Het Kerkelijk Gezang. XVIII. Het gezang der saamvergaderde geloovigen heeft ten doel God, die zich aan haar geopen baard heeft in Zjjn Woord, overeenkomstig dat Woord te verheerlijken, te prijzen, aan te roe pen, te aanbidden en te roemen. Dat kan de gemeente doen in berijming der Psalmen uit het Oude Testament. Dat kan zij evenzeer doen in berijmingen van verschillende Schriftgedeelten buiten de Psalmen om. En dat kan zij evenzeer doen in vrije liederen, waarvan de inhoud is conform Gods Woord en de Geloofsbelijdenis. Als de gemeente haar lied aanheft, is het een terugslag op de bediening des Woords, een Amen op hetgeen haar werd verkondigd, een lofverheffing van Hem, die haar het goede liet boodschappen, een neerbuigen met schuldbe lijdenis voor Gods heiligen troon, een elkander toezingen van den voortreffelijk en inhoud van Gods ordinantiën, een subjectieve uiting na het aanhooren van de objectieve prediking des Evangelies. Vooral wanneer de groote heils- feiten der N. T. bedeeling worden verkondigd, gevoelt de gemeente behoefte iets anders aan te heffen dan een lied uit de Oude Bedeeling, dat in den toon der belofte staat. Het over de aangebrachte verlossing verblijde hart der geloovigen wil van de vervulling zingen. Niemand neemt het den Dienaar des Woords kwalijk, als hij in zijne predicatie invlecht een vrjj lied, dat Christus Jezus en Zjjne beilswel- daden bezingt. Menig hart wordt onder het hooren er van jaloersch, dat nu datzelfde aan gehaalde vers niet aanstonds op de lippen ge nomen kan worden, want inderdaad is het hart onder de beademing des Evangelies tot het aanheffen er van gestemd. En met de enkele Gezangen, die nu achter onzen psalmbundel staan afgedrukt, zijn we nog o zoo arm. Of het een „vrijwillige armoede" is, gelijk zeker brochure schrijver zich uitdrukt Op onze hoogtijden moeten de Dienaren des Woords zich „armoedig" behelpen in het opgeven van passende psalmverzen, maar ik geloof niet, dat velen hunner het zoo „vrijwillig" doen. Dat velen om der gemeente wille zwijgen en hun gedachte niet uitspreken, dat blijkt duidelijk genoeg. Want anders zouden zij voorgaan in het voorlichten der gemeente, dat een Nieuw- Testamentisch lied van goed Gereformeerden inhoud, geenszins ongeoorloofd of onschrift uurlijk is maar strekken zou tot verheerlijking van God Drieeenig en tot onderlinge stichting der byeenvergaderde geloovigen. Thans moeten wij ons op de Feestdagen behelpen met onze Psalmen en die vertolken dan nietwat eigenlijk in der geloovigen hart omgaat. Een goeden Paaschpsalm bijvoorbeeld hebben we niet. En tot welke kunstsprongen dan een liturg komt en welke denkgymnastiek eene zingende gemeente moet maken, om haar lied aan te passen aan het verkondigde Paasch- evangelie, zal ieder wel duidelijk worden als ik verhaal, dat een goed Gereformeerd predi kant zjjn gemeente op eiken Paaschdag liet aanheffen psalm 76 vers 2 „Daar heeft de vijand boog en schild En vuur'ge pijlen op verspild God brak het zwaard, bedwong den krijg. Dat vrij het roofgebergte zwijg' Uw roem, o groot en heerlijk Wezen, Is tot veel hooger top gerezen". Onnoodig evenwel is op te merken, dat deze psalm volstrekt geen Messiaansche profetie van Jezus' Opstanding uit de dooden bevat. Veelvuldig komt ook voor, dat leeraar en gemeente aan de verzen een heel anderen in houd geven door ze telkens te zingen bij zekere gelegenheden dan de berijming en het oorspron kelijke bedoelen. Het wordt niet veel meer of minder dan knoeierij met de psalmen. Komt het niet voor, dat op 't Kerstfeest van