Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. 29e Jaargang. Vrijdag 30 Juli 1915 No. 31. UIT HET WOORD. Redacteuren: Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds G. F. KERKHOF te Oost-Souburg. Vaste MedewerkersD.D. R. J. v. d. VEEN, J. D. WIELENGA, F. J. v. d. ENDE, A. 0. C. KOK, J. H. LAMMERTSMA, L. v. LOON, D. POL en F. W. J. WOLF. Abonnementsprijsfranco aan huis per half jaar 70 cent. PERSVEREEN1GING ZBEUWSCHE KERKBODE. Adres van de Administratie: A. D. L1TTOOIJ Az. Middelburg. DE AFGEZONDERDE ZIJNER BROEDEREN. II. Als de nijd den naaste naar beneden wil stooten, maar die naaste begint dan des ondanks te stijgenin plaats van te dalen, dan wordt de nijd gemeenlijk er niet min der op. En als de gebroeders Jozef, den tegenstander hunner zondige bedoelingen, zoeken te vernederenmaar Jozef wordt desniettegenstaande boven hen gesteld, dan klimt hun vijandschap en wordt zoo groot, dat er heel wat gebeuren moet, eer de zaak weer in het reine komt. Door Jacobs voor keur reeds onderscheiden, scheen Jozef blijkens zijn droomen ook door God be stemd, om verhoogd te worden boven hen. Die droomen waren hun dan ook een derde, en niet de minste ergernis. Droomen is, in het algemeen genomen, een zeer gewoon verschijnsel, en het is 't altijd geweest. De patriarchen wisten dat ook. Maar met Jozefs droomen was het iets bijzonders. ,Dat gevoelden onmiddellijk allen, die er kennis van ontvingen. Anders hadden de tien samenzweerders niet zoo'n drukte dadelijk gemaakt. En ook Jacob immers, die ook niet alle gewone nachtelijke droomen zal onthouden hebben, bewaarde deze zaak in zijn hart. Hem ook was 't aanstonds duidelijk In Jozefs droo men maakte God de Heere op een buiten gewone wijze Zijn voornemen bekend. Behalve door verschijningen en wonderen heeft de Heere Zijne bijzondere openbaring door profetieën uitgewerkt. En bij die profetieën ging Hij dan op onderscheidene wijze te werk. Hij sprak daarbij n.l. of door hoorbare stem, of door 't lot, door Urim en Thummim, door visioen, door inwendige verlichting of ook eindelijk door den droom. Van dit laatste hebben we hier nu een voorbeeld. Door al deze mid delen heeft Hij, dit zij herhaald, de bij zondere openbaring uitgewerkt. Volkomen uitgewerkt, want thans moet geen droomen- droomer ons komen zeggen wat Gods wil is. 't Is nu: tot de wet en tot het getui genis en dat getuigenis is voldoende. Het moderne bijgeloof, dat Gods Woord ver werpt, moge tot waarzeggerij en droomerij de toevlucht nemen, de Schrift is ons ge noegzaam, om te weten, wat tot Gods eere en onze zaligheid dienen kan. En daarom blijven Jozefs droomen altijd van meer ge wicht dan mijn droomen of die van wie dan ook onzer dagen. Want Jozef treedt hier op als profeet. Al maakt de Heere hier Jozefs droomen dienstbaar aan de openbaring van Zijn Raad ze zijn en blijven ondertusschen droomen. En in die droomen zal het Jozef gegaan zijn, zooals het ons gaat. 't Is vooral het wondere vermogen, door den Schepper den mensch gegeven, dat phantasie of verbeelding heet, 't welk in den droomtoestand werkzaam is. Ofschoon, ook onze wil en ons verstand zijn dan evenzeer in actie. We kunnen zeggen wij zijn het zelf, wij, zooals we zijn, wij heelemaal die gevoelen en denken en doen, die optreden in den droom, zij het ook op andere wijze dan des daags. Al even druk in de weer als in wakenden toestand zijn we dan. We zijn aan den dagelijkschen arbeid, zooals Jozef schooven stond te binden naar gewoontesoms zwoegen we den nacht door in moeitevol werken, dat het zweet ons van 