x
ZENDING.
X
X
X
X
X
X
over alle godsdienst een vijandige houding aan
nemen en er althans niets van weten willen.
Wyl we ook van oordeel zijn, dat godsdienst
het ééne noodige voor den mensch is, zal het
ons een vreugde zijn, als hij harten, die koud
en ongevoelig voor alle religie zijn, verwarmen
mag door zijn gloed. En daar is kans op, want
de dagen, waarin velen het materialisme als
het eenig houdbare erkenden, zijn gelukkig
voorbij. Het menschelyk hart ontwaakte weer
en deed zijn rechten gelden, zoodat het weer
vroeg naar iets anders dan naar wat we wegen,
meten en tasten kunnen. Er kwam weer een
begeerte naar iets anders en er gaat een adem
des godsdienstigen levens over de doodenvelden.
Wat achter de zichtbare dingen ligt, drong zich
op en zoo is er weer een zoeken naar het ver
borgene. De mensch daalde af naar zijn hart
en vond daar donkerheid, verstijving en moede
loosheid. Het is nu eenmaal onmogelijk, dat
de mensch op den duur vrede kan hebben met
wat alleen behoort tot de gedaante eener wereld,
welke voorbijgaat en nu meent een moderne,
dat hij alleen een godsdienst heeft, die past
voor de kinderen van dezen tijd, die iets beters
begeeren, dan de stof hun geven kan.
In zoover zijn we ingenomen met de ver
schijning van dit Maandblad, ofschoon we wel
een bedenking hebben.
De taal is niet zoo helder. De uitdrukkin
gen dragen uiterlijk zoo weinig het stempel van
het modernisme. Moet het soms verklaard
worden uit de bedoeling om den onderlingen
vrede te bevorderen. Op zichzelf een goede
bedoeling. Maar of het gelukken zal is een
andere vraag. „Kennis bij te brengen omtrent
de vrijzinnig-godsdienstige wereld- en levens
beschouwing zal het eerste doel van dit Blaadje
zijn. Hier zullen orthodexen van allerlei scha
keering gelegenheid vinden zich van het vrij
zinnig-godsdienstig oordeel op de hoogte te
stellen en daardoor zal veel misverstand be
zworen kunnen worden." Het wil mij voor
komen, dat daartoe noodig is om het precies
te zeggen, want anders draagt men zelf er toe
bij om het misverstand in de hand te werken.
Als een orthodoxe o. a. leest over de eischen,
welke God den mensch stelt en over de gaven
welke Hij mededeelt, dan verstaat Hij dit zeker
in een geheel andere beteekenis dan die, welke
ds. Cannegieter daaraan zal geven, en nu kan
het wel zijn, dat daarover later inlichting ge
geven wordt, maar het was meer gewenscht ge-
w9est, dat dit eerste nommer klaren wijn had
geschonken.
Yoor wie op de hoogte is met de godsdiens
tige richting van onzen tijd is het wel duidelijk,
wat een moderne oordeelt, maar het blad be
oogt blijkbaar om voorlichting te geven aan
hen, die het minder goed weten en om die reden
is een zeer duidelijk getuigenis gewenscht. We
hopen dan ook, dat het blad zijn heil niet
zoeken zal in vage, onbestemde uitingen van
godsdienstig gevoel, maar in klare en heldere
uiteenzetting van wat het wil, opdat ieder zal
kunnen oordeelen.
W\j geven nu nog de overdenking welke aan
het hoofd van dit nommer staat.
Ik meenden ook, de Godheyt woonde verre
In eenen troon, hrog boven maan en sterre,
Ik heften menigmaal mijn oog
Met diep verzuchten naar omhoog
Maar toen Gij u beliefd et te openbaren,
Toen zag ik niets van boven nedervaren.
Maar ln den grond vdn mijn gemoet,
Daar werd het iiefelijk ende zoet.
Daar kwaamt Gij uit de diepte uit waar ts dringen
En als een bron mijn dorstigh hart bespringen,
Zoodat ik u o God bevond
Te zijn de grond van mijnen grond.
