Een stukje exegese.
FBOTLLBTOJST.
lis iïii TDnrbriod oil tel Tunr gtrukl.
11)
Kerk en Schoolnieuws.
Ofliciëele Berichten.
Verantwoording van Liefdegaven.
INGEZONDEN STUKKEN.
te bouwen. Nu kwam de tentzending naar
Görlitz en deze vereeniging zocbt aanraking
met de belijders van Jezus' Naam. Ook naar
de kleine kerk van Görlitz richtte zij zich en
verzocht haar medewerking. De kerkeraad ga:?
er gehoor aan en enkele Zondagen achter el
kander kondt ge de kleine Gereformeerde kudde
vinden in de Tent, waar z\j met alle minnaars
van het evangelie samenkwam en waar zij met
elkander zongenAi ziet, hoe goed en hoe liefelijk
is 't, dat broeders samenwonen. Het waren aan
gename dagen, waarin alle verschil van belij
denis zweeg en de vraag drong zich op, of het
wel goed was om in zoo'n land en in zulk een
stad den nadruk te leggen op het specifieke
van de Gereformeerde belijdenis.
Intusschen was er ook twijfel gerezen in het
hart, of de Gereformeerden wel consequent
waren in de opvatting van de wet des Heeren
onder de N. Bedeeling. En ds. Graefe is nu
eenmaal de man, om te willen weten
wat waarheid is. Hij ging de kwestie on
der de oogen zien en zocht vooral licht in den
zendbrief van Paulus aan de Galatjërs. Lang
zamerhand rijpte in hem de gedachte dat de
Gereformeerden niet genoeg de vrijheid van
de kerk tot haar recht lieten komen. Hij
stak zijn meening niet onder stoelen en banken
en van uit Görlitz drong het door tot de ker
ken van Oost-Friesland en Bentheim, met welke
zij in correspondentie stonden. Als daarbij
nu in 't oog gehouden wordt, dat de Breslauers
de Schotsche opvatting toegedaan zijn, dan zal
het nog duidelijker zijn, dat de afwijkende
meening van Görlitz opspraak verwekte. Met
groote openhartigheid heeft ds. Graefe 'zijn
gedachte uitgesproken en aan de kerken van
Bentheim en Oost-Friesland meegedeeld en
deze hebben op haar beurt met ernst en aan
drang de Gorlitzsche voorstelling trachten te
weerleggen, doch dit is blijkbaar zonder ge
volg geweest.
Of het nu juist gezien is om na den arbeid
de kerkelijke gemeenschap te verbreken kan
ik niet zeggen, want ik weet niet, wat er nog
meer gebeurd is. Met ds. v. d. Linde ben ik
1 ook van oordeel, dat er nog meer licht noodig
is om een grondig oordeel hierover te vellen.
Wellicht geven de kerken van Oost-Friesland
en Bentheim dit wel op de volgende Generale
Synode van 's Gravenhage.
Met een vraag eindig ik. Zouden de Gere
formeerden in Nederland wel geheel vrij uit
gaan, waar zij op het vriendelijk verzoek in
1902 van Breslau's kerk en gesteund door on
derscheidene mannen zoo weinig acht geslagen
hebben? Er was toch gelegenheid om een
blijk van belangstelling te geven en dit zou
die beide kerken in het verre Silezië, welke
zulk een moeitevolle taak hebben, op nieuw
hebben doen zien, dat Nederland zoo rijk ge
zegend, voor hen voelt en dit zou hen allicht
genoopt hebben om ook onze kerken te raad
plegen in zoo'n teedere zaak.
Bouma.
II.
„En Johannes, in de gevangenis ge
hoord hebbende, de werken van Chris
tus, zond twee van zijne discipelen, en
zeide tot Hem„Zyt Gij degene, die
komen zoude, of verwachten wij eenen
anderen En Jezus antwoordde en
zeide tot henGaat henen en bood
schapt Johannes weder, hetgene gij
hoort en zietDe blinden worden ziende,
Een verhaal door PEKAH.
HOOFDSTUK V.
„Steeds hooger!"
