door zijn opstanding in al den luister zijner heerlijkheid schittert als de zon, en leeft om Zijn werk te voltooien, al wat in ons is moest gedurig op de vleugelen des ge- beds naar Hem zich spoeden, om van Hem eenen doop te begeeren in den vollen stroom dier zaligheden, die Hij voor zon daren in zijn sterven en verrijzen verwierf. Ja, uw hart gevoelt het wèl, hoe Jezus alleen u alles moest zijnmaar ach, al zijt ge niet geheel van liefde jegens Hem verstoken, wie heeft niet overvloedige reden om zich over zich zelf te bedroeven en zich voor den Heere te verootmoedigen Klaag Hem uw toestand en de medelijdende Hoogepriester zal uw gebrek bedekken en bidt Hem dat Hij u zalve met zijn Geest, opdat gij de kracht Zijner opstan ding meer en meer moogt ervaren en eenmaal met Hem in heerlijkheid moogt geopenbaard worden. Lezer zoo gij wellicht u noch aan Jezus kruis, noch aan Zijn kroon laat gelegen zijn, ontwaak dan en sta op uit de dooden Sta op om van Jezus te begeeren dat Hf in u opsta, dat de morgenster opga in uw hart en den nacht uws doods verdrijve, want ach, welk een dood is uw leven nog en wat zal het zijn, als de ure daar is, dat gij zonder hope de eeuwigheid moet ingaan Ontwaak nog bij tijds. De morgen der verlossing is aangelicht, de zon des heils is opgegaanof zal ook nu Paschen weer voorbijgaan, zonder dat ge u tot Christus en het leven bekeert? Neen, maar laat dit uw begeeren zijn, dat ge door de genade van den overwinnaar des doods, eenmaal in den hemel moogt blin ken als de zon. Vrienden en vriendinnen des Heeren, hoe zwak en zondig gij in u zelve nog zijt vreest niet" eenmaal zullen Engelen u voor Jezus' liefderijk aangezicht verga deren en gij zult het»weest welkom, gij gezegenden mijns Vaders" uit Zijnen mond mogen hooren. Verblijdt u dan met een onuitsprekelijke vreugde in uw Heiland, dien gij liefhebt, ofschoon gij Hem niet ziet en die veel meer u liefheeft met de heiligste liefde en met onwankelbare trouw. En al wordt gij soms bestreden, opziende tegen den jongsten strijd, verlaat u op den Heere, die voor u is dood geweest en die nu in alle eeuwigheid voor u leeft. Hoe menigen steen van bezwarenis heeft Hij u reeds uit den weg geruimd Hoe dikwijls vroegt gij, evenals de vrouwen »wie zal het doen" en zie de Heere had het reeds gedaan. Reeds eer gij riept, had Hij u in Zijn hart geantwoord. Vergeet zulke ondervindingen niet maar troost er u mede en houdt in gedachtenis dat de Heere leeft om voor u te zorgen. Ook in het sterven zal Hij u niet verlaten, maar Hij zal zijn rechterhand op u leggen en door Zijn Geest tot u zeggen vrees niet"Vertrouwt u aan Hem toe. Strijdt onder Zijn banier met koninklijken moed wijd u zelve Hem ten offerverkondigt het, dat in Hem redding en leven is en bidt om met vrijmoedigheid te mogen be tuigen »ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij"Zoo zult ge door zijn liefde, met het oog op dood en graf en opstanding, mogen zingen O blij vooruitzicht, dat mij streelt Ik zal ontwaakt, Zijn lof ontvouwen, Hem in gerechtigheid aanschouwen, Verzadigd van zijn godlijk beeld. F. W. J. Wolf. Uw Familieberichten behooren in de „ZEEUWSCHE KERKBOD E". Zij komen dan onder de oogen van duizenden lezers, die belang stellen in elkanders lief en leed. KERKELIJK LEVM. Hoe het voorheen was Als de Paaschdagen naderen, denk ik steeds aan het dorp Emlichheim in de Graafschap Bentheim. Hoe het komt, weet ik niet, maar het lfkt me altjjd toe, dat daar alles mede werkte om de rechte stemming voor dit schoone leest te wekken. Er heerschte een echt lande lijke stilte, de zon had reeds een grooten in vloed gekregen, de winter was teruggedrongen en het licht straalde in nieuwe glansen over de velden en gaf zelfs aan de heide schoone tinten. De weilanden aan de Vecht kregen de schoone lentekleur, de boomen dreven knoppen en bladeren