Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
29e Jaargang.
Vrijdag 12 Maart 1915.
No. 11
UIT HET WOORD.
Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg.
Vaste MedewerkersD.D. R. J. v. d. VEEN, J. D. WIELENGA, CHR. BRÜINS, F. J. v. d. ENOE, A. 0. C. KOK, J. D. LAMMERT8MA, L. v. LOON, D. POL en F. W. J. WOLF.
PERSVEREEN1GING ZEEUWSCHE KERKBODE.
Adres van de AdministratieA 1). LITTOOIJ Az.
Middelburg.
IETS OVER JEZUS' LIJDEN.
II.
't Gebeurt, dat menschen duur verkregen
goederen bezitten en genieten zonder te
bedenken voor welken prijs die goederen
werden gekocht. Zoo b.v. zijn ze er bij
honderdtallen menschen, die Nederlander
zijn en de voorrechten, de vrijheden en
den vrede smaken, welke het Nederlan
derschap thans meebrengt, maar die ver
geten zijn of niet weten, hoe duur die
vrijheid en die vrede vroeger zijn betaald,
hoeveel bloed en tranen er voor zijn ge
stort en met hoeveel moeite ze gehand
haafd werden en nog worden. Zulke lie
den zien natuurlijk ook leger en vloot als
een overbodig, nutteloos iets aan en mee-
nen, dat de regeering beide al lang had
moeten afschalïen en zij zeiven zouden,
als 't aan hen stond, geen man en geen
cent daarvoor beschikbaar stellen. Mis
schien is een gedeelte van hen in de laatste
zeven maanden, die wij beleefden, er iets
van gaan beseffen, welke zware offers de
genoten nationale zelfstandigheid eenmaal
heeft gekost en nog blijft eischen. Maar
nog immer zijn er velen, die daarvoor
blind zijn. Ze verblijden zich in de vrij
heid en den vrede, en ze maken er ge
bruik van, maar ze genieten ze als dingen,
waarvan ze den koopprijs niet kennen.
Om een ander voorbeeld te noemenhet
kind, dat bij zijne ouders aan tafel zit,
eet het brood, dat het door vader en
moeder werd voorgezet en het laat het
zich smaken, maar het weet niet, hoe dit
brood in het zweet des aanschijns werd
verworven en hoeveel zorgen van den vader
werden gevergd, eer dat eenmaal kon
worden aangericht. En laat nu vader aan
dat kind een en ander vertellen van zijn
moeitevollen arbeid, dat kind hoort het
aan, doch wat vader zegt is grootendeels
voor het kind orakeltaal, het begrijpt niet
veel van de beslommeringen, die doorge
maakt zijn voor het genuttigde brood.
Eerst later krijgt het daarvan begrip.
Thans eet het dat brood, zonder te weten,
hoeveel het kostte. Iets dergelijks nu zien
we bij de discipelen des Heeren vóór Zijn
kruisdood. Zij behoorden Jezus toe, ze
verkeerden dagelijks met den Vorst des
eeuwigen levens, ze genoten de vrijheid
der kinderen Gods, ze waren door den
Zoon vrijgemaakt, maar ze kenden den
losprijs nog niet. En als de Heiland hun
daarover spreekt, dan hooren zij het aan,
maar zij verstaan het niet en het is voor
hen althans nog in zooverre verborgen
heid, dat ze het niet begrijpen.
In onze dagen en onze omgeving zien
we nog al eens het omgekeerde van wat
we bij de discipelen vinden. Zij hadden
zich vóór alles aan Christus overgegeven.
Zij waren van Jezus en wistendat ze Hem
toebehoorden en waren besloten bij Hem
te blijven. Maar ze wisten niet dat Christus'
bloed de losprijs was, die voor hun vrij
koop betaald moest worden. Vrijgekochten
des Heeren waren ze en wisten ze zich,
maar ze wisten nog niet, wat het Jezus
kostteom hen te hebben als de Zijnen.
