De plaats der vrouw in Christus' Gemeente. Gedenkt uwen voorgangeren. Toespraak ge honden hij de begrafenis van ds. S. de Jager op 29 Dec. '14. liet leven kon hem niet veel meer bieden, of schoon teedere liefde hem omringde. De ge volgen van zyn krankte deden zich meer en meer gelden, en voor een man als by die steeds gewerkt had, was een gedwongen rust weinig begeerlijk. Nu is by uit zyn lyden, vau uit zyn zielelyden verlost en geniet het loon, door den Heere aan al Zyn trouwe dienaren beloofd. Hy heeft altijd een armen zondaar en een ryken Christus gepreekt en als een arm zondaar is hy heengegaan, die niets in zichzelf vond dan al wat niet deugde. Welk een verandering, waar hy nu eerst volkomen verstaat, dat we uit de volheid van den Christus genade voor genade ontvangen. De Heere blyve zyn overgebleven kinderen en kinds-kinderen naby en hy geve aan de vacante kerk een dienaar des Woords, die haar past. Boujia. te zeggen, dat wy, nietige wezens, niet anders tot God zullen naderen, dan met woorden die Hy zelf ons op de lippen legt." Toch wordt er terecht door dr. Kuyper ook op gewezen, dat deze aantrekkelijke gedachte niet consequent doorgevoerd is door de Gere formeerden en ook niet ten uiterste toe moet worden doorgetrokken. Behalve de Psalmen zyn ook andere gedachten der Heilige Schrift uur voor liet kerkelijk gezang in aanmerking Gebed des Heeren, gekomen. Denk aan het de Tien Geboden e. a. liet kerkeiyk gezang. I. Over dit punt wenschen we enkele artikelen te schrijven ter nadere voorlichting van hen, die over deze kwestie weinig hebben nagedacht of gelezen. Onze bedoeling is niet (dit stellen we voorop) in onze Kerkbode een twistgeschrijf uit te lokken over de gezangenkwestie, ook al zal vanzelf dit punt straks nader aan de orde komen. Ons kerkelijk leven moet evenwel zyn een welöewust leven. We moeten ons goed reken schap weten te geven van wat we doen en van wat we laten. Met name geldt dat ook van onzen openbaren eeredienstvan ons spreken en hooren, van ons bidden en danken, maar ook van ons psalmgezang. Geen sleur mag hierby insluipen. En omdat het kerkelijk ge zang een niet gering onderdeel vormt van onze godsdienstoefeningen, wenschen wy daarover eens nader te schryven. In onze Gereformeerde Kerken is van den beginne af aan het gezang der gemeente inge voerd. Men bedenke: dat was wat nieuws. Want in de Roomsche Kerk van vroeger eeuwen was het gelijk thansde gemeente zwygt en een koor, dat zich in de zangkunst oefende, heft de liederen aan. Ge kunt het ook nu hooren van sommige vluchtelingen uit België, die nog nimmer an ders dan een Roomsche eeredienst hadden bij gewoond, dat zy meer nog dan door onze Gereformeerde prediking (die toch buiten hen omgaat) aangegrepen werden door het koraal gezang van heel de gemeente. Misschien is een oorzaak daarvoor ook wel te vinden in het feit, dat de gemeente in de laatste maanden onder den druk der oorlogstoestanden beter haar psalmen verstaat en in het zingen meer hart en ziel legt, dan tevoren het geval was. Maar hoe dit ook zy, meermalen blijkt, dat op bui- tenstaanden het kerkelijk gezang in onze Ge reformeerde kerken een aangrijpenden, verhef- fenden indruk maakt, soms hen tot een zekere jaloerschheid verwekt We willen niet ontkennen, dat de zang in een Roomsche kerk meer kunstgenot kan ver schaffen of althans het kunstgevoel bevredigen. Maar aangezien het kerkelijk gezang niet thuis