Deze woorden zijn van Jan Luyken en tee
kenen voor een kenner genoeg. Let er maar
eens op. Er is in deze regelen een tegenstel
ling. De dichter verklaart eerst in welke mee
ning hy verkeerde en stelde zich voor, dat de
Godheid verre weg en hoog boven maan en
sterren woonde. Hij zocht Hem daar. Doch
nadat God zich aan hem openbaarde werd het
in zjjn binnenste liefelijk en zoet en hij ontdekte,
dat God de grond van zijn grond was. Onte
genzeggelijk was Luyken een vroom man, die
in menig gedicht uiting geeft aan zjjn liefde
tot God, maar hij liet zich niet altijd leiden
door de H. Schrift. Dikwerf is het duidelijk,
dat het pantheïsme door Spinoza gepredikt
invloed op hem uitoefende. En dit is ook in
deze dichtregelen het geval. We begrijpen dus
zeer goed, dat de modernen, die waarde hechten
aan innerlijke, mystieke vroomheid, zich aan
getrokken gevoelen tot een vers van Luyken,
want zij loochenen, dat God boven de wereld
verheven is. Hun God is met de wereld één,
is onafscheidelijk daaraan verbonden en kan er
zich niet boven verheffen. Het kan by hen dan
ook niet komen tot de juichkreet: Onze God
is in den hemel en Hij doet op aarde wat Hem
behaagt. Daar kunnen zij niet bij.
En zoolang de „ortodoxen van allerlei scha-
keering"vasthouden aan de geopenbaarde kennis
Gods, bestaat er geen kans, det zy en de mo
dernen elkander vinden in het leven, want het
zit niet in opvattingen, maar in de wezenlijk
heid der dingen. Wie in den God der H. Schrift
gelooft, kan zich niet vergenoegen met gods
dienstige aandoeningen, welke uit dealgemee-
ne bron der religie voortkomen. Ons leven
is met Christus verborgen in God, ziedaar het
woord van den Apostel, dat een scheidslijn trekt
tusschen Christelijke mystiek en elke andere.
Bouma.
Het Kerkelijk gezang.
Y.
Daar de meer ontwikkelden aan de schoonere
berijming van Marmx van StAldegonde de
voorkeur gaven boven die van Datheen, is het
niet te verwonderen, dat de Synode van 's Gra-
hage in 1586 besloot de vroeger goedgekeurde
psalmberijming van Datheen zoo mogelijk te
vervangen door de nieuwe berijming van Marnix.
Marnix zelf had zich te dien einde schriftelijk
tot de Synode gewend, welke hem daarop per
brief antwoordde. De inhoud van dien brief
was Marnix' psalmen zouden ingevoerd worden
mits hij er nog eenige veranderingen in aan
bracht en bij de uitgave zijn naam verzweeg.
De Synode zou er een voorrede ter aanbeveling
in schrijven. Aan predikanten, ouderlingen,
diakenen en andere voorname personen zou die
berijming gerecommandeerd worden. Yan den
kansel zou er een goed woord voor gesproken
worden. Datheens psalmen werden daarmee niet
afgekeurd. Het verbleef aan de vrijheid der
Kerken, welke berijming zij gebruiken wilden.
Den schoolmeesters zou men aanzeggen, de
kinderen Marnix' berijming te leeren.
In 1591 kwam die uitgave van Marnix'
Psalmen in het licht. Maar aan de goede wen-
schen en recommandaties van synodeswege werd
geen gehoor gegeven. Het besluit der Haagsche
Synode kon niet tot uitvoer gebracht, omdat
het volk er zich heftig tegen kantte, gehecht
als 'tnu eenmaal was aan Datheen's beryming.
Op de bekende Dordtsche Synode van 1618
is over de psalmberijming als zoodanig niet
gehandeld. Het is ook niet waar, dat die Synode
aan Datheen's berijming weer de voorkeur zou
gegeven hebben. In artikel 69 van de Dordtsche
Kerkenorde wordt geen berijming met name
genoemd, is dus ook niet speciaal Datheen's
psalmbundel bedoeld, maar zou strikt genomen,
omdat de Haagsche Synode van 1586 tot Marnix'
berijming besloot, veeleer de laatste als de be
doelde moeten worden gebrandmerkt. Evenwel,
dat is ook de bedoeling niet geweest. De
Dordtsche Synode heeft eenvoudig omtrent dit
punt het zwijgen bewaard. Het was klaar als
de dag, dat in de kerken voor geen andere
berijming hart was op dat oogenblik als voor
die van Datheen.