't aangezicht hutst. Of we worden gejaagd en vervolgd, dat we niet weten waé,r ons te verbergen, tot het ontwaken uitkomst geeft uit bangen nood. Soms heerschen onze zondige hartstochten met macht of we voelen Gods hand zwaar op ons drukken. Of ook wel, Hij doet onze slaap zoet zijn, door ons in ons droomen te zoeken met Zijn troost en licht. Kortom, het is geen ander, maar hetzelfde leven, dat we dan leven als altijd, alleen in anderen vorm. Het is geen ander ik, maar 't zelfde ik, ons ik, dat ondervindt en doet. Doch dan zóó, dat beter aan het licht treedt dan gewoonlijk, wat in ons hart woont. Wat er 's daags sluimert in de diepte onzer ziel, wordt 's nachts wakker, en wat in het allerbinnenste verborgen ligt komt dan naar boven. Ik geloof daarom, dat onze droomen ook een goede bijdrage le veren kunnen tot onze zelfkennis. Ze lee- ren een weinig peilen de afgronden van ons hart. Ze liggen dan ook niet buiten onze verantwoordelijkheid voor God den Heere. Natuurlijk blijft een misdaad, in den droom bedreven, een gedroomde mis daad, en van geen uitwerking voor ande ren. Maar onze droomen zijn toch spre kende bewijzen van wat er in onzen geest heimelijk omgaat. Ze wellen toch ook op uit dat, waaruit al onze levensuitingen opkomen, uit dat diepe hart. En ze doen het beter kennen. Misschien komt in Jozefs bekende droo men b.v. dan ook zijn hart wat beter uit. En spreekt in zijn droomen mee zijn sterk eergevoel, en daar eergevoel en eerzucht en hoogmoed dicht bij elkaar liggen, wel licht de zonde der hoovaardigheid. 't Ver moeden, dat dit zoo is, spreekt Jacob half uit, als hij bestraffend zegt tot Jozef in tegenwoordigheid zijner broedersWat is dit voor een droom, dien gij gedroomd hebt. Wij zijn 't, die handelen in den droom, als verantwoordelijke wezens. Maar 'tis God nochtans, die in het droomleven regeert als overal en die in Jozefs droomen Zijne eigene gedachten bekend maakte. Zóó klaar sprak God door dien dubbelen droom, die één was, maar dubbel tegelijk, om de zaak te bevestigen, zoo klaar sprak Hij, dat niemand blijkbaar uitlegging noo- dig had. Hij sprak tot de conscientiën van Israël en zijn zonende broeders waren ongetwijfeld overtuigd van wat de Heere wilde. Des te zondiger was dan ook hun spot: We zullen zien, wat van zijn droo men worden zal. De geopenbaarde dingen zijn voor ons en voor onze kinderen. De verborgene dingen zijn voor den Heere onzen God. Er is een bevel Gods, dat we hebben op te volgen in gehoorzaamheid. En er is een plan, dat Hij uitvoeren zal en waar onze wil wegvalt. En nu is de zondaar niet tevreden met Gods bevelenden wil op zij te zetten, en zijn eigen lust op te volgen in stee van gehoorzaam te zijn. Hij stelt zich ook tegen den raad, tegen 'tplan Gods. Hij waant dit te kunnen verijdelen en tracht het ook te veranderen of omver te werpen. Hij wil zelf ook de wereld re- geeren. Hij wil in alles als God zijn. Maar doet net als Satan. Tegenover den Raad Gods, in Jozefs droomen aan het licht ge treden, slaan de broeders hun raadWe zullen zien, wat van zijn droomen worden zal. F. J. van den Ende. Onze Militairen. De Twaalf Geloofsartikelen. Afzonderlijke nummers 3 cent. Advertentieprijs1—5 regels 30 centiedere regel meer 5 cent Familieberichten 10 cent per regel. UITGAYE YAN BE Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan den Drukker A. D. LITTOOIJ Az., Middelburg. Zoo zullen wij zien, wat van zijn droom en worden zal. Gen. 37 20b. KERKELIJK LETBJf. Het eerste jaar van de mobilisatie ia ons land is voorbij. We spreken het zoo gemak