Zooals we zagen, maakte hij uitstekende
vorderingen. Oom Gerrit deed al wat in zijn
vermogen was, om zijn neef voort te helpen, en
het bleek, dat die moeite en kosten niet tever
geefs waren besteed. Willem geraakte volkomen
op de hoogte met het vak, en ook wat teekenen
en rekenen betrof, muntte Willem weldra uit
boven alle jongelui, die met hem les kregen.
De lange winteravonden bracht hy met studeeren
door, en toen hij 21 jaar oud was, kon oom
hem gerust het opzicht toevertrouwen over een
aangenomen werk. 't Was voor Yan der Hagen
een grooten steun, zulk een persoon in dienst
te hebben. Hij werd reeds een dagje ouder en
zijne gezondheid werd er niet beter op. Na een
paar jaar gesukkeld te hebben, overleed hij.
Willem kwam nu op ruim 23-jarigen leeftijd
aan het hoofd der zaak te staan. In alle op
zichten was hij hiervoor berekend, en het ver
trouwen, dat zyn oom altijd genoten had, had
ook h\j zich weldra weten te verwerven.
en de kreupelen wandelende melaat
schen worden gereinigd, en de dooven
liooren; de dooden worden opgewekt,
en den armen wordt het Evangelie
verkondigdEn zalig is hij, die aan
Mij niet zal geërgerd worden."
MArrn. 11 2—6.
Na de zoo wij hopen durven genoeg
zame weerlegging van de ongerijmdheid en
onmogelijkheid der gedachte, dat deze Johannes
vraag ook uit Johannes' eigen fel-bestreden
ziel voortgekomen is, willen wij eene poging
wagen ter verklaring van wat des Doopers ziel
in zoo hevige beroering heeft gebracht. Geljjk
by de gelijkenissen van den Heiland het inleidend
woord of de aanleidende oorzaak meermalen ons
den sleutel ter opening van het gesproken woord
biedt, zoo meenen wjj, dat wij ook hier ons
uitgangspunt dienen te nemen in de door de
Evangelisten vooropgestelde mededeeling, die
de aanleiding tot de vraag ons meldt en daar
door tevens de oorzaak van Johannes' in
nerlijke aanvechtingen ons bloot legt: „In de
gevangenis hoorde Johannes de werken van
Christusniet de werken van Jezus, maar van
den Christusde werken dus, waardoor Jezus
als de Christus zich zelf openbaarde, als de
Messias zich zelf aan het Israëlitische volk te
kennen gaf.
Deze werken zijn niet maar de daden, de
wonderen en teekenen, die Jezus deed, maar
evenzeer ook de woorden, de redenen, die Hij
sprak (hfdst. 5 16Joh. 5 36)kortom dat
alles zoo veel in verscheidenheid en toch
weer zoo één in doel dat Jezus' arbeiden
kenmerkte en kenschetste als dat van den
Messias den Christus Gods. (Bengel, Meijer en
Zahn t. a. p.)
Zielkundig genomen valt het zoo gemakkelijk
te Jverstaan en te verklaren, dat deze „werken
van den Christus" des Doopers innerlijke ziele-
gedachten hebben beziggehouden en in bange
vragen ingewikkeld en verstrikt
Verkondigd had hij, toen zijne stem nog
schalde als een bazuin langs Judea's woeste
vlakten, dat de Koning van het Godsrijk komen
zou met de wan in zijne hand, doorwandelende
zijn dorschvloer, om de tarwe te vergaderen
in zijn schuur, maar 't kaf te verbranden met
onuitblusschelijk vuuraangezegd met den
koperen klank zijner dreigende woorden had
hij 't Israel, dat de bijl reeds aan den wortel
der boomen was gelegd, gereed om aanstonds
neer te vellen en uit te houwenuitgeroepen
met de hartstochtskracht van den boeteprediker
had hij het, dat de Messias door het vuur des
gerichts henen, zich een weg zouden banen
naar Davids troon en op de puinhoopen aller
wederstrevende volkselementen zyn koninkrijk
vesten en bouweneen Elia gelijk, in 't vlammen
zpner oogen en 't vuurvonken zijner strafredenen
had hij den gebiedenden eisch gesteld, dat alle
hoogte geslecht, alle woeste plaats gebaand
zoude worden voor den Vorst Messias, naderend
in de majesteit Zijner heerlijkheid.
