Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
29e Jaargang.
Vrijdag 23 Juli 1915
No. 30.
UIT HET WOORD.
Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg.
Vaste MedewerkersD.O. R. J. v. d. VEEN, J. D. WIELENGA, F. J. v. d. ENDE, A. D. C. KOK, J. H. LAMMERTSMA, L. v. LOON, 0. POL en F. W. J. WOLF.
Abonnementsprijsfranco aan kuis per half jaar 70 cent.
PERSVEREEN1G1NG ZEEUWSCHE KERKBODE.
Adres van de AdministratieA D. LITTOOIJ Az.
Middelburg.
DE AFGEZONDERDE ZIJNER
BROEDEREN.
I.
Jozefs broeders haatten hem. Hoe lang
het ook geleden is, de geschiedenis is niet
oud. Men ziet het nog, hoe onnatuurlijk
het ook blijft, dat kinderen van één gezin
elkaar niet zetten kunnen. Maar hijten en
vereten en als vijanden elkaar haten, 't Werd
al gezien bij het eerste broederenpaar. De
eerste oorlog was een oorlog tusschen broe
ders. Wanneer zal de laatste gevoerd
worden
Haat ontziet nietsook geen bloedband.
Geen wonder, want haat ontziet zelfs niet
het hoogste Wezen, God haat, alle zondige
haat tenminste, waarvan de wereld ver
vuld is, vindt zijn wortel in de vijandschap
tegen God.
Jozefs broeders haatten hem. Te droe
viger, daar niet alleen het bloed, maar ook
de genade tot liefde riep. En zóó was 't in
Israels huis. De twaalf patriarchen lagen
alle onder den band des verbonds, dat God
de Heere met hen had opgericht. Ook in
hooger zin waren ze zóó zonen van 't zelfde
huis. Gelijk nu allen 't zijn, die tot Chris
tus' kerk behooren. En nog onnatuurlijker
dan in het gewone gezin is daar in Christus'
kerk de onderlinge haat. Eens zal hij er
dan ook voor eeuwig gebannen zijn. Nu,
hier op aarde ontdekt men er echter nog
wel sporen van haat.
De Bijbel zegt, waarom Jozefs broeders
hem vijandig gezind waren. Hun nijd was
gemotiveerd, dat wil zeggen, kwam uit op
bepaalde overwegingen. De mensch han
delt altijd als een redelijk wezen, ook in
zijn zondigen, in zijn haten. Er schuilt
een daarom achter al zijn doen, dat het
nader verklaart. Vandaar, dat hij verant
woordelijkheid draagt voor zijn handelen
en dat hij rekenschap eenmaal zal moeten
geven aan zijn God. Die broeders van
Jozef konden hem niet vredelijk toespreken
ze wisten wel waarom. Drie redenen
worden genoemd. Ten eerste Hij bracht
hun kwaad aan het licht. Ten tweede
hun vader had hem lief boven hen. Ten
derde Jozefs droomen bevielen hun niet.
Het een komt hier dus bij het ander. Maar
wel beschouwd, komt alles hierop neer
de zondaar zoekt de schuld van zijn zonde
niet daar, waar ze ligt, n.l. in den zondaar
zeiven, maar in het voorwerp van zijn haat.
Dit wordt altijd weer bevestigd, 't Ver
stand gaat dezelfde richting uit als het
hart bij het zoeken van redenen. De rede
staat in dienst van het hart. Uit het hart
komen voort booze overdenkingen. Onder-
tusschen voor dat hart blijft men toch ook
verantwoordelijk.
De drie genoemde motieven vragen een
korte bespreking.
1. Jozef bracht hun kwaad gerucht tot
hunnen vader. Men kan wel nagaan, dat
die kwade geruchten, geen kleinigheden
betroffen. Er is genoegzame grond om aan
te nemen, dat er door de broeders schan
delijke stukken uitgehaald werden, die de
eere van den verbondskring en van Israëls
God te na kwamen. De zonen van Bilha
(Dan en Naftali) en van Zilpa (Gad en
Aser), bij wier veeverzorging Jozef hulp
dienst verrichtte, maakten zich vermoede
lijk schuldig aan zulke booze en godde-
looze handelingen, dat Jozef niet kon en
mocht zwijgen.