kelijk uit. Maar wat houdt het niet in. Neen, we willen niet klagen. Welk een spanning heerschte er allerwege in ons land, toen op Yrjjdag den laatste van de vorige Juli-maand onze soldaten opgeroepen werden. Zou het weer gaan, als in het jaar 1870, toen onze mi litairen ook naar onze grenzen trokken en met enkele weken terugkeerden? Die vraag kwam op, maar wie eenigermate op de hoogte was met den staatkundigen toestand in ons wereld deel, durfde er geen bevestigend antwoord op te geven. De lucht was zeer donker, het on- weder was dreigend en de uitbarsting zou schrikkelijk zijn. Dit kon iedoreen toen reeds weten. Maar zullen we bevrijd blijven, zal Nederland vrede houden? Niemand kon het zeggen en daarom was er vrees voor de gebeur tenissen, welke reeds hun donkere schaduwen vooruit over het leven wierpen. Het waren bange uren, toen onze zonen op de roepstem onzer geliefde vorstin wegreisden naar hun garnizoensplaatsen en vervolgens naar onze grenzen en kusten. Het onweder ontlastte zich, vlak bij ons land sloeg het in en we hoorden van de verwoesting, welke de oorlogsfakkel aanrichtte bij onze buren. Geruchten van al lerlei aard deden de ronde en droegen er toe bij om de ontsteltenis te vermeerderen. Maar wij bleven er buiten, het kwam niet over onze grenzen en we herademden. Zoo ging maand na maand, week na week voorbij, wel langzamer dan anders, maar we bleven verschoond. Soms waren er oogenblik- ken van angstige spanning, als er in Vlissingen enkele bommen vielen, als enkele onzer schepen aangehouden werden, maar de vrede bleef. Dit willen we niet vergeten, maar als een goede gunst onzes Gods beschouwen en waardeeren. We vertrouwen ook, dat onze soldaten het niet uit het oog verliezen zullen, want het is beter om een geheel jaar de wacht te moeten houden dan om één uur in den strijd te zyn. Toen zij uittrokken, vroegen zij ook, wat gaan we tegen en tot dusver deelden zy met heel ons volk in den vrede. Maar nu we dit ge zegd hebben, willen we niet voorbijzien de moeilijkheid, welke er voor hen aan verbonden is. Zij werden gerukt uit hun maatschappe- lijken werkkring, uit hun familie en zij staan nu reeds een geheel jaar onder de wapenen. Het is het beste, dat zij maar niet denken aan de schade, welke zij ljjden en aan de ontbe ringen, welke hun deel zijn. Zij moeten blijven denken, dat het vaderland hen thans noodig heeft en dat zij een gewichtigen dienst aan ons volk bewijzen. Niet vragen moet ieder, wat hij nu eigenlijk gedaan heeft en wat hij in eigen omgeving had kunnen doen, maar wat zij gezamenlijk hebben gedaan en dan is het een eervolle maar ook een nuttige taak, waar aan zij hun krachten hebben moeten geven. Niet morren over den langen duur, maar zien op de weldaden, welke zij ontvingen en met trouw te volharden op hun post, ziedaar wat hen betaamt. Zij moeten zich wachten voor de taal der opruiing, welke in blaadjes tot hen mocht komen en het oor sluiten voor elke stem, welke hen tot ontevredenheid aanspoort. Het is verblijdend, dat onze militairen op prijs stellen, wat er voor hun geestelijke be langen gedaan wordt het bleek ook uit de ingezonden stukken in ons Blad en we hopen, dat allen, die uit Christelijke gezinnen voort gekomen zijn, een voorbeeld geven aan anderen. Zjj mogen zich het evangelie van den Christus niet schamen, zij behooren ook in dienst uit te komen voor hun overtuiging. Maar waar we dit van hen eischen mogen, daar moeten we ook zorgen, dat we hun het leven veraan genamen. Het blijkt, dat verschillende com- missiën arbeiden om overal