Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
29e Jaargang.
Vrijdag 18 Juni 1915
No. 25.
UIT HET WOORD.
Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg.
Vaste MedewerkersD.D. R. J. v. d. VEEN, J. D. WIELENGA, F. J. v. d. ENDE, A. D. C. KOK, J. H. LAMMERTSMA, L. v. LOON, D. PQLj en F. W. J. WOLF.
uitgaye van de
PERSVEREENIGING ZEBUWSCHE KERKBODE.
EEN RECHTVAARDIGE, DIE WANKELT
In een bergachtig landschap was de stad
Jeruzalem gelegen. Onafgebroken klimmen
en dalen was het voor wie haar omstreken
doorreisde. Ook al in verband met het
warme klimaat moet het gaan er dus wel
uiterst vermoeiend zijn geweest. Maar ge
lukkig waren er hier en daar gedurig bron
nen te vinden, waaruit de afgematte voor
bijganger zich dan weer eens verkwikken
kon.
Althans, als hij op een niet al te ongunstig
oogenblik kwam. En een niet al te zor-
geloozen, alleen aan zichzelf denkenden
voorganger had gehadWant wat gebeurde
er meermalen Menigeen, wien het lang
zamerhand om die bron verzamelde water
nog niet koel en niet frisch genoeg was,
plaste eenvoudig daar maar doorheen en
poogde dan op te vangen wat op dat oogen
blik zoo juist uit het binnenste der aarde
kwam omhoog geweld. Natuurlijk dan
echter met dat gevolg, dat de bron totaal
verminderd werd, zooals het ergens in de
profetiën van Ezechiël heet. Door zijn voe
ten in den weeken bodem te zetten, woelde
hij dien onwillekeurig op en maakte al het
water troebel. En te beklagen wie dan kort
daarna met een versmachte tong haastig
naar die fontein kwam geloopen om zich
te laven. Voor hem was ze zoo goed als
niets meer waard. Want eer dat troebele
water weer bezonken was, en het water
zijn oorspronkelijke helderheid weer had
terug gekregen kon hij er natuurlijk niet
aan denken er uit te gaan drinken.
Met zulk een fontein, die aan haar doel
niet meer beantwoordt, vergelijkt nu de
Spreukendichter den rechtvaardige die
wankelt voor het aangezicht der godde-
loozen. D.w.z. de Godvreezende man of
vrouw, die zóó leeft dat hij tegenover de
genen, die vijanden Gods zijn, geen kracht
maar slapheid aan den dag legt.
Het is een wonder bestel Gods in de
wereld dat Hij in haar midden degenen,
aan wie Hij zijn genade verheerlijken wil,
niet bijeen plaatst, schouder aan schouder,
maar omgekeerd ieder voor zich afzonderlijk.
Hij mengt m. a. w. de dienaars van de
wereld en de dienaars en de dienaressen
van Zijnen Naam dooreen. Voor zoover
die laatste zelf op hun levensloop invloed
kunnen hebben is het natuurlijk hun plicht
om zooveel mogelijk zulke aansluiting bij
elkander, zulk schouder aan schouder staan
te zoeken en zulke vermenging te ont
vluchten.
Een vader of moeder die hun zoon of
dochter onder de menschen laten gaan,
zonder zooveel mogelijk te zorgen, dat ze
in een geloovige omgeving komen gelij k
er helaas nog zoovelen zijn schiet zeker
in zijn ouderplicht ernstig te kort. Maar
soms is er met den besten wil van de we
reld, en niettegenstaande al ons zoeken en
zorgen niets van dien aard te verkrijgen.
