Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
Onder Redaetie vanDs. L. BOOMA, Os. R. J. YAM DER YEEN en Ds. J. D. WIELEHGA.
lie Jaargang.
Vrijdag 10 October 1913.
No 17.
UIT HET WOORD.
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
ÏBOBHEHEITSPRIJS
Drokker-UUgever
A. D. LITTOOIJ Az.
PRIJS DER AD YERTEHTIEN
HEBT DE WERELD NIET LIEF.
Het voorwerp waaraan ge de liefde van
uw hart geeft, moet die liefde waard zijn,
of ge doet een kwaden koop.
In de liefde toch legt ge uw wezen, geeft
ge u zelf weg, om gelukkig te zijn in wat
ge door uw liefde aangrijpt en bezitten
wilt. Lager dan op het hoogste goed moogt
ge daarom nooit mikken. Naar God alleen
kan, mag en moet uw liefde uitgaan, naar
het woord des HeilandsDen Heere uwen
God alleen zult ge liefhebben met geheel
uw hart, met geheel uwe ziel, met geheel
uw verstand, met geheel uw gemoed en
met alle krachten. En daarom zal alle
liefde, die niet Hem bedoelt, maar naar het
schepsel uitgaat, eenmaal blijken misplaatst
te zijnde uitkomst er van zal niet winst
maar verlies wezen; zij zal u zelf niet
anders brengen dan eeuwige ramgzaligheid.
Daarom is het, dat Johannes met zooveel
ernst en teederheid zijn woord u toeroept
Hebt de wereld niet lief, noch hetgeen in
de wereld is; zoo iemand de wereld lief
heeft, de liefde des Vaders is niet in hem.
Als Johannes van nde wereld" spreekt,
heeft hij daarbij niet de kosmos op het
oog, het heelal, de saamvatting der ge
schapene dingen, maar neemt hij haar in
zedelijken, in ethischen zin. Door haar
verstaat hij alles wat dit leven aangaat, wat
als zoodanig van het Rijk Gods en de hope
des eeuwigen levens afgezonderd is, en met
haar een tegenstelling vormt.
Alzoo bevat zij in zich zegt Calvijn
allerlei verdorvenheden en een afgrond van
allerlei kwaad. In de wereld zijn wellus
ten, brooddronkenschappen en alle aanlok-
selen, waarmede de mensch gevangen wordt,
dat hij zich van God onttrekke. Johannes
noemt ze zelf in het volgende vers de be
geerlijkheid des vleesches, de begeerlijkheid
der oogen, en de grootschheid des levens.
Deze dingen, die buiten de rechte kennis
en dienst van God omgaan, worden in dit
leven door de wereldsche menschen groot
geacht, begeerd en nagestreefd. Zij zetten
er het hart op, zij geven er hunne liefde
en in die liefde zich zelf aan, zij vinden
er hun rijkdom, hun leven, hunne geluk-
achting in. Arme dwazen zij bedenken
niet dat de wereld en hare begeerlijkheid
voorbijgaat. Eenmaal zal er niets over zijn
van 'tgeen zij met ingespannen krachten
hebben nagejaagd en met heel hun wezen
hebben liefgehad. En het zal wat te zeggen
zijn arm, naakt en onbeschermd voor God
te moeten verschijnen, die een heilig en
reohtvaardig God is, een wreker en zeer
grimmig. Met hun goddeloos, godonteerend
en godtergend leven verzegelen z\\ reeds
hier hunne verdoemenis, en vergaderen zij
zich toorn als een schat, in den da g des
toorns en der openbaring van het recht
vaardig oordeel Gods. Eenmaal komt de
vergelding. Het voorwerp hunner liefde
zal er niet meer zijn ;>de erve der vromen
is voor hen niet weggelegdzij zullen
hongeren en dorsten, maar niets zal hun
verzadiging of lafenis biedenGod blijft
eeuwig verre van hen, die Hem verlaten
en veracht hebben. God kent hen niet,
omdat zij Hem niet hebben liefgehad.
Immers zoo iemand de wereld lief heeft,
de liefde des Vader is niet in hem. Neen,
het gaat niet aan de zondige wereld aan
te hangen, en daarbij God lief te hebben.
Niemand kan twee heeren dienen want
of hij zal den eenen haten en den anderen
liefhebben, of hy zal den eenen aanhan
gen en den anderen verachten gij kunt
God niet dienen en den Mammon. Keurig
en teekenachtig zeggen de Randteekenaars:
D$ze twee liefden strekken zich tot zaken,
die tegen elkander strijden, kunnen te
zamen niet bestaan, de eene liefde drijft
de andere uit.
