Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
29e Jaargang.
Vrijdag 2 Juli 1915.
No. 27,
UIT HET WOORD.
Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg.
Vaste MedewerkersD.D. R. J. v. d. VEEN, J. D. WIELENGA, F. J. v. d. ENDE, A. D. C. KOK, J. H. LAMMERTSMA, L. v. LOON, 0. POL] en F. W. J. WOLF.
Abonnementsprijs: franco aan huis per half jaar 70 cent.
PERSVEREEN1GING ZEEUWSCHB KERKBODE.
Adres van de AdministratieA. D. LITTOOIJ Az.
Middelburg.
DEN DAG DER KLEINE DINGEN
VERACHTEN.
II.
Behalve misbruikte Schriftuurplaatsen,
als de zin van een Schriftwoord geheel
wordt verkeerd, zijn er ook texten, die
op den klank af verkeerd worden aange
haald en daardoor voor een deel den rijk
dom hunner beteekenis verliezentot die
laatste is te brengen de bovenstaande vraag,
waarmede de Heere zich richt tot de onder
Zijn volk openlijk-naar-voren-tredende of
misschien nog schuilgaande verachters van
den dag der kleine dingen.
De zielzorg, wier kenmerk 't is, om te
troosten zonder voorafgaande ontdekking
en bestraffing van het kwaad, verkeert
deze vraag van God gewoonlijk in een
vertroostende vermaning »gij moet den
dag der kleine dingen niet verachten"
de meeste lezers hebben ongetwijfeld reeds
onderscheidene malen dezen zoo bekenden
text aldus hooren aanwenden en gebruiken.
Toch gaat dan te loor de zoo bescha
mende innigheid der teedere liefde, waar
door de Heere die verkeerde gezindheid
zijns volks, om Gods werk te kleinachten,
te minachten, ja te verachten, wil gaan
wegnemen.
Naar recht zou Hij met bitter verwijt
over dat zoo booze gebrek aan waardee
ring en hoogschatting van Zijne daden,
kunnen spreken in den bevelenden of ook
dringend-ver manenden toon, dat Zijn volk
zoude aflaten van deze zonde, eens en voor
altijd.
Maar zoo doet de Heere 't nu niet.
Hij de Hooge buigt zich neer; Hij, de
Verhevene plaatst zich op het door Zijn
volk ingenomen en vastgehouden standpunt
en voor eene wijle zal Hij nu eens over
nemen die beschouwing van Zijne genade
werken als van een dag der kleine dingen.
Die is wel niet juistwant ook dat nog
maar kleine begin van den nieuwen tempel
is een groot werk Gods, zoo groot, dat
Juda in Babel er zich zelfs geen voorstel
ling van had kunnen vormen, hoe 't nog
ooit zoover zoude komengelijk wij trou
wens van elk klein stukske kerkelijk leven
in der heidenen en mohammedanen landen,
van de minste ritseling van waarachtig
geestelijk leven in de zielen der menschen,
van allen arbeid in Gods koninkrijk, hoe
gering en gebrekkig nog, bewonderend
zouden moeten getuigen, dat het de groote
daden des Heeren zijn, van den Heere
alleen geschied.
Maar goed dan 1 de Heere zal zoo diep
afdalen, dat Hij Zijn groot werk een dag
der kleine dingen noemen laat.
Doch zoo komt Hij nu met de vraag,
even wijs als teeder van zoekende liefde,
met de vraag, die het volk wel tot bezin
ning en tot beschaving en dan tot bekee
ring brengen moetWie veracht (dan toch)
den dag der kleine dingen
Immers niemand.
Dat doet niet de landman, als hij in den
drogen zomertijd ziet verschijnen aan den
strakken hemel een wolkje als eens mans
handde in de kennis der cultuur op
gaande stedeling moge dat kleine wolkje
verachten, de landman leeft in de even
vaste als blijde hope, dat aldra de malsche
regendroppen zullen verkwikken de dorre
velden.