Bovendien doen er zich ook altoos heel
wat gevallen voor, waarbij er van het oefe
nen van invloed in dat opzicht onzerzijds
geen sprake kan zijn. En zoo mogen we
dus waarlijk wel zeggen dat het naar Gods
wil is om niet afzonderlijk de geloovigen en
afzonderlijk ongeloovigen op deze aarde te
plaatsen, maar om hen door elkaar heen
te groepeeren. Op een heel schip met
vloekers en spotters misschien een of twee
die bidden hebben geleerd. Niet alle Da
geraadsmannen in de eene compagnie en
al de kerkgangers in de andere, maar op
één chambree de krib van den belijder en
van den godloochenaar naast elkaar. Onder
één ploegbaas of op één kantoor een enkele
fijne" onder heel wat groven. In een
Gereformeerd gezin misschien een dienst
bode die vreemd opkijkt als ze binnenge
roepen wordt om bij het Bijbellezen tegen
woordig te zijn. En omgekeerdbij een
familie die zich om God en zijn gebod niet
bekommert een gedienstige die des Heeren
Woord onderzoekt en des avonds voor allen
die in huis zijn bidt.
Het lijdt wel geen twijfel of de Ileere
heeft met het zoo regelen onzer levens
omstandigheden een zeer bepaald doel.
Het gemak Zijner kinderen heeft Hij er
weliswaar niet mee op 't oog. Want veel
strijd en veel droefheid is er voor hen het
niet te ontkomen gevolg van. Maar wel
bedoelt Hij hen er door te oefenen en
krachtig te maken. Als ge in een kring
leeft en werkt, waar uw opinie de alge-
meene is, waar uw denkbeelden bij die
der anderen weerklank vinden en daarop
steunen kunnen, dan worden de wortelen
uwer overtuiging nooit gedwongen de
diepte te zoeken en al hun krachten in
te spannen om zich vast te hechten. Dan
dreigt tenminste altoos het gevaar dat ge
in den algemeenen levensstroom mee wordt
gevoerd, zonder dat het bij u komt tot
een bevestigd, persoonlijk, uit eigen keuze
medegaan. Maar als ge u uw levensweg
zoo ziet geteekend dat gij, met enkele
geestverwanten op zijn hoogst, tusschen
anders denkenden en anders doenden al
leen staat, dan is het gevaar daarom zoo
goed als weggenomen. Dan wordt ge wel
gedwongen om kleur te bekennenvoor
of tegen En als ge dat dan gedaan hebt,
dan ontketent zich de strijd, die u wel
benauwt en vermoeit, maar die tegelijk
toch ook, als ge hem biddende strijdt,
niet nalaat u te stalen. Die U, in uw
optreden tegenover degenen die Christus'
zaak vijandig zijn beslistheid geeft en kracht.
Ook al is in de meeste gevallen die be
slistheid en die kracht nog lang niet wat
ze behoorden te zijn en ook kon wezen.
Zoo toch is het immers 1 In plaats van
kracht is hier nog maar al te dikwijls
wankelmoedigheid en slapheid op te mer
ken. En ik denk daarbij dan vooral aan
slapheid in dien zin dat wij, als Christenen,
zoo weinig zelfbewustzijn hebben. Ik zwijg
over degenen die haar in zulk opzicht
vertoonen dat ze, zooals het spreekwoord
zegt, met de wolven in het bosch mee
huilendie in de kerk mee zingen en
bidden, maar op de werkplaats of in kazerne
of kampement meedoen met den toon,
die daar heerscht. Maar ik spreek wel
over het gebrek dat we, pogend op te
komen voor de eer des Heeren, dat nog
zoo dikwijls doen als hadden we ons eigen
lijk daarvoor te schamen. Alsof het eigen
lijk toch ook wel wat raar van ons is dat
we het doen. Alsof we het in allen ge
valle volstrekt niet vreemd vinden dat de
anderen zich daarboven verheven achten.
Het gebrek m. a. w. dat we optreden zon
der dat ook maar eenigermate uit onze
woorden en daden de pretensie uitstraalt,
die we inderdaad toch voeren, dat het
ideaal dat wij voor belijdenis en leven
hebben leeren kennen ook door die om
ons heen levende ongeloovigen moest wor
den gehuldigd zou het goed zijnalsof
we zelf van de juistheid van onze Chris
telijke belijdenis en van de werkelijkheid
der wereld van Gods Woord en gebod
toch eigenlijk nog maar ten halve over
tuigd zijn.
