Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. Onder Redactie ran: Ds.L. BOOM, Ds. R. J. VAN DER TEER en Os. i. 0. W1ELEN6A. ZEEUWSCHE KERKBODE. lie Jaargang. Vrijdag 12 December 1913. No 26. UIT HET WOORD, Met medewerking van onderscheidene Predikanten. 1R0HHEMEHTSPRUS Drukker-Uitgever A. D. LITTOOIJ Az. PRIJS DER ID VERTERTIEN L. S. Aan de lezers van ons blad kannen wij mededeelen, dat er een overeenkomst tot stand gekomen is tusschen de persver- eeniging en de firma Oosterbaan en Le Cointre, waarby bepaald is, dat de beide Kerkelijke bladen: de Znider-Kerkbode en het Zeenwsch Kerkblad, van 1 Jan. 1911 af vereenigd worden tot één blad onder den naam van DE REDACTIE VAN WEGE GODS TROUW. Maleachi, de laatste van Israels profe ten, had het voorrecht te mogen profe- teeren van den Voorlooper des Heeren van hem, die voor des Heeren aangezicht zou henengaan om Hem den weg te be reiden. En meer nog, hij mocht Israël ook toeroepen dat de Heere, dien zij zochten en aan denwelken zij lust hadden, snellijk tot zijnen tempel komen, in het midden zijns volks zich binnen kort ver- toonen zou. Vurig verlangden de tijdgenooten des profeten naar de komst van hun Messias doch over 't algemeen verwachtten zij Hem met aardschgezinde harten, want de meesten waren vleeschelijk en niet gees telijk. Meleachi voorspelt evenwel dat de komst des Heeren vol majesteit en verge- zelschapt wezen zou van oordeel. In den naam des Beloofden tot het volk sprekende, zegt de profeet: Ik zal tot ulieden ten oordeel naderen, en Ik zal een snel ge tuige zijn tegen de toovenaars, en tegen de overspelers, en tegen degenen die val- schelijk zweren, en tegen degenen die het loon des daglooners met geweld inhouden, die de weduwe en den wees en den vreem deling het recht verkeeren, en Mij niet vreezen, zegt de Heere der heirscharen. Hadden aldus de goddeloozen alleszins reden om te vreezen, voor Gods over blijfsel zou de komst van den Messias ten zegen zijn. Zich tot de vromen van Israël keerende, hooren zij uit Maleachi's mond dat zij niet vergaan zullenhun tot troost en bemoediging heet het: Want Ik de Heere word niet veranderd, daarom zijt gij, o kinderen Jakobsniet verteerd. Alsof de Heere zeggen wilook gij, mijn ware volk, hadt mede verdiend dat Ik u kwam straffen en verdoen, maar Ik ben onveranderlijk en getrouw, en daarom zult gy blijven. Ik zal u kastijden, maar slechts om u te louteren. Ik zal het volk be zoeken, maar u als mijn overblijfsel spa ren. En aan u zal Ik al mijne goedheid en beloften vervullen, die Ik Abraham, Izak en Jakob gezworen heb. Ik, de Heere, word niet veranderd. Wie zal de majesteit uitspreken, die in dit woord verkondigd word Geen schep sel, zelfs geen Engel vermag die te door gronden. God, de Heere, is onveranderlijk, Hij is en blijft eeuwig Dezelfde, Zijn naam is JehovahIk zal zijn die Ik zijn zal. Alle gedachte van verandering, van ver andering in plaats of tijd, in wezen of werken is bij den Heere uitgesloten. Van Hem alleen kan gezegdGij hebt voor maals de aarde gegrond, en de hemelen zijn het werk uwer handendie zullen vergaan, maar gij zult staande blijven; zij allen zullen als een kleed verouden, Gij zult ze veranderen, als een gewaad, en zij zullen veranderd zijnmaar Gij zijt Dezelfde, en uwe jaren zullen niet geëin digd worden. Is de Heere onveranderlijk in zijn we zen, daaruit volgt nu de machtige en troostvolle gedachte dat Hij voor zijn volk de Getrouwe is, die doen zal naar het woord dat Hij gesproken heeft. Aan zijn Woord en belofte zal Hij nooit iets ver anderen, Hij zal ze nimmer vergeten maar tot in eeuwigheid bevestigen. Daarom zijn de kinderen Jakobs niet verteerd. Zij hadden zich dat waardig gemaakt. Hunne afkeeringen en boosheden waren vele geweest. Zij hadden het verdiend dat de Heere hen om hunne ongerechtigheden en overtredingen had afgesneden. Maar daaraan had de Heere geen lust. Hij ge dacht zijn Woord dat Hij over hen ge sproken, zijn Verbond dat Hij met hen opgericht had. Daarom bleven ze