Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
29e Jaargang.
Vrijdag 9 Juli 1915.
No 28.
UIT HET WOORD.
Redacteuren Ds. L. BOÜMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg.
Vaste MedewerkersD.D. R. J. y. d. VEEN, J. D. UVIELENGA, F. J. y. d. ENOE, A. D. C. KOK, J. H. LAMMERTSMA, L. y. LOON, 0. POLJ en F. W. J. WOLF.
Abonnementsprijsfranco aan huis per half jaar 70 cent.
uitgaye van de
PERSVEREENiGING ZEEUWSCHE KERKBODE.
Adres van de AdministratieA D. LITTOOIJ Az.
Middelburg.
DEN DAG DER KLEINE DINGEN
VERACHTEN.
III.
Groot verschil maakt 't, of gij het te
midden der zondejammeren opkomend en
voortschrijdend genadewerk Gods beziet
met den bril uwer eigen meeningen en
gevoelens, dan wel bij het licht, dat de
Heere Zelf in Zijn Woord daarover geeft.
Tot nog toe hoorden wij, welken kijk de
kinderen van Juda en zoovelen hunner
volgelingen van vroeger en later tijd daarop
hadden en nog hebbenen tevens, hoe
God in nederbuigende liefde, zoo teeder
en krachtig, met één enkele vraag tot de
erkentenis van hun miskijken hen wil
brengenWie veracht den dag der kleine
dingen
Maar met het tweede lid van het tiende
vers gaat de Heere er toe over, om Zijn
nu tot beschaming gebrachte volk, een
verrekijker in de hand te geven het kleine
glas niet naar boven, om te voorkomen,
dat 't toch weer zoude worden een zien
als in de verte en in den verkleinden vorm
maar met het groote glas omhoog, opdat
het zou zijn een aanschouwen van nabij,
klaar en duidelijk, hoe het toch eigenlijk
wel is.
Sterk uitgedrukt zoudt Gij ook zeggen
kunnen, dat de Heere zijn volk den dag
der kleine dingen nu bezien laat door Zijn
eigen oogen, opdat het de in Gods oogen
zoo groote waardij daarvan zoude erken
nen en prijzen.
Hij geeft immers hier die zoo veelzeg
gende verklaring, dat Zijn alziende oogen,
die het gansche land doortrekken, zich
zullen verblijdenals zij het tinnen gewicht
zullen zien in de hand van Zerubbabel,
d. w. z. als Zerubbabel zal uitgaan met
passer en meetsnoer gewapend, om den
opbouw van den tempel voort te zetten
tot zoo straks het voltooide huis des
Heeren in al de majesteit zijner heerlijk
heid schitteren zal, en God zelf gaan wonen
onder zijn volk als in de dagen van ouds.
't Zegt al zooveel, dat de Heere Zijn
alziende oogen immer gericht houdt op dat
door middel van zwakke menschenkrachten
tot stand gekomen werk Zijner genade en
goedertierenheid te midden van de zonde
verwoestingen en van de vijandschap der
belagers.
't Is nog zooveel meer, als de Heere
op andere plaatsen der Schriftuur 't zijn
volk betuigt, dat Hij, van Zijn hoogen troon,
nederziet in ontferming, met welgevallen
en met lust op dat nog zoo kleine en
zwakke werk, hier beneden in Zijn Naam
en door Zijn kracht, vaak met veel moeite
en tranen gewrocht, en dat Zijne trouw
van geen wankelen noch wijken weten zal,
nog minder dan de bergen van groote
kracht.
Maar 't allerrijkste wat God ons ver
zekeren kan is toch wel dit, dat Zijn
oogen zich verblijden, gaan schitteren van
blijdschap, van Goddelijke blijdschap, zoo
zij waarnemen den voortgang van het
nu nog zoo kleine werk des Heeren, al
nader tot de volheid der voltooiing.
't Maakt de tegenstelling zoo scherp,
dat verachten door het volk van den dag
der kleine dingen en de al van blijdschap
lichtende oogen des Heeren, dat zoo aan
stonds uit het kleine het grootsche te
voorschijn treedt, het grootsche, dat Hij
reeds gansch voltooid voor Zich staan
ziet, verheerlijkend Zijn grooten Naam.
Nog zooveel sprekender wordt deze eigen
aardige beeldspraak, zoo gij haar, naar het
perspectief der Oud-Testamentische pro
fetie, beziet bij de vervulling van het
Nieuwe Testament.
Zerubbabel, de leidsman van geheel den
tempelherbouw, is een type van onzen
Heere Jezus Christus, zooals Hij bouwt in
geheel de menschenwereld de kerk, het
wezenlijk huis des Heeren, de woonstede
Gods in den Geest, den geestelijken tempel
met de levende steenen, naar Petrus' woord.
