Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland 29e Jaargang. Vrijdag 14 Mei 1915 No. 20. UIT HET WOORD. Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg. Vaste Medewerkers: 0.0. R. J. v. d. VEEN, J. 0. WIELENGA, F. J. v. d. ENOE, A. 0. C. KOK, J. H. LAMMERTSMA, L. v. LOON, D. POL en F. W. J. WOLF. PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE. VLUCHT, MIJN LIEFSTE! Het prachtige Lied der liederen komt eerst tot zijn recht, wanneer wij bij zijne verklaring, naar nieuwere opvatting, uit gaan van een historischen achtergrond. Israel had een koning begeerd (4 Sam. 8). Die begeerte was niet in volstrekten zin te misbillijken. Nochtans openbaarde er zich een ongeestelijk streven is. Dit doorzag Samuel. Israel was een eenig volk onder de vol keren. God zelf had zich aan hen ver bonden, om hun Koning te zijn. Dit voor bijziende begeerden zij nu een koning, gelijk de andere volkeren. Aardsche groot heid joegen zij na. Toen hun wensch vervuld was, kwam dit voor den dag. De koning trok hun hart van God af. En dit te meer naarmate het koningschap in uiterlijken glans toenam. Allermeest in het schitterende tijdperk van Salomo. Toch was er een kern des volks, die zich niet liet meevoeren. Die geestelijke kern van oud Israel is nu aan het woord in het Hooglied. Sulamith is er de verpersoon lijking van. Salomo met zijn uitwendige pracht zoekt haar aan zich te verbinden, gelijk hij de dochteren Jeruzalems (vertegenwoordig sters van het vleeschelijk gezinde deel des volks) aan zich verbonden heeft. Sulamith weigert echter standvastig. Al haar liefde is voor d haren beminde". Die beminde is een persoon, geheel zon der uitwendige schittering, 'tls een her der van het land (Hfdst. 1 17). Hij treedt in het Hooglied niet naar voren. Sulamith ziet hem slechts in hare visioenen. En wie anders zou nu met dezen »Be- minde" van Sulamith bedoeld worden dan den Messias, de ware Koning Israels, die zijne heerlijkheid niet ontleent aan deze wereld, het ideaal van alle ware vromen onder de Oude Bedeeling, naar Wien Abraham met verheuging verlangd heeft, opdat hij zijnen dag zien zou? Sulamith kan nu nog niet smaken het genot der volle vereeniging met Hem. Er moet nog veel gebeuren voordat het zoover is, voordat een Simeon het Kindeken in de armen zal kunnen nemen, lovende God! Intusschen brandt haar hart van ver langen. »o Dat mijn Liefste tot zijnen hof kwame, en ate zijne edele vruchten Maar zij weet te wachten. Zij weet ook Gods doen goed te keuren. Zij erkent de wijsheid van Gods wegen. Zoolang Gods ure niet is gekomen, dhoudt zij haar ziel stil als een gespeend kind in haar". Yan stilhouden der ziel getuigt het woord, aan het hoofd van deze overden king geplaatst. Even is de DBeminde" verschenen. Hij roept Sulamith toe (8 13)do Gij be woonster der hovende metgezellen merken op uwe stem doe ze Mij hooren (Wan neer we onder die dmetgezellen" de heilige engelen mogen verstaan, valt op dit woord een schoon licht, zoo we het vergelijken met Efeze 3 10). In antwoord hierop spreekt Sulamith d Vlucht mijn liefste en wees gij gelijk een ree, of gelijk een welp der herten naar de bergen der specerijen T Onze Statenvertalers hebben overgezet DKom haastiglijk mijn liefste, en wees Gij op de bergen der specerijen". In de kant- teekening erkennen zij echter zeiven, dat de eigenlijke beteekenis van het in den grondtekst gebezigde woord isvluchten of vlieden. Onder de Dbergen der spece rijen" waarheen de DBeminde" moet vluch ten, hebben wij de hemelen te verstaan, die hier aldus genoemd worden, om met de woorden der kantteekening te spreken, Dten aanzien van de hoogte, de vreugd en vermakelijkheid, die eeuwiglijk zal zijn aan de rechterhand Gods." Het stil verwachten der Oud-Testamen- tische vromen spreekt zich dus in ons motto vers uit van de komst der Beloofden, o Zeker zij reikhalzen naar Zijne ver schijning. In zooverre ligt in het d Vlucht mijn Liefste" het DKom haastiglijkzeer stellig mede opgesloten. Maar er ligt meer in. Sulamith begeert geen ontijdige ver eeniging. Sulamith kan wachten. Zij wil God niet vooruitloopen. Haar wachten is een onderworpen, is een goedkeurend wach ten. Het is een geloovig wachten der liefde, die getrouw is tot den dood. Sulamith wordt in den wachtenstij d beproefd. Sterker. De macht der verzoeking werpt zich op haar. Sulamith openbaart ook haar zwak heid. Maar toch, bezwijken doet ze niet. De onuitroeibare liefde tot Hem, die haar hart heeft gewonnen, liefde sterk als de dood, hard als het graf, als vurige kolen, vlammen des Heeren, door vele wateren niet uit te blusschen, bewaart er haar voor. De Beminde is gekomen. Het was echter nog niet zijn komst voor goed. 