Bovendien waren de tijdsomstandigheden ook
al meer veranderd. In die dertig jaren bleek
almeer te verdwijnen het gebruik van du en dijn
in de Nederduit-che taal- Op de Dordtsche
Synode kwam ook ter sprake de kwestie van
de Bijbelvertaling en toen was ook al gebleken,
dat de Synode tegen de handhaving van die
meer en meer verouderende vormen was. En
toen eenmaal besloten was tot eene overzetting
der Schrift met de voornaamwoorden gij en uw,
was de kans verkeken dat Marnix' berijming
ooit meer kerkelijk zou worden aanbevolen.
Een ander punt, dat op de Dordtsche Synode
in 1618 werd behandeld, was de gezangen
kwestie.
De vraag was ingekomen, of en naast de
psalmen ook gezangen mochten gezongen worden.
Yorige Synode hadden telkens uitgesproken,
dat men alleen Davids Psalmen zou zingen, en
achterwege laten zou gezangen, die in de
Heilige Schrift niet werden gevonden. En waar
soms eenige anderen gezangen in gebruik ge
komen waren, daar moest men allengskens
trachten die weer buiten gebruik te brengen.
Zoo had men aan de Kerken in Overysel eene
concessie gedaan, dat daar gebruikt werd een
bundeltje psalmen met eenige „Oostersche uit
gelezen gezangen" erbij. Het doel was om de
boeren te leeren de psalmen Davids te zingen.
Doch wat geschiedde? De boeren, niet alleen
Overysel, maar in heel het Noorden van ons
vaderland, bleven allerlei gezangen zingen naast
de psalmen. En dat was de bedoeling van de
concessie niet geweest. Daarom kwam de vraag
op de Dordtsche Synode van 1618, of dat wel
mocht
Bovendien dreigde in die dagen een ander
gevaar. In Utrecht was al een bundeltje Remon-
strantsche gezangen verschenen. Nu vonden
die nog wel geen ingang by het volk, maar
men vreesde toch dat dit kwaad zou kunnen
verergeren en wanneer met zulke gezangen de
Arminiaansche geest onder het volk doordrong,
hoe zou het kwaad dan kunnen gekeerd. Prin-
cipüs obsta dachten onze vaderenweersta
de eerste beginselen. Daarom wilde men gaarne
een uitspraak van de Synode tegen het gebruik
van Gezangen in de Kerken.
En aangezien men tegen enkele algemeen
gebruikte gezangen geen bezwaar had, wilde
men eene nadere beslissing, welke gezangen
precies door de Kerken worden geapprobeerd
Het besluit dat de Synode van 1618/19 met
het oog hierop genomen heeft is geworden het
welbekende artikel LXIX uit de D. K. O., aldus
luidende
„In de Kerken zullen alleen de 150
Psalmen Davids, de Tien Geboden, het
Onze Yader, de 12 Artikelen des Geloofs,
de Lofzangen van Maria, Zacharias en
Simeon gezongen worden 't Gezang o God,
die onze Vader zijtwordt in de vryheid
der Kerken gesteld, om 't zelve te gebruiken
of na te laten. Alle andere Gezangen zal
men uit de Kerken weren, en waar er
eenige aireede ingevoerd zyn, zal men
dezelve met de gevoegloste middelen af
stellen."
Uit deze beslissing der Dordtsche Synode
blykt ook, dat zy toen ter tyde geen vermeer
dering van het aantal Gezangen noodig vond.
Opmerkelijk is de toevoeging dat het gezang
„O God, die onze Yader zyt" by ons mis
schien beter bekend als de „Bedezang voor de
Predicatie" in de vrijheid der Kerken werd
gelaten. Afgekeurd werd het niet. Berijming
van Schriftwoorden bevat het niet. Het was
dus een vrij lied. Is dit soms eene zwakheid
geweest van onze Dordtsche Synode?