hoort op het terrein van de kunst, maar op dat van de religie, moet het hoogste zyn waar naar gestreefd wordtde heerlijkste uiting van het godsdienstig gevoel. En die komt niet tot openbaring by een zwijgende, wel by een zingende gemeente. Als de saamvergadering der geloovigen Gods eere uitjubelt, haar vertrouwen in God uitzingt, tonen van schuldbelijdenis of smartgevoel doet hooren, dan beluistert ieder daarin de uiting van godsvrucht, en het is ook hier de stemme veler zangers en zangeressen die aan deze uiting verhoogde kracht bijzet. Dat gezang is, met de maatstaf der kunst gemeten, wel niet altoos even liefelijk en wel luidend, maar met de maatstaf van de religie gemeten, Gode aangenaam en menschenharten bekorend. De Hervormers zyn tegenover de Roomschen eeredienst opgetreden met het gezang der ge meente. Luther gaf reeds in 1524 een bundel met Gezangen uit voor kerkelijk gebruik. Dichter als hy was by de gratie Gods, voelde hy ook de opwekkende kracht van het vrye lied des geloofs. En wie kent niet van hem dat heldenlied Een vaste Burcht is onze God, Een Toevlucht voor de zynen Al drukt het leed, al dreigt het lot, Hy doet Zyn hulp verschijnen. De vyand rukt vast aan, Met opgestoken vaan Hy draagt Zyn rusting nog Yan gruwel en bedrog, Maar zal als kaf verdwijnen Luther heeft aan de gemeente gegeven vrye liederen, waarin dikwerf ook een weerklank gevonden wordt op Oud-testamentischepsalmen. Calvyjn heeft evenwel de voorkeur gegeven aan eene berijming van de psalmen Davids en ging uit van de gedachte, dat er voor het lied der gemeente geen betere uiting was te vinden dan in de woorden, die de Heilige Geest zelf in het hart en op de lippen der lyrische zangers uit de Schrift gelegd had. In een voorrede van door hem uitgegeven kerkelijke zangen spreekt hy het uit, dat wy niet beter Gods lof kunnen zingen dan wanneer wy gebruiken woorden, die God zelf menschen- kinderen in den mond heeft gelegd. Ook al heeft die gedachte veel aantrekkelijks, toch gelooven we, dat ze niet tot haar uiterste con sequentie mag worden doorgevoerd. In „Onze Eeredienst" schrijft dr. A. Kuyper omtrent dat aantrekkelijke, het volgende „Zelfs by koningen der aarde geldt het als regel, dat geen onderdaan aan feestdisch of waar ook, den vorst anders mag toespreken dan met bewoordingen, die vooraf zyn goedgekeurd. En hoeveel te meer viel er dan niet voor (Wordt vervolgd). Een „VeIdwijk"-brochure, Onder den titel: „Karakter en doel der Ver- eeniging en hare dienende broederschap" ver scheen by den uitgever A. Gezelle Meerburg te Heusden eene nieuwe uitgave vanwege het Bestuur der Vereeniging tot Christelijke Ver zorging van Krankzinnigen in Nederland, waar van de inhoud is 1. Rede van prof. D. K. Wielenga by de opening van „Veldwijk". 2. Toespraak van dr. R. Klinkert by die gelegenheid 3. Voordracht van prof. L. Lindeboom over „De arbeiders onder Krankzinnigen en Zenuw lijders". Aan allen welken medearbeiden in deze tak van dienst der barmhartigheid werd dit boekje door het Bestuur aangeboden. We vereenigen ons met den wensch, dat de lezing ervan nog goede vrucht moge dragen. Kerkhof. VII. Wy komen thans tot de vraag in hoeverre hetgeen in den weg van principieel betoog door ons werd gevonden al dan niet bevestigd wordt door de praetyk der Apostolische kerk, zooals we die leeren kennen uit de geschriften des Nieuwen Testaments, alsmede door de onderscheidene uitspraken der