Dat doet niet de hovenier, als hij in
den bloei- en groeitijd kleine en teere
spruitjes ziet komen boven den grond,
plantjes nog zwak tegenover de dreigende
elementen der natuurhet spelend kind
moge in zijn onnoozelheid of onnadenkend
heid er zoo weinig op letten, dat het zijn
voet zetten wil op het groeisel, de hovenier
waakt zorgvuldig, dat het geen schade lijdt,
dewijl hij reeds in zijn verbeelding aan
schouwt, hoe de volle plant en het gouden
graan en de kostelijke vrucht uit dat nu
nog zoo kleine is gegroeid en gerijpt.
Dat doet niet de geneesheer, als hij bij
een door een gevaarlijke ziekte getrofien
patient de eerste, nog maar o zoo geringe
symptonen van beterschap waarneemt
de kwakzalver, die er ook van hoort, moge
minachtend met oogen en schouder tegelijk
werken, de medicus verheugt zich in de
verwachting, dat de ingetreden beterschap
tot algeheele genezing binnen korteren of
langeren tijd leiden zal.
Ja zoover is 't er van af, dat bij de
veelheid der levensverschijnselen de dag
der kleine dingen zou te minachten of te
verachten zijn, dat veeleer juist alles wat
waarlijk groot en rijk en edel is uit het
kleine te voorschijn komt, of den lofzang
van de kleine dingen luide uitjubelt voor
der menschen oor.
Zooals daar langs ons strand de toch
zoo nietige zandkorrel overtreft de gewel
dige macht van de bulderende zee, zoo
is 't de telkens in het leven wederkeerende
regel, dat de dag der kleine dien der groote
en oogenverblindende dingen te boven gaat
God verheerlijkt zich in hetgeen zoo klein
en nietig is voor de menschen, opdat geen
vleesch zoude roemen voor Hem, Zijn werk
groot zoude zijn en loven Zijn heerlijken
Naam.
Daarom vraagt God Zijn volk eerst ge
heel algemeenWie veracht (dan toch)
der kleine dingen?
En zijn antwoord, met beschaming, met
diepe beschaming nu gegeven, zal moeten
luidenniemand, neen, niemand Heere I
Zoo heeft God met deze algemeene stel
ling, dat niemand in het natuurlijke leven
den dag der kleine dingen veracht, het
pleit Zijner terechtwijzende liefde gewon
nen bij zijn volk. Want wat geldt van het
leven der natuur en van de wereld der
menschen dat is nog in verhoogde mate
van kracht bij het werk van Gods genade
daar komt het wonder van reddende ver
lossing en van triomfeerende kracht im
mer voort uit wat bij menschen zoo klein
is en niet-geacht.
Dat was zoo bij het begin van Israels
geschiedenis; toen het volk uit Egypte's
diensthuis was uitgeleiddat was zoo bij
den voortgang van 't volksbestaan, als de
trotsche vijand met zijn minachtende woor
den, ter neer viel voor Israels oogdat
was zoo bij de verlossing uit Babels macht
dat is ook nu weer zoo, nu 't den her
bouw van den tempel betreft.
En wij kinderen van den N. T. dag,
wij roemen onzen Heiland en Zaligmaker
in Hem, die veracht was en de onwaar
digste onder de menschen, een man van
smarten en verzocht in krankheid en een
iegelijk was als verbergende het aangezicht
voor hemwij roemen in het kruis van
Golgotha, den Jood een ergernis, en den
Griek een dwaasheid, als in de hoogste
openbaring van Gods genade en waarheid
tot onze zaligheid.
Wij kinderen van den N. T. dag, die
kennen de geschiedenis van de planting
en den voortbouw van 's Heeren kerk,
wij weten, dat in haar vervuld is en nog
immer wordt 's Heilands gelijkenis van
het mosterdzaad, het minste onder alle de
zaden, maar opgroeiende tot een boom,
hoog van stam, breed van tak, rijk van
bladerdos, en beladen met vrucht.