Maar Jezus van Nazareth staat thans midden
onder het volk en hij predikt, predikt immer
weer dat het Koninkrijk der hemelen gekomen
is; maar woorden van oordeel en gerichtvan
dreiging en donder spreekt hij niet; veel min
die als blijde triomf kreten opklinkende machts
uitspraken, die den dag van het vuur des ver-
derfs èn der verlossing voorafgaan moesten
de örde der dingen blijft wat zij was en niets
wjjst nog op een aanstaand naderen van het
Messiasrijk, zooals Johannes 't zich in weelderig
verbeelden had voorgesteld.
Jezus van Nazareth staat thans midden onder
Spoedig na ooms overlijden was Willem in
het huweljjk getreden. Zijne vrouw was van
flinke burgeraf komst en bezat eenig vermogen,
doch inzake den godsdienst dacht zij evenals
Willem, 't Was geen oprechte liefde geweest,
die haar had doen besluiten, Willems hand
te aanvaarden. Zijn vlijt en bekwaamheden, en
niet het minst zijne schoone vooruitzichten
hadden den doorslag gegeven.
Na W illems huwelijk was tante in een ander
gedeelte der stad gaan wonen. Nu en dan bracht
ze haar neef een bezoek, en het moet gezegd
worden, dat deze zich steeds dankbaar betoonde
voor het goede, dat hy aan zijne verzorgers te
danken had.
Willem vouwde de krant dicht, zag op zijn
ïorloge, en opstaande zei hij„Ik moet nog
even naar den winkel, 't Is nu bijna zeven uur,
en ik heb nog 't een en ander te regelen. Over
een half uurtje ben ik hier weer."
Toen Willem vertrokken was, lei juffrouw
van der Hagen het haakwerk neer, vouwde de
randen in haar schoot, en zat weldra in ge
dachten verzonken. Nog maar een paar maanden
was zij gehuwd, maar die korte tijd was voor
raar ééne groote teleurstelling geweest. Zy had
gehoopt, dat zij door dit huwelijk in aanzien
zou stijgen, dat zij in deftiger kringen zou
geleid worden, dat ze in één woord zou kunnen
doen en laten wat ze verkoos, en nu, hoe
het volk en hij doet teekenen en wonderen
immer weer, toonend zijn allesbeheerschende,
aan almacht schier grenzende macht; maar 't zijn
werken der reddende liefde, der uithelpende
barmhartigheid, der rijke verlossingen van ellen.
digen en gedrukten naar lichaam en geest, wer
ken, die de verwondering en verbazing der scha
ren hoe langer hoe meer ten toppunt doen
stijgen, doch geene machtsdaden als van Davids
grooten Zoon, die door gericht en gerechtigheid
Zijn volk Israël verlossing brengt en denKonings,
scepter over Israel opneemt in schitterende
majesteit.
Jezus van Nazareth staat thans midden onder
het volk maar het ruw geweld, dat Gods
wet vertrapt en den „Wegbereider" gevangen
houdt om zijn jjveren voor Gods Wet, blijft op
den troon van Israel; de boosheid en godde
loosheid van een heerscher als Herodes is nog
in eere't Koninkrijk van den Messias is ge
komen, maar Herodes zondigt nog voort, en
hy zelf zucht en versmacht in den akeligen
kerker.
Dat alles schokt Johanues't krenkt hem
't pijnigt hem't martelt hem inwendig af,
want 't is moeite in zijn oogenhij kan 't maar
niet verstaan en begrijpen.
Jezus van Nazareth met zijne „werken" beant
woordt niet aan zijn Messiasideaal en Messias-
verwachting, noch ook aan de behoeften van
Israel, zijn volk.
