Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
Onder Redactie vanDs. L. BOUMA, Ds. R. J. YAN DER VEEM en Ds. J. D. WIELENGA.
lie Jaargang.
Vrijdag 31 October 1913.
No. 20.
iBOIIEMElTSFRUS
Drakker-Uitgever
PRIJS DER iDYERTERTIEH
UIT HET WOORD.
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
A. D. LITTOOIJ
MIDDELBURG.
Az.
II.
Bij de woorden Alzoo moet de Zoon
des menschen verhoogd worden, hebben
sommigen gedacht aan den staat, waarin
de Christus geplaatst werd bij Zijne op
standing. Wij weten, dat Jezus, nadat
Hij geleden had en gestorven was, uiter
mate verhoogd, en Hem een Naam ge
geven is, welke boven allen naam is in
den hemel en op de aarde, opdat in Zijn
Naam alle knie zich buigen en alle tong
belijden zou, dat Hij is de Christus tot
heerlijkheid des Vaders. Met alle macht
is Hij bekleed, nu Hij gezet is ver boven
alle overheid aan de rechterhand der Ma
jesteit Gods. Van den troon heerscht.Hij
thans in het midden Zijner vijanden. Doch
hoe vast dit ook staat wij vragen
zou de Heiland daarop het oog gevestigd
hebben, toen Hij tot Nicodemus zeide
alzoo moet de Zoon des menschen ver
hoogd worden?
Wij gelooven het niet, want als de Heere
daarvan spreekt, bezigt Hij gewoonlijk
een ander woord, zooals ons o. a. blijken
kan uit Joh. 17 5, waar Hij tot den
Vader zegten nu verheerlijk mij Gij
Vader bij U zelf met de heerlijkheid, welke
Ik bij U had, eer de wereld was.
Er bestaat nog een ander gevoelen, dat
wij ook vermelden willen. Zij, die dit
voorstaan, denken hier aan de hoogachting,
welke alle geloovigen Hem toedragen.
Nu dit is natuurlijk een feit. Sedert Jezus
van de aarde is heengegaan, is de H. Geest
gekomen, en Deze heeft niet alleen de
mannen toegerust, welke de Banier des
Evangelies geplant hebben op alle hoogten
der aarde, maar Hij heeft ook de harten
van velen bewerkt om den eenigen Naam,
welke onder den hemel gegeven is, te
achten en lieftehebben, zoodat er altijd
een volk op aarde is, dat uitroeptGij
zijt veel schooner dan de menschenkin-
derengenade is uitgestort in Uwe lippen,
daarom heeft God U gezegend in eeuwig
heid. Maar al belijden wij dit van gan-
scher harte iets anders is het, of wij
gelooven, dat het hier ons geleerd wordt.
Hier geldt hetzelfde bezwaar, dat wij had
den tegen de eerste uitlegging. De Hei
land heeft ook van deze zaak gesproken,
maar Hij heeft ook toen een ander woord
gebruikt. Om dit te staven wijzen wij
naar Joh. 1613,14. Deze verzen luiden
Maar wanneer die zal gekomen zijn n.l.
de Geest der waarheid, Hij zal u in alle
waarheid leiden. Want hij zal van zich
zelf niet spreken, maar zoo wat Hij ge
hoord zal hebben, zal Hij spreken, en de
toekomende dingen zal Hij u verkondigen.
Die zal Mij verheerlijkenwant Hij zal het
uit het Mijne nemen en zal het u verkon
digen.
Zoodoende kunnen wij de meest alge
meen aangenomen opvatting handhaven.
Tegenover de verhooging, waaraan Nico
demus dacht waarop Israel destijds
hoopte plaatste de Christus de werke
lijkheid. Uit de teekening, door de profe
tie gegeven, en door de schaduwen des
O. Testaments voor 't oog geplaatst, had
ben bij name de Farizeeën een deel uit
gelaten, en het overige vervalscht. Uit
gelaten hadden zij het lijden en het ster
ven van den Messias, van de diepe ver
nedering wisten zij niet meer, en vervalscht
hadden zij de voorzeggingen aangaande
de heerlijkheid, welke aan de Spruite
Davids ten deel vallen zou. Zij hadden
het onderscheid uit het oog verloren tus-
schen de heerlijkheid dezer wereld en die,
welke de Christus beërven zou. Als zij
lazen, dat de Messias zitten zou op den
troon van David, en dat de heerschappij
gelegd zou worden op Zijne schouders, dan
dachten zij, dat de Christus een krijgsman
zou wezen als David en dat Hij zich
stellen zou aan de spitse van het Jood-
sche volk, om daarna alle Heidenen door
de macht van het zwaard en het geweld
der wapenen tot onderwerping te brengen.