Jacobs huis geraakte, naar uit verschil
lende dingen blijkt, al meer onder den
invloed van Kanaanitische verleiding. Ge
tuige Rubens bloedschande, Juda's hoererij
en de geschiedenis van Sichem. En wat
ons in Genesis 37 meegedeeld wordt, leert
voldoende, dat de gebroeders voor geen
klein geruchtje vervaard waren. Ze zagen
er niet tegen op, hun broer, hoe dan ook,
uit den weg te ruimen, als hij hen hinderde
in hun plannen, en als het er op aankwam,
gingen ze allen, behalve dan juist Jozef,
éénen kant uit. 't Ligt dus voor de hand
te veronderstellen, dat de overgebrachte
kwade geruchten der zonen van Bilha en
Zilpa, hoogst ernstige, diep treurige be
drijven golden, die den naam van Israël
in opspraak brachten en een smaad wierpen
op den Naam des Heer en. En in Jozefs
hart woonde nu blijkbaar te veel vreeze
voor den God zijns vaders, om onverschillig
en lijdelijk te kunnen blijven onder der
gelijke aanranding van wat hem 't aller
naaste was.
't Genadeverbond brengt dure roeping
mee. 't Eischt, dat men zich solidair ge
voelen zal met de zaak des Heeren en dat
men zich één weten zal met het volk, dat
de eere Gods het hoogste stelt. Dat men
dus de zonde niet dragen zal en opkomen
zal tegen wat het verbond ontheiligt en
God oneere aandoet. Natuurlijk zal ons dat
kosten den tegenstand, ja den haat van wie
zich solidair kennen met de wereld der
zonde. Soms van eigen huisgenooten. Zie
het aan Jozef. En zijn eigen familie tegen
zich te hebben, doet pijn. Maar 'tis altijd
beter, dan verraad te plegen aan zijn
Koning.
Op de wijze, waarop Jozef te werk ging
bij het bestrijden van de zonde der broe
ders, valt misschien af te dingen, 't Is
misschien moeilijk in dergelijke gevallen
een weg in te slaan, die ieders goedkeu
ring heeft. Ik laat daar, of wellicht ook
minder nobele beweegredenen meespraken
bij Jozef (hij was evenzeer een zondaar
als anderen). Doch men bedenke, dat Jozefs
heele geschiedenis getuigenis geeft, dat hij
Godvreezend was; dat bovendien de aan
gegeven verhoudingen een meer ridderlijk
optreden onmogelijk kunnen gemaakt heb
ben verder dat Jozef reeds zeventien was
en de broeders in de twintig en dertig,
dus volwassen en eindelijk, dat men toen
leefde in de patriarchale eeuw met zijn
eigenaardige toestanden.
Vooral dit echter worde opgemerkt, wan
neer men Gen. 37 2b leest, dat in de
wereld der zonde 't bekend worden der
zonde erger geacht wordt dan de zonde
zelf. En dat men daar zich niet bekommert
over de eere en den Naam van den God
des Verbonds, maar alleen bedoelt, onge
hinderd voort te kunnen gaan in zijn
boosheid.
Om vrije baan te hebben, eischten de
broeders ook Jozef op mee te doen in hun
goddeloozen handel, op straffe van anders
buitengeworpen en gehaat te worden. En
zoo is nog binnen den kring des Verbonds
een macht werkzaam, die eischtmeedoen
met de zonde, ofbuitengeworpen worden.
Bij de genoemde grieve, het uitbrengen
van de zonde door Jozef, kwam een tweede
reden van verwijdering, n.l. de voorliefde
voor Jozef, die Jacob koesterde en ook
duidelijk blijken liet. Met die voorliefde
van ouders tot een of meer hunner kinde
ren is 'tsoms wonderlijk gelegen. Ze gaat
wel uit naar die kinderen, die voor buiten
staanders juist het minst aantrekkelijk zijn.