den Lofzang van Zacharias vers 3 wordt ge zongen? Wie denkt er dan aan, dat hij wel Johannes den Dooper bezingt, in die regels „o Dierbaar kind, o stof van vreugd, Geschenk van 't Alvermogen", en niet het Kindeke in Bethlehems kribbe Pas vierden we het Pinksterfeest, en blijven we dan ook niet beperkt tot een klein aantal verzen als psalm 118 12, dat gezongen kan worden en waarin feitelijk nog niets wordt ge zegd van het heerlijke voorrecht der Nieuw- Testamentische bedeeling. Heeft de gemeente ook wel eens bedacht, wanneer zij zingt psalm 119 3: „Och, schonkt Gij mij de hulp van Uwen Geest r en in vers 6 „leer Uw knecht Door 't godd'lijk woord, een helder licht bevonden, En door Uw Geestal d' eischen van Uw recht", dat in den onberijmden tekst het woord „Geest" absoluut niet voorkomt en alleen door de vrije vertolking van den berjjmer daar is ingelascht En we konden op onze christelijke feestdagen uit volle borst zingen als we wilden Hoe echt-Bijbelsch zou zijn dat Kerstlied: „Daar is uit 's werelds duistere wolken Een licht der lichten opgegaan". Hoe verheffend zou klinken op Paschen „Triumftriumf! Immanuël Verrijst de macht van dood en hel Moet voor Zjjn grootheid bukken". Waarom zouden wij niet op het Pinksterfeest evenals de oude christelijke kerk aanheffen het „Veni, Creator Spiritus", waarvan toch ook wel goede Hollandsche vertalingen zijn De Gereformeerde kerken zouden er wel bij varen, indien door eendrachtige saamwerking eene vermeerdering van het aantal Gezangen vooral met het oog op de Feestdagen in haar saamkomsten werd ingevoerden dat niet in gevoerd met dwang, maar het geheel aan de vrijheid der kerken overlatende, of zij die vrjje liederen wilden gebruiken, mits eerst de toe gevoegde Gezangen kerkelijk waren gesanction- neerd door der kerken hoogste vergadering n.l. door een Generale Synode. Moge het binnen afzienbaren tijd daartoe nog komenKerkiioe. in verband met Handelingen 13 48 „Als nu de moet uitkomen le In gebed. Van de kerk van Heidenen dit hoorden, verblijdden zij zich en Antiochië staat geschreven: Toen vastten en Onze Blinden. Arme blinden Doof, kreupel enz. zijn is erg doch wie acht de blinden niet mede van de meest-beklagens- waardigen Het bekende „Effatba", dat zich het lot van onze doofstommen heeft aangetrokken, ontfermt zich ook over onze blinden tenminste ten deele een uitgebreide bibliotheek van boeken in het blinden-, dusgenaamde Braille-schrift, kan dit getuigen. „Effatha" wil echter gaarne meer doen, n.l. onzen blinden kinderen een christelijke opvoeding en christelijk onderwijs geven, wat tot dusver in neutrale gestichten geschiedt. Reeds bracht het daartoe f 2400,— bijeen, natuurlijk nog maar een peulschilletje; zal het doel bereikt worden dan moeten er f25000,komen. Dat schyjnt onmogelijkmenschelijk gespro ken is het onmogelijk. Bij God is geen ding onmogelijk. Niet lang geleden ontving de penningmeester van „Effatha" voor de blinden-inrichting f 1000. Bovendien bood een bijna-blinde juffrouw, F. v. d. Werf, Voorstraat 16, Maassluis, zich aan voor dit doel te werkenzij begint in de Noordelijke provinciën en verzamelde te Meppel in enkele dagen f 100Zij zal in den loop der tijden ook wel, zoo God het wil, naar het Zuiden afzakken. Het bestuur van „Effatha" heeft nu een op roep in de Christelijke bladen geplaatst om mee te helpen dit doel te bereiken. Zeeland blijve niet achter. Giften en contributies zijn beiden welkom. Men kan zich opgeven bij den pen ningmeester den Blauwen, Antonie Duyckstraat 49, Den Haag, of bij ds. J. Vonk