En hoe waar blijkt daarbij nu toch niet
het woord van den Spreukendichter I
Hoe worden we door zulk wankelen voor
het aangezicht van de goddeloozen nu toch
niet inderdaad een verdorven springader,
een beroerde en daardoor nuttelooze en
ondeugdelijke fontein Als we, als belij
ders, sterk en zonder vrees tegenover de
anderen ons standpunt innemen en luis
teren naar het Woord des Heeren, waar
mee Isrel in Jeseja's dagen werd aange
sproken »Ik, ik ben het die u troost,
wie zijt gij dat gij u vreest voor den mensch
die sterven zal? En voor eens menschen-
kind dat hooi worden zal dan kan het
niet uitblijven of we zullen onder Gods
zegen invloed ten goede kunnen oefenen,
en ons woord, in trouw aan de zaak onzes
Heeren gesproken, krijgt zeker gezag.
Ook aan ons wordt dan de belofte vervuld,
die Jehova aan Jeremia gaf, toen Hij hem
in uitzicht stelde dat hij zou wezen »als
een vaste stad en als een ijzeren pilaar
en als koperen muren tegen het gansche
land." Maar door zulke wankelmoedigheid
wordt de kracht van ons optreden reeds
van te voren gebroken. Hoe zullen we
toch ooit anderen kunnen overtuigen, als
we den indruk maken zelf niet overtuigd
te zijnHoe zal ooit, menschelijker-wijs
gesproken, door een aarzelend en vrees
achtig optreden, ook maar één ongeloovige
tot het inzicht worden gebracht dat niet
zijn, maar uw standpunt het ware is I
De oudste Christelijke kerk deed dan ook
zoo niet. Die volgde veeleer juist de tegen
overgestelde handelwijze. Ofschoon groo-
tendeels bestaand uit slaven, en verdwijnend
klein, vergeleken met de Grieksch-Romein-
sche wereld, waarin ze tot openbaring kwam,
trad ze op met de krachtigste beslistheid.
Om onzentwil, zeiden ze, is de wereld ge
schapen. Om onzentwil wordt ze in be
stand gehouden. Aan ons is ze onderwor
pen. Wij verstaan door Gods openbaring,
haar wezen en haar geschiedenis. Door
ons zal ze ook eenmaal worden geoordeeld.
En niet in de laatste plaats juist aan die
beslistheid in haar optreden is het te dan
ken geweest dat ze, onder Gods zegen, in
betrekkelijk korten tijd over geheel de
toenmaals bekende wereld zich heeft kun
nen verbreiden.
Zou dan nu, in onzen tijd, diezelfde
manier van optreden nog steeds niet aan
bevelenswaardig zijn?
Voor wien de levenswijsheid van den
Spreukendichter, in dit vers opgeteekend,
onder de inspiratie van den Heiligen Geest
is tot uiting gekomen, kan er over het
antwoord op die vraag wel geen twijfel
bestaan. Laat ieder die dit leest zich dan
ook opmaken om in dien geest aan den
bouw van het paleis van Gods heerlijkheid
mee te arbeiden. Van Schelven.
Abonnementsprijsfranco aan huis per half jaar 70 cent.
Afzonderlijke nummers 3 cent.
Advertentieprijs1—5 regels 30 centiedere regel meer 5 cent
Familieberichten 10 cent per regel.
Adres van de AdministratieA. D. LITTOOIJ Az.
Middelburg.
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
uiterlijk Vrij dagmorgen te zenden aan den Drukker A. D.
LITTOOIJ Az., Middelburg.
De rechtvaardige, wankelend
voor het aangezicht dergoddeloo-
zen, is de beroerde fontein en ver
dorven springader.
Spreuken 25 26.