naar buiten en zelfs aan de stoere eiken was het merkbaar, dat een jong leven heel de natuur bezielde. Sommige heesters bloeiden reeds en pruimen en peren neigden er toe om hun bloesem te toonen. De doodsche stilte van den winter was ook verdwenen. Aller- wege werd het gevogelte levendig en bewegelijk en de zangers onder hen floten vaak vlak voor de ramen. Zoo brak de Goede Vrijdag aan, waarop alle kerken reeds des morgens de deuren ontsloten en weldra kwamen de rijtuigen in groote menigte langs alle wegen aanrollen, welke in 't dorp stilhielden, want heel de bevolking kwam om in de bedehuizen den dood van den Man van Smarte te gedenken. Alle de kerken waren dan ook in elke beurt vol en er lag ernst over aller gelaat. Zelfs de jeugd was op dien dag minder luidruchtig dan op gewone dagen. En na den dienst lag er een plechtige stilte over heel den omtrek. Daarop volgde de stille Zaterdag, en het was duidelijk, dat de zevenweeksche ljjdensprediking niet vruchteloos was geweest. Die eenvoudige en verheven geschiedenis van den Zoon des menschen, die zjjn ziel gegeven had tot een rantsoen voor velen, vervulde nog hoofd en hart en bjjna in elke woning was daarover gesproken. Ouden en jongen hadden met vernieuwde belangstelling den Heiland vergezeld op zijn weg door Gethsemané naar Golgotha en konden zich nog niet losmaken van den Gekruisigde, die zulk een bitteren dood had moeten onder gaan. Die laatste dag der week ging dan ook voorbij onder een stilte, welke weldadig aan deed. Om vier uur in den namiddag begonnen de klokken te luiden ten teeken, dat het volk zich moest voorbereiden op de feestdagen, welke naderden en ofschoon de zuivere tonen steeds tot ons spraken, het kwam ons voor, dat er nooit zoo geluid werd, als op dien Zaterdag. Als het een zonnige dag was zonder wind dan klonk het tot in wijde omgeving en daar lag zulk een opwekking in, dat de meest ongevoelige er door getroffen werd. Onder zulke omstan digheden lichtte dan de Paaschmorgen aan en zij kwamen, mannen en vrouwen, oudeu en jongen, rijken en armen om te luisteren naar den jubelkreet„De Heer is waarlijk opgestaan, en Hp is van Simon gezien". Over heel het dorp lag de glans van de Paaschzon en uit volle borst werd er gezongen „De steen dien door de tempelbouwers, verach telijk was een plaats ontzegd"; en in 't oog van ouden van dagen, zaagt ge iets van den gloed van het onvergankelijke leven. Het leek me eerst wonderlijk toe, dat er ook op den tweeden Paaschdag twee diensten waren, maar de be vreemding week, toen ik de laatste beurt die volle kerk zag. En als ge dien avond in een der buurtschappen kwaarut, dan bleek het, dat er velen waren, die nog eens als de Emmaüsgangers al die dingen bespraken, welke er in Jeruzalem gebeurd waren. Hoe zal liet er nu zijn o Gewis, er zal uitwendig weinig veranderd wezen. De uatuur zal daar ook bezig zijn om haar feestkleed weer aan te trekken en in de bosschen zal het vogelenheir de eerste vreugde uiten. Maar over de bevolking ligt thans het somber floers van den bloedigen krijg. Hoevele gezinnen treuren over een zoon, een naastbe- staande, die frisch en gezond in 't begin van Augustus uittrok, maar gevallen is ver van huis en een graf vond in vreemde aarde. Hier een vader en moeder, die een drietal zonen zagen wegtrekken, flink gebouwde jonge man nen, die met den blos der gezondheid op de wangen en met den gloed der jeugdige levens lust in 't oog, doch van wie ze thans weten of grond tot vreeze hebben, dat zjj nooit meer terugkeeren zullen. Daar een vrouw, omringd van kleine kinderen op wie ze neerziet met een traan in 't oog, omdat haar man, die zoo in nig aan haar en deze kinderen gehecht was, nooit meer zjjn plaats in 't gezin zal innemen. Ook hjj viel voor het vaderland, maar daarin ligt zoo weinig troost. Ginds is een verminkte, die vroeger zoo vlug