waar onze zonen zijn Militaire Tehuizen op te richten, en we wenschen dat zij nog krachtiger dan tot dusver doen wat hunne hand vindt om te doen, want te lang heeft men gewacht op sommige plaat sen om op behoorlijke wijze onze soldaten te helpen, maar dan moeten we ook deze com- missiën meer stoffelijk steunen, opdat zij in het noodige voorzien kunnen. Als ons volk maar weet, waarvoor het geld noodig is en besteed wordt, is er nog wel gewilligheid om iets te offeren. Hoe lang zal het nog duren Een vraag, welke van zelf opkomt en waarop niemand het antwoord weet. Met het oog hierop bidden we, dat God onze landszonen moed en kracht, ge duld en lijdzaamheid geve om tot den einde toe te volharden, en dat Hy hen straks in welstand doe terugkeeren. Bouma. Aan sommige vormen by den eeredienst zjjn we zoo gewoon geraakt, dat velen de beteeke- nis ervan niet meer begrijpen. Daarom is het noodig, telkens daarop te wyzen. Er is verschil tusschen de voorlezing van de WetdesHeeren in de voormiddag-, en de Twaalf Geloofsarti kelen in de namiddaggodsdienstoefening. Beide geschiedt in onze Kerken meestal door een der Ouderlingen. Toch treedt die ouderling, al is hij er zich misschien niet van bewust, 's mid dags of 's avonds heel anders op dan 's morgens. Als hy de Wet voorleest, laat hy aan de ge meente hooren de Woorden Godsmaar als hij de Twaalf Artikelen voorleest, laat hij aan God hooren de woorden der gemeente. De lezing der Wet is eene herinnering aan de gemeente, die door Jezus Christus is verlost uit het diensthuis der zonde, dat zy in vrij willige wederliefde naar dien regel der dank baarheid heeft te wandelen. De lezing der Twaalf Artikelen is feitelijk een belijdenis doen van heel de gemeente by monde van den dienstdoenden ouderling. Die artikelen van ons algemeen ongetwijfeld christelijk geloof worden ons niet voorgelezén, om er aan herin nerd te worden, om er naar te luisteren, maar opdat wy er in stilte mee zouden instemmen, in onze harten amen op zouden zeggen. Te recht zou de voorlezende ouderling, eer hy aan die artikelen begint, ze kunnen inleiden met deze formule „Een iegelijk spreke in zijn hart aldus: Ik geloof in God den Vader, enz." Want dat is metterdaad de beteekenis van deze handeling de saamvergaderde geloovigen belijdenen één hunner n 1. die ouderling is de mond van allen. In enkele Kerken is het gewoonte geworden, dat niet een broeder Op ziener, maar de Dienaar des Woords de Twaalf Geloofsartikelen uitspreekt. Hy, die in den dienst der gebeden de mond van het volk tot God is, is dan ook in het uitspreken der belij denis de mond der gemeente. Feitelijk is het dus precies hetzelfde of de predikant, dan wel een opziener die belijdenis uitspreekt. Evengoed kon een of ander gemeentelid, die daartoe aangewezen werd, bijvoorbeeld naar beurten, namens heel de gemeente de belijdenis uitspreken. Wanneer zulks maar naar eene goede orde plaats vond, zou hiertegen in het geheel geen bezwaar bestaan. In sommige Ker ken der Afscheiding was vroeger wel gewoonte, dat by de Catechismuspredicatie de Leeraar de vraag deed en een der gemeenteleden naar toer beurt het antwoord uitsprak of voorlas. Zulke middelen, om de gemeente zelve wat meer actief te laten optreden in den eeredienst, zyn nog niet zoo verwerpelijk. By ons doet tegenwoordig de predikant by na alles. Er zyn Kerken, waarin hy 's morgens ook de Wet moet voorlezen. Hy is van het begin tot het einde in actie. En de gemeente doet bijna niets, be-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1915 | | pagina 1