In elk geval blijkt uit de toelating, dat onze
vaderen geen principieel bezwaar hadden tegen
een lied, waarvan dé inhoud was conform de
Heilige Schrift, ook al was hun uitgangspunt
naar Calvijns regel, niet anders te zingen, dan
wat Godzelf zijne gemeente in den mond had
gelegd.
De Synode heeft dus een keuze gedaan, heeft
beslist, welke Gezangen mochten aangeheven in
de bijeenkomsten der geloovigen. Hoe jammer,
dat ook hierbij van Marnix' arbeid niets is
opgenomen. Dr. H. H. Kuyper zegtHet feit,
dat de Synode over de lofzangen van Marnix
het stilzwijgen bewaarde, toonde duidelijk ge
noeg, dat de Synode dezen bundel niet kerke
lijk wilde goedkeuren.
Marnix toch heeft achter zijn Psalmen nog
gevoegd 12 Lofzangen uit het Oude Testament,
berijmingen van Exodus 15 (L. van Mozes en
Mirjam), Deut. 32 (L. v. Mozes), Richteren 5
(Debora), 1 Sam. 2 (Hanna), 2 Sam. 7 (David),
1 Kon. 8 (Salomo), Jesaja 5, 25, 26, 38, 53,
Daniël 9, Jona 2 en Habakuk 3. En nog 7
Lofzangen uit het Nieuwe Testament, behalve
de bekende van Maiia, Zacharias en Simeon
ook de Engelenzang
„In d' hoogste heemlen sy den Ileere,
Den hoogsten God, de hoogste eere.
End op der eerden overvloet.
Van allen vreed en goeden spoet.
Want Gods goetgunsticheyt gewis
Den menschen nu verschenen is."
Keerhof.
Vanwaar zoo laat?
Van bevoegde zijde ontvingen we de volgende
inlichting omtrent het ZaaT-uitkomen van de
Handelingen der Haagsche Synode.
Ie. Dat ook de Acta van 1912 worden op
genomen.
2e. Dat er veel bijlagen zjjn.
3e. Zooals in de sluitingszitting gezegd is
Daar de Synode zoo laat viel, moet nu het cor-
rigeeren der proeven (een zeer omvangrijk werk)
gebeuren in een tijd van het jaar, gedurende
welke de Dienaren des Woords het meest bezet
zijn Er is toen dadelijk op gewezen, dat de
Acta later zouden moeten komen dan anders.
4e. De scriba's hebben met grooten yver en
prijselijke vlugheid gewerkt, en ook de druk
ker vordert goed.
5e. Alle Deputaten, die het vroegen, hebben
inzage gekregen van de afgedrukte vellen, zoo
dat wat mogelijk is, werd gedaan.
Met deze inlichting moeten we ons tevreden
stellen. Dankbaar, maar niet voldaan. We
willen do scribae niet hard vallen. Maar dui
delijk is, dat zulke mannenbroeders onmogelijk
tegelijkertijd hun ambtelijk werk geheel kunnen
waarnemen.
Yolge de Synode voortaan andere methode,
We zullen nu nog wat geduld moeten oefe
nen. Het ligt nu niet aan den langen duur
der Synode.
Wat het sub 5e genoemde betreft, brengt de
bescheidenheid der Deputaten mee, dat zij voor
die vergunning niet dan zeer noode gebruik
makenslechts een enkele krijgt de stukken
onder oogenmaar de anderen, die zich toch
ook gaarne nauwkeurig op de hoogte stellen
zijn daartoe nu niet in de gelegenheid.
De mobilisatie krijgt hier dus geen schuld
Kerkhof.
Tot onderwijzer aan de Holl.-Chineesche School
te Magelang is benoemd de heer P. Lok, hoofd
der Christ School te Boerakker, wonende te
Niebert (prov Groningen), welke die benoeming
heeft aanvaard behoudens in te winnen gunstig
medisch advies. Kerkhof.