apostelen met betrekking tot ons onderwerp. Hierbij willen wy beginnen met toe te stem men, dat zeer zeker het Nieuwe Testament wyst op allerlei geestelijken arbeid, in den tijd der apostelen verricht door de vrouw, die Christus als haar Heiland had leeren kennen. Een beschamenden ijver heeft inzonderheid in dien éérsten Christelyken tyd de vrouw ten toon gespreid. Te meer te waardeeren, waar die éérste tyd voor de kerk zulk een uiterst moeilijke was. Evenwel ontkennen we met beslistheid, dat ook maar uit één enkele Schriftuitspraak zou zyn te bewijzen, dat de vrouw in den tyd der apostelen inderdaad is opgetreden in het ker kelijk ambt. Hoe toch was het in de aposto lische eeuw in de kerk gesteld? Het was de tyd, waarin voor de inrichting van heb kerke lijk instituut de fundamenten werden gelegd: Doch juist in zulk een tyd kan het huis, dat op die fundamenten gebouwd zal worden, nog niet worden betrokken. Men moet zich dan behelpen met wat men heeft en zich schikken naar de omstandigheden. Zóó is het dan niet te verwonderen, dat in dit tydvak door niet-ambtelyke personen al lerlei werd verricht, dat later aan het ambt werd gebonden. Paulus ontving aldus den Doop van Ananias, die te Damascus door den Heere tot hem gezonden was, en van wien niets an ders vermeld wordt, dan dat hy was „een zeker discipel". Filippus doopte den kamerling zóó maar geheel particulier. Met het trekken van conclusies, ook waar het gaat over 't op treden der vrouw in den dienst van 's Heeren Koninkrijk, hebben wy dus uiterst voorzichtig te zijn. Zóó b.v. wanneer we in den brief van de Filippensen lezen van Euodia en Syntyche, die door Paulus genoemd worden onder zyne medearbeiders", en van wie hy getuigt, dat zy „met hem gestreden hebben in het Evan gelie" dan zou in de eerste plaats bewezen moeten worden, wat m.i. nog zoo gemakkelijk niet gaan zou, dat hiermede bedoeld wordt, dat deze vrouwen inderdaad behulpzaam waren in de verkondiging van het Evangelie. Maar ook al is dit zoo, dan valt hieruit niets af te leiden voor een ambtelijke positie, door deze vrouwen bekleed. Precies hetzelfde geldt van de onderscheidene vrouwen, die voorkomen in het groetenissen- hoofdstuk (16) uit den brief aan de Romeinen. Van Maria die „veel voor ons gearbeid heeft" (vs. 6), Tryfena en Tryfosa, „vrouwen die in den Heere arbeiden", Persis, „de beminde zuster, die veel gearbeid heeft in den Heere" (vs. 12). Laat het waar zyn dat deze allen, met Julia en de ongenoemde zuster van Nezens (vs. 15) „waarschynlyk een actief aandeel heb ben gehad aan de uitbreiding van het Evangelie" (zooals door Mej. Dr. Gerlings wordt beweerd), dan bewijst dat toch nog niets voor het recht en de roeping der christelijke vrouw om als gelijke van den man in normale tyden het ambtelyk werk in Christus' gemeente te ver richten Zeer gewichtige diensten werden aan de zaak van Christus bewezen door het bekende echt paar Aquila en Priscilla. Paulus noemt ze beide (Rom. 16 3) „mjjne medewerkers in Christus Jezus, die voor myn leven hunnen hals gesteld hebbenwelken niet alleen ik dank, maar ook al de gemeenten der Heidenen". In Hand. 18 26 lezen we, dat niet alleen Aquila maar ook Priscilla den Alexandrynschen Jood Apollos „den weg Gods nauwkeuriger uitlegden". Wat zegt dit echter? Inderdaad veel voor Priscilla's ijver, en ook voor haar kennismaar hoegenaamd niets voor 't betoog der kerkelijke gelijkstelling van