Aan de andere zijde is die voorliefde een
zeer gewoon en allerwege voorkomend
verschijnsel. Ze wordt in ieder gezin aan
getroffen. Ook bij broers en zusters onder
ling is gewoonlijk bevoorrechting van één
hunner. De naam Benjamin is te dien aan
zien welsprekend. Eigenlijk gevoelt ieder
zich altijd meer tot den een aangetrokken
dan tot den ander. Liefhebben is zich
geven. Maar 't schijnt onmogelijk aan ieder
zich evenveel te geven. Ook zelfs een vader
kan dat niet ten opzichte van zijn kinderen,
ook al geeft hij heel zijn hart aan ieder
kind. Er is hier, als overal, verscheiden
heid van gave, als ik zoo zeggen mag.
Gelijk in heel de schepping zich een vrij
macht openbaart, in oneindige verschei
denheid. En gelijk wij een God hebben,
die aan het minste in Zijn genaderijk Zich
geheel geeft en dat volkomen zalig maakt,
terwijl er toch meer en minder blijft.
De voorliefde van Jakob had ook weer
een redenJozef was hun een zoon des
ouderdoms. En ze kwam ook tot uiting.
Jakob verheelde ze niet. Hij maakte Jozef
een veelvervigen rok, dat wil zeggen on
getwijfeld, hoe men het moeilijke grond
woord ook vertaalt, een kleed der eere.
Een goede opvoeding vraagt veel beleid.
Dat weet ieder ouder wel. En of 't nu
tactisch juist, en verstandig was van Jacob,
zijn voorliefde zoo aan den dag te brengen
is te betwijfelen. Vrome menschen zijn
lang niet altijd goede opvoedkundigen. Er
zijn zeer slechte onder, die dwaas handelen.
En zelfs kleine dwaasheden kunnen in het
werk der opvoeding groote gevolgen hebben.
Want wat aangaat de broeders, die het
op Jozef verhaalden, dat Jacob hem lief
had, zij werden gevoed in hun nijd en nijd
is verrotting der beenderen.
F. J. van den ende.
KERKELIJK LETKN.
Wat we verwachten?
Afzonderlijke nummers 3 cent.
Advertentieprijs 1—5 regels 30 centiedere regel meer 5 cent
Familieberichten 10 cent per regel.
UITGAYE YAN DE
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan den Drukker A. D.
LITTOOIJ Az., Middelburg.
De schutters hebben hem wel
bitterheid aangedaan en beschoten
en hem gehaat.
Gen. 49 23.
De tegenwoordige oorlog heeft aan vele ver
wachtingen een einde gemaakt. De socialisten
werkten met grooten ijver aan een vereeniging
van alle „proletariërs" in alle landen en ge
voelden naar het scheen voor het nationale
leven van hun volk. Kwam er sprake van
oorlog, dan gaven velen als hun meening te
kennen, dat het streven der socialisten reeds
ver genoeg gevorderd was om eiken oorlog
onmogelijk te maken. Als zij het wilden, dan
zouden zij de regeeringen wel kunnen noodza
ken om van een zoodanigen strijd af te zien.
Strijd tegen het kapitalisme dat wilden zü,
omdat het hoog noodig was, maar van een
oorlog tusschen de volken wilden zij niets
weten, omdat het hun internationale beteekenis
breken zou. Doch met kracht ontwaakt het
nationale leven der volken, die thans tegenover
elkander staan en het socialisme was niet bij
machte om den wassenden stroom te keeren,
welke zoo sterk was, dat hjj zelfs velen, die
den oorlog aan den oorlog verklaard hadden,
mede sleurde. Zoo verdween de verwachting,
welke velen op het socialisme gebouwd hadden.