Vervolgens zou Jeruzalem weer zijn als
ten tijde van den koning Salomo, maar
grooter en heerlijker, de zetel der wereld
heerschappij, welke zich uitbreiden zou
van zee tot zee, en van de rivieren tot
aan de einden der aarde. Geen wereld
rijk meer, dat de theocratie van Israel
overschaduwde, maar de Joodsche wet
uitgaande van en de koningen der aarde
optrekkende naar Jeruzalem om aldaar
hunne hulde en schatten te brengen. Naar
deze toekomst zag het gansche volk uit;
naar deze ure verlangde het smartelijk.
Maar de Heiland roept Nicodemus uit
deze denkbeeldige wereld terug naar de
werkelijkheid, zooals die zijn zou en moest
en verklaart, dat de Zoon des menschen
zeer zeker verhoogd moest worden, maar
in dier voegeals de slang eenmaal in de
woestijn, en daardoor verrijst nu voor den
geest een geheel ander tafereel, dan de
verbeelding, die op een dwaalspoor ge
raakt was, het ontworpen had. Wij doen
derhalve wel, als wij den heuvel Golgotha
beklimmend het kruis aanschouwen, waar
aan zij den Christus geklonken hebben
en uitroepenziedaar, de verhooging,
waarvan Hij sprak tot den leeraar in
Israel. Edoch, deze verhooging, die het
toppunt der schande is, zal tot eene hoo-
gere heerlijkheid voeren, dan waarvan de
Joden droomden. Dit smadelijke kruis
zal voor den Zoon des menschen zoowel
de weg zijn tot den troon van zijn vader
David als tot dien van God.
Nu wij de gedachte, welke hier uitge
sproken is, klaar verstaan, mogen wij nog
nader op hare vertroostende beteekenis
letten, opdat wij in heilige verwondering
deze zalige tijding ontvangen. De plaag
was bij Israel schrikkelijk, en geen mensch
wist raad. Maar op Gods bevel heft Mozes
de slang omhoog, en daarmede wordt de
plaag als onmachtig en overwonnen ten
toon gesteld. Van dit oogenblik af maakt
zij aan zich zeiven een einde. Zoo is het
bij het kruis. Schijnbaar bezwijkt de
Christusschijnbaar is het uit met den
Zoon des menschen en gaat Hij smade
lijk te gronde, maar inderdaad is het an
ders. Het scheen alsof de zonde nimmer
grooter zegepraal had behaald dan toen
zij onzen Heiland deed lijden en sterven,
maar door de verhooging aan het kruis
werd zij van al hare kracht beroofd en
ging zij zelve in den dood. Hij is tot
zonde voor ons gemaakt, en met deze
zonde beladen besteeg Hij het hout der
schande, en op deze wijze heeft Hij de
overheden en de machten in 't openbaar
ten toon gesteld en over hen getriumpheerd.
Nog iets. Mozes heeft niet eene levende
slang aan den paal gehecht. Ware dit het
geval, het zou niet veel te beteekenen
hebben gehad. Het zou enkel aangeduid
hebben, dat deze ééne slang ondergegaan
was. Maar wat zou dit geven? Duizende
kronkelden door het leger van de kinde
ren Israels, of er een meer of minder was,
deed er weinig toe. Daarom moet Mozes
een zinnebeeld kiezen, dat de geheele soort
kon vertegenwoordigen. Zoo is het bij
Golgotha's kruis. Als aan dat kruis éên
zondaar uit de vele gehangen was, zou
dat geen voordeel gebracht hebben. Het
zou alleen de ondergang van dien enkele
geweest zijn. De zonde zou even sterk
zijn geblevenzij had kunnen verwoesten
als voorheen. Maar zij moest van al hare
kracht beroofd worden. En dit is ge
schied door de kruisiging van den Christus.
Hij was de Zoon des menschenons in
alles gelijk, uitgenomen de zonde, en uit
dien hoofde kon hij onze Plaatsbekleeder
zijn. Doch zelf was Hij geen zondaar.
Waar Hij nu veroordeeld werd, daar
werd Hij niet veroordeeld als een uit
velen, maar als onze Vertegenwoordiger,
in wien wij onze veroordeelinj* ontvingen.
Op die wijze predikt ons de kruisiging,
dat de zonde in Hem haar vonnis ont
vangen heeft, en van alle hare kracht is
beroofd.
Zoo moest het. Het was niet bij toe
val, niet naar willekeur. Zoo moest het,
want aldus hadden de profeten van ouds
af het verkondigd. Zoo luidde het Mes-
siaansche program. Wij weten echter, dat
de profetie alleen afleest, wat er in den
eeuwigen raad des Heeren staat, en wij
kunnen bij gevolg zeggen: zoo moest het
naar het besluit, dat God gemaakt had,
eer de wereld was. En nu mogen wij
nooit denken, dat God eene dergelijke be
paling vastgesteld heeft geheel willekeurig,
want daarvoor is er geen plaats. Wel
willen wij erkennen, dat de raad der ver
lossing voor ons ondoorgrondelijk is, wijl
deze diep is als Zijn eigen wezen, toch
blijven wij ook vasthouden, dat er rede
nen zijn geweest, waarom Hij onze ver
lossing heeft uitgewerkt in zulk een bloe-
digen weg. Het kon niet anders, het was
zoo betamelijk.
