De Predikanten-Conferentie. Op de krans. Zomermaand in Lerwick. Kerk te Batavia, voornemens zich 1 Jan. a. s. metterwoon in Magelang te vestigen, en denkt hy alsdan zyn ambtswerk te Batavia (Kwitang) neer te leggen." Magelang is ons Zendingster rein; dat ds. Wyers zich juist daar vestigen zal, is zeker, omdat het bekend staat wegens zyn gezonde ligging en ook, omdat aan de Christel. School voor Chineezen een dochter van ds. Wyers onderwijzeres wordt. De reden van het neer leggen van zyn ambt, wordt niet vermeld, wat zeer vreemd is, omdat ds. Wyers pas een paar jaar na genoten verlof in Batavia terug is. Mis schien is echter het bericht niet geheel juist. J. D. Wielenga. De vorige week Maandag en Dinsdag werd te Utrecht de Algemeene Predikanten-Conferen tie gehouden onder leiding van den energieken, nog altijd jeugdig-krachtigen professor Linde boom. De groote zaal van Irene was flink bezet alle provincies hadden hun aandeel geleverd; Zeeland zond slechts 4 predikanten, twee uit Zuid-Beveland en twee uit Walcheren. Wy vonden het jammer, dat er niet meerdere Zeeuw- sche collega's waren niet alleen omdat het aan genaam was elkander te ontmoeten, doch het meest, omdat de vergadering zoo leerzaam was w\j hebben dan ook veel genoten en veel geleerd. Het was een gemengde groep de professoren mogen het eerst genoemd, o. a.prof. Noordtzy van Utrecht en prof. Grosheide van Amsterdam. Talrijke doctoren waren er in ons midden, als dr. Aalders, van Schelven, Jansen enz. Emeriti- predikanten zelfs ontbraken niet, wij zagen b.v ds. v. d. Hoogt, tegenwoordig te Utrecht wonende. En Dinsdagsmiddags waren ook een paar ouder lingen een kijkje komen nemen. De harmonie tusschen de ongeveer 100 aanwe zigen werd niet één keer verstoord. Bleek bij het debat, dat er verschil van gevoelen was, zoo bleef toch de broederlijke toon heerschen. Het geleerdste stuk werd voorzeker geleverd door dr. Greydanus over den erkenningsgrond van den Canon. Al werd in het debat gewezen op de beteekenis van het feit, dat de Kerk den Bijbel hield voor Gods Woord, toch handhaafde dr. Greijdanus met buitengewone kennis van zaken en in helder pleidooi het Gereformeerd beginsel, dat wij den Bijbel aannemen als Gods Woord alleen om zijns zelfs wil, omdat de Bijbel het zelf leert, en zich kennelijk als zoo danig aandient. Het is met den Bijbel als met de zondat de zon er is, behoeft niet bewezen te wordenwant gij ziet zeechter om de zon te zien moet het oog geopend zynen zoo is het de Heilige Geest, die ons in de Schrift Gods Woord zelf doet zien en het als Gods Woord doet aanvaarden. Een belangrijke schermutseling vond plaats tusschen dr. Greydanus en prof. Grosheide over de vraag, waarom wetenschappelijk onderzoek dan nog Doodig was. Als het voor ons geloof vast staat, dat de Bijbel het Woord van God is, behoeft dan nog wel wetenschappelijk te worden onderzocht, waarom dit alzoo is Kun nen wij alle redeneering dan niet laten rusten Terecht wees dr. Gr. er op, dat het wetenschap pelijk onderzoek niet alleen is, om de ongeloovi- gen van ons standpunt rekenschap te geven, maar ook, omdat God zelf in het hart de behoefte heeft gelegd om hetgeen wy gelooven, ook zelf standig na te denken, in te denken, door te denken. Van veel belang was ook het referaat van dr. v. Schelven van Maarsenhij sprak toch over eischen der bearbeiding eener piëtistisch getinte gemeente.. Over de bearbeiding van zulk een gemeente werd, jammer genoeg, weinig gezegd des te schitterender was echter zijn uiteenzet ting van de historie en van de kenmerken van het pietisme. Onder de piëtisten, die zuiver stonden noemt hy o. a. Voetius en Teelinck Theod. Brakel en v. d. Groe