te Maassluis, terwijl ook ondergeteekende zich daarvoor gaarne beschikbaar stelt. Het is voor onze blinden ft'og iets over het bidden in de Consistorie. Het stukje van ds. Schouten van Arnhem, aangevuld door ds. Pol van Vlissingen, zal zeker algemeene sympathie hebben gevonden, met name onder onze kerkeraadsleden. Wjj hebben opnieuw de oude waarheid onder de oogen gehad, dat het gebed in de consistorie ambtelijk is, en ambtelijk blijven moetdat het diensvolgens kort behoort te zijn en niet alleen voor den predikant wordt gedaan doch ook voor de andere ambtsdragers. Wij meenen echter, dat nog twee zaken vooral in het oog moeten worden gehouden. Allereerstop 't bidden volgt danken zoo geschiedt bij onze maaltijden, op school, op catechisatie, enz. enz Doch in sommige (of vele kerken volgt op 't gebed in de consis torie geen danken zoowel bij den morgen- als bjj den middag- (avond-) dienst wordt vooraf een zegen gevraagd doch bjj het einde wordt in de consistorie niet gedankt. Dit achten wij een misstand. Wij kunnen ons geen enkel be zwaar tegen zulk een dankgebed denken. Het beste zal wel zijn om vóór den aanvang der morgen-godsdienstoefening te biddenen na de tweede godsdienstoefening te danken. Zoo ge schiedt reeds in menige Kerk, en het werkt uitnemend. Een tweede kwestie is deze. In de meeste onzer Kerken worden de diakenen tot den ker- keraad gerekend. Niet alleen vergaderen zij steeds samen met den kerkeraad, doch ook komen zij des Zondags met de ouderlingen in de consistorie. Waarom Om dezelfde reden als de ouderlingen als leden van den kerkeraad. Toch is het regel, dat zij dan niet actief zijn het gebed wordt door de ouderlingen gedaan, om de beurt, terwijl de diakenen mogen toe- hooren en meebidden, natuurlijk doch voorgaan doen zij niet. Het is ons niet recht duidelijk, waarom de diakenen, indien zij leden van den kerkeraad zijn, en in die hoedanigheid ook in de consistorie komen, ook niet op hun beurt het ambtelijk gebed mogen doen. Rechtmatige bezwaren hebben wij niet gehoord. Het dacht ons goed deze twee zaken even naar voren te brengen. In onze kerkeraads- vergaderingen zou er eens over gesproken kun nen worden' Onze Kerken zijn wel Gereformeerd, doch ook tevens zich nog steeds reformeerend. En er valt in de regeling van on s kerkelijk leven nog wel wat te verbeteren. J. D. Wielenga. ZENDING. Zendingsdag der Classis „Goes". „De hemel looft, o Heer, Uw wond'ren dag en nacht". Deze woorden kwamen mij telkens in de gedachten, toen 2den Pinksterdag onder heer lijk zomerweder een groote schare bijeengekomen was in den boomgaard van den Weledelgeboren Heer A. M. Peman Kakebeeke, gelegen achter de Hofstede „Welgelegen" (Pachter dhr. P. Scheele) aan den Kloetingschen weg bij Goes, om door verschillende sprekers opgewekt te worden tot verlevendiging onzer Zendiugsactie. Reeds des morgens was een gröoter aantal broeders en zusters dan ten vorigen jare ver zameld in het kerkgebouw Wijngaardstraat om de ure des gebeds bij te wonen, die daar ge houden werd onder leiding van ds. R J. v d Veen van Goes. Zijn Eerwaarde wees in het woord ter inleiding van het gebed, gesproken prezen het Woord des Heerenen daar ge loofden zoovelen, als er verordineerd waren tot het eeuwige leven" er op, dat Jezus zelf blij kens de bede, op de lippen Zijner discipelen gelegd „Uw koninkrijk kome" hooge betee- kenis hechtte aan de toebereiding van dat rjjk. In den weg van arbeid en gebed is dat rijk te verwachten. Dit is in het verleden reeds geopenbaard, en ook voor de toekomst gewaar borgd. De