bewaard in het gerichthet vuur zijner oordeelen verteerde niet, maar louterdein den toorn bekenden zij zijne genade en ont ferming. En nog altijd blijft zoo Gods volk ge spaard en bewaard. Zij danken het niet aan hunne waardigheid of verdiensten. Ach, die eigen waardigheid verdwijnt voor de ziel, die zich zelve leert kennen. Hoe zou ze bovendien aanwezig kunnen zijn voor Hem, die ons nog zooveel beter kent dan wij ooit ons zeiven leeren kennen? En het is ook niet om onze tranen en smeekingen. Immers het beste gebed keert schuldig tot ons weder, bezoedeld en on rein van wege het zondige hart, van waaruit het opkwam. Neen, dat wij niet verteerd zijn, dat wij niet vernield worden, het is aan iets an ders toe te schrijvenhieraan, dat de Heere niet verandert. Hij heeft met ons een Verhond gemaakt, dat blijft tot in duizende geslachteneen Verbond der ge nade, waarbij de rijkste en eeuwige zege ningen in Christus Jezus ons zijn toege zegd. Wij en onze kinderen zijn erfgenamen van dat Verbond en die zalige beloften, waardoor de zaligheid en heerlijkheid naar zijn vrijmacht toegezegd zijn aan allen, die lust hebben om in zijne wegen te wandelen. Die God des Verbonds is onveranderlijk en getrouw. Hij heeft ons gekend, toen wij nog niet warenons opgezocht, toen wij naar Hem niet vroegenons tot zijn eigendom gemaakt, toen wij niets beha- gelijks Hem konden aanbieden ons behou den en bewaard, toen wij door zonden de genade doorbrachten, en dood en verderf ons waardig maakten. Hij roept het ons dagelijks toe Ik de Heere word niet ver anderd; en met verbroken hart en ver brijzelden geest leert elk van Gods kinderen daarop antwoordenen daarom ben ik niet verteerd o, Hoe zalig te mogen wetenDe Heere wordt niet veranderd Dat verootmoedigt en maakt diep be schaamd elke ziel, die in het licht van Gods heilige trouw haar eigen ontrouw en zonde ziet. Gods kinderen kennen tijden, waarin ze juichen, maar ook oogenblikken, waarin ze voor hun God van schaamte rood zijn. Neergebogen in het stof, tot den Heilige Israëls komende met het woord der verslagenheidik ellendig mensch Maar Gode zij eeuwig lof! Hij heeft ons liefgehad met een onveranderlijke en eeuwige liefdeAls ons van schaamte en rouw het harte breekt, komt Hij het heelenHij troost de ongetrooste, zooals een moeder haar schreiend kind troost. Ja. al zou ook een moeder het kind van haren schoot kunnen vergeten en in druk doen vergaan, de Heere zegtIk zou u toch niet vergeten, want Ik, de Heere, word niet veranderd. Mocht al Gods volk in deze vertroosting wandelen. Beschaamd over zich zelf. Met begeerte om meer in getrouwheid voor dezen God te wandelen. Maar bovenal in het vast geloofde Heere zal bij mij niet verlaten, wat zijn hand begonnen heeft. Beproevingen worden dan met lijdzaamheid gedragen. De verdorvenheid des harten, in dage- lijksche zonden zich openbarend, zal dan aan eigen zaligheid niet doen wanhopen. Gebrek aan heilig leven en onvolkomene liefde zal dan geen slagboom zijn om van den Heere ons gescheiden te houden. Neen, maar met allen nood,, met elke ellende en pijn, zullen wij tot Hem vluchten, die ge zegd heeft: Ik de Heere worde niet ver anderd; daarom zijt gij, kinderen Jakobs niet verteerd. Van der Veen. KERK, BELIJDENIS, ZENDING. Verzwakt de tacht? Aan het verlangen van een broeder, die ons een nog al lang stuk toezond, kunnen we niet voldoen, want het ontbreekt ons aan plaats ruimte, en we kunnen het ook niet laten lig gen in de hoop dat de gelegenheid wel komen zal, want met Nieuwjaar kragen we een ver eenigd Blad, waarin moeielijk nog opgenomen kan worden, wat voor een van beide Bladen gestuurd werd. Daarom zochten we een uit weg en we vleien ons er mede, dat de schrijver op deze wijze wel bevredigd zal zijn. Het gebeurt, dat een lid van een onzer ker ken iets doet, dat er naar zijn belijdenis ge oordeeld, niet door kan. Anderen denken, dat de kerkeraad wel handelend zal optreden, doch als zij nu niets naders vernemen, dan klagen ze er over, dat de kerkeraad niets