Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
29e Jaargang.
Vrijdag 19 Maart 1915
No. 12,
Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg.
Vaste Medewerkers: D.D. R. J. v. d. VEEN, J. 0. WIELENGA, CHR. BRUINS, F. J. v. d. ENDE, A. D. C. KOK, J. H. LAMMERTSMA, L. v. LOON, 0. POL en F. W. J. WOLF.
Abonnementsprijsfranco aan huis per half jaar 70 cent.
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE.
Adres van de AdministratieA D. LITTOOIJ Az.
Middelburg.
UIT HET WOORD.
IETS OVER JEZUS' LIJDEN EN
STERVEN.
III.
Nooit kunnen we hoog genoeg opgeven
van het gelukdat de dienst des Heeren
geeft. Al moet de Christen ook veel aardsche
voorrechten ontberen, al wordt hij nog zoo
gedrukt en verdrukt, al voert zijn weg door
duizend nooden heen, al gaat zijn pad door
den dood, hij blijft onder alles onuitspre
kelijk rijk. Ik wil daarmee niet zeggen,
dat hij ook metterdaad altijd vergenoegd
blijft, als het tegenloopt, en dat hij dan
altijd gedachtig is aan zijn rijkdom en in
heilig verblijden zijn lot zonder murmu-
reeren draagt. Neen, de Christen klaagt
en jammert dikwijls reeds bij de minste
kleinigheid, die hem in den weg komt. Doch
recht en reden er toe heeft hij niet. Inte
gendeel, wat hij heeft in zijn God, geeft
hem recht in geloof te roemen met II aba-
kuk»alhoewel de vijgeboom niet bloeien
zal en er geen vrucht aan den wijnstok zijn
zal, dat het werk des olijfbooms liegen zal,
en de velden geen spijs voortbrengen, dat
men de kudde uit de kooi afscheuren zal
en dat er geen rund in de stallingen wezen
zal, zoo zal ik nochtans van vreugde op
springen".
Christenen hebben veelal te kleine ge
dachten van den schat, die hun ten deel
viel in het kindschap Gods. Een probaat
middel tegen die kwaal nu wijst Petrus aan.
Dat middel is het denken aan den losprijs.
Het narekenen van de grootte van den los
prijs zal betere waardeering brengen van
't geen men, geloovende in Jezus, verkrijgt.
Een gewezen slaaf, die vrij man werd
ten prijze van een hooge som, komt, ver
onderstel dat eens, later altijd meer tot de
ontdekking, hoeveel zijn vrijkoop kostte en
hoe moeilijk het was, dien door te zetten.
Zal een verworven vrijheid hem nu niet
des te kostbaarder worden en zal hij zijn
losser niet des te erkentelijker zijn Zoo
is 't ook met ons, die gelooven. Wetende,
dat we niet met goud of zilver maar met
het dierbaar bloed van Jezus Christus, Gods
Zoon, slechts konden worden vrijgemaakt,
zullen we juister en hooger taxeeren't ge-
nadegoed, dat ons gewerd, en meerdere
vrucht van dankzegging voortbrengen.
Wat met Jezus' bloed werd gekocht, zul
len Gods kinderen eerst recht begrijpen,
als de volheid des rijks zal zijn ingegaan,
en de nieuwe hemel en de nieuwe aarde
er zullen zijn, als wij in het bezit zullen
zijn der volle erfenis.
Hier kunnen de geloovigen alleen uit
de verte benaderenhoe groot de volle
heerlijkheid der vrijheid, waarvoor Chris
tus zich gaf in den dood, eigenlijk wel is.
En het allerbest kunnen ze nagaan, hoe
uitnemend groot ze is, wanneer ze die af
meten naar den prijs, die ervoor betaald is.
Tenminste als de prijs, de betaalde prijs
overeenkomt met de waarde van wat Jezus
er voor ontving. En hieraan is nu juist
geen twijfel mogelijk. Menschen mogen
Jezus' bloed niet met al achten. God de
Heere zal anders denken over 't bloed
van Zijn eigen Zaad. 't Zal dierbaar zijn
in Zijn oog. Christus wist ook, wat hij
met Zijn lijden en sterven kocht. Hij be
taalde niet te veel en Hij ontving niet te
weinig voor hetgeen Hij betaalde. Prijs
en koop komen hier volmaakt met elkaar
overeen.
