Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. 29e Jaargang. Vrijdag 16 Juli 1915 No. 29, UIT HET WOORD. Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg. Kaste MedewerkersD.D. R. J. d. KEEN, J. 0. WIELENGfl, F. J. v. d. ENOE, J. D. C. NON, J. H. LAMIKIERTSMA, L. v. LOON, 0. POL en F. W. J. WOLF, Abonnementsprijsfranco aan huis per half jaar 70 cent. PERSVBREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE. Adres van de AdministratieA D. L1TTOOIJ Az. Middelburg. DEN DAG DER KLEINE DINGEN VERACHTEN. IV. (Slot.) Nu nog de keerzijde van de medaille Den dag der kleine dingen verachten, dat niet meer, dat nooit meer, zóó hebben wij 'tnu lang genoeg op haar achterzijde gelezen. Wat staat er echter op haar voorzijde En wat moet er voor dat verachten van den dag der kleine dingen inplaats komen dat moeten wij nu nog zien en weten. De eerste der vier regels, met zoo fijne letters gegraveerd, schrijft voor: waardeeren de gunstbewijzen, die de Heere ons reeds gegeven heeft, en danken voor de daardoor ontvangen genade. In plaats van aan de scherp-oordeelende critiekdie opkomt uit onzen vleeschelij ken zin, het woord laten aan de erkenning die in de allerkleinste van 's Heeren genade daden, toch nog duizendvoudverbeurden zegen roemt. In stee van altoos te beginnen met de klacht over wat wij missenover zooveel dat nog zoo geheel anders worden moet, telkens opnieuw aanvangen met dankbaar te prijzen, wat wij al bezittenzoo oneindig veel meer toch dan wij verdienen en waar dig zijn. Voor den zwaarmoedigen levensblik, die zoo donker 't aanziet, hoever wij nog af zijn van het ideaal der volkomenheid in den dienst van 's Heeren wijngaard, de ootmoedig-dankende levensrichting, die er kent, waardeert, dankt, bewondert, dat wij toch op den weg erheen gekomen zijn en nog altijd voortwandelen mogen, gezegend zoo rijk van den Heere, onzen God. 'tZou al zooveel gewonnen zijn zoo zij, wier levensbeeld van Gods werk misken nende mismoedigheid wij in enkele trekken aangeduid hebben, er van nu voortaan toe overgingen, om rond en ridderlijk uit te komen voor de menigerlei genade Gods, bij hun arbeid in Gods Koninkrijk en ook persoonlijk hun bewezen, keer op keer. lJdelijk pronken met zijn ijver in 's Heeren Koninkrijk en met zijn genadegaven, op der pauwen manier, is natuurlijk geheel en al af te keuren, maar het opbergen van zijn genadeschat, die voor milliarden gouds niet te koop is, in een altijd zorgvuldig gesloten kast, is evenmin een goed woord waard. Belijden in lof en dank voor God, en waar 'tmoet, voor de menschen van wat de Heere deed, daartoe moet het altijd weer en meer komenzoo wordt Gods Naam verheerlijkt en krijgen wij zelf ook de kracht der genade, die wij blijkens ons zwaarmoedig zuchten en critiseerend kla gen, zoo noodig hebben en innerlijk ook begeeren. Immers God, onze God, Hij wordt door ons gevonden in den weg van erkenning I De tweede regel op der medaille keer zijde vraagt dan verder, dat wij uit dat met dankbaarheid erkende kleine verwach ten zullen het groote. Vergeleken bij het grootsche ideaal, moge de dag der kleine dingen ons nog maar kleine dingen brengen, zij voorspelt en verzekert ons, dat de groote dingen zeker volgen en komen zullen. De blijdschap Gods over den voortgang van Zijn genadewerk biedt ons daartoe den hechtsten waarborg. Ook dan toch, als wij begonnen zijn met Gods daden te zien en te erkennen, kan voor de toekomst een soortgelijke vreeze ons benauwen als Manoach beving, toen hij, inplaats van zich mannelijk te gedra gen, na het heengaan van den Engel des Heeren, voor zijn huisvrouw klaagde Wij zullen zekerlijk sterven, omdat wij God gezien hebben". Zijn vrouw was evenwel van andere geestelijke statuur zij, »het zwakkere vat", dorst aanstonds besluiten van het kleine tot het groote, getuige haar woord tot haar vreezenden en bovenden echtgenoot aan stonds gesproken »Zoo de Heere lust had ons te dooden, Hij had het