Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
Onder Redaetie ?anDs. L. BOUMA, Is. R. J. Vil IER VEEM en Is. J. B. WIEIEHGA.
Vrijdag 24 October 1913.
No 19.
UIT HET WOORD.
lie Jaargang.
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
ABOHIEMEHTSPRUS
Brukfcer-OiiBever
A. D. LITTOOIJ Az
MIDDELBURG.
PRIJS DER iDVERTEHTIEN
I.
Gelijk Mozes in de woestijn de koperen
slang verhoogd heeft, zoo spreekt Jezus
tot Nicodemus, en roept ons alzoo een
tafereel voor de aandacht, 't welk wij allen
kennen. De gebeurtenis, waarop ons oog
gevestigd wordt, vond plaats op het einde
van Israels omzwerven in de woestijn.
De veertig jaren waren bijna voorbij, en
het volk maakte zich gereed het land der
belofte binnen te trekken. Doch, het zou
ook thans de begeerte nog niet verkrijgen,
want een vijand stelde zich op hun weg.
Zoo werd Israel weder genoodzaakt het
zwaard te trekken, en tot hunne bittere
teleurstelling werden zij geslagen, en som
migen hunner vielen als gevangenen in
de handen van hun tegenstander. In deze
oogenblikken wenden zij zich weder tot
Abrahams God, liepen Hem als een wa
terstroom aan, deden belijdenis van hunne
schuld, en waarlijk, de Ontfermer Israels
luisterde naar hunne klachten, redde hen
uit alle hunne benauwdheden, en gaf hun
de overwinning op hunne vijanden. Nu
zal het volk den Heere lof en dank toe
brengen; nu zal het blijmoedig Hem ge
hoorzamen; uit liefde zich overgeven aan
Zijne leiding? Helaas neen, want het
duurt niet lang, of het is weder ontevre
den, het begint weder te morren, eerst
een dof gemompel, dat straks uitbreekt
in luide jammerklachten, en allerlei ver
wijten worden Mozes gedaan, en allerlei
moedwil tegen God bedreven. De Heere
is goedertieren en lankmoedig, maar thans
is de maat vol; Zijn toorn begint te roo-
ken tegen Zijn erfdeel, en de halstarrige
en oproerige menigte zal ondervinden over
welke geduchte straften Hij beschikken kan.
Ditmaal zullen vurige slangen de uit
voerders van Zijne wraak zijn. Men meent,
dat deze dieren vurig genoemd worden,
omdat hunne kleur aan vuur deed denken,
en misschien zijn het derhalve geweest de
Serafslangen, welke in de woestenijen van
Arabië gevonden worden. Op 's Heeren
wenk kwamen deze slangen uit hunne
holen en verborgen schuilhoeken in groote
menigte te voorschijn, en wierpen zich op
het leger Israels. Bij het gezicht van zoo
veel ongedierte sloeg den kinderen Israels
de schrik om het hart, en toen zij elke
tent binnenkropen, en zij zich overal ver
toonden, klom de vrees tot doodsangst.
Het was werkelijk ook niet vreemd, aan
gezien de beet van deze adders doodelijk
was. Zoodra iemand eene beet ontvangen
had, zwol het getroffen lichaamsdeel op,
ontstonden er hevige pijnen, en onder ver
schrikkelijke benauwdheden trad de dood in.
Wat een jammerlijk gezicht leverde de
legerplaats op. Hier lag een kind stuip
trekkend neder, terwijl de moeder er
naast zat, in hare radeloosheid de handen
wringend, niet wetend, wat zij ter ver
zachting van het lijden kon aanbrengen
daar liep een man in de kracht van het
leven de tent uit, terwijl die giftige adders
nog hingen aan zijne bloedende leden
ginds zaagt ge een oude van dagen worste
len met den vreeselijken dood, op aller
gelaat lag ,de moedeloosheid uitgespreid
uit aller oog sprak de groote droefenis.
Tegen deze slangen hadden zij geen enkel
wapen. Verdelgen was onmogelijk, als
zij een verpletterden, kwamen er tien in
de plaat3. Was er dan in 't geheel geen uit
zicht meer? Waren dan al de duizenden
weerloos overgegeven aan een wis verderf
Nu herinnerden zij zich weer de machtige
daden van Jehovah tot verlossing Zijns
volksnu gedachten zij weder aan de
wonderen van oudsaf, nu kregen zij weder
een oog voor de zonde hunner murmereering.
En het gevolg bleef niet uit. Zij ver
nederden zich voor Mozes en voor den
Heerezij legden hunne schuld open
zij baden om uitkomst. Hoe blijkt ook
nu, dat Gods macht niet verkort is, en
er aan Zijne barmhartigheid nimmer een
einde komt. Immers Hij geeft Mozes het
bevel om een koperen slang te maken,
deze aan eene stang te hechten, en allen
toe te roepen, daarop te zien. Met dit
alles gaat de belofte vergezeld, dat een
ieder, die hierna handelt, genezen zal
worden.