Wij kinderen van den N. T. dag, die
hebben ontvangen den Geest der aanneming
tot kinderen, wij belijden 't, dankend onzen
God, dat uit het zaad der wedergeboorte
(en zaadkorrels zijn immers altijd klein)
voortgesproten is het leven der zalige be
wustheid, dat ons in Christus Jezus, het
Abba, lieve Vader, op onze lippen legt.
Daarom snijdt juist op dit terrein der
genade, als 't gaat over den bouw van
's Heeren huis, de komst en den bloei van
's Heeren Koninkrijk, als 't gaat over het
geestelijk leven der geloovigen, die vraag
der teedere liefde onzes Gods, zoo diep in
Wie veracht (dan toch) den dag der kleine
dingen
Zoo gij, mijn broeder en zuster, die aan
de kwaal der zwaarmoedigheid, als Juda's
kinderen bij den tempelherbouw, zooveel
en misschien zoolang al lijdt, eens deze
vraag des Heeren laat komen tot uw hart
en consciëntie, dan zult ook gij wel moeten
antwoorden dat doe ik wel, evenals zoo
vele mijner medegeloovigen, maar 't is
dwaasheid, 't is zonde voor God, dat moet
ik voortaan latenen onder 's Heeren
zegen zal ik breken, eens voor goed, met
dat Godswerk miskennend en Gods Naam
onteerend kwaad van het verachten van
den dag der kleine dingen.
D. Pol.
KERKELIJK LEVEJf.
Winnen we?
V.
Afzonderlijke nummers 3 cent.
Advertentieprijs 15 regels 30 centiedere regel meer 5 cent
Familieberichten 10 cent per regel.
UITGAYE VAN DE
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan den Drukker A. D.
LITTOOIJ Az., Middelburg.
Want wie veracht den dag der
kleine dingen?
Zacharia 4 10a.
Onze Belijdenis.
Nog blijft de vraag over, of onze belijde
nis nu ook inderdaad nog uitdrukt wat we
gelooven of wellicht kan het duidelijker zijn,
indien we de vraag aldus stellen, of nu ook
allen, die deze belijdenis als de hunne aan
vaarden, haar kennen en weergeven in woord
en daad Zonder dit zou de belijdenis natuur
lijk weinig beteekenen. Gemakkelijk is het niet
om hierop een volledig antwoord te geven en
we wenschen ons voor alle aanmatiging te
wachten. We meenen echter, dat we wel iets
zeggen kunnen, dat de zaak waarover het hier
gaat, benadert.
Allereerst wijzen we er op, dat de belijdenis
schriften in de laatste jaren in duizende van
exemplaren gedrukt zijn. We zouden ons ver
bazen, wanneer we het juiste getal voor ons
zagen, want het zou zeldzaam groot zijn. Hier
uit kan men gerust afleiden, dat er zeer velen
zijn, die zich de formulieren van Eenigheid
aangeschaft hebben en dat men ze in vele
woningen aantreffen kan. Het is een teeken, dat
er een steeds meerdere belangstelling ontwaakt
is om te weten wat er in staat.
Nog duidelijker wordt het, als men bedenkt,
dat er tal van kleinere en grootere werken uit
gekomen zijn, welke een verklaring geven van
wat in de belijdenis staat. Het valt onwille
keurig op, dat uitgevers den moed hebben om
dergelijke boeken en boekjes op de markt des
levens te brengen en het is dus niet gewaagd
om te veronderstellen, dat er nog altijd koopers
te vinden zijn. Is het niet een bewijs, dat vele
Gereformeerden weten willen, wat onze vaderen
eenmaal zoo helder en krachtig beleden hebben
Gij kunt hier nog bijvoegen, dat op menige
JoDgelingsvereeniging een eervolle plaats ge
geven wordt aan de behandeling van onze con
fessie en dat vele leden zich be\j veren om er
mede op de hoogte te komen, teneinde er een
behoorlijk opstel over te leveren.