Dit laatste is niet altijd het geval in
den handel, die door menschen onderling
gedreven wordt. De koopsom dekt daar
niet immer de waarde. De 30 zilverlingen,
Judas aangeboden, waren een mager loontje,
vooral moesten ze dat zijn in de oogen
van een gierigaard, als Judas was, die toch
wel wist, hoe weinig hij met dat kleine
bedrag beginnen kon. En dan voorzoo'n
buit, als de Farizeën aan Jezus hadden
De overpriesters gaven niet veel voor Jezus.
Dikwijls geven de menschen veel uit voor
dingen, die van niet of weinig nut zijn
en hebben ze weinig over, voor hetgeen
veel waard is. Algemeen ziet men in de
wereld een onwaarachtige schatting der
dingen. Die is er ook weer door de zonde.
De zonde werkt verblindend, zoodat de
menschen niet goed meer zien en onder
scheiden. De leugen heeft hen zoo in
hare macht, dat ze alles verkeerd bezien
en alles onderschatten of overschatten.
En dientengevolge staan op de mensche-
lijke wereldmarkt de hoogste en ideaalste
waarden aangeteekend met de laagste
koersen en de vergankelijke en minst be-
teekenende met buitensporig hooge. Wat
rekent de zondaar b.v. met de eere Gods.
Hij heeft daarvoor niets over. Wat geeft
men om het recht Gods en wat geeft men
om het eeuwige leven. De zondige mensch
geeft geld uit voor hetgeen geen brood is
en zijn arbeid voor hetgeen niet verzadi
gen kan. Wat ons betreft, zal 't maar
het beste zijn, er naar te staan, dat we
de dingen waardeeren naar ze in waarheid
verdienen. Dit leert ons het geloof. Het
geloof brengt de ware levens- en wereld
beschouwing aan en leert ons dan met
name het allerhoogste schatten, wat het
allerhoogste is. En dat geloof leert ons
ook verstaan, dat het bij het schatten der
dingen door den God der waarheid anders
toegaat dan onder menschen. Het name
loos lijden en de gewelddadige dood van
Christus, het onbevlekt en onstraffelijk
Lam Gods, is een hooge prijs. We kunnen
er op aan, Christus betaalde zoo hoogen
prijs niet voor niets. Met het aangebrachte
rantsoen zal hier gelijkwaardig zijn het
daardoor verworven goed. En zoo kunnen
we eenigszins nagaan, hoe groot het goed
wel is, dat Gods Zoon kocht niet met goud
of zilver, maar met Zijn heilig hartebloed.
't Woordeken dierbaardat de apostel
plaatst voor het bloed van Christus en dat
alle geloovigen daar ook vóór zetten, zet
de wereld der zonde vóór geld, vóór zilver
en goud. Het dierbare geld is daar alles.
Het boven alles dierbaar achten van het
geld kenmerkt, dit zij terloops opgemerkt,
bij uitstek vooral de laatste tijden. De
negentiende eeuw was een echt materia
listische eeuw en de groote oorlog, waarop
die eeuw uitliep, is een echt materialis
tische oorlog, dat geeft ieder toe en wien
kan 't verwonderen Het dierbare goud
en zilver zit er achter, dat de handels-
menschen rijk moet maken. En honderd
duizenden menschenlevens worden daar
voor ten offer geëischt. Meer dan ooit
zien we thans, dat geld niet verlost van
de zonde, maar eerder de banden der
zonde vaster toetrekt.
Maar Gode zij dank, daar zijn ook nog
menschen, die hoogere dingen kennen dan
de dingen, die betaald worden met klin
kende munt. Voor wie de wet van Gods
mond meer waard is dan duizenden van
goud en van zilver. En die nergens iets
kostbaarders kunnen ontdekken dan het
bloed van het onbevlekt en onstraffelijk
Godslam.