vrouwenman. Uiterst lichtvaardig schijnt ook de conclusie, uit het feit, dat tot driemaal toe Priscilla het éérst genoemd wordt en daarna haar man, dat zy voor den arbeid in dienst der kerk de hoofdpersoon was. De Duitsche geleerde, x) die dit waagt uit te spreken, gaat in zyne hooge vereering voor deze ongetwijfeld ach tenswaardige christin zóó ver, dat hy Priscilla voor de vermoedelijke schrijfster van den brief aan de Hebreen houdt, en meent, dat het op schrift van dien brief is weggeraakt, omdat de schrijfster een vrouw was. Doch het bewi/js ontbreekt al wederom. De waarschijnlijke overbrengster van den brief aan de Romeinen was Phoebe. Paulus beveelt haar den broederen te Rome aan, en noemt haar „een dienares der gemeente, die te Kenchreën is," een betiteling, vaak vertaald door „diacones van Kenchreën." Het woord hier in den grondtekst gebezigd, „diakonos" en andere stamverwante woorden doelen echter volstrekt niet altyd in het Nieuwe Testament op het eigenlijke diaconale werk. Zoodat er niet de minste grond is voor de meening, dat Phoebe dan toch wel waarlijk een vrouw was, die in het kerkelijk ambt stond, n 1. in het diaken-ambt. Terecht noemen daarom onze Statenvertalers haar o.i. „een dienares der ge meente. Paulus noemt haar vs. 2 „een voor standster" (prostatis) „van velen, ook van mij- zelven." Geheel afgedacht van de beteekenis van 't woord, hier door „voorstandster" over gezet, volgt reeds alleen uit de bijvoeging „ook van myzelven", dat hier onmogelijk op een ambtelijke positie van Phoebe kan gedoeld zyn. Zy kan toch bezwaarlijk in het ambt over Paulus gesteld zyn geweest Onder de redenen, die leidden tot zoo veel- vuldigen geestelijken arbeid der vrouw in de apostolische eeuw, zal zeker ook deze niet zon der belang zyn geweest, dat slechts voor de vrouw de toegang openstond tot het vrouwen vertrek in de Grieksche huizen. Voor het brengen van het Evangelie tot de Grieksche gehuwde vrouw was dus de hulp der vrouwe lijke gemeenteleden onmisbaar. Daarvoor was echter haar staan in het ambt allerminst nood zakelijk. (Wordt vervolgd). Kok. J) Harnack. Hebreen 13 7. Het Kerstfeest dat gy, gemeente van Seroos- kerke, vierdet, was als met een rouwfloers over- togen, gelyk het Kerstfeest der volkeren, die ons omringen. Wat reeds eenigen tyd gevreesd werd, maar wat niemand uwer zoo spoedig reeds verwachtte, het is geschied. Uw Herder en Leeraar werd ongedacht uit uw midden door God opgeroepen. Reeds het zich terugtrekken uit het actieve gemeentelijke leven deed u pijn en hoeveel te meer is het dan voor u thans een reden van droefheid dat zyn rusttijd, na volbrachten levens taak zoo kort van duur was. En toch moogt ge allerminst by dit sterven eenzijdig blijven staren op de ledige plaats die hy achterliet. Veel, zeer veel heeft God u in dezen Leeraar geschonken. Een lange reeks van trouwe dienst jaren heeft God hem onder u doen arbeiden. En wanneer ge u dan thans tot de droeve plicht geroepen ziet om zijn stoffelijk overschot aan de groeve der vertering toe te vertrouwen dan wilt ge immers allereerst gedenken aan de trouw uws Gods aan hem, uw hooggeschatte en ge liefde Herder en Leeraar, en onder zyn dienst werk, aan u, bewezen. Juist in de herinnering, in het gedenken heeft God ons zulk een heerlijke gave geschonken om Zyn grooten Naam te danken. De dagen, de weken, de maanden soms gaan gedachteloos voorby en al de weldaden, door God daarin