Gij begrijpt licht, welke een verande
ring de bekendmaking van een dergelijke
tijding aan het geplaagde volk bracht, en
hoe de hoop herleefde, en het oog weder
begon te tintelen van ware levenslust.
De slangen waren wel niet verdreven,
maar in beginsel toch onschadelijk gemaakt.
Wij bevinden ons hier op het gebied van
de voorafbeeldingen. Of het volk Israël
dit verstaan heeft, weten wij niet. Er zullen
er wel onder hen zijn geweest, die het
vermoed hebben, wijl deze beeldspraak
voor hen duidelijk kon zijn. Eéne groote
waarheid trouwens is de kern van al hunne
offeranden. Werd het hun niet steeds voor
oogen gehouden, dat een dier, met hunne
zonde beladen, geofferd werd in hunne
plaats. Doch ten tijde, dat de Christus op
aarde was, was deze kennis ver teloor
gegaan. Nicodemus ten minste heeft niet
daaraan gedacht. Hij wilde eens van Jezus
weten, wat er gebeuren zouop welke
wijze het Messiaansche rijk zou worden
opgericht, en het Messiaansche heil zou
voortspruiten voor Israël en de volken. In
zijn hart leefden grootsche verwachtingen,
hij droomde van eene heerlijke toekomst.
Maar blijkbaar had hij vergeten den toe
stand, waarin zijn volk met de Heidenen
van natuur verkeerden, en van daar dat
er in zijne voorstellingen voor den waren
Messias geene plaats was. Dat hij de echte
nakomeling van Jacob, de leeraar in Israël,
de onberispelijke Jood, deel hebben zou
aan de heerlijkheid van het beloofde rijk,
stond voor hem vastdaarover bekom
merde hij zich in 't geheel nietalleen hij
wenschte de gedachte van Jezus te kennen
over den tijd en de wijze der oprichting.
Als een donderslag zal het in zijne ooren
geklonken hebben gelijk Mozes de koperen
slang in de woestijn verhoogd heeft alzoo
moet de Zoon des Menschen verhoogd
worden. Hoe menigmaal had hij de geschie
denis gelezenhoe menigmaal haar over
dacht hoe menigmaal haar bewonderd
maar er in gezien, wat hij er in zien moest,
had hij nimmer.
Wij mogen wel dankbaar zijn, voor ons
zijn alle nevelen opgeklaardgeen donkere
wolk belet ons de volle waarheid te zien.
Was het gevaar, waarin Israël verkeerde
groot, nog grooter is het gevaar, waarin wij
ons bevindenwas de beet der woestijn
slang doodelijk, niet minder schadelijk is
de wonde, welke de oude slang ons toe
gebracht heeftwas er in geen der tenten
een medicijn tegen het vergif, zoodat het
doorwerkte en niet rustte voor het het
laatste levenslicht gebluscht had, het ver
gif der zonde, dat in onze leden woelt,
is niet minder krachtig, en wat wij ook
aanwenden, het lacht met al onze po
gingen, en verijdelt al onze waakzaam
heid, zoodat wij ter prooi zijn aan een
wis verderf, ontkomen gaat niet, en wij
zijn er dus nog veel treuriger aan toe,
dan het volk Israël weleer, want waren
bij hen velen getroffen, bij ons zijn het
allen. Zijt gij hiervan overtuigd? Werd
het u duidelijk, dat het zonde vergif in
u werkt, u bederft, ja u geheel bedorven
heeft, en uw leven verwoest Bij al
hunne verkeerdheden hadden de Israë
lieten dit toch nog, dat zij riepen tot den
Heere om uitredding, maar hoe velen zijn
er onder ons niet, die wel belijden, dat
zij om der zonde wil overgegeven zijn aan
allerlei ellende zonder zich daarover te
verontrusten, daarover zich te verootmoe
digen, en om uitkomst te roepen tot Israëls
ontfermer. Laat het zoo bij u niet zijn.
Doe uwe oogen open voor de kwaal van
uw hart en leven, de overtuiging dringe
hoe langer zoo meer door, dat gij in u
zelf geheel verloren zijt, opdat gij de tij
ding van de opgerichte tegenbeeldige kope
ren slang met blijdschap ontvangt, en met
dankbaarheid waardeert, u verwonderende
over de genade, die den Zoon des Menschen
deed hechten aan het hout des kruises.
Gij zult u dan met al Gods volk verdiepen
in de verlossing, en in de heilgeheimen
van het verbond, en als een Nicodemus
zittende aan de voeten van den Man van
smarte, Hem liefhebben, die voor u tot
in den dood is gegaan.
BOUMA.
KERK, BELIJDENIS, ZEKDINGL
Misleiding*.
Zeeuwsen Kerkblad.
per half jaar franco per post 70 cent.
Enkele nummers3 cent.
van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van I5 regels 50 cent, iedere
regel 10 cent meer.
Gelijk Mozes de slang in de woestijn
verhoogd heeft, alzoo moet de Zoon des
menschen verhoogd worden, opdat een
iegelijk, die in Hem gelooft niet verderve,
maar het eeuwige leven hebbe.
Joh. 3 14, 15.
II.
