Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. Onder Redactie van: Os. L. BOOIi, Bs. R. J. TUI OER TEER en Ds. J. 0. WIELEMGA. lie Jaargang. Vrijdag 3 October 1913. No, 16. UIT HET WOORD. Met medewerking van onderscheidene Predikanten. iBOHIEMEHTSFIIJS per half jaar franco per post 70 cent. Enkele nummers.3 cent. Drnkker-Ultgever A. D. LITTOOIJ Az. MIDDELBURG. PRIJS DER ID YERTERTIEH van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 5 regels 50 cent, iedere regel 10 cent meer. IN GROOTEN NOOD. Koningen en grooten der aarde zijn niet gewoon om menschen met vele woorden te vragen hun gunst te bewijzen. Tot bidden en smeeken komt het bij hen wel zelden, en dat zij hunne verzoeken met tranen aandringen, mag wel geacht worden te behooren tot de ongehoorde dingen. Meestal is een woord of wenk genoeg daarbij vliegen reeds de dienaren om hun wensch te vervullen. Anders staat het wanneer zij tot God naderen. Dan zijn ze gelijk aan andere menschen, en hebben in hun persoonlijke beden niets bij hen voor. Want bij God is geene aanneming des persoons. Voor Hem zijn vorst en bedelaar gelijk. Beider naam is mensch en zondaar, die samen voor Zijne majesteit en heiligheid zich hebben te verootmoedigen. Rijk of arm, laag van staat of hoog, met eer bekroond elk heeft tot den Allerhoogste met ootmoedig gebed te naderen, tot den God des hemels en der aarde te roepen uit de diepte. Zoo leert de H. Geest het eiken begenadigde verstaan en betrachten. Zie dat aan David. Hij was een gezalfde Koning en droeg de kroon over 's Heeren erf volk. En toch gaat juist hij tot God in gebed, dat door geschrei en tranen ge dragen wordt. Want God had hem be proefd en in lijden gebracht, de Almach tige had hem bitterheid aangedaan. Als een ellendige en een die gansch van hulp ontbloot is, zoo stond hij ten deele reeds voor menschen, maar zoo voelde hij zich geheel voor God. Van zijn schuld en on waardigheid zich bewust, stortte hij zijn ziel voor den Heere uit met geklag en geween. O Godroept hij uit, hoor mijn geschrei, merkt op mijn gebed Dat David in grooten nood was, blijkt wel uit de plaats waarin hij zich thans bevindt. Hij riep tot God van het einde des lands. Hij was niet meer in zijn re sidentie, in Jeruzalem, maar hij zwierf ver van huis en haard in het Over- Jordaansche rond. Absalom, zijn eigen zoon, was tegen hem opgestaan en had hem verdreven uit paleis en hofstad, verjaagd uit Jeruzalem en van Sion weg naar het uiterste des lands. Hij was een onttroonde Koning, een weg gejaagde Vorst, een verlaten Souverein. In een sujet als Simei had zijn eigen volk hem met stof bestoven, met steenen ge worpen en met vloeken overladen. Zijn vaderhart bloedde, zijn,koningsharthad hem verlaten, zijn menschenhart was gebroken. En ach 1 nu juist zoo ver van Sion te zijn, waar de Tabernakel des Heeren was, dat drukte hem het meest. Meer dan ooit ge voelde hij behoefte om met God te spreken, voor. God zijn ziel uit te storten. En hij deed het ook, maar met beklemmende be wustheid, dat hij zoo verre van den Heere was. Van Mahanaïm naar Sion was de afstand groot, maar voor zijn bewustzijn was hij nog oneindig verder van den Heere, Toen hij nog in Jeruzalem was in vrede en blijdschap, mocht hij dagelijks wonen in het huis des Heeren, om de liefelijkheid des Heeren te aanschouwen en te onder zoeken in zijnen tempel. Toen kon hij telkens met God spreken en werd zelfs zijn fluisteren van den Heere gehoord. Maar nu gevoelde hij zich verrede plaatselijke afstand gaf op zichtbare wijze te kennen wat hij innerlijk in zijn ziel gevoelde, en daarom sprak of fluisterde hij niet, maar riep hij van het einde des lands met luider stem en onder heete tranen tot God om uitkomst en verlossing. Ja, de nood was groot. Zijn hart was overstelpt. Een mensch kan veel dragen. Dat zien we dagelijks aan de vele lijders en lijde ressen, die ons omringen en weten we al licht ook bij ons zeiven. Maar de last kan ook te groot worden. En dit is vooral zoo, wanneer zwaar en velerlei leed in eens, plotseling over ons gebracht wordt. Dan voelen we ons overstelpt, en dan buigt niet enkel, maar dan breekt ook de veer des harten. En zoo ging het