TOOB DE JEUGD.
Het viel my werkelijk mee, met mijn eerste
raadsel. De oplossingen kwamen in grooten
getale afzetten, het aantal overschreed zelfs de
honderd, 't Is geen kleinigheid zoo'n honderd
brieven te doorlezen en te beantwoorden, doch
daarover mag een jeugdredacteur nooit klagen.
Ik vind het wel leuk, dat er zooveel meedoen,
liever honderd dan vijftig. Ook was ik blylte
hooren, dat het eerste raadsel niet te moeilijk
was gevonden, want de meeste brieven begin
nen met de verklaring, dat het raadsel zeer
makkelijk was. Of dat zoo blijven zal, durf ik
nog niet zeggen, misschien wel niet, maar deze
keer zullen ze stellig niet zoo heel moeilijk
zijn, ik zou graag zien, dat allen, die deze keer
meegedaan hebben, ook nu weer een goede
oplossing inzonden.
Zooals te begrijpen was, zijn er velen nieuws
gierig, wat meer van den nieuwen jeugdredac
teur te weten te komen en worden mij in jullie
brieven nog al eens vragen gedaan. Natuurlijk
kan ik al die vragen niet tegelijk beantwoor
den, jullie zult wat geduld moeten hebben en
dan wil ik gaarne zoo nu en dan wel eens wat
meedeelen. Hiermee is echter nog niet gezegd,
dat op alle vragen geantwoord zal worden, 't
is altijd aardig als er nog iets te raden over
blijft En nu kom ik aan de oplossing van het
Januari-raadsel, dat door de meesten goed is
opgelost. Ik geloof, dat het raadsel makkelijker
te vinden was, dan de beteekenis van de spreuk,
tenminste daar is nog al eens raar mee om
gesprongen.
Oplossing Januari-raadsel.
1. Een bekend persoon uit de geschiedenis
van Abraham is Melchizedek.
2. Een stadje dat aan de koningen van Juda
behoorde is Ziklag.
3. Een zoon van Jakob is Issaschar.
4. Een wapen is Zwaard.
5. Een stad waar Jakob gewoond heeft
is Siehem.
6. Een afgekorte jongensnaam is Nico.
7. Een voornaam voedingsmiddel is Brood.
8. Een eiland in 't Haringvliet is Tiengemeten
9. Een letter die wordt gedronken is T.
De bedoelde spreuk isWie zich aangordt,
beroeme zich niet, als die zich losmaakt.
1 Kon. 20 11b.
En beteekentWie aan iets begint, kan nog
niet zeggen hoe het einde zal zyn, als hy die
zyn taak reeds af heeft.
Februari-raadsels.
De kruisjes van boven naar beneden gelezen,
vormen den naam eener vrouw, zeer goed be
kend aan Samuels vader.
Ie dwarsregel, de naam der geliefde, aan wie
Paulus in den brief aan Filemon den vrede
groet brengt.
2e dwarsregel, een der zonen van Gad.
3e dwarsregel, een andere naam voor Hermon.
4e dwarsregel, een plaats waar Paulus kwam,
nadat hy Mitylene had verlaten.
5e dwarsregel, een stad van Juda in het ge
bergte (Joz. 15).
6e dwarsregel, een plaats waar het schip, dat
Paulus naar Rome moest brengen, dacht te
overwinteren.
7. Een der rivieren in Eden.
2.
Yorm eens uit de woorden Harp, As, Tam
de naam van een der zonen van Haman.
Toegift.
Wanneer ik een kip bind aan driekwart geld
en laat dan een uitroep hooren, kryg ik een
plaats in Overysel.
Ziedaar nu kun jullie je krachten weer eens
beproeven, om het niet al te lastig te maken
heb ik by het eerste raadsel eenigzins aange
wezen waar je zoeken moet. No. 3 is niet ver
plichtend, enkel voor de liefhebbers.
Oplossingen, liefst vele, gaarne voor Donder
dag 23 Februari aan het adres
Den Jeugdredacteur v. d. Zeeuwsche Kerkbode,
p. a. Dhr. A. D. Littooy,
Spanjaardstraat, Middelburg.