besloten. Maar komen we aan een moment des geden- kens toe dan zien we terug en ontwaren de zegeningen, waarmede God ons als omringen wilde. En zoo is het ook met den weldaad, de ze geningvan het bezit van een dienaar des Woords. Menigmaal ziet de gemeente maar al te weinig van de weldaad des Heeren, die Hy in zyn dienstknechten schenkt. Breekt evenwel de ure des scheidens, des gedenkens aan, dan ziet de gemeente achter waarts en ziet de zegeningen, die ze met en in haar Herder en Leeraar heeft ontvangen, als opgetast. Veler herinnering onder u reikt niet tot aan den dag, waarop ds. de Jager by u zyn dienst werk aanving. Zyn gansche leven is met uw kerkelijk leven saamgeweven. Aan meer dan een geslacht diende hy het heilige teeken en zegel des Verbonds toe en voor meer dan één generatie mocht hy de leidsman zyn van den doop tot den Heiligen disch des verbonds. Lief en leed heeft hy ge trouw met u gedeeld. In de huizen der smart en in de woningen der ellende bracht zyn woord vertroosting, want boven alle dingen was uw voorganger pastor pastor in den edelsten zin van het woord, pastor by de gratie Gods. Hoe vele, vele jaren was zijn woord, als het woord van zyn Zender, voor u een gids op uw levensweg een lamp voor uw voet en een licht op uw pad. Dat alles wil de Heere dat gy thans zult gedenken. Zoo ooit dan is het thans de tyd om te gehoorzamen aan het Woord uws Gods gedenkt uwen voorgangeren, die u het Woord Gods gesproken hebben. Gode zy dank dat er continuiteit is in de bediening des Woords. Het eene geslacht gaat en het andere komt op, maar het woord van God blijft hetzelfde, voor alle geslachten gelyk, voor alle geslachten biedend het eene noodige. Eu ook in elke generatie stort God zyn diena ren uit om in Zyn wijngaard te arbeiden. Zy, die dat eeuwige woord van God brengen mogen, die de dragers zyn van het heilige woord van God zyn slechts aarden vaten, die na volbrachten levenstaak aan het rad van den bornput worden stukgestooten, maar het woord, dat zy brachten in naam van hun Zender, leeft voort en brengt vruchten voort, menigmaal hier verborgen, maar in den hemel aanschouwd. Het is een onafzienbare schare van de tyden der apostelen af tot op onze eeuw en tot op de wederkomst van Christus ?al er nooit een tyd- stip aanbreken, waarin het aan uitdeelen der verborgenheden Gods zal ontbreken. En in die onafzienbare keten, die Jezus eerste komst aan zyn tweede verbindt, vormt ook uw Leeraar een schalm. Meer dan zes en dertig jaren heeft hy tot u nauwgezet er, getrouw het woord Gods gesproken. Gedenkt dan ook in het byzonder dezen voor ganger, dien God van u wegnam. En dat gedenken behoeft niet daarin te be staan, dat ge u thans zyn strijd en zyn zorgen gaat indenken, die het ook hem kostte om steeds voor u en met u de bergen van Gods heiligheid te beklimmen en voor u te zingen de hoogge stemde liederen des geloofs, somtijds by een treurig hart. Die worsteling om in den veelzins afmattenden stryd des levens steeds voorganger te zyn;die worsteling om de dorre akkers der zielen steeds te besprengen met de wateren des levensdie stryd, door u, gemeente, soms te weinig in ge dachtenis gehouden, is hy nu te boven. Thans juicht hy voor Gods troon, van alle zorg en kommer, van alle smart, om der zonden wil ook aan het dienen in Gods tempel ver bonden, ontslagen. Uw gedenken moet zich thans niet richten op zyn persoon, maar allereerst en allermeest