't Waren zalige dagen voor Sulamith. Ziet Johannes aan het Avondmaal aanzittende in den schoot van Jezus Maar het duurde slechts kort. Op den Olijfberg kwam er weer scheidingNog was de tijd der onafgebroken vereeniging niet daar. Zoo blijft het d Vlucht mijn liefste van kracht. DVlucht naar de bergen der spe cerijen DVlucht, mijn liefsteInderdaad ner gens schooner, dan in dit woord vindt ge de vertolking van hetgeen daar omging in de harten der elven, als ge hen daar ziet staan, Dhoudende hunne oogen naar den hemel, terwijl Hij henen voer". Noode, zeer noode zagen wij Hem gaan. En toch toch 'twas goed. DVlucht, mijn liefste, naar de bergen der specerijen". De elven weten, 't kon niet anders. Ja, zij weten, 't is tot hun heil. Heeft Hij niet zelf gezegd»Het is u nut, dat Ik wegga?" Hij zal hen ook geene weezen laten. Zij zullen worden aangedaan met kracht uit de hoogte. Ja, Dvlucht mijn liefste!" Gij gaat daar op de Dbergen der specerijen" bij Uwen Vader de belangen behartigen van uw Sulamith, die naar Uwen wijzen Raad nog tijdelijk in het land der vreemdelingschap moet achterblijven. Gij gaat heen om haar plaatse te bereiden, opdat zij straks nadat Gij zult zijn wedergekomen, om haar tot U te nemen, in het huis des Vaders eeu wig aan Uwe zijde moge wezen, als de Bruid, neen als de Vrouw des Lams Intusschen vergeet Gij niet over haar te waken. De dmetgezellen", uwe heilige engelen vertroosten en sterken haar in het strijdperk. Ja, een veel heerlijker en mach tiger Trooster nog is altijd aan haar zijde, die van Zichzelven niet spreekt, maar, U verheerlijkende, het uit het Uwe neemt en het Uwe kerk verkondigt. En niets is haar liever. Niets dat Sula mith meer vertroost in het land der vreem delingschap, dan indachtig gemaakt te worden aan de woorden van haren naar de bergen der specerijen gevluchten Brui degom. Dan doet zij den dmetgezellen® wel hare stem hooren. 't Zijn heimweeklanken, die daar ten hemel opklimmen. In Jezus is mijn zalig lot Verborgen bij mijn God. o Prijst Hem mijn gezangen, Ik blijf Zijn komst verlangen Hij is mijn lust DVlucht, mijn liefste De discipelen keerden weder van den Olijfberg Dmet groote blijdschap I® Blijdschap omdat ze de heerlijkheid des Heeren hadden gezien. Hoe groot moet Jezus in hunne oogen geweest zijn toen zij Hem daar zagen opvaren. Hoe hartelijk zullen zij het Hem ook gegund hebben om nu, na al zijn volbracht werk in te gaan tot Zijne rust. Blijdschap omdat de elven het wisten, dat Jezus in Zijne verhooging even goed werkzaam bleef tot hunne zaligheid, als Hij het geweest was in Zijne vernedering. Blijdschap wegens het uitzicht hun geopend op den Pinksterzegen. En niet het minst blijdschap, in hunne harten gewekt door het vertroostend woord der mannen in witte kleeding DDeze Jezus, die van u opgevaren is in den hemel, zal alzoo wederkomen, gelijkerwijs gij Hem naar den hemel hebt zien henenvaren®. DVlucht, mijn liefste® zóó blijft door de eeuwen heen Christus' kerk haar aan Gods Rechterhand verhoogden Heiland toe roepen. DVlucht, mijn liefsteuw Bruid op aarde weet, dat uw verblijf op de bergen der specerijen nuttig en noodig is. DVlucht, mijn liefste® uw Bruid op aarde is ten volle verzekerd van uw on wankelbare trouw. DVlucht, mijn liefsteOok Sulamith blijft de Uwe, volhardende tot den einde. Vergeef haar, dat zij nog niet is, wat zij éénmaal wezen zal. Straks zult gij haar in volmaaktheid voor u stellen. Dan zal zij u ook volmaakt dienen. Het goede te doen, zooals gij het eischt, en zooals gij het waardig zijt, vindt zij hier nog niet. Maar het willen is toch bij haar, dank zij Uwen Geest, die haar ge willig