plaatste hy in den tijd van verval. Het pietisme in ons kerkelijk leven heeft een viertal kenmerken. Allereerst vat het het geestelijk leven te indi vidueel op zy gevoelen niet de beteekenis van de Kerk als gemeenschap der heiligen, als ver gadering der geloovigen, maar zoeken hoogstens hun lust in gezelschappen. In hen wordt ook gevonden een valsche lijdelijkheid welke haar oorzaak vindt in een eenzijdige beschouwing en verheffing der uitverkiezing ten koste van en als staand tegenover het verbond. Deze vromen hebben ook allerlei openbaringen en gezichten, doch met afbreking van de H. Schrift. Immers, de Bijbel is sociaal en spreekt tot allendoch hun visioenen zyn voor hen alleen. Daarmede staat tevens in verband het feit dat zy weinig of niets voor Zending gevoelen en doende eigen kring gaat boven allesdaarvoor heeft men slechts oog. Dit artikeltje kon wegens plaatsgebrek in het vorig nummer niet opgenomen worden. In de tweede plaats is het geloofsleven van den pietist zonder Christus. Het eenzijdig waarschuwen tegen valsche gerustheid is daar de oorzaak van. Men komt altoos met de vraag „er moet eerst wat gekend wordenzelfon derzoek, spitsvondig zelfonderzoek is noodig." Zoo wordt de toeëigening door den Heiligen Geest op den voorgrond geschoven. Het is de vraag niet, of Christus myn zonden droeg, doch of de Heilige Geest mij kenmerken geeft. Zoo treedt de rechtvaardigmaking op den achtergrond en het geestelijk leven wordt wettisch. Het centrum, het middelpunt, wordt gezocht in de bevinding, in het hongeren en dorsten enz., en niet in het werk van Christus. Het geloofs getuigen openbaart zich nieter wordt geklaagd over doodigheidde zekerheid ontbreekten alleen smaakt men vreugde en wel overspannen vreugde over een zalige ervaring. Als derde kenmerk noemde dr. v. Schelven op het uitgaan van de idee der volkskerk, zoodat men de Kerk zelf verachten ging; het lezen van oude schrijvers wordt hooger ge waardeerd dan de Evangelie-prediking zelf men zoekt den doop zijner kinderen uit sleur het Avondmaal wordt niet gebruikt enz. En eindelyk hebben de piëtisten een te na- ieve psychologie of zielkunde. Zy rekenen alleen met wat er dik op zit, en duidelijk in het oog valt. Men let niet zoozeer op de zuiverheid als wel op de duidelijke waarneembaarheid b. v. zondekennis wordt tamelijk gelyk gesteld met wanhoopgeloof is er, als er geen schaduw van twy'fel is en men dronken is van de liefde Godshet verbeeldingsleven is dan ook zeer sterk ontwikkeld. Daarbij denkt men de deelen van het geestelijk leven successievelijk als elkander opvolgend, de een na den anderen dan moeten die deelen telkens worden gezien, als ellende, verlossing en dankbaarheiddeze drie perioden moet men achtereenvolgens door maken. Ons Kerkblad biedt geen gelegenheid breed op deze zaken in te gaandaarvoor is in een tijdschrift meer de plaats. Laten wy alleen er nog op mogen wyzen, dat dr. van Schelven, ons de bearbeiding van zulke piëtisten voorhoudend, vier punten noemde, die moeten ter harte worden genomen, gelyk ook een ieder, die zich met deze zwakheden behebt weet, zich deze vier zaken bewust moet worden. In Christus allereerst, alleen hebben wy alle schatten en gavenop de gemeenschap met Christus komt het aan, want wy zyn in Hem gedoopt en met Hem begraven en opgewekt tot heerlijkheid. Daarbij, de Heilige Geest werkt niet op zichzelf, doch altijd in verband met Christus, uit wien Hy alles neemt, en Hy geeft geen mededeelingen over natuurlijke dingen. Ook behoören wy een recht inzicht te hebben en te geven in de be lijdenis der Kerk, dat zy is een stichting van Christus. En eindelijk kan een zuivere beschrij ving van het geestelijk