We erkennen, dat de strijd tegen de histo
rische kerken en hare belijdenis vrucht heeft
gedragen en dat er velen zijn, welke in begin
sel toegegeven hebben. Menigeen heeft gedacht,
het zou toch jammer zijn, dat die oude belij
denis voor velen een struikelblok zou zijn om
tot het Evangelie te komen. Zjj kwamen er
van lieverlede toe om uit te spreken het is toch
eigenlijk ook zoo. Wij hebben die oude vor
men niet meer noodig, we kunnen de waarheid
des evangelies in een taal weergeven, welke
van onzen tyd is en welke beter, duidelijker en
krachtiger tot ons geslacht spreekt. Het gaat
bij ons niet om woorden, uitdrukkingen, zelfs
niet om de leer, maar om zondaren te brengen
tot Christus. Aan het evangelie alleen hebben
we genoeg. Als we de blijde boodschap maar
brengen kunnen tot aller oor en in alle woningen,
dan is het ons genoeg.
Wij willen, dat er niets tusschen den Zalig
maker en de zondaren sta Geen heiligen en geen
engelen, maar ook geen kerken, geen belijdenis,
geen dogmen en geen leer. Dit zijn de wel-
willenden, die uit liefde tot Jezus handelen,
zooals zij handelen, beminnelijke mannen en
vrouwen, van wie ieder houden kan en die ar
geloos als zij zijn, niet begrijpen, dat zfj een
belangrijk offer aan den geest van onzen tijd
brengen. Algemeen worden zij geacht, want
in den regel zijn het sympatieke figuren en w\j
zouden niet gaarne zeggen, dat zij niets goeds
uitwerken. Er kleeft hun wel groote eenzijdig
heid aan, maar zij meenen het goed en hun arbeid
vindt waardeering. Wars van alle partijdigheid
ijveren zij voor Jezus en voor Hem alleen, en
zij bejammeren het, dat alle andere liefhebbers
van het oude evangelie nog niet staan op dit on
bekrompen standpuntvan de onderscheidingen,
welke op de erve van het Koninkrijk der hemelen
ontstaan zijn, houden zij nietzij kennen slechts
ééne Banier, die welke de H. Geest opricht.
Als het aan hun lag, zouden zij alle kerken
wel willen opruimen en alle kerkelijke belijde
nissen er bij, want zjj oordeelen ook dat het
steenen op den weg der christenvolken zijn, die
den loop van het evangelie tegenhouden. Zij
vragen alleen, of ge van Jezus zijt en Hem
wilt volgen en zij willen alle kringen brengen
onder de beademing van Zijn geest. Zelfs
kunnen zij het niet goed zetten, als gij bij hen
eens onderzoekt of zij ook nog aan de een of
andere belijdenis de voorkeur geven. Misschien
zullen zij nog erkennen, dat de een hun wel
beter aanstaat dan de ander, maar zij hebben
er nooit veel werk van gemaakt om eens nauw
keurig na te gaan, wat nu eigenlijk het ver
schil is, dat er tusschen de vele belijdenissen
bestaat. Leid de menschen tot Jezus, zeggen
zij en bemoei u verder niet met eenige his
torische belijdenis.
Het is duidelijk, dat de bestaande Kerken,
die prijs stellen op eenige belijdenis, niet veel
van dergelijke lieden te hopen hebben. Zij
werken alleen voor die kerken, die zich met
den zin en den geost van het christendom te
vreden stellen, zonder iets meer te zeggen. Het
vage, het onbepaalde, het ongeformuleerde vindt
in hen voorstanders en al wat verder gaat, be
strijden zij, al is het dan maar 'negatief.
Naast hen vindt ge dan een breede groep
mannen, die wel weten wat zij willen op het
punt van de belijdenis, maar die toch bang zijn
om in een duidelijke formule er voor uit te
komen. Dit zijn zij, die in een land als het
onze zich niet vinden kunnen in de belijdenis
der Gereformeerde Kerken, ja die van haar een
innige afkeer hebben. Zij leven uit een heel
andere beschouwing en vandaar dat zij ook tegen
alle kerken zijn die een bepaalde belijdenis als
accoord van gemeenschap eischen.
Yelen hunner zeggen niet gaarne, dat zjj
niet-Gereformeerd zijn, wijl zij wel weten, dat
ons volk, voorzoover het nog vasthoudt aan het
geopenbaarde woord Gods, voor den naam ge
reformeerd, nog eerbied heeft en er waarde aan
toekent. Wanneer ge u dan ook de vrijheid
veroorlooft om te zeggen, dat zij tot de ethischen
behooren, dan zien zij u aan en zeggenzoo,
dunkt u dat? Het is meer dan wij zelf ooit
uitgesproken hebben. Bovendien welk recht
hebt ge om ons bjj hen in te deelen. En als
ge dan om uwe handeling te rechtvaardigen u
beroept op wat zij gezegd of geschreven hebben,
dan toonen zij zich verontwaardigd en achten
het niet de moeite waard om u te weerleggen.
Wel zullen zij dan nog allerlei onaangename