prediking van Paulus en Barnabas te Antiochië in Pisidië was niet ongezegend geweest. Wel was de tegenstand van het Jodendom geopenbaard, dat zich daardoor het oordeel der verharding op den hals haalde, maar het woord des Evangelies werd een reuke des levens ten eeuwigen leven voor de Heidenen. Die last om te prediken is van de Apostelen overgegaan op de Dienaren des Woords, ja aan geheel de kerk des Nieuwen Verbonds. En daarom is een ieder geroepe mede te werken. Gode zij dank, de gemeente begint zich vooral in de laatste jaren meer en meer bewust te worden van hare dure roeping in deze zaak. Welke was nu de vrucht van de prediking onder de hoorders? Het bleek, dat de velden wit waren om te oogsten. De klacht wordt wel eens, ook in onze dagen vernomen: „Wie heeft onze prediking geloofd Maar dit maakt het Zendingsbevel niet krachteloos: „Gaat dan henenGaat ons gebed wel voortdurend op geestelijke wijze naar den hooge en werken wjj wel naar vermogen „Zielen bekeeren" vraagt de Heere niet van ons. Dat is Zijn werk. Maar Hij eischt ons hart, onze hand, onze voeten, ons gebed. En dan zal de Heere door ons werken krachtig en levensvol en zullen velen het Woord des Heeren prijzen, daar zij gelooven. Waarin ligt nu de reden van dit gelooven Niet in de Heidenen, niet in de Joden, niet in het beter zijn van den een boven den ander. Van het ongeloof is de mensch zelf de schuld. Maar bij het gelooven staan wij vast in de voorverordineering. Daar zullen er niet meer maar ook niet minder gelooven dan in het boek des Levens zijn opgeteekend. Deze gedachte moet ons bezielen. Omdat de Heere er veror dineerd heeft ten leven, weten wij, dat ze er zjjn, dat wij ze roepen moeten en dat zij zullen komen. Wij zijn de maaiers. De Heere des oogstes gaat vooraf. En daarom zijn wij ziende in het gebed en blind in de toekomst. De Heere zal het maken. In een innig gebed droeg de spreker de belangen der Zending vervolgens den Heere op. Eene schare van ruim 1400 broeders en zusters was des middags in „den tempel van ongekorven hout" verzameld. We dachten zoo, toen wij den stroom door de Voorstad zich zagen bewegen aan de stammen Israëls, die optogen naar het heiligdom en op het terrein zelve onder het genot van het hooren der sprekers aan de hagepreeken in vroegere dagen van druk. Heerlijk klonk het gezang onder leiding van het Muziekgezelschap „Hosanna" van Goes. Ds. Doekes van Nieuwdorp sprak een kort openingswoord, waarna hij het woord gaf aan ds Oudkerk van Kralingendie zijn hoorders wist te boeien met zjjn spreken over Pinkster levenWanneer wjj tot u spreken over Pink sterleven, zoo was het woord tot de schare, dan denken wjj aan het Zendingsleven s Heeren kerk. Op den Pinksterdag werd 's Heeren kerk losgemaakt uit de windselen des O. T. en de middelmuur des afscheidsels gebroken. De milde stroomen van levend water vloeiden van onder den dorpel des heiligsdoms in 't Zion Gods, om vandaar uit met hun genezende kracht te vlieten naar 't voorste Galilea en uitmonding te zoeken in de volkeren zee der Heiden wereld. De Geest Gods openbaart de persende levens volheid in Christus. Hjj kroont het werk der zaligheid, waardoor 's Heeren kerk zich in haar levensweelde aan ons oog vertoont. Geljjk de residentie Kedoe met de hoofdstad Magelang, om haar natuurschoon de „tuin van Java" wordt genoemd, zoo kan de kerk des Heeren in geestelijken zin den Paradjjshof der wereld heeten. Waarom werd zjj met het frissche leven des Geestes begiftigd Om 't Evangelie des kruises wereldkundig en de kerk tot wereld kerk te maken. Het Pinksterleven openbaart zich 1. in Zendingsliefde. 