leven onder de leiding Gods ryke vrucht dragen. Zooals ge ziet, alle zaken van veel gewicht. Waar er in onze provincie ook van die piëtisten gevonden worden, bieden wy het hier opgesomde hun ter ernstige overweging aan. En wanneer wy deze en dergelijke zaken goed in het oog houden, zal 't ons ook gemakkelijker vallen met deze broeders en zusters om te gaan en hun in alle liefde terecht te wyzen en te onderrichten. Wat er naar aanleiding van dit referaat ter sprake kwam en wat er nog werd verhandeld in andere referaten, hopen wy een volgend maal te kunnen melden. J. D. Wielenga. Verleden week Vrijdagavond zyn de lessen aan de Theol. School te Kampen weer geopend. Omdat wy juist in Kampen waren, hadden wy het voorrecht deze opening te kunnen bijwonen. In de groote Aula had de plechtigheid plaats. Achter de groene tafel zaten de vyf hoogleer aren, dus ook de beide nieuwedr. Hoekstra en dr. Ridderbos, met hunne vrouwenvan de lectoren was dr. Esser tegenwoordig, terwijl de Kamper kerkeraad vertegenwoordigd werd door ds. Westerbeek van Eerten. In het midden der zaal stonden, recht tegenover het spreekgestoelte, een drietal banken met 15 studenten bezet, en op zijde waren de plaatsen van de 9 nieuw- ingeschreven studenten. De betrekkelijke leegheid van de Aula deed smartelijk aan, want het bracht in de herinne ring de vroegere jaren, toen wy nog student waren, en de zaal vol was van jonge mannen. Het negental nieuwe studenten is echter moed gevend het veroorzaakte blijde stemming, dewyl het sprak van nieuwe opbloei. Precies zoo als vroeger werden de namen van de pas ingeschre venen één voor één afgelezen, terwijl men dan opstond om zich te laten zien. Het was bijzonder aangenaam, dat de Rector, prof. Bouwman, sprak over de roeping tot den Dienst des Woords. In breede kringen van ons christelijk volk is er onlust ten opzichte van het predikambt, en vele ouders trachten hun kinderen te weerhouden zich te geven aan deze dienst Gods. Te verwonderen is dit niet, al valt het te betreuren. De toestand onzer ker ken wordt steeds minder rooskleurig de wereld- gelijkvormigheid dringt al meer onze kerken in zelfs hoorden wy, hoe in een Roomsche streek een Gereformeerd jonkman mededeed aan de bekende „Blijde Boodschap-spelen" in vele plaatsen van ons land vermindert het kerkbe zoek onrustbarend; op de Predikanten-Confe rentie, de vorige week te Utrecht gehouden, verklaarde iemand, die eerst een stadsgemeente had gediend en nu in een dorp stond, dat het op het platteland in Utrecht o. a. nog erger was dan b. v. in Rotterdam. Daarbij worden de eischen, aan een predikant gesteld, steeds hooger en zwaarder hy moet een redenaar zyn, een sterk lichaam hebben, de jongemenschen kunnen trekken, in huisbezoek een kracht zyn hy moet in maatschappelijke kwestie's mee kunnen spreken, op schoolgebied geen vreem deling zyn, leiding geven in de Zendingsactie enz. enz. De liefde tot den ambtsdrager houdt echter geen gelijken tred met de vereischten, die men hem stellen gaat, en nog veel minder het trac- tement. Is er in andere betrekkingen, b.v. by de onderwijzers en vele staatsambtenaren ver hooging om de zooveel jaren, een predikant moet in den regel eerst een beroep krijgen om zyn tractement verhoogd te zien of als hy sterft krygt zyn opvolger eenige honderden meer. Zoo blyven de tractementen over 't algemeen genomen ver, ver beneden het peil. Er wordt in tallooze pastorieën armoede geleden. Vergeet ten slotte ook niet, dat vooral in onze dagen het mogelijk is den Heere te dienen op velerlei gebiedhoeveel zegen kan een dokter verspreiden, die zich de goede belijdenis niet schaamt Is 't ook niet een heerlijke roeping onze