Welk een Evangelie. O luister er naar.
Ga uit naar Golgotha. Aanschouw den
Man van smarte. Zie Hem worstelen.
Hoor Hem klagen. Kom telkens terug.
Wend er uw oog altijd weer heen. Staar
er zoolang op, totdat gij op uwe knieën
zinkt en uitroepto God, was mijne zonde
zoo schandelijk, zoo kwaadaardig, zoo boos
en verkeerd, U zoo tergend en onteerend,
dat er alleen verlossing kon worden aan
schouwd, wanneer de Zoon des menschen,
die tevens Uw eigen, Uw eeniggeboren was,
op zulk een smadelijke wijze stierf. Ja,
laat het bij het licht van het kruis duide
lijk worden, wat die zonde is, opdat gij
haar belijdt en verfoeit, en tot aanbidding
komt van de groote liefde, welke ons de
Vader toont in de overgave van den Zoon
Zijns welbehagens.
Bouma.
KERK, BELIJDENIS, ZENDING.
misleiding.
per half jaar franco per post 70 cent.
Enkele nummers3 cent.
van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere
regel 10 cent meer.
Gelijk Mozes de slang in de woestijn
verhoogd heeft, alzoo moet de Zoon des
menschen verhoogd worden, opdat een
iegelijk, die in Hem gelooft niet verderve,
maar het eeuwige leven liebbe.
Joh. 3 14, 15.
Hl.
Wjj zjjn nog niet aan 'teind. Er zijn nog
meer verschijnselen, welke ons leeren, dat de
belijdenis-Kerken het hard te verduren hebben.
Velen zijn den strijd over de geschillen moede
en dorsten naar meerdere eenheid. Zij oordeelen,
dat elke poging, om allen die nog vasthouden
aan het oude evangelie, tot een belijdenis te
brengen een hopeloos werk is en daarom willen
zij beproeven of het niet langs een anderen weg
mogelijk is. Hun uitgangspunt isde verdeeld
heid in de christelijke kerk is ontstaan, nadat
men begonnen is de eene of andere waarheid
nauwkeurig te formuleeren, nadat er een ge-
ruimen tijd reeds over gestreden was. En nu
willen zij wel toegeven, dat ook deze moeilijkhe
den hun voordeelen hebben gehad en dat door al
den strijd de waarheid helderder aan 't licht is
gekomen, maar zij meénen, dat er slechts eene
belijdenis is, welke een grondslag aanbiedt,
waarop alle christenen samenkomen kunnen en
daarom roepen zij allen terug tot de Aposto
lische Confessie der twaalf artikelen. Zij was
er, voordat er onderscheidene Kerken waren,
zij diende eenmaal voor herkenningsteeken van
alle christenen en wat zou er nu tegen zijn, dat
zij ook nu weer werd tot den band, welke allen
samensnoerde. En als ge dan de bedenking
oppertja, daar is wel veel aantrekkelijks in,
doch op deze wijze licht ge alles uit, wat de
historie van eeuwen ons gebracht heeft, dan
geven zij hét toe, maar zij willen nu eenmaal
den vrede, zelfs tot dezen prijs. Zelfs sluiten
zij het oog er voor, dat het nu eenmaal onmo
gelijk is, want telkens doet zich toch de wer
kelijkheid gevoelen en werpt alle plannen in
duigen.
Wij zullen er thans niet meer van zeggen,
wijl hef ons enkel te doen is om uit te laten
komen, dat ook deze vrede-zoekende christenen
zich niet opmaken zullen om voor de histo
rische klerken een lans te breken. Zij zien het
aan, dat een bepaalde belijdenis aangevallen
wordt, dat zij uiteengerafeld wordt, zonder ook
maar een vin te verroeren en zij denken bij
zich zelf, dat zulke kerken zich toch in onze
dagen niet staande kunnen houden. Waartoe
zouden zij zich warm maken voor wat nu een
maal geen vat meer op de gemoederen heeft.
Zelf zullen zij misschien zich op een afstand
houden, zelf zullen zij niet meedoen aan het
bestormen van zulke kerken de zucht naar
eenheid verbiedt het hun maar hulp bieden
doen zij evenmin. Zoolang de vijanden het oude
symbool onaangetast laten, blijven zjj onaan
doenlijk en wellicht is dit nog al te gunstig
geoordeeld, want in den regel staan althans in
de voorste gelederen, welke de grondwaar
heden verdedigen, de mannen, die aan de een
of andere bepaalde belijdenis uit de dagen van
de zestiende eeuw de voorkeur geven.
Uit wat we tot dusver gezegd hebben kan
duidelijk zijn, dat het voor de historische ker
ken met een eigen, bepaalde, goed geformu
leerde belijdenis een heele taak zal zijn om te