtenis
zal blijven voortleven bij allen, die hem gekend
hebben. Zeer oud is hjj geworden en zijn
heengaan is voor hem winste. Hoe graag zou
ik hem de laatste eere mede bewezen hebben,
doch het was mij ondoenlijk.
De Heere trooste Zijn hoogbedaagde vrouwe
en geve aan zijn nakroost de vervulling van
Zijn onwankelbare belofte.
Behalve anderen, aan wie we gehecht waren,
ging uit onze gemeente heen eveneens een be
jaarde broeder, die ook een eigenaardig stem
pel droeg. De oude Baan heeft nooit in bree-
den kring geleefd, maar was toch door zijn
kloek belijden in woord en wandel een sieraad
voor de kerk van Christus. Klein van gestalte
maar zeer vast van karakter ging hjj zjjn eigen
weg en stoorde zich weinig aan het oordeel
van anderen. Gezegend was zijn oude dag en
hjj was bereid om te sterven. We missen hem
in onzen kring, maar we blijven het goede
erkennen, dat God ons in hem gegeven heeft.
Voor zijn kinderen was hij een vader, die hun
den juisten weg wees en tot menigeen heeft
hij een woord gericht, dat tot een blyvenden
zegen kan zijn.
Zoo gaan onze ouden van dagen heen, en
wij nemen hun plaats in. Zullen zij ook van
ons eenmaal het getuigenis geven kunnen,
dat we Jezus gekozen hebben tot onzen Zalig
maker en Heere, aan wien we toebehoorden
naar lichaam en ziel Het leven is zoo kort
en de dood wenkt ieder uur.
Bouma.
III.
Twee diDgen staan nu vast.
Allereerst, dat er blijkens de openbaar ge
maakte lijst van preekbeurten in Oostelijk
Zeeuwsch-Vlaanderen veelvuldig is gepreekt. We
gedenken met dankbaarheid aan den vermel-
denswaardigen arbeid van die mannen, die, ge
heel belangeloos, hetzij éénmaal, hetzij herhaalde
malen, zich gaven, en aan hen, door wier aan
houdende zorg die predikdiensten mogeljjk
werden gemaakt.
In de tweede plaats is gebleken, dat ervoor
gezorgd is, en voortdurend voor gezorgd wordt,
dat er alvast in drie plaatsen aan de Zeeuwsche
grenzen oostelijk deel, Zuiddorpe, Nieuw-Namen
en Hulst, geregeld predikdienst kan zijn, zóó,
dat die predikdienst geen hinderpaal is voor
het opgaan naar het huis des Heeren in één
van de meest dichtstbijzijnde gemeenten op
Zondag.
Verder blijkt nog het volgende
Er is een kerkelijke actie, opgezet door de
kerk van Axel, onmiddellijk, nadat er op het
territoir van Axel's kerk militairen zijn ge
legerd. Deze kerkeljjke actie verbreedt zich in
den laatsten tijd, doordat meerdere kerken de
handen beginnen ineen te slaan. Daarover
later meer.
Er is voorts een actie van den veldprediker
der Se divisie, ds. H. Jansen, waaruit mag
worden afgeleid, dat er onder de militairen
aan de Zeeuwsche grenzen manschappen zijn,
die tot den kring zijner aanstelling behooren.
Er is verder nog een actie van den veldpre
diker in algemeenen dienst, ds. A. S. Talma,
waaruit mag worden afgeleid, dat er man
schappen van verschillende divisiën aan de
Zeeuwsche grenzen zijn, en het tot de taak van
den veldprediker in algemeenen dienst behoort,
om te zorgen voor de verspreide deelen van
verschillende divisiën.
Er is bovendien nog een gedurige arbeid van
predikanten in Oostelijk Z.-Vlaanderen, zoowel
Hervormden als Gereformeerden. Die arbeid
staat met de actie van ds. Talma in nauw
verband.
Er is dus wèl actie, langzamerhand in kracht
en in breedte winnende. Zelfs is er een drie
voudige actie, die noodwendig moest opkomen,
en die eenerzijds een uitsluitend kerkelijk, en
anderzijds een meer algemeen christelijk ka
rakter draagt.
Waarom was het nu niet mogelijk de actie
voor prediking onder de militairen hier van
meetaf uitsluitend in kerkelijk spoor te leiden
Laat me eenige redenen noemen, voor zoover
voor publicatie vatbaar.
Voorop gaat de vraag, wie door middel van
de prediking voor het geestelijk belang onzer
militairen heeft te zorgen, en bij wien hiervoor
de regeling moet berusten.
