Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. Onder Redaetie van: Is.L. BOOMA, Ds. R. J. TIN OER TEEN en Os. J. D. WIELENGA. lie Jaargang. Vrijdag 12 September 1913, No 1.3 UIT HET WOOKI). Met medewerking van onderscheidene Predikanten. iBOHlEHElTSPRIJS Drokker-DitgoTer A. D. LITTOOIJ Az PB IJS DER ID VERTERTIEH BIJ DE MENSCHEN ONMOGELIJK. matth. 19 25, 26. Jezus heeft den weg ten leven den rijken jongeling aangewezen. Maar deze is be droefd van Hem weggegaan, want hij had vele goederen. Zijn hart toch was aan de aarde en het aardsche verkleefd,en dat minde hij boven den schat in den hemel, welken Jezus hem had aangeprezen. Een snijdend-ernstig woord is toen over Jezus lippen gekomen. Voorwaar Ik zeg u heette het tot de discipelen dat een rijke zwaar lijk in het Koninkrijk der hemelen zal ingaan. En wederom zeg Ik u: Het is lichter dat een kemel ga door het oog van eene naald, dan dat een rijke inga in het Koninkrijk Gods. Vooral dat laatste woord is scherp. Door een in die dagen gangbaar gezegde of spreekwoord wil Jezus laten gevoelen, dat het zalig worden van den rijke van 's menschen kant niet slechts bezwaarlijk, maar geheel on mogelijk is. De liefde tot geld en goed wint het bij den onherboren mensch steeds van de begeerte naar de behoudenis der ziel. De poort is eng en de weg is smal, die tot het leven leidt. Dit geldt voor eiken mensch in 't gemeen, maar voor den rijke in 't bij zonder. De discipelen zijn over deze uitspraak onthutst. Dit hoorende, lezen wij, werden zij zeer verslagen, zeggende Wie kan dan zalig worden Het schijnt dat zij van de veronderstel ling uitgingen, dat de rijksten ook de besten waren, en dat nu voor allen de zaligheid was afgesneden. Indien toch de besten niet kunnen zalig worden, hoe dan de anderen Het is ook mogelijk dat hun woord ge tuigenis is van dieper geestelijk inzicht. Lichtelijk hadden zij kunnen meenen, dat Jezus woord over de gevaren des rij kdoms hun niet aanging. Hadden zij niet al hunne bezittingen verlaten en met Jezus vrijwil lige armoede verkozen Maar neen, zij verstaan dat de gevaren voor allen bestaan, omdat een begeerig uitzien naar rijkdom even schadelijk is als een zich vastklem men daaraan. En op dat punt gevoelen ook zij zich niet geheel zuiver. Ach, wie kan dan zalig worden En merkwaardigJezus antwoordt niet dat zij het zóó zwaar niet moeten opnemen. Hij noemt hunne verslagenheid niet onge grond. Neen, maar met opzet generaliseert Hij, en hen aanziende met veelbeteekenen- den blik, zeide HijBij de menschen is dat onmogelijk Bij de menschen is dat onmogelijk Niet maar rijken alleen kunnen zich niet geven wat tot de zaligheid van noode is, maar ook al wat mensch heet staat hier onmachtig. Zoo diep zijn wij gevallen, zoo gansche- lijk aan onzen God ontzonken. Daar is toorn en vloek over ons, en dien toorn kunnen wij niet stillen en dien vloek van ons niet afwentelen. Wij liggen, midden in den dood, zonder eenigen lust of be geerte naar het zalige en eeuwige leven met God, en zoo God naar ons niet vroeg, wij zouden in der eeuwigheid naar Hem niet vragen. En ook met een doodelijke onmacht zijn wij bevangen, niemand van ons zal zich zei ven of zijnen broeder im mermeer kunnen verlossen de verlossing der ziel is te kostelijk en zal in eeuwig heid ophouden. Bij de menschen is dat onmogelijk 1 Welk een ernstige prediking voor al wat mensch heet. Verloren en niet in staat om ook maar de geringste poging te kun nen doen om tot verlossing te geraken, veel minder de redding en verlossing zelf te kunnen bewerken. En dan voor een eeuwigheid geschapen te zijn, en die eeu wigheid eiken dag een schrede nader te komen. Te willen leven, en reeds van den dood gegrepen te zijn. Te willen zalig worden, en reeds onder het oordeel te lig gen. Bergopwaarts te willen, al hooger, om het leven dat niet sterft te grijpen, en naar de verdorvenheid van ons hart den weg der vervloeking te bewandelen, waar van de laatste treden de treden zijn des eeuwigen doods. Zalig willen worden maar bij de menschen is het onmogelijk Is dat het laatste woord, dat Jezus ons te zeggen heeft Gode zij