en zoo gemakkelijk zjjn arbeid verrichtte, maar die voor altijd betreu ren zal het verlies van onmisbare leden des lichaams en nooit meer in de gelegenheid zal zijn om zijn taak op een behoorlijke wijze te vervullen. Elders maar het is genoeg om ons te doen verstaan, dat het leven thans ge heel anders is. Laat de zon op den eersten Zondag vroolijk opgaan, laat de weide groen zijn en de heesters bloeien, laat de vogels hun lentelied zingen, menigeen ziet en hoort het niet, want over hun leven hangt een donkere wolk en in hun hart bloedt een pijnlijke wonde. Een zegen zal het zjjn, indien het paaschevan- gelie tot hen doordringt, de bljjmare dat er een onvergankelijk leven aan 't licht gebracht is, want dan ja zijn zij nog wel droevig, maar niet als zij, die geen hoop hebben. Dan weten zjj, dat Jezus allen wederbrengen zal, die in Hem ontsliepen, dan zien zjj over de graven heen naar den morgen, wa>rop geen nacht meer zal volgen. Voor hen zal de treurigheid des harten een winst brengen, wijl zjj van nu aan nog beter dan voorheen verstaan zullen, dat dit leven slechts een damp is, maar dat hun wacht een onverderfelijke, onverwelkeljjke en onbevlekkeljjke erfenis, welke in de hemelen bewaard wordt. Zouden we niet bidden, dat de Heere deze vertroosting doe inkeeren tot zoovele harten, welke nu door droefenis overwonnen zjjn Hoe moet het voor ons zijn? Is het niet wonderlijk, dat terwjjl de wreede oorlog bljjft woeden in zoovele landen, ons volk tot dusver verschoond bleef? We gaan de paaschdagen tegemoet zonder den zwaren last, waaronder zoovelen gebogen gaan. De bange zorg, welke somberheid over andere volken legt, kennen we niet. Ligt het aan onze waardigheid en deugd De vraag stellen is haar beantwoorden. Ons volksleven toch geeft waarljjk geen oorzaak tot roem. Veeleer tot diepe vernedering en tot waar schuldbesef. Wenscheljjk zou het zjjn, indien deze steen op veler hart mocht liggen, want op den derden morgen is het gebleken, dat de Christus eiken steen wegwentelen kan. Hij is de opstanding en het leven en Hjj komt ook nu tot allen, die Hem liefhebben, die naar Zjjn gemeenschap verlangen en die treuren over Zjjn afwezigheid Geen onzer heeft ooit een Paaschfeest beleefd onder zoo ernstige omstandigheden als thans het geval is. De machtigste rjjken wankelen, de meest hechte tronen worden bedreigd, en we zien nergens een plek, waar de veiligheid ons gewaarborgd is. Als er ooit een dag was om het helder te verstaan en om het met het gansche hart te gelooven, dat de steen door de bouwers verworpen tot een Hoeksteen gelegd is, waarop de gemeente en elk geloovige ge heel rusten kan, dan is dit tegenwoordig wel het geval. Geen vreugde is bestendig, dan alleen deze, welke we ontvangen uit de vol heid van Hem, die dood geweest is, maar leeft tot in eeuwigheid. Bouma. Het Kerkelijk gezang. XII. De kerkeljjk op onwettige wjjze ingevoerde nieuwe psalmberijming van het einde der 18e eeuw nam in haar bundel ook op een twaalftal Gezangen. Men stoorde zich niet aan de be paling der Dordsche Synode van 161819, uit gedrukt in art. 69 van hare Kerkenordening. Deze laatste toch noemde slechts een zevental met name, terwjjl 'tgezang: „o Goddie ovize Vader zyjtv ook bekend als Bedezang voor de Predikatie „in de vrjjheid der Kerken gesteld werd om 't zelve te gebruiken of na te laten". Aan de te Dordt genoemde Gezangen werden toegevoegd le. de Morgenzangafkomstig van Six van Chandelier opgenomen door Ghjjsen in zjjn psalmboek en door de commissie van 1773 in den nieuwen bundel geplaatst. 2e. de Avondzangeen lied dat afkomstig is van den Kerkvader Ambrosius Ghristequi lux es et dies(d i. Christus, die het Licht zjjt en de Dag), eveneens door Ghjjsen in zjjn bundel opgenomen en door de nieuwe berjjmers over genomen. 