Anderen oordeelden, dat de volkeren zelf
te wijs en te beschaafd waren, dan dat
zjj ooit naar de wapenen zouden grijpen
en aan het geweld de landen overleveren. Hoe
groot was hun teleurstelling, toen hun ver
wachtingen illusies bleken te zijn, welke de
werkelijkheid zonder eenige moeite wegvaagde.
Stout was er gesproken en elke vrees voor
een bloedige worsteling ongegrond verklaard,
want op eens vertoonde een dergelijke spraak,
welke enkel van oppervlakkigheid getuigenis
aflegde.
Langzamerhand beginnen velen van den schrik
te bekomen en vragen zich af, of er nu niets
gedaan kan worden met het oog op het heden
en de toekomst. Wij achten dit een goed
teeken. Het is een bewijs, dat de hoop nog
leeft en dat de energie nog bestaat. Het zou
verkeerd zijn, wanneer de mensch zich niets
van de ontzettende dingen, waarvan de Dag
bladen steeds melding maken, aantrok en geen
hand uitstak om er iets tegen te doen. Ver
gaderingen worden gehouden, vereenigingen
opgericht, bonden in het leven geroepen om
de verhouding tusschen de volkeren te verbe
teren. Op dit oogenblik zijn de verwachtingen,
welke men koestert, nog niet hoog gespannen,
wijl de gebeurtenissen op de slagvelden nog te
krachtig spreken en het is wel te hopen, dat
deze stemming duurzaam mag zijn. Anders
toch kon het weieens gebeuren, dat men zich
zelf op nieuwe teleurstellingen zou moeten
voorbereiden. Het is wonderlijk, hoe sommigen
zich weten te troosten in 't midden van de
gevaren, welke ook nog ons volk bedreigen en
waarde toekennen aan allerlei menschelijke
pogingen. Zoo sprak iemand dezer dagen het
uit, dat we aan de beweging om vrede onder
de volkeren het te danken hadden, dat we al
thans veertig jaar vrede genoten hadden. Een
ander merkte daartegen op, dat hij liever om
de vijf jaar een strijd had tusschen een paar
volken dan om de veertig jaar een wreede en
bloedige oorlog, gelijk er thans gevoerd wordt,
waarmede hij te kennen gaf, dat de vrucht
van al die vredes-beweging al zeer gering was.
Hoe dit ook zij, gewerkt moet er worden en
het ideaal, dat daarbij voor oogen staat, is
inderdaad schoon. Maar of het op deze wijze
verwezenlijkt zal worden, is een andere vraag.
Al die bewegingen gaan te veel buiten de
werkelijkheid om. Er wordt te weinig reke
ning gehouden met de zonde. De zonde van
zelfzucht, van winstbejag, van hoogmoed drijft
de volken op een weg, waarop de oorlog on
vermijdelijk is. En zjj lacht met alle pogingen,
welke daarvoor geen oog hebben. Haar legt
men niet aan banden door vereenigingen, door
bonden en zelfs niet door onderlinge contracten.
Zij is machtiger dan alle goede bedoelingen
en menschelijke krachtsinspanning. Laat de
beschaving verder gaan op haar weg, de weten
schap haar licht ontsteken, de kunst veredelend
werken, wij komen geen schreden verder, zoo
lang de volkeren blijven wat zij zijn, zoolang
de zonde onaangetast haar heillooze werking
kan uitoefenen. Als het te verkrijgen was op
den weg, waarop velen het weer beproeven
willen, dan zouden we reeds lang veel verder
geweest zijn. Daarom is het noodig, dat allen
tot het inzicht komen, welk een kracht er
schuilt in de zonde, opdat we ons keeren tot
den eenigen Heelmeester Israëls, die alle mank
heden geneest en alle wonden heelt, en die
ons het uitzicht opent op een tijd, waarin alle
zwaarden omgesmeed zullen worden in sikkelen.
De bergen zullen vrede dragen,
De heuvels heilig recht,
Hij zal hun vroolijk op doen dagen
Het heil hun toegezegd. Bouma.