Thans zijn er velen, die wel weten, waarom
Christus leed en stierf, en Zijn dood o zoo
goed begrijpen, maar die nog niet tot het
besluit kwamen om zich onvoorwaardelijk
aan Hem toe te betrouwen en nog niet
weten of ze Hem zullen verkiezen of niet.
Dat laatste nu is veel erger dan het eerste.
In het eerste geval komt, hoe dan ook,
alles terecht. Wat echter te zeggen van
het laatste gevalwat moet terecht komen
van iemand, die alles begrijpt, maar niet
gelooft. Mij dunkt het is veiliger Hem
geloovig te zoeken en te volgen, al staat
men nog voor vele vragen, dan volkomen
op de hoogte te zijn, maar Hem te ver
werpen.
Nochtans, 't is onbegrijpelijk en in elk
geval onraadzaam, als men Jezus toebe
hoort, niet op Zijn lijden in te gaan, om
tot het rechte inzicht daarvan te geraken.
Al wie des Heeren is, moet ook weten,
hoe hij dat zoo kon worden. En nu God
de Heere ons dit bekend gemaakt heeft
in Zijn Woord, mag dit thans voor ons
ook niet verborgen blijven, alzoo dat we
het niet zouden begrijpen". Wie van
Jezus is, moet den koopprijs kennen en
moet daarom ook altijd weer bedenken,
wat Gods lieve Zoon moest doen en dragen,
om hem te kunnen lossen, moet Jezus
volgen in Zijn diepe vernedering. Want
hoe duurder iets is, hoe meer 't gewaar
deerd wordt, als we 't hebben. Hoe meer
't gekost heeft, wat in ons bezit is, hoe
meer we 't op prijs zullen stellen. Hoe
beter we daarom in Jezus' zoenlijden de
betaling zien van den hoogen, vollen los
prijs, hoe krachtiger we den liefdeband
zuilen voelen, die ons aan Hem bindt.
Dan zullen we ook beter verstaan, dat we
geheel gekocht zijn, omdat alles betaald is,
dat we dus ook geheel Godes zijn en in
niets meer van ons zeiven. Daarom zegt
de apostelGij zijt duur gekocht, zoo
verheerlijkt dan God in uw lichaam en in
uwen geest, welke Godes zijn.
Bovendien, als we dat lijden en de reden
van dat lijden goed zien en het weten
»Ja, ik kost Hem die slagen,
Die smarten en dien hoon
Ik deed dat kleed Hem dragen,
Dat riet, die doornenkroon,
Ik sloeg Hem al die wonden,
dan zal het beter kennen van dat lijden
ook de zonde voor ons hatelijker maken.
En eindelijk, 't is voor ieder zondaar
noodig, te gedenken aan het lijden van
Christus, want ieder zondaar, hoe diep
gezonken ook, kan aan dat lijden zien,
dat er geen zonde en geen schuld is on
der de menschen, zoo groot, of de prijs,
die Jezus betaalde, weegt er tegen op.
Een Christen moet weten, wat het den
Borg Jezus gekost heeft om hem tot Zijn
eigendom te maken. Wat het Jezus ge
kost heeft, zeg ik. En ik moet dat met
nadruk herhalen. Want het komt nog
al veel voor, dat Christenen de gevaarlijke
neiging vertoonen, om meer te letten op
wat zij zelf doorworstelden, eer het bij
hen kwam tot welbewust geloof, dan op
wat het Christus kostte, om voor hen te
voldoen. Ook dat eerste, zeker, mag niet
vergeten worden, zoo min als de aanvech
tingen, de beproeving en verdrukking,
enz., waarmee het blijven bij Jezus ver
gezeld ging. Alles evenwel, wat ons tot
Hem bracht of bij Hem hield, is vrucht
van Zijn lijden en sterven. En in zooverre
er goede vrucht is bij ons, zullen we vóór
alles acht slaan op wat Christus leed en
deed. De losprijs, die Christus betaalde,
wordt practisch wel eens van minder ge
wicht geacht en minder in rekening ge
nomen dan eigen bevinding, 't Zwaarte
punt der verlossing wordt dan verlegd
van Christus naar den Christen. De eenig
goede bevinding echter is die, welke in
Christus en Zijn werk alles bevindt, 't is
de bevinding des geloofs, die in Zondag 1
aan 't Woord is en die in Jezus lijden,
sterven en opstanding haar hechte en
eenige steunpunt heeft.