dank, neen Hij heeft nog een laatster, een woord ter opbeuring en vertroosting, het blijde woord van 't zalig Evangelie. Bij God zijn alle dingen mogelijk En dat is in dit verband te zeggen, niet maar alleen dat God ons kan, maar ook en meer dat Hij ons wil behouden. De rijke jongeling wilde zalig worden door zijne werken. Daarin stond of staat hij niet alleen, want dat is ook al wat mensch is aangeboren. Maar Jezus wijst van alle werk des menschen af naar het werk Gods, des Almachtigen, die ook de genadige Ontfermer is. Hij heeft, bewogen in zich zei ven, zijn eeniggeboren Zoon op aarde gezonden, en door Hem een eeuwige verlossing teweeggebracht. Want door zijne gehoorzaamheid en offerande is de schuld verzoend, de gerechtigheid verworven, het leven herwonnen. En wat in Hem aan schat en heelijk- heid is opgetast, dat wil Hij door Zijn H. Geest ons arme zondaren schenken, uit genade en om niet. Die H. Geest leert zonde kennen en beschreien, geeft oog voor verlorenheid en onmacht, doet vluch tend, biddend, geloovig komen tot den voet van 't Kruis, maakt rijken arm en armen rijk. Want ieder die door den H. Geest de dierbaarheid en volheid en algenoeg- zaamheid van Jezus voor zichzelf aan schouwd heeft, en daarin heeft mogen be wonderen en aanbidden Gods groot en rijk en ontfermend Vader-hart, die is door armoede niet meer arm en door rijkdom niet meer rijk, want die heeft betere dingen leeren kennende Heere is zijn genoeg zaam deel, zijn goed in eeuwigheid Bij hem was zalig worden een afgesneden zaak, maar genade des II. Geestes heeft hem in Christus doen ervaren, dat voor hem bij God alle dingen mogelijk zijn. Gezegend de mensch, die dat heeft leeren kennenDe snoeren zijn hem gevallen in liefelijke plaatsen, een schoone erfenis is hem geworden. En toch behoeft in 'tstuk van zalig worden niemand te wanhopen. Wel aan zich zelf. Aan ons zelf moeten wij leeren vertwijfelen, met ons zelf moeten wij leeren omkomen, by ons zelf moeten wij leeren bekennen, dat wij de zaligheid nooit werken kunnen. Bij de menschen is dat on mogelijk. Maar wat bij menschen onmogelijk is, is mogelijk bij God. Bij Hem is genade en almacht. Voor menschen. Voor zondaren. Voor u. O, laat u dan tot Jezus leiden. Nu, en immer, altijd weer en meer. Om door Jezus tot God te gaan, die ook voor u de God van zaligheid is, de God van volkomene zaligheid. Wanhoop niet, want bij den Heere, den Heere, zijn uitkomsten ook tegen den dood. Van der Veen. Zomermaand in Lerwick. VIII. per half jaar franco per post Enkele nummers 70 cent. 3 cent. MIDDELBUEG. yan 15 regels 80 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere regel 10 cent meer. Zijne discipelen nu dit hoorende, werden zeer verslagen, zeggende: Wie kan dan zalig worden En Jezus hen aanziende, zeide tot hen: Bij de menschen is dat onmogelijk, maar bij God zijn alle dingen mogelijk. Overloopend druk en erg volhandig hebben wij het deze zomermaand in Lerwick nietniet elke dag brengt ons het genot, dat het oogen- bekorende gezicht eener eivolle Hall biedt, waarover wjj een vorig maal een enkel woord schrevenzelfs niet iedere Zaterdag en iedere Maandag, die toch in Lerwicks almanak met een dik-roode letter gemerkt zijn, om aan te wyzen, dat er dan menigten van allerlei visschersvaartuigen de Baai in- en uitzwermen. Hoe dat komt? Er is aanvankelijk voorspoed in de haring- visèchery de van uit onze verschillende visschers- plaatsen uitzeilende schippers zy*n zoo gelukkig geweest op hun eersten uittocht, al dadelijk te ontmoeten en te „beschieten" die enorm groote scholen haringen, die in deze Noordelijke zeeën als een goed geordende legerschare in tamelijke vaart door woelige wateren voortstuwendagen achtereen rondzwalken op de hier zoo vaak ruwe baren, zonder de plaatsen te vinden, waar de haringen samenscholen, was thans niet hun droevig lot; gelijk dat was ten vorigen jare, toen zij na vele vergeefsche verkenningsreizen maar besloten hadden om de Baai op te zoeken, haar binnen te zeilen en te gaan informeeren „waar de visseherij was" de tegenspoed dreef hen toen naar Lerwick heen, waardoor de predikanten het toen in den beginne al aanstonds zeer druk hebben gekregenmaar nu houdt juist de aanvankelijke voorspoed hen van Lerwick terug en zitten wij meerdere dagen met een maar matig bezette Hallhun voorspoed is onze onspoed, gelijk datzelfde by de zoo vele tegen strijdige belangen van ons menschen zich zoo vaak in ons leven voordoet. Ook is de „visseherij" ditmaal veel verder weg dan andere jaren, zeldzaam ver wegop een afstand van honderd en twintig mylen van Lerwickdicht onder de „Noorsche" kust, zooals onze schippers zeggen. 