brandoffer en spijsoffer van onze hand niet aangenomen, noch ons dit alles getoond, noch ons om dezen tijd laten hooren zulks als dit is". Dat was goed begrepen en goed beoe fend ookals God begint met ons het eene, dat toch al zoo wonderbaar is, te schen ken, dan mogen wij er ons op verlaten, er staat op maken, dat Hij ook het an dere, het volgende, dat er bij behoort, zal verleenenhet eerste gunstbewijs is door ons te maken tot een grondslag, waarop wij onze verwachtingen bouwen, dat ook de andere komen zullen, tot de algeheele inwisseling van Gods gegeven woord ons deel zal zijn. Verwachten het groote, den dag der groeiende, tot volle grootheid wassende dingen. Voor den arbeid tot de komst van Gods Koninkrijk, voor den verderen opbouw van 's Heeren kerk voor de zoovele en onder scheidene terreinen, waar wij doen zullen wat onzo hand vindt om te doen, en dat met al onze machtdoch ook voor ons eigen geestelijk leven. Want 't is wonderlijk om te zeggen, er zijn er ook onder de Christenen, die zoo zeer den dag der kleine dingen schijnen te beminnen, dat zij van een dag der groote dingen liefst niet hooren willen of al aanstonds hun tegensprekende woorden van de lippen laten vloeien. In het natuurlijk leven, in de dingen van de maatschappij begeeren zij gansche- lijk niet alleen maar het kleine; maar in het genadeleven zweren zij bij den dag der kleine dingen. Laat hen nog eens lezen dezen tweeden regel op der medaille keerzijdeuit het kleine het groote verwachten het groote van triumfeerende genadekrachten, die ons leeren wandelen met gerustende zekerheid op den hoogen baan door God Zelf in Sion gelegd. Verwachten niet van menschen, hoe groot van talent zij ook mogen zijndat loopt toch op teleurstelling maar uit. Maar verwachten van God, Wiens oogen van blijdschap schitteren, als het werk Zijner genade voortgaat, nader tot de vol tooiing. Regel drie, dien wij dan gaan lezen, roept ons op, om moed te houden, als het werk des Heeren rondom ons, door ons en in ons vaak zulk een geheel anderen gang gaat als wij zelf wel wenschten. De geschiedenis der zending, van de kerk en van der Christenen eigen geestelijk leven leert 't, dat de Heere Zijn werk voortzet, zoo menigmaal, op voor ons onbegrijpelijke en niet-na-te-rekenen manier. Dan komt 't op de oefening van ons geloof aan, op het bewaren van onzen moed. De neiging van onze kinderen, om 't beter te willen weten dan de ouders) zit er bij ons menschen zoo diep in tegen over God en Zijn bestuur, gelijk gij het in deze dagen van zoo ondoordringbaar donker Godsbestuur gedurig kunt hooren maar ook van die neiging zijn ook de Christenen niet verlost, waar het om den voortgang van 's Heeren genadewerk gaat. De kinderen van Juda, zij begrepen er niets van, dat die tempelherbouw nu met zooveel moeite en tegenstand en strijd ge paard gaan moest; den Heere, hun God, die hen zoo wonderdadig verloste uit Babel, had toch de middelen, duizend voor één, om hun werk gansch voorspoedig te maken En zoo ook als daar telkens en tel kens tegenslag komt bij denzendingsarbeid, als daar de moeite immer weer haar dam men opwerpt, waar de kerk haar zegenen den arbeid verricht, als daar de wolken niet van de lucht zijn voor hen, die naar hun innigst begeeren hun God wenschen te vreezen, dan ligt daar aan de deur van de harten die zoo donkere zielestemming, welke de psalmist vertolkte in zijn passie woord van overgaan in smart en rouw". De ongeloovigheid gaat dan heerschappij voeren, zij, die maakt zoo onrustig en on geduldig en ongedurig, dat de evenaar van het zieleleven geheel dreigt door te slaan. Maar zoo de veer van het zich op God richtend en aan God zich toevertrouwend geloof dan weer opspringt, dat geloof dat bidt en worstelt met zijn God, dan komt er en is er en blijft er, die tegen alle on begrijpelijkheid van Gods wegen in, vast staande wetenschap, dat God zich nooit vergist, dat God nooit mistast, dat Zijn Raad altoos wijs en