Al de apostelen komen dan ook later
gedurig op dat lijden en sterven van Christus
terug. En Simon Petrus wijst na zijne
bekeering niet op de bittere tranen, die
hij eenmaal had geschreid, toen hij zoo
droevig diep gevallen was, alsof de smart,
die toen door zijn ziel ging, de hoofdzaak
ware of eenigszins ook maar in rekening
kwam bij zijne verlossing, maar de waar
achtigheid zijner bekeering bewijzende,
sprak hij toen van het dierbaar bloed van
Christus als van den losprijs, waarmede
ook die schuld was betaald. »Wetende,
dat gij niet door vergankelijke dingen,
zilver of goud, verlost zijt uit uw ijdele
wandeling, die u van de vaderen overge
leverd is, maar door het dierbaar bloed
van Christus, als van een onbestra(lelijk
en onbevlekt lam". Wetende", zegt hij,
met andere woorden adat dit bloed de
losprijs isJa, dit hebben we allen te
weten en goed te verstaan. En wie van
Hem is, zal dan ook altijd op dat lijden
en sterven van Christus zien en Zijn' dood
verkondigen.
F. J. VAN DEN ENDE.
„Die ons uit zoo grooten dood verlost heeft".
Josaphats Bedestond
Abonnementsprijsfranco aan liuis per half jaar 70 cent.
Afzonderlijke nummers 3 cent.
Advertentieprijs 15 regels 30 centiedere regel meer 5 cent
Familieberichten 10 cent per regel.
UITGAVE VAN DE
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan den Drukker A. D.
LITTOOIJ Az., Middelburg.
en liet was voor hen verborgen,
alzoo dat ze het niet begrepen.
Lucas 9 45b.
REKKELIJK LEVEy,
Onder dezen titel verscheen een werk van
ds. Doekes en wel voor den tweeden maal. De
inhoud is deze
De bezoldiging der zonde
's Mensehen onmacht
's Menschen onwil
's Menschen onverstand
De verlossing uit den eeuwigen dood
De verlossing uit den geestelijken dood
De verlossing uit den stoffelijken dood.
De pen van ds. Doekes is vruchtbaar en zij
heeft ons reeds heel wat stichtelijke lectuur be
zorgd. De menschen lezen blijkbaar graag, wat
hij schrijft, want dit werkje beleefde reeds een
tweeden druk. Het bevreemdt ons niet, wjjl
al wat uit den pen komt degelijk en helder is.
Hij denkt eerst goed na voor hjj ons iets ten
beste geeft en hij beheerscht de stof, welke hij
verwerkt. Hij zorgt er dan ook voor, dat hfj
zijn gedachten goed ordent en dit maakt, dat
ieder hem volgen kan. Het eerste stuk handelt
over De dood als bezoldiging der zonde en wel
I. in zijn karakter„gij zult den dood sterven";
II. in zijn oorsprong: „als gij van den boom
der kennis eet"
III. in zijn werking„ten dage".
Doch daarmede vergenoegt hij zich nog niet.
Nog gemakkelijker maakt hij het zijn lezer door
er aan toe te voegen Bij het eerste vragen wij
wat is de dood Bij het tweede vanwaar komt
de dood V By het laatstehoe werkt de dood
Vragen, welke elk licht onthouden kan. Daarna
geeft hij dadelijk een kort antwoord, zoodat ge
van te voren precies weet, wat gij krijgt, wijl
hij zegt: „het eerste wijst ons op den dood als
eene ontbindinghet tweede stelt den dood voor
als een strafhet derde teekent den dood als
een proces
Ook in dit werk komt uit, dat ds. Doekes
de woorden, welke hij kiest, door en door kent
en dit geeft iets sprekends aan zjjn volzinnen.