3e. de Bedezang voor het Eten. 4e. de Dankzegging na het Eten. Ook deze beide liederen werden uit den bundel van Ghjjsen overgenomen. Voorts vinden we in verschillende uitgaven van onze psalmberijming nog een lied afge drukt onder den titel„Eigen geschrift van David", wat niet door de commissie van „Be rjjmers" opgenomen werd onder de „Gezangen", maar door latere drukkers-uitgevers als een soort bladvulling opgenomen is, omdat dit lied toch eenmaal onder het volk zoo algemeene bekendheid had verkregen. Tegen het in Kerkeljjk gebruik nemen van deze Gezangen achter de nieuwe Psalmberijming zjjn geen bezwaren ingebracht. Voor onze Ge reformeerde Kerken bestaat het bezwaar van op onwettige Kerkelijke wjjze ingevoerd te zjjn ook niet meer. Onze Generale Synode heeft ze goedgekeurd. De Utrechtsche Synode van 1905 heeft in hare herziene Kerkenorde eene uitbreiding gegeven aan het aantal Gezangen genoemd door de Dordtsche Synode van 161819Morgenzang, Avondzang en Bedezang voor de Predicatie behooren thans in onze Gereformeerde Kerken ook tot de Kerkeljjk ingevoerde gezangen. En met nadruk maken we er dan nog eens opmerk zaam op, dat deze laatste drie liederen geen be rijmingen zijn van gedeelten uit de Heilige Schrift, zooals de Tien Geboden, het Onze Vader en de drie Lofzangen, maar geheel vrije liederen. En komen daarin niet verscheidene verzen voor, die wjj als saamvergaderde gemeente vaak met stichting op de lippen nemen. Bijvoorbeeld, Morgenzang vs. 5 „Verlicht ons hart, dat duister is Wil ons, naar Uw getuigenis, Doen vlieden alle kwade paan En jjv'rig in Uw wegen gaan," of de welbekende bede tot Christus uit den Avondzang „Houd ons gemoed voor U bereid, Opdat het bljj Uw komst verbeid', Daar 'tin een stil vertrouwen leeft, Dat Gjj ons onze schuld vergeeft." Het is een van de weinige keeren, dat wjj in ons Kerkeljjk gezang als Gereformeerden ons eens met hart en mond tot onzen verheerlijkten Heiland mogen wenden. En het meest bekend en meest geliefd. is wel dat overschoone slotvers „o Vader, dat Uw liefd' ons blijk; o Zoon, maak ons Uw beeld geljjk o Geest, zend Uwen troost ons neer Drieëenig GodU zjj al d'eer". Als de Dienaar des Woords zulke verzen op geeft te zingen, heft heel de gemeente ze van harte aan. 't Is niet minder tot verheerlijking van God dan wanneer een berijmden psalm I wordt gezongen. En 't is ook niet minder tot j onderlinge stichting dan wanneer één der rijm psalmen wordt aangeheven. Welk gemeentelid, dat niet bekrompen en niet bevooroordeeld is, voelt er nu eenig onderscheid De Utrechtsche Synode van 1905 nam in art. 69 van hare kerkenorde niet op als voor kerkelijk gebruik dienendede Bedezang voor het eten en de Dankzegging na het eten. Waarom niet? Waarschjjnljjk heeft de gedachte voorgezeten, dat deze liederen meer passend zjjn bjj het ge bruik van den maaltijd, dan in den kring van het huisgezin. Kerkeljjk gejjkt zjjn ze bjj ons I dan ook niet. Toch worden ze wel in de bjj- I eenkomsten der gemeente gebruikt en zonder eenig bezwaar of protest aangeheven. Ze bieden den Dienaar des Woords eene aangename af- I wisseling voor het zingen op Dank- en Bede- I dagen, alsmede bjj de verklaring van de 50ste Zondagsafdeeling van den Heidelberger. De inhoud van die beide liederen is ook zuiver Schriftuurlijk. In tal van gezinnen wor den ze dageljjks gebruikt als formuliergebeden vóór en na den maaltjjd. Stichterljjker zou het nog zjjn als in zulke gezinnen een vrij gebed gedaan werd voor ieder maal, en het gezin met of zonder orgelbegeleiding daarna gezamenlijk deze schoone verzen zong, waarvan bovendien de melodiën treffend mooi zjjn. Die beide liederen hebben een eeuwenoud burgerrecht onder ons volk verkregen, omdat ze ook al gevonden werden in het psalmboek van Datheen. Toch zjjn ze voor kerkeljjk ge bruik niet geschikt geacht door onze hoogste Synode van voor nu tien jaar. Ineensmelting Langzaam aan