doet. Op dit verschijnsel vestigt het stuk allereerst de aandacht en dit is niet verkeerd, wijl het nog al eens een enkele maal voorkomt en het is goed, dat het daartegen een zacht verwijt laat hooren. We zijn het ook met hem eens, als hij zulke klagers aanraadt, dat z\j beginnen moeten om hem of haar, die in hun oog schuldig staat, met liefde en ernst op zulk een fout te wijzen, want het is aller roeping om elkander te ver manen, zoolang het heden genoemd wordt. Het is wel veel gemakkelijker om een kerke raad te beschuldigen, dan om een dwalende terecht te wjjzen, maar het laatste is nu een maal een eisch, welken de Heere zelf aan zijn discipelen stelt. Nog zouden we er aan toevoegen, dat indien iemand meent, dat een kerkeraad nalatig is, hij ten allen tijde het recht heeft om dit aan de opzieners te zeggen, wat zeer zeker veel heter is, dan om met anderen die niet in den kerkeraad zitten, daarover te spreken en te klagen. Licht toch sluipt daarin iets, wat niet deugt en het kan er toe leiden om van zich zelf te denken, dat men veel meer ijver gevoelt voor de heiligheid van het verbond dan de ouderlingen en dit is voor de ware nederigheid niet erg bevorderlijk. Met hem gelooven we ook, dat menigeen, eer hij zoo uit de hoogte oordeelde, eens be ginnen moest met nauwkeurig na te lezen de artikelen onzer kerkenordening, welke over de tucht handelen en wijl ieder voor een klein bedrag zulk een boekje kan koopen, achten we het niet noodig om deze artikelen af te drukken. We zouden zoo zeggen, laat ieder, die op de kerkelijke tucht prijs stelt, toch zorgen, dat hij althans weet wat de Gerefor meerde kerken daarover bepaald hebben. Dit kan bevorderlijk zijn om den kerkelyken band te versterken en om alle leden op te wekken om voor de richtige uitoefening van de tucht te zorgen. Over het woord „openbaar" in onze kerken ordening is menigmaal gesproken en geschre ven, zoodat we daarover het zwijgen kunnen bewaren. Indertijd is over deze materie een rapport uitgebracht op de Classis Middelburg en met de conclusies heeft zich de Classis vereenigd. Afgedrukt werd het in de beide Zeeuwsche Bladen tengevolge waarvan het ter kennis gebracht is aan al de kerken in Zeeland en elk kan het dus nu nog raadplegen. Om te beoordeelen, wat er gedaan zou moeten worden in een bepaald geval, kan alleen de kerkeraad, welke met alle bizonderheden op de hoogte kan zjjn en wanneer het een kerke raad te moeielijk valt, staat de weg altijd open om aan de Classis advies te vragen. Op de vraag, welke we hier boven plaatsten, kunnen we niet zoo maar met een enkel woord onze meening zeggen, want dan zou allicht misverstand kunnen ontstaan en daartoe hebben we geen lust. Bovendien komt het ons voor, dat daarover vooralsnog bezwaarlijk te spreken valt, omdat er blijkbaar bij de leden der Gere formeerde Kerken nog zooveel verschil van meening over het wezen der tucht zelve heerscht. Wü voor ons zijn dankbaar, dat de Kerken tot dusver acht geven op de belijdenis en den wandel harer ambtsdragers en leden en dat het recht op onze kerkelijke vergaderingen geëerbiedigd blijft. Yoorzoover mijn ervaring strekt, kan ik wel verklaren, dat nog allerwege de kerkelijke tucht zonder eenig aanzien des persoons ge handhaafd wordt in ons gewest. Bouma. Een stukje exegese. IV. (Slot.) „En Johannes, in de gevangenis ge hoord hebbende, de werken van Chris tus, zond twee van zijne discipelen, en zeide tot Hem„Zijt Gij degene, die komen zoude, of verwachten wij eenen anderen?" En Jezus antwoordde en zeide tot henGaat henen en bood schapt Johannes weder, hetgene gij hoort en zietDe blinden worden ziende, en de kreupelen wandelen de melaat- erkblai per half jaar franco per post Enkele nummers 70 cent. 3 cent. MIDDELBURG. van 15 regels 80 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere regel 10 cent meer. Want Ik, de Heere, word niet veran derd daarom zijt gij, o kinderen Jakobs! niet verteerd. Mal. 3 6.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1913 | | pagina 1