En zoo is het. Wanneer het hart uit
gaat naar de dingen van dit levenwan
neer daarbij het onheilig opzet openbaar
wordt om na te jagen wat niet uit God,
maar uit de zonde en den Booze iswan
neer de mensch in 't wezen der zaak toont
dat hij met dit tegenwoordig leven tevre
den is, en aan God niet meer denkt dan
het redelooze vee des velds, dan is door
deze dingen genoegzaam duidelijk dat de
liefde des Vaders, de liefde tot God, geen
plaats heeft in zijn hart. Die mensch be
hoort Gode niet toe, maar is een kind der
wereld, en zal met haar en haren Overste,
dat is met den duivel geoordeeld worden.
Niet overbodig, maar veeleer noodzake
lijk is het daarom, dat wij het woord van
Johannes ter harte nemen.
Van ons zei ven zijn wij niet anders of
meer dan natuurlijke menschen, die uit
de aarde aardsch zijn, en naar ons on-
geheiligd wezen lief hebben wat in de we
reld is. Met zulk een ij delen aanleg wor
den wij geboren, en de liefde tot de wereld
en de zonde zit ons in 't bloed. Daar
om is wedergeboorte, bekeering en ver
nieuwing ons noodig. Dat wij bij en onder
het schijnend licht van Gods Woord leven,
is ons zonder meer niet genoeg. Ons hart
is zoo ij del en dwaas, dat wij daarbij toch
blijven aanzien en liefhebben wat voor
oogen is. En ontelbaar zijn ze, die buiten
of binnen de kerk des Heeren met deze
liefde der wereld verloren gaan.
Zet gij er daarom ook het hart op, lieve
lezer of lezeres. Nimmer misschien was
de wereld en de dienst der wereld zoo
schoon en uitlokkend als in onze dagen.
Gods kerk is vrijwel in verachting; Gods
volk, dat wil zeggenGods vrome volk
houdt zich meer en meer schuilGods
dienst dreigt bij toeneming in het vorme
lijke zich te verloopen. Maar de wereld
hare goederen, hare manieren, hare zeden
en gewoonten komen meer en meer in
eere, worden met voorliefde overgenomen
en gezocht. Wij leven zachtjes aan in
dagen, waarin het goud verdonkert, het
goede fijne goud veranderd is; waarin de
steenen des heiligdoms vooraan op alle
straten verworpen zijnwaarin de koste
lijke kinderen Sions, tegen fijn goud geschat,
gelijk gerekend worden aan de aarden fles-
schen, het werk van de handen eens pot
tenbakkers.
Hoor dan, als Johannes u en allen ver
maant Hebt de wereld niet lief I Laat de
liefde des Vaders bij u gevonden worden.
Belijdt het met uw woord en bevestigt
dit met uw leven, dat de vreeze des Heeren
uw hart bekoort, dat gij boven alles en
allen liefhebt den Heere, uwen God. Heeft
Hij den Zoon u niet gegeven, om met dien
Zoon u alle dingen te schenken Wil Hij
u niet trekken uit deze tegenwoordige,
booze wereld, opdat gij als een afgezonderd
volk voor Hem zoudt leven Heeft Hij u
niet geroepen met een heilige roeping, en
dat tot een deel en erve, die alle goed en
schoon der wereld tien duizend maal te
boven gaat
Uw liefde zij voor Hem, die u het eerst
en zoo uitnemend heeft liefgehad. Smeek
het Hem, dat Hij door zijn Geest en Woord
uw hart heilige, opdat ge onberispelijk en
onbestrafïelijk voor Hem bevonden moogt
worden in vrede. Gij, liefhebbers des Hee
ren, haat het kwade, laat de wereld varen,
en gewen u om in oprechtheid met Asaf
te zeggenWien heb ik nevens U in den
hemel? Nevens U lust mij ook niets op
aarde Bezwijkt mijn vleesch en hartzoo
is God de rotssteen des harten en mijn
deel in eeuwigheid. (Ps. 73:25, 26.)
KERK, BELIJDENIS, ZEMISBT"
Vrederust.
Hoe te handelen
per half jaar franco per post
Enkele nummers
70 cent.
3 cent.
MIDDELBURG.
van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere
regel 10 cent meer.
Hebt de wereld niet lief, noch
hetgeen in de wereld is; zoo iemand
de wereld liefheeft, de liefde des
Vaders is niet in hem.
1 joh. 2 15.
Van der Veen.
Het negende jaarverslag der vereeniging
tot christelijke verzorging van krankzinnigen
in Zeeland werd dezer dagen verzonden en
we wekken allen op om het niet ongelezen
weg te leggen, gelijk dit helaas vaak met ver
slagen het geval is. Reeds de stichting, waar
over het handelt is het waard om er de noo-
dige aandacht aan te wijden en daarbij komt,
dat het verslag inderdaad de moeite van de
lezing beloont.
Het geeft allereerst de woorden, welke in
den bidstond gesproken zijn. Dit is een goede
gewoonte. Menigeen kan zulk een vergadering
niet bijwonen en nu kan ieder toch nog kennis
nemen van wat er gezegd is. De beide spre
kers hebben het licht laten vallen op het uit
nemend werk der barmhartigheid en hun woord
is wel geschikt om tot den arbeid aan te sporen
en öm op te wekken het gebed tot den God aller
barmhartigheid te vermenigvuldigen.