KERKELIJK LETEJf.
Vrederust.
Het is reeds de elfde jaarvergadering, welke
de vereeniging tot Christelijke verzorging van
krankzinnigen in Zeeland houdt. Wat gaan
de jaren toch heen en wat hebben die elf jaar
toch ook een weldaden gebracht aan deze ver
eeniging. Wie had kunnen denken, dat er in
zoo korten tjjd zooveel tot stand had kunnen
komen. Wel mag het tot weemoed stemmen,
dat er zoovelen zjjn, die in een dergelijke stich
ting als „Vrederust" verpleegd moeten worden,
maar het zou ondankbaar zijn, wanneer we
voorbij zagen de vele bewijzen van goedertie
renheid, op dezen arbeid geschonken, Ieder,
die op het terrein komt, de paviljoenen ziet
en de zorg kent, welke aan de patiënten be
wezen wordt, zegt dadelijk, welk een voorrecht
is het, dat er voor zulke ongelukkigen nog
zulk een gelegenheid bestaat.
Laat de ijver niet verflauwen en het blijke
ook uit de opkomst op Woensdag a.s. Reeds
in den bidstond, welke van tien tot elf uur
gehouden wordt. Vooral in den bidstond.
Hoe goed is het, als zij daar in de groote zaal
van het Schuttershof te Middelburg samenko
men de vrienden en de vriendinnen, die in
„Vrederust" erkennen een gave door God aan
de Zeeuwsche christenheid geschonken, teneinde
gemeenschappelijk de nooden van deze stich
ting den Ontfermer op te dragen. Laat ieder
de handen van hen, die er voor werken sterken
en we kunnen wel denken, dat er goede woor
den gesproken zullen worden, Ds. de Walle
van Zaamslag en ds. v. d. Ende van Wissekerke
zullen er D. V. voorgangers zijn.
De toespraak van den Voorzitter, de ver
slagen van den Secretaris en van den Penning
meester zullen het inzicht verhelderen over
de noodzakelijkheid en den groei en opwekken
tot ijver om op den ingeslagen weg voort te
gaan. Daarop volgen dan de benoemingen en
verkiezingen, welke dit jaar niet zooveel tijd
in beslag zullen nemen, omdat er geen buiten
gewone vacatures ontstaan zijn. We krijgen
aan 't slot nog een Rede van den arbeidzamen
en jjverigen Directeur, welke handelt over
„Lichaam en ziel", een onderwerp, dat onder
de toelichting van een medicus groote aantrek
kelijkheid zal blijken te bezitten en dat ons
zeker meerdere helderheid zal geven dan we
tot dusver hadden.
Het groote gewicht van den arbeid op
„Vrederust" en wat er behandeld wordt op de
jaarvergadering behoort ieder wien het mogelijk
is te brengen naar de groote zaal van het
Schuttershof op Woensdag den 23sten Juni te
Middelburg.
Eoilichheim.
Wie weet, dat we daar twee jaar gewoond
hebben, zal verstaan, dat elke tijding vandaar,
inzonderheid nu ook die bevolking gebogen
gaat onder de zware lasten van den tegenwoor-
digen oorlog, ons aangenaam is. We zeggen
menigmaal tot elkander, hoe zal 't er nu zjjn.
We kennen reeds de namen van enkele jonge
mannen, die gevallen zijn in 't westen en 't
Oosten en we vragen voortdurend, hoevele onzer
kennissen zullen niet meer terugkeeren. Dan
komen er nog bij de maatschappelijke moeilijk
heden, welke zich ook daar zullen doen ge
voelen en ons aanleiding tot zorg geven. Ver
leden week bracht de Grenzbote ons de opgave
van verschillende Pinkstercollecten. Weten
moet ge, dat de Oost-Friesche en Graafschapper
kerken onze Zending op Soemba steunen.
Tot onze blijdschap nu lazen we, dat de kerk
van Emlichheim gecollecteerd had voor onze