verdwijnen de A's en B's uit de ljjst onzer Gereformeerde Kerken. Amers foort deed ons nu weer hooren„De scheids muren zjjn gevallen". Dat stemt alle rechtge aarde broeders en zusters tot vreugde en dankbaarheid. En als wjj uit andere provinciën hooren, dat daar zoo nu en dan weer eens kerken tot samensmelting komen, bljjft bjj ons de verzuchting: „Och! dat het ook in Middel burg daartoe spoedig kwameKan het voor beeld van „de Bruid der Eem", zooals Vondel Amersfoort doopte, Middelburgs Gereformeer den niet tot jaloerschheid verwekken Moeten alle andere kerken voorgaan, eer uit onze Zeeuwsche Residentie de A, B, C-Kerken ver dwijnen In een killen hoek bljjft de sneeuw lang liggen. Voor de warme zonnestralen smelt ze weg. Het schjjnt op kerkeljjk gebied, dat de Middelburgsche Kerken liggen in een killen hoek, waar de koesterende zonnestralen der broederlijke liefde niet doordringen, en vandaar dat de bezwaren en oneffenheden nog niet weg gesmolten zjjn als sneeuw voor de zon. Moge er door de broeders en zusters in Middelburg worden gebeden om zichtbare een heid. De onzichtbare is er Gode zjj dank. En worde bjj het gebed gevoegd de daadhet zoeken van elkaar en arbeiden tot ineensmel ting. Daar zal Gods Zegen op rusten. En van Middelburgs Kerk zal meer nog dan tot op heden krachtige invloed kunnen uitgaau. Het voorbeeld van Amersfoort prikkele. De bevolking van die stad had van ouds den naam een krachtig volk te zjjn, moeieljjk te behandelen en onbuigbaar, waarvan het rjjmpje Eegt Amersfoort was een kamp vol stieren, Kejjser noch Koning kost daar regiereu, Maar toen Meester van Rossum kwam, Die maakte van eiken stier een lam. Als ze iets wilden, dan gebeurde het. Ze braken wel een poort af, om de „Amers- foortsche Kei" binnen de wallen te brengen als een monument van de stoere kracht der inwoners. Dat is „bergen verzetten". En die wilskracht is thans ook betoond door de Gereformeerden in Amersfoort. Ze hebben gewild, en daarom gekunnen. De Zeeuwsche broeders zjjn niet minder stoer. Ze kunnen ook, als ze maar willen ineensmel ten. Alle geopperde bezwaren ontspruiten uit den vooropgeschoven onwil, en die onwil is geen welriekend kruid op een heiligen bodem, maar een stinkend onkruid, dat er niet thuishoort. Mogen de andere kerken van Zeeland dat ljjdeljjk bljjven aanzien? Neen, ze hebben Middelburgs Kerken toe te roepen: „Broeders, laat de goede tjjd voor u niet voorbijgaan. Prikkele Amersfoorts voorbeeld u nu tot na volging. Het jjzer gesmeed, terwjjl het heet is. Anders kon op u wel eens van toepassing worden de spreuk, dat het hard is de verzenen tegen de prikkels te slaan." Er moet een voortdurende vriendelijke en ernstige aandrang geoefend worden van al onze Zeeuwsche kerken op het broederhart der Mid delburgers, dat zjj toch niet gedeeld naast elkander bljjven voortleven. God geve, dat zulk een appèl op het broederhart gehoor vinde, en de bljjde mare spoedig van uit onze pro vincie Neerland moge ingaan De scheidsmuren in Middelburg zjjn gevallen. Ai ziet, hoe goed hoe liefeljjk is het dat zonen van 't zelfde huis als broeders samenwonen. Het kanals men maar wil. Zjj er bjj onze Zeeuwsche kerken ook gebed, dat de Heere de harten der broederen tot elkander neige. Kerkhof. ZENDING. Zendingsdag. Op den derden Pinksterdag zal dit jaar D.Y. weer een Zendingsdag gehouden worden van wege de classis Middelburg op „Valkenisse* onder de gemeente Biggekerke. Kerkhof. Het gebed in de consistorie. In onze Gereformeerde kerken bestaat de ge woonte, dat voor den aanvang van den dienst des Woords namens den kerkeraad door een van de ouderlingen een gebed wordt gedaan, met het oog op de samenkomst van de gemeente. Meermalen werd de vraag gedaan, of zulk een gebed niet overtollig ware en niet gevoe=

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1915 | | pagina 2