goed is, en dat alle dingen, ook de meest smartelijke mede werken ten goede, ja te voorschijn brengen den dag der groote dingen, die zingen de heerlijkheid van Gods grooten Naam. Dat geeft rustnaar Jesaja's woord, dat zij, die geloovenniet haasten. Dat geeft moednaar Paulus' woord Zoo hebben wij dan altijd goeden moed. Dat brengt straks die rijke ervaring, als God op Zijne wijze Zijn genadewerk tot victorie voert, dat wij met de oogen onzer ziel mogen zien in de van Goddelijke blijd schap stralende oogen onzes Gods, waar door ook onze blijdschap vervuld wordt. Godvruchte schaar, houd dan moedUw God, Hij is getrouw, de Bron van alle goed. Zijn kracht daalt op u in zwakheid neer. Wacht dan, ja wacht, verlaat u op den Heer. Den eisch van rustig doch krachtig voort- arbeiden brengt de laatste regel op der medaille keerzijde dan nog ten besluite. Tegen allerlei de handen slap en de knieën wankel makende invloeden in ac tief zijn, om te werken het werk des Heeren, waar en hoe 'took van ons ge vorderd mag worden. En dan volhouden, volharden, doorzet ten met de onverzettelijke kracht van een op God en Zijn sterkte zich verlatend ge loof, dat 's Heeren volk in 's Heeren strijd maakt tot een onverwinb're legerschare. O, ik weet 't ook wel, dat is zoo af mattend vaak, dat immer weer staan op zijn post, dat altijd weer stelling nemen en houden tegen 's vijands macht, dat onverpoosd strijden in de wapenrusting Gods. Maar 't belieft onzen God, Zich te be dienen, bij den bouw van zijn tempel, bij het werken van Zijne werken, van men schen ook biedt Hij den Zijnen de zalig heid doordien zij ook zelf hun zaligheid werken met vreeze en beving. Daarom hebben Juda's kinderen van alle tijden en plaatsen te arbeiden en te werken, te worstelen en te strijden, zich te verloochenen en zich te offeren, zich te verwinnen en zich dan te wapenen, naardat God het van hen vragen mag dan mogen zij ook vertrouwend uitzien, dat die der kleine tot den dag der groote dingen wordt, een profetie van den dag der glorie, als de ware Zerubbabel, onze Heiland en Koning, zal voltooid hebben den eeuwigen tempel van Gods heerlijk heid en daarmede de zaligheid van alle Gods kinderen. Valt het u zoo vaak zoo zwaar, mijn broeder en zuster, om u zelf en het uw?e te offeren voor 's Heeren dienst, gevoelt gij ook tegenover uw christelijke levensroeping u gedurig zoo mat en moe, ik bid u, geef u toch niet aan die al meer bedwelmende en zoo traag makende macht der zwaarmoedigheid over, maar hef uw oog en hart naar uw God omhoog, wiens oogen van blijdschap schitteren als ook in u de zonde wordt verwonnen, ook in u de nieuwe mensch krachtig opstaat, ook in uw leven de krachten van Gods Ko ninkrijk zegevierenHij wil nog immer, ook u vervullen, Zijn woord van troost en kracht Die den Heere verwachten zullen de kracht vernieuwen zij zullen opvaren met vleugelen, gelijk de arendenzij zullen loopen en niet moede wordenzij zullen wandelen en niet mat worden. D. Pol. KERKELIJK LEVBJf. Bemoedigend. Afzonderlijke nummers 3 cent. Advertentieprijs 15 regels 30 centiedere regel meer 5 cent Familieberichten 10 cent per regel. UITGATE VAN DE Want wie veracht den dag der kleine dingen? Daar zich toch die zeven verblijden zullen, als zij het tinnen gewicht zullen zien in de hand van Zerubbabel. Dat zijn de oogen des Heeren, die het gansche land doortrekken. Zacharia 4 10. Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan den Drukker A. D. LITTOOIJ Az., Middelburg. In de laatste dagen las ik de levensgeschie denis van ds. van Raalte door Wormser ons gegeven in een werk, dat onder den titel van „Een schat in aarden vaten" verschfint en waar lijk zulke lectuur doet goed. Zfi verplaatst ons naar de eerste helft van de vorige eeuw en laat ons zien, hoe de toestanden in ons ker kelijk Nederland destijds waren. Wfi leven in het heden en wij zien zoo licht

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1915 | | pagina 1