2- ijver. 3. vrucht. Zending onderstelt verwijdering, afstand is, zendt men niet. Zoo verkeeren de Heidenenen Mohammedanen m een staat van verwijdering van God. Zjj zitten in het land der duisternis, vervreemd van het burgerschap Israëls en zjjn vreemdelin gen der belofte. Spreker teekent den treurigen staat der Heidenen door o. a. te wjj zen op het Animisme, dat zich openbaart in Feticisme en Spiritisme. Dr. Warneck teekent het in zeven karaktertrekken. Voorts wjjst hjj op den machtigen invloed van het Mohammedanisme. De Islam zoekt het heidendom te overvleugelen en onze Zending met vruchteloosheid te slaan. Wanneer wjj nagaan, wat een liefde God ons bewezen heeft in de Zending van den Zoon en den Heiligen Geest, hoe betaamt het ons dan in liefde tot de Zending te ontvlammen Er is eens gezegd „De macht van den Islam ontsproot uit de ascli van een uitgestorven Zendingsijver." Daarom wekt spreker op om met ijver Zending te drjjven. Hjj moet voortkomen uit het bevel des Heeren, ons gegeven in Matth. 28 en Handel. 1. De kerk van Antiochië is ons hierin ten voorbeeld. Onze jjver moet zóó groot zjjn, dat elke kerk er naar moet staan, om geljjk Voetius het ergens zegt, geloof, moed en middelen te ver krijgen om zelf als zendende kerk op te treden. Alle hulpmiddelen moeten worden aange grepen in de vreeze des Heeren, om den nood der Heidenen te lenigen. Die Zendingsijver in Waar geen baden zij". Zoo moet ook het gebed bjj ons geen bjjzaak, maar nummer één op ons Zen dingsprogram zjjn. 2e In organisatie. Zjj moet uitgaan van den kerkeraad. Hjj moet leiding aan de zaak der Zending geven. Er moet op- gewezen worden in de Bediening des Woords, op de catechisatie, in de school, in het vereenigings- leven. De Zendingslectuur moet worden ver spreid en onderzocht. 3e In gaven. Een gierig aard kan niet jj veren voor de Zending. Hjj beschouwt alle kleine en groote uitgaven als verlies. Doch wie kent de macht van 't kleine niet in ons kerkeljjk leven. De Heere heeft den bljjmoedigen gever lief! Eindelijk staat de spreker stil bjj de Zen dingsvrucht. Men kan spreken van Zendings vrucht met 't oog op 't arbeidsveld onder de Heidenen en in den kring van ons kerkeljjk leven. Ook in dit opzicht is Salomo's woord toepasselijk. „De zegenende ziel zal vetgemaakt worden en wie bevochtigt, zal ook zelf een vroege regen worden". Door het Zendings leven komen de kerken tot openbaring in levensjeugd, levensbloei en levensvolheid. Er worden vele teleurstellingen op 't Zendingsveld ondervonden. Zjj ontmoedigen ons menigmaal. Doch er is ook vrucht te boeken. Het woord des dichters zjj ons tot sterkte. „Is er een hand vol koren op 't veld, de vrucht er van zal ruischen op de Libanon. De belofte voor de komst van 's Heeren Koninkrijk zal een maal worden vervuld ter eere Gods. Ds. Lammertsma van Axel voerde ons op het praktisch terrein met zjjn onderwerp: „De ge zegende voortgang onzer Zeeuwsche Zendingsactie" Hjj begon met er op te wjjzen, dat we als Ger. kerken van Nederland het laatste tiental jaren op Zendingsgebied een schoonen tjjd be leven. Nu het zoover is, dat we reeds eenige jaren eigen Zending drjjven, mag z. i. op onze Zendingsdagen niet meer ontbreken een stuk van de geschiedenis van onze eigen Zending. Hjj meent, dat er alleszins redenen zjjn, om te spreken over„den gezegenden voortgang onzer Zeeuwsche Zendingsactie" Hjj begint met als Zendingsmiddel bjj uit nemendheid het Evangelie onzes Heeren Jezus Christus te noemen en