Leest gij nu hier, dat Gods oogen van
blijdschap schitterden, toen Zerubbabel uit
ging met passer en meetsnoer, om den
tempel te Jeruzalem te herbouwen, hoeveel
te meer nog moet het dan waar zijn, dat
's Heeren aangezicht van vreugde straalt,
zoo Hij, die de Ware Zerubbabel is, de
eenige Middelaar Gods en der menschen,
onze Heere Jezus Christus, vergadert Zijn
Kerk uit alle geslachten, talen, volken en
natiën en de reeds gestichte Kerk hoe langer
hoe hooger optrekt op het zoo onwrikbaar
fondament I
Zelfverlustiging is er in onzen God, als
Zijn oog rust op de rond Zijn troon staande
engelen en verlosten, die prijzen Zijn Naam,
maar evenzeer, als Hij 't aanschouwt, hoe
Jezus, de Christus, ruwe steenklompen van
harde zondaarsharten bearbeidt, pasklaar
maakt, en als levende steenen inzet in dien
tempel, waarin Hij de Hooge woont met
Zijn heilige tegenwoordigheid en met Zijn
genade voor dit en het toekomende leven.
Dat er bij de engelen blijdschap is over
één zondaar, die zich bekeert, 't komt omdat
Gods oogen stralen van vreugde, zoo Jezus
de Christus het werk der herscheppende
genade in zondaarsharten volbrengt en er
hoe langer hoe meer levende steenen gaan
schitteren aan Zijn tempel, dien Hij zich
ten woonstede hier beneden heeft verkoren.
Maar daarom juist stralen 's Heeren
oogen nog te helder van blijdschap, zoo
de Christus Gods Zijn eens begonnen werk
hoe langer hoe krachtiger voortzet, het
aanvankelijk kleine stuk tempel op het
fondament al hooger en hooger opbouwt
en nader komt tot het plaatsen van den
hoofdsteen in den top van den gevel,
waarmede de eeuwige tempel voltooid wor
den zal.
Goddelijke blijdschap fonkelt er in 's
Heeren oogen, telkens als de troon des
Satans wordt neergeworpen, maar nog
vuriger is hun glans, zoo Zijn koninkrijk
komt met hoe langer hoe grooter over
winningskrachten, om menschenzielen te
laten worstelen in de vrijheid der heer
lijkheid der kinderen Gods.
't Moge voor ons een raadsel zijn en
blijken, dat zoovele dingen bij den zen-
dingsarbeid, bij de reformatie der kerk,
bij de voortgaande vernieuwing der geloo-
vigen, 't schijnen te weerspreken, 't Woord
van God is toch onbedriegelijk waar, dat
die zeven zich verblijden, als zij het tin
nen gewicht zien zullen, in de hand van
Zerubbabel. Dat zijn de oogen des Heeren
die het gansche land doortrekken.
Daarin nu is ook de alle kleinmoedig
heid en zwaarmoedigheid verwinnende
vastigheiddat 's Heeren genadewerk, hoe
armelijk en klein 't zich onder en in de
menschen vaak nog voordoen moge, toch
zekerlijk zal komen tot de overwinning
der volkomenheid.
Zooals ook het textverband 't zoo dui
delijk uitwijst.
Gij moet dezen text, blijkens het rede
gevende wantlezen als de door God zelf
gegeven vastigheid voor de belofte in het
voorgaande versDe handen van Zerub
babel hebben dit Huis gegrondvest, zijn
handen zullen het ook voleinden, (opdat
gij weet, dat de Heere der heirscharen
mij tot ulieden gezonden heeft).
De blijdschap des Heeren over den voort
gang van den tempelbouw is er de onbe-
driegelijke waarborg voor, dat den dag
der kleine dingen, zooals het volk 't noe
men dorst, tot den dag der glorie zal wor
den, dat Zerubbabel, die den grondslag
voor het Huis legde, ook den laatsten
sluitsteen zal aanbrengen.
Dat zal niets kunnen verhinderen noch
beletten. Geen wereldmacht van Perzië,
hoe minachtend zij neerzien moge op der
Joden werk te midden van Jeruzalems
puinhoopen geen vijandschap van Samari
tanen, hoezeer zij ook de tempelbouwers
mogen benauwengeen geringheid van
middelen en kracht, waarover de kinderen
van Juda kunnen beschikkenkomen zal
wat 's Heeren oogen van blijdschap glan
zen doet, dat Zerubbabel voleindt het huis
des Heeren te Jeruzalem.
Evenhetzelfde gaat door voor den bouw
van Christus' Kerk, van verre en van nabij.
Die zal voortgaan en komen tot zijn einde
niets zal dien kunnen verhinderen noch
beletten. Geen beroeringen in het wereld
gebeuren, als wij thans belevengeen vijand
schap van God-niet-kennende of God-ver
loochenende menschengeen woeden van
Satan met zijn helsche legermachten geen
geringheid van middelen, die der Christen
heid gewoonlijk maar ten dienste staan
komen zalwat 's Heeren oogen van blijd
schap glanzen doet, dat de ware Zerubbabel,
onze Heere Jezus Christus, voortbouwt aan
den geestelijken tempel, dat Zijne handen
het Huis des Heeren voleinden, gelijk die
het gegrondvest hebben.