Op grond van een en ander kunnen we ge
rust verklaren, dat de belijdenis onzer kerken
nog in 't midden van 't leven staat en niet
alleen een band is, welke de kerken vereenigt,
maar ook een band is gebleven, welke de Gere
formeerden onderling verbindt. Er is in dit op
zicht reden tot tevredenheid, welke ons be
moedigen kan.
Daarmede echter willen we niet te kennen
geven, dat alles is, gelijk het behoort te zijn.
Dit zij zelfs verreover 't algemeen wordt er
op 't platteland, bij name in Zeeland, veel te
kort gecatechiseerd en het gevolg daarvan is,
dat de kennis van onze belijdenis nog lang niet
gekomen is op een behoorlijk peil. Met het
oog op wat de pers alle dagen onder 't oog
brengt ook van de bewoners van 't platte land,
is het beslist noodig, dat hierin verandering
komt, omdat anders menigeen, wijl hij niet
genoeg onderlegd is, niet genoegzaam weet te
onderscheiden tusschen waarheid en dwaling.
We deden een groote schrede voorwaarts, door
dien de kinderen op de scholen onderwijs in
de bijbelsehe geschiedenis ontvangen, maar dit
is lang niet genoeg. De Gereformeerde kerken
stellen uiteraard hooge eischen aan haar leden
en wanneer we niet met inspanning van alle
krachten werken, zullen we ons te laat beklagen.
Hier geldt het iets, dat om verbetering roept,
ja schreeuwt. Wie zekere schreden maken wil,
moet vast in zijn schoenen staan. Allerlei wind
van leer waait er en oefent een bekorenden
invloed uit over wie niet goed thuis is in de
waarheid.
We noemden het platte land eerst, maar daar
mede is niet gezegd, dat het in de steden beter
is. Zeker, er wordt veel langer gecatechiseerd
en dat is een winst. Maar het maatschappelijk
leven heeft ook zijn eischen en belemmert in
menig opzicht de beteekenis van het onderwijs
in de belijdenis. Er zijn allerlei inrichtingen
van onderwijs, welke de jongens bezoeken
moeten, willen zij later hun plaats met eere
kunnen innemen. Veel wordt er in dezen tijd
van onze knapen en jongelingen gevraagd ter
bekwaming van bun toekomstige taak en het
is goed, dat z\j zich daarvoor geven. Maar hoe
licht gebeurt het nu, dat zjj een weinig de
hand lichten met wat zij eigenlijk moesten doen
voor hun kennis in de waarheid. Dan komt er
nog bij, dat de wereld en haar begeerlijkheden
zoo vaak invloed uitoefenen op onze jonge
menschen, wat de belangstelling in de waar
heid dooft en schadelijk werkt op het cateche
tisch onderricht. De harten zijn vol van allerlei
andere dingen en hoe zouden zij dan met hun
hoofd zijn bij de dingen van het Koninkrijk
Gods. Menigeen verdwijnt dan ook van liever
lede uit de kringen waarin de waarheid in eere
is en zoeken andere paden. Anderen willen toch
den band met de kerk vasthouden, maar zonder
hun leven te besteden in den dienst des Heeren.
Daar ligt iets ontrustends io, voor wie nauw
keurig op het opgroeiend geslacht let, want
wat zullen zij eens als mannen zijn, die de lente
van hun leven in dit opzicht verwaarloozen.
Dergelijke verschijnselen herinneren ons zoo
met nadruk aan den toestand, waarin zich de
huiselijke opvoeding bevindt, want ook deze
laat in menig gezin veel te wenschen over.
Hetik en mijn huis zullen den Heere dienen,
mocht in menig hart wel wat dieper gegrift
zjjn. Ook oan het gezinsleven knaagt de worm
der verslapping en de vreeze des Heeren be-
heerscht niet genoeg heel het leven. We weten
wel, dat er Gode zij dank nog veel goeds in
ons kerkelijk Juda gevonden wordt, maar ver-