En als hy dan die benauwende slingeringen
van zyne ziel in zoo bange en benarde aan
vechtingen niet verwinnen kan, dan wendt hy
zich door een tweetal jongeren tot Jezus zelf
en legt het kenmerk van den echten ziele-
strijder en worstelaar al wat hem innerlijk
drukt voor den grooten Meester open in die
op-den-man-af gestelde vraag „Zyt Gij degene
die komen zoude of verwachten wy eenen anderen;
Gij met nadruk vooropGij, zyt gy de komende
Eene merkwaardige vraag, om den zieletoe-
standf dien zy vertolktzy spreekt van vervulde
verwachtingen en onbevredigde verlangens in
één ademzy gewaagt van lichtend hopen, en
verdonkerend vreezen tegelijk; zy laat hooren
de taal van het zoo zwaar-geschudde gemoed,
waarin het geloof wel niet is verstorven, maar
toch de vale twijfel intrek heeft genomen.
Gegrepen is zy uit het hart van zoovele Joden
dier dagen, van hen, die met Jezus van Nazareth
In aanraking gekomen, nog in twijfelende onze
kerheid verkeerden omtrent de waarachtigheid
van zyn Messiasschapen van nog zoovele andere
twijfelaars van alle plaats en tyd, die door Jezus
van Nazareth en zyne werken aangegrepen, toch
in 't licht der volle waarheid, in 't vroolyk
levenslicht, den wandel niet kennen.
Maar daarom ook eene vraag, die niet maar
psychologisch (zielkundig) de aandacht trekt,
doch bovenal religieus van de hoogste betee-
kenis is te achten. Achterwaarts houdt zy
verband met de beloften Gods, van af het ver
loren Paradijs gegeven en voorwaarts met het
wondere verlossingswerk Gods, dat eerst in
eeuwigheid, als de nieuwe hemel zich welven
zal over de nieuwe aarde, volmaakt wezen zal.
Diep-religieus van aard gaat zy over geheel de
waarheid Gods en is zy van beslissende kracht
voor de Eere onzes Gods, de verlossing der wereld
en onze eigen zaligheidmet haar staat eigenlijk
hèt hoogste van 't leven op 't spelzy is eene
vraag van wereld-historische en voor de eeuwig
heid beslissende beteekenisredenen te over,
om het eveneens merkwaardige antwoord van
den Meester zelf nogmaals te hooren, met hoofd
en hart beide. D. Pol.
bleek het thans, dat zy zich deerlijk had mis
rekend. Zy bleef, wat ze altyd geweest was
slechts een burgerjuffrouw. Willem bezat
wel eenig kapitaal, doch dit was noodig om de
zaak te dryven, en zoo was zy dus genoodzaakt
de uitgaven te regelen naar de verdiensten.
Deze waren wel is waar niet gering, doch by
haar was zóó weinig overleg inzake de huishou.
ding op te merken, dat het voor ieder, die nog
eenigszins kon oordeelen, duidelijk was, dat
veel geld onnut besteed werd. Naarmate
het haar duidelijk werd, dat zy zich bedro
gen had, werd ook de band tusschen haar
en Willem losser. Zy ging met hem om vrien
delijk en voorkomend, maar er werd toch dat
echt huishoudelijke gemist, dat het huwelijks
leven tot het gelukkigste op aarde doet worden.
Willem was van zyn kant te veel man van
zaken, dan dat hy de teleurstelling zjjner vrouw
opmerkte. Overdag was hy öf op zyn kantoor,
öf in de werkplaats. Soms ook was zyn tegen
woordigheid vereischt by het werk. En 's avonds
ïield hy zich bezig met de krant, of eenig
bouwkundig tijdschrift.
Dezen avond zou hy echter eens met zyne
vrouw uitgaan. Laug reeds had deze er op
aangedrongen, een harer vroegere vriendinnen
een bezoek te brengen. Alleen gaan wilde ze
liever niet, maar Willem scheen er niet veel
zin in te hebben, haar te vergezellen. Eindelijk
BEROEPEN
te Donkerbroekds. A. Terpstra te Terwispel
te Oudewaterds. J. C. C. Voigt te Ouderkerk
a.d. IJssel
te Lopik cand. B. A. Knoppers te Rotterdam
te Augustinusgads. W. F. S. van Lingen te
Gerkesklooster
te Velsen: dr. J. Hania te Steen wyk.
BEDANKT
voor Eng wierumds. M. P. Pel te Eestrum.