Als er goud of zilver noodig was, om
uit de ijdele wandeling der zonde verlost
te worden, dan nog zouden er honderden
zijn, die zelfs hun koper daarvoor niet over
hadden. Men offerde dan nog eerder zijn
geld, om in de zonde te kunnen blijven.
Er zijn slaven geweest, die zoo verslaafd
waren geworden, dat ze de slavernij be
geerden boven de vrijheid. En in den
slavendienst der zonde is dit een algemeen
voorkomend feit. Nog dierbaarder dan goud
en zilver is den zondaar de zonde zelf.
Daarom is hier noodig een losprijs, die
van de zonde bevrijdt. En dien losprijs
bracht en brengt geen wereld aan, die zelf
in de zonde ligt. Wat hier betaald moet
worden is onbetaalbaar hoog 't bloed van
een onbevlekt lam. Onschatbaar is de los
prijs, waarmee Jezus Zijn volk kocht. On
schatbaar is het goed, dat Hij met Zijn
dierbaar bloed voor hen verwierf. Geen
wereld van goud weegt er tegen op in
waarde.
F. J. VAN DEN ENDE.
Eenige uren als zendeling onder de Moham
medanen in Elberfeld.
Afzonderlijke nummers 3 cent.
Advertentieprijs 1—5 regels 30 centiedere regel meer 5 cent
Familieberichten 10 cent per regel.
UITGAVE VAN DE
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan den Drukker A. D.
LITTOOIJ Az., Middelburg.
Wetende, dat gy niet door ver
gankelijke dingen, zilver of goud,
verlost zijt uit uw ijdele wandeling,
die u van de vaderen overgeleverd
is, maar door het dierbaar bloed van
Christusals van een onbestraffelijk
en onbevlekt lam.
1 Petr. 1 s IS, 19.
KEBKELIJK LEVEJI.
Professor Jiiger van Embden deelt in „Der
Grensbote" iets mede, wat voor onze lezers ook
niet van belang ontbloot is. Wy zyn zoo vry
om de hoofdzaken weer te geven zonder ons
te binden aan een woordelijke vertaling.
Tot den predikant van Langeveld kwam het
verzoek om drie Mohammedanen te bezoeken.
Deze bevonden zich in het stedelijke ziekenhuis
van Elberfeld. Zü waren gewond en als krijgs
gevangenen naar Duitschland gebracht. Zij
spraken alleen het Arabisch. Met genoegen gaf
de genoemde predikant gehoor aan de uitnoo-
diging, ofschoon hjj zich bezorgd maakte, dat
hij waarschijnlijk hen niet zou kunnen verstaan.
Deze lieden toch kwamen uit Noord-Afrika en
het dialect, dat daar gesproken wordt, verschilt
veel van dat, 't welk in Palestina gebruikt wordt,
en het laatste was hem alleen bekend. Een
zwakke hoop leefde evenwel in hem op, wijl hij
zich voorstelde, dat zy lezen en schrijven kon
den. In dit geval was er geen onoverkomelijk
bezwaar, daar de geschreven taal overal gelijk is.
De predikant Richter van het missionshaus
leidde hem naar het ziekenhuis en bracht hem
op de zaal, waar de drie mannen zich bevonden.
Ik wenschte wel, zoo schreef Thino, dat alle
lezers eens de vreugde hadden kunnen zien,
welke zich op het gelaat dezer drie Arabieren
afspiegelde, toen ik hen in hun moedertaal be
groette Ik vertelde hun, hoe ik aan de kennis
der Arabische taal gekomen was, ondervroeg
hen naar hun welstand en hoe het hun hier
beviel. Zij werden uiterst spraakzaam, toonden
mij hun wonden en spraken zoo, dat het my
met groote inspanning gelukte het wezenlijke
te verstaan. Zij verklaarden het steeds weder,
dat zjj nimmer in hun leven tegen de Duitschers
iets gehad hadden, maar door de Franschen
gedwongen waren tegen ons te strijden. Ik
maakte hun duidelijk, dat wij ook niets tegen
de Arabieren hadden, want wij waren vriende
lijke lieden en beminden alle menschen. Daarbij
maakte ik een gebaar, welk aanduidde, dat wij
het liefst alle menschen in de armen zouden
willen insluiten. Zij werden immer levendiger,
lachten en verheugden zich en zelfs een hunner,
die wekenlang geen woord gesproken had, richtte
zich op en lachte met zijn gansche hart en
verblijdde zich als een kind. Alle drie ver
telden, dat zij niet getrouwd waren twee hun
ner waren grondwerkers, en de derde, verreweg
de meest ontwikkelde, koetsier. De een was
reeds tien jaar soldaat, de andere acht.