zegt, dat dit Woord Gods door den zendeling gesproken en geschreven moet worden, terwjjl ook de kracht van dat Woord in het leven moet worden gezien, met name ook door geneeskundige Zending. Aan deze fundamenteele beginselen toetst hjj de practische werkzaamheid van ds. Merkeljjn. Na op de zwaarte van de taak van den Zen deling, vooral in den beginne gewezen te hebben, deelt hjj mede, hoe onze Zendeling eerst aan raking kreeg met de bevolking, door onderwjjs contact had gekregen met de kinderen, om door de kinderen de ouders te bereiken en hoe de vrucht der prediking van dien aard was, dat reeds nu een kleine gemeente kon worden gesticht en op tal van plaatsen in de omgeving kampoelan kan worden gehouden. De .Heere wrocht mede en Hem komt de eere toe voor dien gezegenden voortgang. Ook de arbeid door middel van het geschreven woord, in briefwisseling, door verspreiding van lectuur, maar vooral door verbreiding van den Christeljjken Godsdienst door middel van het Javaansche Evangeliesatieblad „Mardi Rahadja" droeg aanvankeljjk reeds niet onbelangrjjk vrucht. Bovendien is er een conventikel van eeoige Javanen, waarbjj de Bjjbel het voorwerp van bespreking uitmaakt en neemt het aantal toe van hen, die belangstellend in het boek der Christenen een antwoord zoeken op de vraag: „Hoe word ik zalig?" Daarop stelde spreker de vraag, of deze arbeid door middel van het gesproken en het geschre ven woord nu genoeg wasen het antwoord daarop kan niet twjjfelachtig luiden. Hjj teekende in schrille kleuren naast de geesteljjke en zedeljjke kwalen ook de lichaams ellende van de Javaansche bevolking. Er bleef een dankbaar werk te doen voor de Zendende kerk en voor alle kerken in ons gewest, die in het Zendingswerk met haar schouder aan schouder staan. De kerken hebben ook te denken aan het woord des Heeren: „Geneest de kranken en zegt tot hen het Koninkrjjk Gods is nabjj u gekomen". Christus zal dan tot Zjjne kerken zeggen„lk ben krank ge weest en gjj hebt mjj bezocht". Spreker hield daarop een zakeljjk en krachtig pleidooi voor instelling van den Medischen Hulpdienst te Magelang. Toen voerde, na een pauze, ds. S. Datema van Delfshaven, het woord over „Gepredikt en geloofd". „Wie heeft onze prediking geloofd Niet alleen wordt het woord der prediking aan genomen niet alleen is het gemengd met ge loof, maar de Apostel wjjst in deze beide woorden„Gepredikt en geloofd, gepredikt onder de heidenen, geloofd in de wereld", op den algemeenen gang, die het kruisevangelie door de wereld genomen heeft. Gepredikt onder de Heidenen. Dit spreekt le. van een zalige verborgenheid, want ook de heidenen zjjn mede-erfgenamen van de goederen des heils. God is ook een God der heidenen. Het getuigt 2e. van een gadeloos voorrecht. Ge nade en troost en zaligheid is ook voor hen, die eertjjds zonder hope en zonder God in de wereld waren. Het geeft ons 3e. een koninkljjk bevelom nu ook den Christus te prediken en alle heidenen bekend te maken met den eenigen Naam. Geloofd in de wereld. Christus is en wordt ook geloofd en zal worden geloofd. Deze juichtoon legt getuigenis af le. van de zegepraal der genade. Van de zjjde der Mooren zullen de ernstige aanbidders komen. De Heilige Geest roept inwendig, krachtdadig, onweder- standeljjk. Het geeft 3e. moed voor den arbeid. De vruchten worden bereids ingezameld en doen zien, dat onze arbeid niet jjdel is. Het wekt 4e. op tot de hope der heerljjkheid die het gepredikte woord door geloof aannemen wor-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1915 | | pagina 2