Onze Brievenbus.
Corrie L. 'k Denk, dat ik aan je vriendelyke
uitnoodiging wel eens gevolg zal geven.
Ad. C. L 'k Hoop, dat je nu al beter zyt.
P. v. Str. Een goede oplossing.
C. Sch. Er waren er meer, die het makke-
lyk vonden.
Ca de L. 'k Zal het je wel eens vertellen hoor.
Joh. W. Denk om een duidelyk adres.
Joh. M. L. Meid, je kon wel gelyk hebben,
doch voor een W. is ook wel wat te zeggen.
A. T. Als ik je eens zie, zal ik het je wel
eens zeggen.
Fr. G. Niet veel over spreken is 't beste.
L. G. 't Yalt nog al mee.
J. M. H. Een beetje geduld, misschien kom
je er spoedig achter.
H. Sch. Ik stond paf van je geleerdheid.
Chr. J. Nooit soldaat geweest.
L. v. Y. Dank voor je gelukwensch.
D. K. Ik hoop het met je.
Cath. d. B. Als 't Juli is zeg ik je meer hoor.
D. Z. Een volgende keer meer,
D. D. Wat ben je ongelukkig geweest met
je konynen.
C. A. B. Moeilyke raadsels zyn je wel toe
vertrouwd.
E. L. Heel leuk gevonden.
Fr. d. Dr. Zeker mag je meedoen.
M. en E. Fr. Ik houd me voor meer versjes
aanbevolen.
Cath. W. Niet te spoedig opgeven.
K. B. Ik schrok haast van je letters.
J. d. J. Gefeliciteerd met je broertje,
J. Kr. Dat was een heele vreugde op school.
J. en L. de R. Steeds belangstellend voor
nieuws uit A.
J. B. 't Doet me plezier je brief er weer
by te zien.
Fr. en A. d. K. Je bent beiden welkom.
S. W. 't Is uitstekend, dat je meedoet.
W B. Voor de eerste keer er aardig af
gebracht.
C. v. V. Je mag meedoen hoor, doet dhr.
B. de groete van me.
Fr. H. Ik hoop ook, dat je zoo voortgaat.
Jac. Br. Je eerste oplossing maakt een goe
den indruk.
P. P. Nog nooit te B. geweest, doch nu
kom ik wel eens.
M. V. Je waart nog niet de laatste.
G. G. Ik hoor het ook goed.
H. en P. Ml. Ik denk even dicht by of ver
af als jullie.
J. D. Ik kom er wel eens, doch niet by
het water.
L. Gesch. Misschien ben je gelukkiger dan
je zuster.
Joh. B. Zeker een verrassing he
Chr. St. Deze keer veel uit Zuid-Beveland.
J. v Dr. Ditmaal niet vergeten.
Jac. Ver. Schryf maar eens wanneer.
H. Br. Ik geloof, dat ik je wel ken.
Joh. P. Misschien ontmoeten we elkaar
wel eens.
D. C. V. 'k Ben al lang van plan geweest
V. eens te bezoeken.
W. M. Gelukkig, dat er nu zooveel mynen
niet meer aanspoelen.
G. J. KI. Wat een drukke dag was dat
S. C. d. J. 'k Zal aan je denken hoor.
D. G. KI. Van alles wat, moeilyk en makkelyk.
S. v. W. Doe in je 12e jaar maar even
dapper mee.
M. Sch. 'k Heb je niet lang laten wachten.
P. M. L. Doe maar goed je best, ook met
schryven.
Jac. M. Volhouden, kan komt de prys ook wel.
T. en L. G. 't Nieuwe jaar begon niet prettig
voor jullie.
Jo 1. C. 't Is stellig myn schuld geweest.
N. v. R. Het blykt, dat je je best deed.
P. v. d. Br. Blyf je toch meedoen
K. P. Voor je leeftyd gaat het best hoor.
P. v. d. M. Zoo dicht ben ik er niet by geweest.
S. d. Gr. Probeer maar eens je nieuws
gierigheid te bevredigen.