Vacatuurbeurten Classis Middelburg.
GAPINGE.
ds. v. d. Ende.
ds. Boejjenga.
ds. v. d. Hoorn.
12 ds. Wielenga.
8 Maart ds. Netelenbos.
12 ds. Bouma.
VLISSINGEN.
ds. van Loon.
ROOZENDAAL.
ds. Kerkhof,
ds. Veen.
11 Jan.
25
8 Febr.
In Jan.
In Jan.
In Febr.
Oostburg, 27 November 1913. De Naam des
's Heeren zy geloofd en geprezen, waar onze
geachte leeraar de Wel.Eerw. Heer ds. W.
v. 't Sant voor de roeping naar de gemeente
te Ter Aar bedankt heeft.
Namens den kerkeraad,
I. Catsman, Scriba.
Westkapelle, 24-11-13. Zondag 1.1. maakte
onze geliefde leeraar, ds. F. J. v. d. Ende, aan
de gemeente bekend, dat Z.Eerw. geen vrijmoe
digheid had gevonden de roeping naar de Kerk
van Hoogvliet op te volgen. Met groote blijd
schap werd dit door kerkeraad en gemeente
vernomen. Onze wensch is, dat onze geachte
leeraar nog vele jaren in ons midden mag
blyven en dat de Heere onze God hem nog
meer tot rijken zegen stelle voor onze kleine
gemeente'
Namens den kerkeraad,
W. van den Berg, Scriba.
Zendings-Commissie Middelburg A. Ontvangen
van de fam. M. het Zendingsbusje, bevattende
f 3,67V2 en van P. M. 135 opgespaarde halve
centen. De Penningmeester,
A. D. Littooij Az.
Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.)
Critiek.
Wy leven in eene critische eeuw.
In het dagelyksche leven kunnen wy dit zoo
duidelijk opmerken.
Weinig wordt er gezegd, geschreven of ge
daan, waar geen critiek op uitgeoefend wordt.
Niet, dat wy zouden willen beweren dat vroeger
geen critiek zou bestaan hebben, dat leert de
historie ons duidelijk. Ook de Christelijke
Kerk, heeft reeds zeer vroeg hare bestrijders
gehad, die, door middel der critiek, haar zoch
ten af te breken of verdacht te maken. De
Kerkgeschiedenis noemt ons namen, b.v. van
Cèlsus, de heidensche gnosticus, die scherp
critisch optrad tegen de eerste gemeenten.
En in later tyden was het telkens weer de
critiek die hare aanvallen vernieuwde. En ook
had hy toch toegestemd, en juffrouw van der
Hagen had bij zichzelf gedacht„Nu er eenmaal
een begin is, zullen we wel meer avonden uit
gaan."
Zoozeer was zy in gedachten verdiept, dat zy
niet bemerkte, dat haar man weer de kamer
was binnengetreden. Ze schrikte op, toen hy
glimlachend op haar toetrad en zei„Nu, Anny,
hoe is 'tnu, ben je nog niet gekleed voor de
visite? Ik dacht, dat je dit bezoek zóó hoog
zat, dat je er 'teten om zou laten staan. Maar
'k geloof, dat ik me vergist heb. Kom, maak
je maar gauw klaar, 'tis half acht, en 'kwil
liefst niet te laat weer thuis zyn.
Anna was opgestaan, en zich uitrekkende
antwoordde ze„Neen, man, 'k was de afspraak
niet vergeten, maar ik zat daar wat te sche
meren, en zoo is me de tyd ontschoten. Maar
romaanik ben in twee minuten klaar."
Een kwartier later zaten ze in de deftige
voorkamer van den heer Verlaar, die een be
langrijke stadsbetrekking bekleedde. Mevrouw
Verlaar was altyd een vriendin van Anna ge
weest, totdat zy nu ruim een jaar geleden ge
trouwd was.
Hoe had Anna haar benyd, nu zy door haar
huwelijk in de voornaamste kringen der stad
was opgenomen. Een paar maal had zy een
gezoek gebracht by de Verlaars, maar sinds zy
juffrouw van der Hagen heette, niet meer.