jongelieden aan de verschillende scholen van onderwijs christelijk te leiden En zoo zien vele jonge mannen en ook vele ouders liever naar iets anders om dan naar het predikambt dominé te zyn wordt steeds moeilijker de op- leidingskosten zyn zoo zwaar, en in een andere betrekking kan dikwyls veel meer voor den Heere en Zyn Koninkrijk gedaan worden dan in een of andere gemeenteen zoo ontstaat predikanten nood. Om deze oorzaak vonden wy 'tzoo heerlijk, dat prof. Bouwman een openingswoord sprak over de roeping tot het predikambt. Daar zyn toespraak wel in De Bazuin zal worden opge nomen, zullen wy er geen verslag van geven. Slechts op enkele gezegden vestigen wy de aandacht. Om dienaar des Woords te kunnen zyn moet men gezonden worden. Wel hebben alle chris tenen tot taak van hun Koning te getuigen doch de predikant heeft een zeer bijzondere roeping daarbij. De professor aanvaardde de onderscheiding van inwendige en uitwendige roeping. De inwendige roeping is niet een stem van boven, of een bijzondere openbaring, maar de vaste overtuiging in de ziel, dat het God is, die ons in het ambt wil stellen. De uitwendige roeping geschiedt door de kerk, als zy een dienaar beroept. Voor die inwendige roeping zyn kenmerken aan te wyzen. Een dienaar des Woords moet hebben rechte kennis van en hartelijke liefde tot het ambthy moet weten wat hy doeten vooral niet handelen uit vleeschelyke overwe gingen. De begeerte om dominé te worden moet dan ook vrucht zyn van ryp nadenken. Wie toegeeft aan een plotseling opgekomen verlangen, handelt dwaselijk het moet een blij vend en duurzaam verlangen zyn. De geschikt heid tot het leeraarsambt mag niet ontbreken onder het O. T. waren zy, die lichaamsgebre ken hadden, van het priesterschap uitgesloten al zyn wy niet zoo streng, toch is de gestalte des lichaams niet onverschillig en vooral moe ten er zijn aanleg en verschillende geestesgaven. Prof. Bouwman legde er den nadruk op, dat men niet om uiterlijke eere of voordeel het pre dikambt mag zoeken. Al zyn er Kerken, die hun plicht niet te na komen in het geven van een behoorlijk tractement, toch mag het niet om geldwinning en om groote verdiensten te doen zyn. Vooral voor dit woord zyn wy dankbaar. Onze christelijke ouders en christe lijke jonge menschen mogen zich niet laten afschrikken door het feit van lage bezoldiging het predikambt reikt hooger, en bedoelt iets anders dan een ruim inkomen te verschaffen. Anderzijds is het een groot gevaar, nu tegen woordig met de tallooze hulpkassen het aantal studenten kunstmatig wordt verhoogd, dat deze jongemenschen, dikwijls komend uit arme ge zinnen, dominé willen worden terwille van de eere en het geld. In den arbeidersstand te blyven wordt dan minderwaardig geachten het schijnt dat een dominé het al heel gemak kelijk heeft en zyn rijksdaalders spoedig heeft verdiend. Voor deze schrikkelijke gedachte waarschuwt prof. Bouwman's woord. Als de jongens uit onze burgerkringen en voorname standen zouden nalaten predikant te worden omdat de tractementen te laag zyn, dan zyn zy aardsch, en kennen zij de-geestelijke kracht van het geloof nietdoch als de jongens uit de lagere klassen der maatschappij dominé wil len worden, omdat het meer geeft dan men in zyn omgeving en positie verdienen kan, zoo men een vuilgewinzoeker, eenmammon-dienaar. Na een hartelijk slotwoord gaf de redenaar pauze. Echt gezellig werd een kop koffie ge dronken, oude vriendschap vernieuwd en nieuwe vriendschap aangeknoopt. Het was een goede en lieflijke ure. Stelle de Heere onze Theol. School nog lange jaren tot rijken zegen, en roepe Hy nog vele jeugdige mannen tot het heerlijke predikambt. J. D. Wielenga. X. Naar jarenlang-gebruikelijke gewoonte, die van de goede gezindheid tusschen Hervormd en Gereformeerd by den arbeid te Lerwick zoo gunstig getuigenis aflegt, had ds. F. J. Krop van Rotterdam reeds by onze eerste ontmoeting in Shetlands hoofdstad ons vriendelijk uitge- noodigd, om althans éénmaal het middagmaal te komen gebruiken aan boord van het Hospi taal-Kerkschip „de Hoop". 