Ontegenzeggelijk niet by eenig particulier
persoon, die zichzelf daartoe opwerpt, maar bij
hen, die hiervoor aanstelling hebben, hetzij
kerkelijke aanstelling, hetzij aanstelling van
Overheidswege.
Nu moest het voor onze Zeeuwsch-Vlaamsche
kerken eerst vaststaan, op welke plaatsen de
veldpredikers hun arbeid zouden concentreeren,
en in hoeverre ze by hun zóó veel omvattenden
arbeid in staat zouden zyn, hetzij zelf, hetzij
door middel van anderen, voor de prediking
geregeld zorg te dragen.
Nu laat het zich gemakkelijk indenken, dat
die veldpredikers plannen hadden.
Het moest eerst duidelijk worden, welk deel
van den arbeid der prediking door den veld
prediker der 3e divisie zou kunnen worden
verricht. Begrijpbaar was het, dat hij de man
schappen zyner divisie nu en dan zou bezoeken,
gelyk een goede herder uitgaat tot de verstrooide
schapen zijner kudde, en door middel der pre
diking tot hun geestelijk heil zou arbeiden.
Ook moest het eerst vaststaan, waar de veld
prediker in algemeenen dienst geregelde veld-
prediking zou organiseeren, en hoe hy deze
organisatie in elkander zou zetten en zou leiden.
Voorts hadden de kerken er mee te rekenen,
dat het aantal militairen aan de grenzen niet
groot is. Het voegt my niet, om van de ver
schillende grensplaatsen de juiste getallen op
te geven. Alleen zy gezegd, dat tegenover
de duizenden in N. Brabant hier van eenige
weinige honderden kan worden gesproken, en
dat met het oog daarop het niet mogelijk is
te arbeiden op dezelfde wyze als in Brabant
geschiedt. Hier komt by, dat het betrekkelijk
kleine aantal nog weer uiteenvalt in niet-
Protestanten en Protestanten, en die Protes
tanten weer tot verschillende kerken behooren.
Het getal Gereformeerden is in sommige grens
plaatsen zeer klein.
Nu moet er verder mee gerekend worden,
dat van het aantal manschappen, waarop voor
bijwoning van den predikdienst kan gerekend
worden, meer dan de helft door de belangen
van den dienst en door verlof afwezig is, zoo
dat hoogstens 40 pCt. tegenwoordig kan zyn.
En eindelijk moet ook met het gehalte van
de manschappen worden gerekend, zoodat op
een bepaalde plaats nu eens geregelde predik
dienst uitvoerbaar zou kunnen zyn, en later
weer niet, of omgekeerd, wanneer wisseling
van manschappen heeft plaats gehad.
Ziehier eenige redenen, waarom men eerst
moet bezinnen, en daarna beginnen. Begint
men, dan moet men knnnen volhouden, ook
al duurt de mobilisatie nog jaren.
Laten we een volgende maal zeggen, waarom
het niet wenschelyk is deze actie, thans nog
minder dan vroeger, in uitsluitend kerkelijk
spoor te leiden.
Lammbrtsma.
VIT Dl] P£B1.
In de Gron. Kerkbode schrijft Ds. J. J. Knap
het volgende lezenswaardig artikel over
Het eerste jaar van den grooten Europeeschen
oorlog, die zyn wedergade in de geschiedenis
der menschheid niet vindt, was in het begin
dezer maand voleind. Hoevele andere jaren
nog zullen volgen is door de kundigste cijfer
aars en de grootste politici niet te berekenen.
Uit de historie kennen wij een dertig- en
tachtigjarigen oorlog, doch waarschijnlijk is
het niet dat men deze worsteling zoolang zal
kunnen volhouden. De wyze van oorlogvoeren
is daartoe te veel veranderd Het oorlogsmon
ster is zoo gulzig geworden, dat by al te langen
duur het menschenmateriaal zoowel als de eco
nomische kracht volkomen uitgeput zouden
raken. Nu reeds zyn circa drie millioen kost
bare levens op het slagveld gebleven, en de
kosten voor dit eene jaar heeft men berekend
op ongeveer dertig milliard gulden, waarbij
dan natuurlijk nog komt de enorme schade,
die het grootste deel van den handel geleden
heeft, terwijl slechts een klein percentage der
koopmanschap buitengewone oorlogswinsten
behaald heeft, evenals velen uit den landbouw-
stand. By een terugblik op het doorworstelde
jaar vermenigvuldigen de gedachten zich bin
nen in ons. De algemeene indruk is wel deze,
dat de menschheid in weerwil van haar hooge
beschaving niet slechts wreeder dan vroeger in
het oorlogvoeren geworden is, maar dat zy
ook de zedelijke goederen der volken veel
minder eerbiedigt. Met cynische openhartig
heid werd in de kabinetten gesproken over de
noodzakelijkheid om zooveel mogelijk mili
tairen van de tegenpartij te dooden, daar zy
dan ten slotte het onderspit toch zou moeten
delven. De rechten der neutralen telden haast
niet meer mede. Hun door tractaten gewaar
borgde handel werd in banden gelegd. Bond-
genooten werden gekocht, en verkochten zich
aan den meestbiedende. Het sjacheren op den
Balkan duurt tot op dit oogenblik voort.