David. Onweerswolken waren van allen kant over hem komen opzetten. Stoute en machtige vijanden hadden over hem de overhand gekregen. Van zijne vrienden en getrouwen zag hij zich bijkans verlaten. God in den hemel had zijn aangezicht voor hem verborgen. Zijn eigen zonden stonden tegen hem op. Hij moest in dikke duisternis zijn weg gaan, de wateren der beproeving gingen over zijn hoofd, zijn hart was overstelpt en brak in zijn binnenste door de zwaarte van den niet te dragen last. Alleen maar hij klaagde niet, veel minder stond hij tegen zijn God op. In al wat over hem gebracht werd, zag hij de vrucht en vergelding zijner zonden. Diep en ootmoedig boog hij zich onder het heilig recht van zijn God. Het was bij hem als later in de dagen van Micha bij het over blijfsel des Heeren: Ik zal des Heeren gramschap dragen, want ik heb tegen Hem gezondigd. Maar wel had David behoefte aan ver geving en bijstand. Want liet de Heere schijnbaar hem los, hij kon de Heere niet loslaten. Kinderen kunnen voor een oogen- blik, wanneer ze overtreden hebben, wel de straat opgestuurd worden, ze keeren toch tot het ouderlijke huis terug, want ze weten dat er bij schuldbelijdenis ver geving is. En in dat geloof, dat de H. Geest onuitroeibaar in zijn hart gewerkt had, keerde David tot God weder. Hij zocht den Heere in ootmoedig, schuldbelijdend, vurig, geloovig gebed. Nooit misschien had hij zóó gebeden als nu. 't Was en bleef bij hem, dag en nachtO God I hoor mijn geschrei, merk op mijn gebed; van het einde des lands roep ik tot U, als mijn hart overstelpt is! En dit was het allerbeste dat David doen kon. Daarin droeg hij ookhetmerk- teeken van een begenadigde des Heeren. Had hij afgezien van het gebed, dan was hij een verloren man geweest, was hij een prooi der wanhoop geworden. Want wie kan heil verwachten, dan die tot God met zijn gebeden gaat Daarin lag Davids ver wachting en ook zijn uitkomst. Want toen hij God door geloof eerde, en met ge beden en tranen zijn Vaderhart bestormde, moest God het verliezen en David het winnen. God zelf heeft zijn uitverkorene, zijn gunsteling een volkomene vergeving geschonken en een volkomene verlossing bereid. Hij zelf heeft David geleid op een rotssteen, die hem te hoog was. Wat hebben Gods kinderen dan een voorrecht daarin, dat ze bidden kunnen. Bidden mogen, omdat de genadetroon ge opend is. Bidden kunnen, omdat de Heere het hun geleerd heeft. Beide van den Heere. Door Jezus hun verworven en uit genade geschonken. Mijn broeder of zuster, zijt gij in nood Drukt u het leed Is uw hart overstelpt Kom, ga nu tot 's Heeren troon, den troon der genade, die voor u met verzoenend bloed is ingewijd. O, al moet gij bidden met geroep en onder tranen, God hoort de bede zijner kinderen en Hij verlost hen. De Heere is nabij allen die Hem aanroe pen, allen, die Hem aanroepen in der waarheid Hij doet het welgevallen der genen, die Hem vreezenHij hoort hun geroep en Hij verlost hen. Van der Veen. ZENDING. De lantaarn voor ds. 51 er k el ij u. Zeenvs O Godhoor mijn geschrei, merk op mijn gebed. Van het einde des lands roep ik tot U, als mijn hart overstelpt is. Psalm 61 2, 3a. Het heeft wel wat lang geduurd, doch ein delijk is het dan toch met de lantaarn in orde gekomen. De vorige week hebben ds. Kerkhof en ik de lantaarn zien werkende heer Kees Helder, door wiens bemiddeling wy de lantaarn kochten, verklaarde ons de inrichting, en wy mogen gelooven, dat ds. Merkelyn een goed stuk werk ontvangt, waarover hy zich hartelyk zal verblyden. De giften, die wy ontvingen, zullen wel voldoende zyn voor het betalen van de lantaarn zelf en de kosten der verzending. Wy brengen nogmaals den gevers en geef sters onzen hartelyken dank, en uiten de bede dat het Gode behagen moge ook over het gebruik van dit middel Zyn onmisbaren zegen te gebieden. J. D. WlELENGA. Magelang, 2 September. Amice. Deze tweede September was voor ons een ge wichtige dag. Door 's Heeren goedheid hebben we van morgen een Hollandsch-Chineesche school mogen openen, met den heer C. P. Jansz (klein zoon van den oud-Zendeling Jansz) als onder wijzer en mejuffrouw Pruys als onderwijzeres. Het aantal leerlingen bedraagt ruim 60 en