Ook het woord van den voorzitter legt ge
tuigenis af van de goedertierenheid Gods over
onze stichting, zoodat het stemt tot erkente
lijkheid en tot vertrouwen op Hem, die tot
dusver het wel gemaakt heeft.
Zeldzaam duidelijk is het verslag, door den
secretaris gegeven, en het is heelemaal niet
dor. Onder zijn voorlichting valt het niet
moeielijk om zich een duidelijke voorstelling
te vormen van den gewichtigen arbeid, welke
er op „Vrederust" wordt verricht.
Voor hen die gaarne weten willen, hoe het
er uitziet met de finantieele aangelegenheden
van de vereeniging, biedt het verslag van den
Penningmeester een interessante lectuur. Er
blijkt uit, dat de vereeniging voortdurend aan
steun behoefte heeft, want er is o zooveel
noodig, maar tevens, dat er geen oorzaak voor
ontmoediging bestaat. De stichting kan aan
hare geldelijke verplichting voldoen en de
grondslagen, waarop zij verder kan bouwen,
zijn nog al hecht.
Voorts wordt er nog mededeeling gedaan
over een punt van het agendum, 't welk al
eerder aan de orde is geweest en het lijkt me
toe, dat indien het gegeven advies opgevolgd
wordt, het weldra in orde kan komen.
Zeer belangrijk is ook het Referaat, over
Krankzinnigheid en Bezetenheid't welk dr.
Schokking geleverd heeft en dat in zijn geheel
een plaats heeft gevonden. Wij vertrouwen,
dat velen het met aandacht zullen lezen, want
het is een antwoord op een vraag, welke vaak
in onze kringen opgekomen is. „Met de be
zetenheid wordt aangeduid, dat de menschelijke
geestvermogens geheel beheerscht worden door
een rechtstreeksche inwerking van den duivel
of een zijner engelen; ja zoozeer, dat bijtijden
of voortdurend, het middelpunt van ons gees-
tes-bestaan ingenomen wordt door zijn inwoning.
De persoonlijkheid van den mensch, die haar
middenpunt vindt in het zelfbewustzijn, wordt
dan niet vernietigd, dat kan niet, maar op
zijde gedrongen, pijnlijk plat gedrukt om zoo
te zeggende booze geest neemt al de draden
van geestelijke uiting in z(jn handen, zoodat
de arme geplaagde meestal onder vreeselijke
angstgevoelens, (een bewijs, dat de persoonlijk
heid niet vernietigd is,) niet anders zich kan
uiten, niet anders ook kan willen, denken,
begeeren dan wat de booze geest wil.1' Zie
daar de omschrijving, welk dr. S. van de be
zetenheid gegeven heeft. Reeds deze enkele
aanhaling kan doen zien, met welk een ernst
dit moeielijke onderwerp is behandeld en het
is waarlijk niet overbodig, dat velen lezen,
wat hier aangeboden wordt, vooral in een tijd,
waarin gestoord zenuwlijden zoo vaak voorkomt.
Waar de vereeniging zich beijverd door een
keurig en degelijk jaarverslag bekendheid te
geven aan haren gewichtigen arbeid, daar helpe
iedereen mede om in steeds breederen kring
ingang te doen vinden het denkbeeld, hoe
noodzakelijk het is, dat onze krankzinnigen
een zorgvuldige verpleging ontvangen. Er is
voor iedereen wel wat te doen en wie zelf
behoefte heeft om in het laatste gericht zelf
barmhartigheid te vinden, zal ook iets willen
offeren om het lijden dezer ellendigen te ver
zachten.
Laat bovenal het gebed voor onze stichting
niet verflauwen wetende, dat de Hoogepriester
onzer belijdenis alleen de olie heeft, welke alle
wonden heel en kan.
Bouma.
Dr. van Schelven gaf op de Predikanten-
Conferentie vierderlei aanwijzing hoe te handelen
tegenover piëtistische gemeenteleden. Hy wilde
n.l. dat men allen nadruk leggen zou op de
waarheid, dat er persoonlijke gemeenschaps
oefening met Christus moet zynook werkt de
Heilige Geest niet in het hart buiten Christus
omtevens moet de ware beteekenis der Kerk
in het licht worden gesteld; en eindelijk is
het noodzakelijk een juiste en zuivere beschrij
ving van het geestelijke leven te geven.
Het ligt voor de hand, dat de hoorders over
de bearbeiding der pietische gemeenten gaarne
wat meer haddeA gehoorddaarom kwamen na
afloop van het referaat de vragen los en werden
allerlei wenken gegeven.
Treffend vonden wij de vraag van een eme
ritus-geestelijk-verzorger van krankzinnigen, of
bij sommige piëtisten niet een afwijking in het
verstand moest worden aangenomen. Zij heb
ben immers dikwijls zulke dwaze dingenDe
inleider sprak dit niet tegendoch meende, dat