maakt. Ja Dvlucht mijn liefste!" Maaro kom toch ook haastiglijk. dMijne nieren verlangen zeer in mijnen schoot!" Wij willen niet dwalen in dingen ons te groot en te wonderlijk. Wij weten, Dhet komt ons niet toe te weten de tijden en gelegenheden, die de Vader in zijne eigene macht gesteld heeft." Wij weten, dat bij den Heere zijn duizend jaren als één dag en één dag als duizend jaren. Wij willen wachten in kinderlijke be rusting. Maar, acht gevende op de tee kenen der tijden, is het een wachten vol heimwee. Kok. KERKELIJK LEVEN. Abonnementsprijsfranco aan huis per half jaar 70 cent. Afzonderlijke nummers 3 cent. Advertentieprijs 1—5 regels 80 centiedere regel meer 5 cent Familieberichten 10 cent per regel. UITGA YE YAN DE Adres van de AdministratieA D. L1TTOOIJ Az. Middelburg. Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan den Drukker A. D. LITTOOIJ Az., Middelburg. Kom haastiglijk mijn Liefsteen wees Gij gelijk een ree, of gelijk een welp der herten op de bergen der specerijen. Hooglied 8 14. Vooralt. Op de laatste vergadering der Classis Mid delburg was er een oogenblik, dat een verma kelijken kant had. Er was gesproken over de feestdagen. Of het aan den invloed van wijlen ds. Koelman moet toegeschreven worden, zóu ik niet durven zeggen, maar feit is het, dat de Zeeuwen niet al te veel hechten aan de Chris telijke feestdagen. Daarmede bedoel ik niet, dat zij die dagen geheel onopgemerkt voorbij laten gaan. Zij houden er zelfs van om met Paschen en Pinkster er nog den Dinsdag by te voegen. Maar zij gaan op die dagen niet graag naar de kerk. Zy beschouwen ze meer als vrije dagen, waarop zij eens uit kunnen gaan. Gevolg daarvan is, dat de Gereformeerde kerken niet alle trouw op zulke dagen de kerkdeuren open zetten. Het was dan ook opgevallen, dat som mige onzer kerken, welke vroeger steeds op Goeden Vrijdag des avonds een gemeentelijke samenkomst hielden, daarmede in de laatste jaren waren opgehouden. Dit was de aanleiding dat er op de classis aangedrongan werd om niet verder op dien weg voort te gaan. Zou het niet wenschelijk zijn, zoo werd er gevraagd, dat al de kerken op Walcheren er toe kwamen om voortaan althans op den Goeden Vrijdag één dienst te houden? We kennen allen de beweegredenen, welke voor die wenschelijkheid pleiten en zij, die er voor gevoelden, meenden, dat we van lieverlede achteruit boerden en dit wilden zij niet. Was het niet beter, dat men oprichtte trage handen en slappe knieën en met vasten tred vooruitging en dat wel gemeen schappelijk. Anderen verwezen naar de be palingen, welke de Dordtsche Kerkenordening aangaf en spraken uit, dat de classis niet verder zou gaan. Het was dadelijk te voorzien, dat deze zienswijze de overwinning zou behalen, wat dan ook gebeurde. Het vermakelijke echter in deze bespreking was, dat meermalen het woord „vooruit" ge bezigd werd, zoodat het schijn kreeg, alsof het ging over de vraag, of de kerken vooruit of achteruit moeten gaan. Daar was natuurlijk niets van aan en daarom juist wekte het on willekeurig een goedigen glimlach op. Mij bracht het echter tot nadenken over den hui- digen stand onzer kerken en het gaf me de stof voor enkele artikelen in ons Blad, waar van ik thans, het eerste gedeelte wil geven. Gaan we vooruit of moet er gesproken wor den over verachtering, ziedaar wat mij bezig hield en ik ben me zeer goed bewust, dat het niet zoo gemakkelijk is om daarop een juist en passend antwoord te geven en daarom wil ik de onderscheiden zaken, welke hier bij voor komen onderscheiden onder de oogen zien. In het Maart-nummer van de „Stemmen des Tyds" stond een beschouwing over Gladstone's geschriften, waaruit ik enkel aanhaal het be gin van een opstel „Over geestelijke stroomin gen" „De beddingen, waarin de geestelijke stroomingen zich bewegen, zijn vijf in aantal. Maar deze Pentsjab verschilt van de Ponsjab in de aardrijkskunde, dat zijn niet rivieren die samenkomen, ofschoon voor sommige doelein den en tusschen sommige punten zij of som mige ervan, evenwijdig kunnen loopen. Zij zijn ook niet gelijk aan de Po en zijn zijrivie-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1915 | | pagina 1