Eenzelfde troost ook voor den strijd, dien
de geloovigen persoonlijk hebben te voeren
gedurende hun leven hier beneden. Hun
eeuwige zaligheid staat vast, vaster dan
rotsen van graniet.
Niemand en niets zal die schoone erfenis
hun kunnen rooven geen wereld van zonde
en schuldgeen stortvloed van beschuldi
gingen en aanvechtingen door den Booze
geen legerbenden van verzoekingen, die de
verleidelijke wereld op hen afzendtkomen
zalwat 's Heeren oogen van blijdschap
stralen doet, dat de Zijnen voortgaan van
kracht tot kracht, van heerlijkheid tot heer
lijkheid, tot zij straks in Zijne eeuwige
vreugde zullen ingaan, om eeuwig te ju
belen Zijn glorie.
Zoo gij nu nog eenmaal laat komen tot
uw hart en consciëntie, mijn broeder en
zuster, die zoo gemakkelijk den dag der
kleine dingen verachten kunt, deze vraag
des Heeren, dan zult gij, u eerst diep scha
mende, weer uw oog richten moeten op
uw God, en al is 't dan dat gij nog niet
aanstonds uw Hallelujah van uitkomst en
verlossing kunt aanheffen, zoo moet gij
'took kunnen zingen uw lied van het aan
Gods trouw zich vastklemmend geloof
De Heer is zoo getrouw als sterk,
Hij zal Zijn werk
Voor mij volenden.
Verlaat niet, wat uw hand begon
O Levensbron
Wil bijstand zenden.
D. Pol.
KERKELIJK LETEN.
Een belangrijke week.
Afzonderlijke nummers 3 cent.
Advertentieprijs1—5 regels 80 centiedere regel meer 5 cent
Familieberichten 10 cent per regel.
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan den Drukker A. D.
LITTOOIJ Az., Middelburg.
Want wie veracht den dag der
kleine dingen? Daar zich toch die
zeven verblijden zullen, als zij het
tinnen gewicht zullen zien in de hand
van Zerubbabel. Dat zijn de oogen
des Heeren, die het gansche land
doortrekken.
Zacharia 4 10.
Een spruitje wordt een boom. Maar dit ge
beurt niet in enkele dagen. Wonderboomen als
die van Jona behooren nu eenmaal tot de zeld
zaamheden en wijken ten eenenmale van den
gestelden regel af.
Juist omdat de groei van een boom langzaam
gaat, merkt men er zoo weinig van en velen
letten er dan ook al heel weinig op. Alleen
voor wie belangstelt blijkt het. Deze zullen
zich herinneren hoe klein de plant jaren geleden
was, en zij zijn dan ook wel tevreden over wat
zij waargenomen hebben. Het kan wel zijn,
dat zulke menschen in aantal verminderen, want
in onzen tijd gaat alles snel in zijn werk en
men vraagt naar resultaten, welke spoedig ver
kregen worden.
We dachten hier aan, waar we even de aan
dacht vestigen wilden op de beide inrichtingen
voor hooger onderwijs, welke de Gereformeer
den bezitten en men begrijpt, zonder dat we
het zeggen, dat we hiertoe kwamen, wijl in deze
week gehouden werden een Schooldag te Kam
pen en de Universiteits-dagen te Groningen.
De Theol. School werd geopend in het jaar 1854
te Kampen en bedoelde aan de toekomstige
leeraars van de Kerken der Scheiding een betere
opleiding te verzekeren. Zij is alzoo ruim zestig
jaar oud en zij heeft inderdaad aan het voor
gestelde doel beantwoord. Dadelijk reeds wist
zij met vaste schreden den weg te bewandelen,
welke haar voorgeschreven was en steeds waren
de mannen die haar verzorgden er op bedacht
om haar groei te bevorderen. Het aantal harer
leeraren nam toe en eveneens dat der leerlingen.
Zij verwierf een goeden naam niet alleen in den
kring, waaruit zij voortgekomen was, maar ook
naar buiten. Met eere heeft God haar gekroond
en nog altijd arbeidt zij rustig voort aan haar
taak. Wel zijn er voor haar jaren vol onrust
geweest, maar deze behooren gelukkig tot het
verleden. Zij heeft vijf professoren, die met
groote toewijding haar welzijn zoeken en de
candidaten, welke zij aan de Kerken geeft,
maken over 't geheel een goed figuur. Vreesden
sommigen een tijd geleden, dat het aantal stu
denten afnemen zou, het is anders uitgekomen.
Er is toeneming geweest, zoodat ook in dit
opzicht de vreeze werd beschaamd.
Hoe diep zij haar wortelen geslagen heeft,
is de laatste jaren duidelijk aan 't licht gekomen,
want geen storm heeft haar omver kunnen
werpen. Wel dreigde verleden jaar een oogen-
blik, dat verschil van gevoelen onder hen, die
voor haar werken, schade zou doen, doch daarvan
is thans weinig meer te bespeuren. Het ver
schil is niet verdwenen en kan zich later weer
doen gelden, maar thans hindert het niet zoo
veel. Waarschijnlijk zal het haar in de toe-