het laat zich aanzien, dat dit getal spoedig ver meerderen zal. Wanneer de Heere onze pogingen zegent zouden we 't volgend jaar gaarne een hoofdonderwijzer willen laten uitkomen met acte Fransch, liefst ook voorzien van acte Engelsch. Deze school was noodzakelijk en we zyn in Magelang dankbaar dat de weg zoo voorspoedig gemaakt werd, dat we in betrekkelijk korten tijd reeds tot de oprichting van die school kon den geraken. Tot de oprichting van zoo'n school werden we aangespoord om twee redenen. De eerste is, dat we gaarne de Regeering voor wilden zyn met deze school. Voor enkele jaren terug heeft de Regeering aan de Chineesche bevolking van Magelang beloofd een Hollandsche school voor hen te zullen oprichten, maar door het groote gebrek aan onderwijzers, moest de regeering ook dit jaar berichten dat ze haar belofte nog niet kon vervullen. De kans bestond echter dat de Regeering in 1914 haar belofte wel kon nakomen. Indien de Regeering echter een Hol landsche school opricht, is dat er natuurlijk een met neutraal onderwijs, en om denverkeerden invloed van zulk onderwijs op de Chineesche bevolking te voorkomen werd er hier eenver- eeniging opgericht, die besloot tot de oprichting van een Hollandsch-Chineesche School met den Bybel. In deze dagen, waarin het Chineesche volk ook in Indië ontwaakt, is het van veel belang welke invloeden er op het volk werken en het is de moeite van inspannen waard om het Chineesche volk zooveel mogelijk voor die neutrale invloeden te vrijwaren. Nu er een Hollandsch-Chineesche school door ons is opgericht, ziet de regeering van haar plannen in Magelang af, daar nu op andere wyze in de vervulling der wenschen van de Chineesche bevolking is voorzien. Voor my was er echter nog een reden om aan de oprichting van zoo'n school te werken omdat daardoor het gevaar zoo goed als afgewend is dat we hier Methodistische Zendelingen krygen. Op verschillende plaatsen van Java zyn er Methodistische Zendelingen uit Amerika geko men, die geplaatst trachten te worden op de Chineesche scholen voor het geven van onder wijs in 't Engelsch. Sedert enkele jaren hebben de Chineezen op verschillende plaatsen Chineesche scholen op gericht, waar onderwijs gegeven wordt in Chi neesche taal, geschiedenis, godsdienst, waar de kinderen geheel op z'n Chineesch worden op gevoed. Deze scholen staan in zeer nauw ver band met het ontwakend nationaliteitsgevoel der Chineezen en zyn dus voor de Hollandsche regeering niet sympathiek. Op die scholen, de z g. „Tiong IIwa Ilwee Kwan scholen" wordt ook onderwys gegeven in 't Engelsch en om dat onderwys meldden dan die Methodistische Zendelingen zich aan, die daardoor gemakkelijk ingang krygen onder de Chineesche bevolking. Hoe bly we nu ook kunnen zyn dat er ook uit Amerika Zendelingen naar Java komen, ik heb die broeders liever niet op myn terrein ik zou bang zyn verwarring en voor het ont staan van toestanden, die schadelijk zyn voor den Zendingsarbeid, gelijk deze broeders ook op enkele plaatsen die verwarring reeds hebben aengebracht, daar zy zich vestigen op plaatsen die reeds door andere Zendelingen bezet zyn en zich in den arbeid dier Zendelingen indringen. Laten ze gerust naar Java komen maar dan naar die streken waar nog geen Zendeling werkt. Nu er hier een Hollandsche school bestaat is het gevaar voor de komst dier Zendelingen af gewend, aangezien overal waar Hollandsch- Chineesche scholen bestaan, de Chineesche scho len zoo goed als leegloopen en er dus voor die Methodistische Zendelingen geen plaats op die scholen meer over blyft. Den laatsten tyd begonnen de Chineezen in te zien dat zy met Hollandsche scholen verder komen dan met hun eigen „Tiong Ilwa Ilwee Kwan" scholen en is ook hier in Magelang door den overgang van leerlingen naar onze Hollandsche school, het aantal leerlingen der Tiong Ilwa Ilwee Kwan school tot enkele tien tallen beperkt. Dit zyn de redenen, die aanspoorden tot de oprichting van een vereeniging voor oprichting en instandhouding van Hollandsche-Chineesche scholen met den bybel. Personen die het be stuur dier Vereeniging samenstelden waren

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1913 | | pagina 1