'tEene jaar zal de haring scholen daar vlak onder de Baai; het volgende midden in de Oceaanstroomingen, en het daarop volgende hoog het Noorden in daarvan valt vooruit niets te zeggen; daar omtrent is ook gansch geen berekening te makennog minder dan op de weerberichten zou op zulke voorzeggingen peil te trekken zyn. Doch zoo duidelijk als twee maal twee vier, is de becijfering, dat by een samenscholing van het „Zeebanket" vlak onder de Baai of op korte distantie, het bezoek aan de Hall der St. Clemensterk veel drukker zal zyn, dan wanneer het met grillige willekeur verkiest zich zoo ver mogelijk terug te trekken, en daardoor onzen visschers dagen werk geeft om het te halen eerst en te brengen naar Shetlands Baai daarna. Ter voldoening aan onzer Deputaten opdracht, om de Hall te laten photographeeren, liefst overvol met visscherslieden, kiezen wy by dezen stand der visscheryzaken een Maandag uit, een Maandagmiddag's morgens deelen wy onzen bezoekers mede het „heugelijk feit", dat dezen dag zal plaats grypener zyn er by, die vast belooven te zullen komen, ja zelfs willen sommigen ook een photographie ontvangen maar als de heer Ramsay 's middags alles al in orde heeft om een opname te doen, moet ik er nog op uit om te zien of er nog niet meerderen in aantocht zijn, en het resultaat is, dat wy een goedgeslaagd portret gekregen hebben met zegge twaalf visscherlieden op en naast de banken. Zoo gy dus myn lezer op een lichtbeelden avond, die mede naar aanleiding mijner schetjes, naar ik hopen durf, ook ten uwent in den loop van den winter georganiseerd zal worden, de photographie eener matig gevulde Hall zult zien, breng u dan in herinnering, wat ik u bid, de hier opgegeven redenen, waarom het schoon eener boordevolle Hall u niet wordt vertoond. Uitstapjes maken door het rotsig-grillige Shetland kunnen wy evenwel ook niet; onze plicht bindt ons .om op de gestelde uren in de Hall aanwezig te zynvoor een gesloten deur mogen onze visschers niet komen Wel hebben wy gelegenheid te over, om Lerwick van alle zyden te doorwandelen en te bezienmag ik u ten gids wezen op zulk een wandeling door en rondom Lerwick? Neem uw wandelstok dan mede, zooals ook de Lerwicksche dames doeneen gewenscht hulpmiddel zal hy u wezen om de zacht glooiende wegen en straten te passeeren. Een weinigje buiten de stad langs de flauw hellende wegen ziet gy een lange ry houten huisjes staan; de honderden Schotsche haring- kaaksters, die hier gedurende den haringtyd hun werk komen doen, hebben er hun intocht genomendaar aan uw rechterhand zyn zy in grooten getale bezig om de gevangen haring de kieuwen uit te snyden (zy doen het als handige operateurs) en daarna in te zouten duizenden vaten liggen gereed om gevuld en verzonden te worden naar schier alle oorden der wereld. Yan af deze hoogte, waar wy al op- en ne- dergaande gekomen zyn, hebt gy een goed uitzicht op Shetlands hoofdstad; zy ligt daar in het grysdonker van haar huizenreeksen tegen den rug van een lagen heuvel aan, lie felijk verscholen als een zwaluwnest in den hoek van de stallingrustig en kalm, en in stille majesteit verre boven het rumoer van het moderne wereldleven verheveneen vrien delijke poortwachteres gelyk by den ingang van de Baai, die den visschers zulk een veilige schuilplaats biedt als de golven woedend slaan tegen de rotsen op en neer, gelyk dat hier zoo vaak wordt aanschouwd. De tot een tamelijke hoogte opspringende heuvelen in onze nabyheid zullen wy nu maar laten liggenik wil u brengen naar Lerwicks

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1913 | | pagina 1