't Gebeurde echter nogal eens, dat wy by ons onderzoek öf en hoeveel Hollandsche visschersvaartuigen er in de haven lagen, te vergeefs in het oog zochten te krijgen dat mooie, blanke en ranke scheepje met zyn dunne en hooge masten, dat als een vorstin van bekorende schoonheid in statigheid te midden harer ordinaire onderdanen gewoon is zich te bewegen. De zware mist, die soms dagen achtereen over Shetland, over de Baai en over de Zee haar vochtig-kille en ondoordringbaar dichte sluiers bleef uitspreiden, hield zoowel onze mannen buiten onze Hall en Kerk als „de Hoop" buiten de veilige haven, waar zy pleegt binnen te vallen, zoo zy met haar vriendelijk geleide de visschersvloot enkele dagen op de wateren heeft verzeld, een dienende Majesteit der zee gelyk. Geraden is het niet, om bij zwaar mistig weer toch nog een poging* te doen den nauwen ingang van „Bretsay Sound" binnen te zeilen, als tenminste totale windstilte zeilen niet ganschelyk onmogelijk maakt; „wy dorsten Zaterdag niet binnenkomen" zoo zeiden onze mannen, toen zy in het begin der laatste week van ons verblijf in grooten getale onze Hall binnenkwamen en dat zegt wat voor visschers, die onze medekostganger, een met de visschery zoo goed bekende Engelschman, ons meermalen prees als „splendid navigators" (schitterende zeevaarders). Zoo werd het dan de laatste Zondag, dat wy, ingevolge ds. Krops vriendelijke invitatie, een bezoek brachten aan „de Hoop", wy beidenen nog twee Hollandsche heeren, vertegenwoor digers van reederyen in Nederland. Zoo schitterend als „de Hoop" van buiten er uitziet, zoo geriefelijk en doelmatig is zy van binnen ingericht. „Het hospitaal" is uiteraard niet groot, maar een dozyn mannen kunnen er toch zonder moeite verpleegd worden. De docter heeft het nu echter al heel gemakkelijker ligt niet één patient, die zyn diensten behoeften de apotheek, die allerlei flesschen en medicamenten in een zoo beperkt mogelijke ruimte bewaart, kanhy gesloten houden, al is hy zoo vriendelijk haar voor ons te openen, en ons te toonen, hoe alles er aanwezig is om den kranken visscherman te helpen en onder 's Heeren zegen tot genezing te brengen. In deze zelfde hospitaal-ruimte is heden ochtend door ds. Krop de godsdienstoefening geleid; zy biedt plaats voor een kleine honderd hoorders, die desnoods ook nog op de trappen een plaatsje kunnen vindeneen orgeltje wat al te klein en te zwak, staat er tegen den wand ten dienste van het gezanggy kunt 't u voor stellen, hoe huiselijk en gezellig een godsdienst oefening in „de Hoop" voor onze visschers wezen moet. Yolgens afspraak is de zee voor „de Hoop" en de vaste wal voor ons, ter goede verdeeling van den arbeid onder de haringvisschers, zoo lang zy in de buurt van Lerwick hun zoo moeilyk werk verrichten. De ondeugende gedachte schiet my even door de ziel, dat wy Gereformeerden altyd een vasten grondslag begeeren te hebben en dat de Hervormden er van houden om te dobberen op de wijde wateren van vrijheid in de leer en van de in de kerk zelf gistende of nagistende levensbeginselen. Maar zy wordt aanstonds ten onder gebracht door den wensch, dat ook wy nog eens een Hospitaal-Kerkschip ryk zullen worden, dat de haringvisschers op hun langen tocht van het

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1913 | | pagina 2