Daarop vroeg ik hun, of zij ook lezen en
schrijven konden. Zij gaven een ontkennend
antwoord, maar zij beweerden, dat zy het wel
zouden kunnen verstaan, wanneer iemand hun
uit eenig boek voorlezen kon, want zy hadden
den Koran leeren kennen welke tóch in goed
arabisch geschreven was. Ik citeerde bekende
plaatsen uit dit boek en zy namen het over
en vervolgden. Nu kon ik tot myn doel komen.
Ik zeide, dat ik hun iets uit myn arabisch
testament van Jezus wilde voorlozen. Zy von
den het goed en de eene zeide Jomel Achad".
Dat beteekent Zondag. Hy wilde daarmede
te kennen geven, dat is het boek waaruit gij
's Zondags leest. Daarna las ik met krachtige
stem de heerlijke geschiedenis van de opstan
ding van Lazarus. Met welk een aandacht
volgden zy deze geschiedenis. Alle zeldzame
uitdrukkingen zetten zy over in hun eigen
dialect en riepen het elkander toe, opdat zy
het goed verstaan mochten. Als ik hun vroeg,
hoe hun de geschiedenis beviel, zeiden zy
schoon, en steeds wederzeer schoon, terwijl
zy alle uitdrukkingen welke dit denkbeeld
weergeven en daaraan is de arabische taal ryk,
op de geschiedenis toepasten. De een, om zich
voor de Duitschers, die er om heen stonden,
duidelijk te maken, kuste myn boek. Als ik
hun verzekerde, dat ik terug komen en nog
lezen zou, zeiden zy zoo God wil, zoo God
wil. Ik nam my voor hun dan de lijdensge
schiedenis voor te lezen, opdat zy althans een
maal in hun leven voor het beeld van den met
doornen Gekroonden te staan kwamen. En
zou dit Beeld hen dan niet ontroeren.
Ik ging naar huis met het gevoel, dat het
toch iets heerlijks is aan een mensch voor 't
eerst een indruk te kunnen geven van wat ons
zalig maken kan voor tyd en eeuwigheid, en
hoe schoon het zou zyn, aan alle Mohamme
danen, die nu tegen hun wil in ons land gasten
zyn te prediken het evangelie, dat het hart
gelukkig kan maken, opdat zy het allerbeste
leeren kennen, wat we hier in ons land hebben.
Zy hebben het zoo noodig want het Moham
medanisme laat met al zyn voorschriften het
hart ten eenenmale ledig.
Na een week bezocht ik hun ten tweeden
male en las hun de lijdensgeschiedenis vol
gens Johannes voor. Zy volgden ook ditmaal
het gelezene met zichtbare belangstelling.
Wyl hun wonden reeds geheeld waren, was
het twijfelachtig, of ik hun ten derden male
nog in Elberfeld zou aantreffen.
Des te meer betreurde ik het, dat ik hun
niet een arabisch testament of althans een deel
daarvan geven k m. Want zelfs, wanneer men
ze my vriendelijk ter hand wilde stellen, zou
het doelloos geweest zyn wyl zy analphabeten
waren. Hier wordt het opnieuw duidelyk.dat
de missie niet zonder scholen kan. De zending
kan zonder scholen niet komen, waar zy wil
wezen, want zy begeert ieder enkele mar de
Heilfontein te voeren, opdat hy in de gelegen
heid zy zelf het water des levens daaruit te
scheppen. Eerst dan is de zending geslaagd,
als zy aan een volk, dat lezen geleerd heeft,
den Bybel in hun eigen taal in handen kan
geven. Bouma.