Heidenen en Mohamedanen werden tegen de
gedoopte natiën te hulp geroepen. Bittere haat
heeft zich van de volken meester gemaakt en
zal de verbroedering tot in lengte van dagen
verhinderen. De booze instincten zyn alom
ontwaakt. De onheilige hartstochten vlammen
laaie op. De rechtsstaten hebben hun eere
verspeeld door niet het recht, maar de macht by
hun geschillen ter beslissing te roepen. In
één woord, het is een moreele debaclewaar
van zelfs de pessimist niet gedroomd heeft in
een eeuw, waarin men zoo verlicht, zoo be
schaafd, zoo ontwikkeld en zoo edel heette,
o, Indien dit jaar ons iets heeft kunnen en
moeten leeren, dan i s 't dat de volken in hun
kern nog even onheilig zyn als eeuwen gele
den en dat het gedichtsel van 's menschens
hart alleenlijk boos is van der jonkheid afaan.
Is dat geen woord uit den bybel? Uit dat
oude boek, waarin ook het verpletterende woord
staat dat er in ons vleesch, d. i. in onze zondige
geheiligde natuur geen goed woont, zoodat wy
van nature onbekwaam zyn tot eenig waar
achtig geestelijk goed en geneigd tot alle kwaad?
o, Wat kon men een jaar geleden nog scha
teren van de pret als men dat las! Zoo iets
overdrevens en onwaars Zoo iets beleedigends
voor den nobelen mensch die in een konings
mantel over de aarde wandelde en als eertijds
Babels koning in zelfbehagen op zyn prachtige
cultuurwereld nederzag, met breed gebaar al
zyn heerlijkheid wijzend en zeggend„Is dit
niet het groote Babel dat ik gebouwd heb
Sla het blad in uw bybel nu om, dan ziet gij
dien heerscher, nog in zyn prachtgewaad, op
handen en voeten over de gazons van zyn paleis
tuinen kruipen om gras te eten als de dieren
des velds en als een waanzinnige zyn tanden
te slaan in het kruid. Krankzinnig geworden
Een oordeel van God Almachtig die de hoo-
vaardigen vernedert en de machtige hoofden
ook nu nog met zyn zware hand nederbuigt.
Wij kunnen het niet helpen, maar het schynt
ons toe dat waanzin de volkeren heeft aange
grepen en dat zy tot het beneden-menschelyke
zinken, want redeloos is de geweldenarij die
alom de harten ontroert, het is de verscheu
rende aanblik ran Nebukadnezar, in koninklijk
purper gekleed, maar gansch verbijsterd en ver
dwaasd, uit de orde der menschen verstooten,
waar hem volgens de teekenende taal der Schrift
„eens beesten hart" gegeven wordt en zyn
nagelen uitgroeien tot klauwen
Maar niet alleen bracht dit oorlogsjaar ons
een ontroerende bijdrage tot de kennis der men-
schelyke natuur en tot de wetenschap dat de
beschaving, of, zooals men gaarne zegt, de
cultuur niet by machte is haar ten goede te
veranderen, doch het wijst ons tevens op de
noodzakelijkheid van een regeneratie der vol
ken door hooger genade. Wat onmogelijk is
by de menschen, by de knappe, beschaafde
en verlichte menschen, is mogelijk by God.
Wij kunnen elkander beschaven. Maar wy
weten het immers, de schaaf maakt wel glad
en polijst het hout, doch de aard van het hout
wordt er niet door veranderd. Wy kunnen
elkaar wel ontwikkelen. Maar wy weten het
alweder, al halen wij de wikkels die om hét
menschelyk wezen geslagen zyn er één voor
één af, en al maken wij het op die wyze meer
toonbaar, dat wezen zelf ondergaat er niet de