op het woord Gods door hem gesproken. Was dat woord u niet menigmaal ten ryken zegen? Was hy u niet menigmaal, gelyk de Schrift zegt, een verkwikker der ziel Is zyn woord wellicht het instrument geweest, waardoor gy tot Jezus werdt geleid? Indien ge door hem den wonderen rijkdom van Christus leerdet kennen, laat zyn woord, jaren geleden wellicht gesproken u nog telkens brengen aan de voeten van dien Immanuel. Laat zyn woord, dat u eenmaal bracht aan stille wateren, u nog telkens terugvoeren naar de fonteinen des heils in Christus ontsprongen. Indien hy zelf nog een laatste woord tot u kon spreken, een afscheidswoord, welk voorrecht hy moest derven, ongetwijfeld zou de hoofdzaak hierop neerkomengeliefde gemeente, die ik zoovele jaren dienen mocht, nu ik van u heenga laat myn persoonlijke gedachtenis onder u maar verbleekengedenkt niet meer myn stryd en moeite, zoo slechts het Woord, dat ik onder u verkondigen mocht, mag leven in uwe harten. Ik moet minder worden, maar Christus Jezus moet in u wassen, moet in u en onder u meer en meer gestaltenis verkrijgen. Gedenkt uwen voorgangeren, die u het woord Gods gesproken hebben en volgt hun geloof na. Volgt ook het geloof na van dezen getrouwen dienstknecht des Allerhoogsten, die door zyn Zender werd afgelost. Hy in het byzonder behoorde tot die beny- denswaardigen onder de kinderen der menschen, die in kinderlijk, eenvoudig geloof stil hun levensweg voortzetten, die gezeten in de schuil plaats des Allerhoogsten in elke donkerheid en duisternis in de schaduw des Almachtigen ver nachten. Een breede plaats in het leven eischte hy voor zich niet op. Voor ruimer kring te arbeiden geen eerzuchtig hart dreef er hem naar uit. Hy wilde voor u, zyne gemeente, alles zyn. Voor u leefde hyvoor u streed hy voor u bad hy. Tot in de laatste dagen voor zyn verscheiden droeg hy uw nooden, vereenigd met de nooden der zynen, die hy moest achterlaten, met zyn priesterlijk hart aan den troon Gods op. Als van een Mozes, waren ook zyn handen, onder steund door de Aarons en Hurs uit uw midden, onverpoosd uitgebreid naar de aanspraakplaats van Gods heiligheid. Veelal in kinderlijke, be nijdenswaardige eenvoudigheid beval hy gerust zyn wegen, al wat hem 't harte deerde, der trouwe hoede en zegen van Hem, die 't al regeert. En in dit gezicht heeft hy u, gemeente, een ryke schat nagelaten een exempel, dat door u moet worden nagevolgdeen voorbeeld, dat immer door u in gedachtenis moet worden ge houden. Gedenkt uwen voorgangeren, die u het woord Gods gesproken hebben en volgt hun geloof na, aanschouwende de uitkomst hunner wan deling. Aanschouw ook het einde van dezen uwen Leeraar. Zyn einde was vrede. Als een Simeon heeft ook hy kunnen zeggen nu laat Gy Heer uw dienstknecht gaan in vrede, want myne oogen hebben uwe zaligheid aanschouwd. Zyn mond heeft op zyn stervenssponde niet luide meer den lof des Heeren kunnen verkon digen. Maar wat nood zyn gansche leven was immers als een leesbare brief van den Heere Jezus Christus. Hoe fel ook nog bestreden, het anker zyner hoop lag vast, te vast om door satans aanvallen nog te worden losgerukt. Hy heeft den goeden stryd volstreden. Hy heeft reeds ontvangen de kroon der rechtvaar digheid en de door zyn arbeid toegebrachten zullen zyn de kroon zyns roems in den door luchten dag van Christus. Oostkapelle. DE KRÜIJTERo

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1915 | | pagina 2