Hij is niet breedsprakig, maar kort, doch nooit
ten koste van de duidelijkheid. Van veel franje
is hij af keerig, maar door zijn soberheid spreekt
hij tot het verstand en het hart beide. Leer
zaam is hij bovenal door zich streng te houden
aan zijn onderwerp. Aan zijn hand behoeft ge
niet langs omwegen te komen tot het doel, hij
gaat liefst den rechten weg. Hij houdt u niet
op, door u zoo in 't voorbijgaan iets te laten
zien en hij leidt u nooit af. We verblijden er
ons over, dat zulke werken aftrek vinden, want
het is een bewijs dat er nog velen zijn, die in
deze zenuwachtige dagen nog iets goeds willen
lezen, en we hopen dan ook, dat deze tweede
herziene druk even spoedig zijn weg moge vinden
als de eerste.
De uitgever E. J. Bosch Jbzn. te Nijverdal
zorgde er voor, dat het werk in een passend
gewaad verscheen en er zeer goed uitziet.
De tweede predikatie van A. Makkenze, pre
dikant bij de Geref. gemeente te Bruinisse heeft
reeds eenigen tijd op onze tafel gelegen, eer
we gelegenheid vonden er melding van te
maken. We hadden de eerste tamelijk breed
besproken en meenden, dat de aandacht onzer
lezers daardoor gevestigd was op het 12-tal, dat
bij den heer J. v. d. Wal het licht ziet. Wij
kunnen van deze tweede ook zeggen, dat de
inhoud goed is. Heel deze preek beweegt zich
in juiste richting en bevat geen schadelijke
elementen. In zoover kunnen we haar aanbe
velen en den wensch uitspreken, dat zij ten zegen
moge zijn voor allen, welke haar lezen.
Zij handelt over den textII Kron. 203 en 4,
maar dit is slechts een klein gedeelte van wat
hier overwogen wordt. Zij staat bij drie vragen
stilI. Hoe zij dat deden
II. Hoe zjj het verkregen
III. Hoe zij daarna handelden.
Maar in die beide verzen vindt men daarvan
niets. De prediker veroorlooft zich de vrijheid
om aan het geheele verhaal zijn stof te ont-
leenen en we misgunnen hem die vrijheid niet.
Wel zouden we hem den raad geven, als hij
ooit weder op deze manier te werk gaat, het
dan eens met een enkel woord mede de deelen,
opdat de hoorders niet behoeven te vragen
waar staat het toch Dit stuk is niet bevor
derlijk aan de stichting. Terecht zij het van
hem overigens vermeld, dat hij behalve enkele
uitweidingen over andere texten, tamelijk wel
bij de opgegeven deelen blijft. Met genoegen
wil ik dit even uit laten komen, omdat ik nog
enkele aanmerkingen moet maken.
De inleiding is een uiteenzetting van Zephanja
2 3 en zij 'n vier volle bladzijden groot. Ge
vergeet, dat ge in het voorportaal zijt, en waant
reeds in het woonvertrek u te bevinden. Bo
vendien is het geen inleiding tot de preek, zij
bereidt u niet voor op wat komen zal en na
beide aandachtig te lezen, de inleiding en de
eigenlijke preek, zegt ge tot uzelf, hoe goed
ook op zichzelf, zonder schade had het eerste
gedeelte weg kunnen blijven. Ge krijgt zoo
den indruk, dat zij alleen dient om aan 't geheel
een behoorlijke lengte te verzekeren.
Tot mijn leedwezen kan ik ook niet meegaan
met de verklaring, welke gegeven wordt van
het woord misschien en ik geef aan den schrij
ver in overweging de vraag, of er niet een
andere reden dan die, welke hij opgeeft, voor
bestaat. Als zijn uitlegging de juiste was, dan
zou er geen enkele onbepaalde belofte van vol
strekte zekerheid in de H. Schrift kunnen voor
komen en bij eenig nadenken zal hij moeten
zeggen ja, dat is zoo en daarom zal hij zijn
gedachte moeten terugnemen. Zy ligt niet in
het woord, maar hij heeft er haar ingelegd en
dit mag niet. Uit eerbied voor des Heeren
Woord mogen we zoo niet handelen.
De correctie laat ook nu weer veel te wen-