Brieven aan een Vriend te Kampen. Kerk en Schoolnieuws. Ofliciëele Berichten. Verantwoording van LlgfdggaTBB boekaankondiging. waterenwij gevoelen wel wat zy willenwij bieden hun zooveel wij vermogen den geeste lijken bijstand dien zij begeereMwij zingen een paar psalmverzen en een onzer beveelt hen voor den nieuwen tocht God en zijner bescher ming aan. Niet gemakkelijk zal ik vergeten die oogen- blikken in de Hall, dat wij met die visscher- lieden, die weer bij vernieuwing de wateren met hunne gevaren op moesten, ons schaarden rondom Gods troon, om in diep gevoelde af hankelijkheid 'sHeeren hulpe en zegen in te roepenzy waren verheven in de heerlijkste beteekenis van dat woord, sterkend niet maar die visschers, doch ook onze eigene zielen. Daar komen van die jonge menschen met de ouderen mede, die mijn collega aanstonds kent als jongelui uit de achterbuurten van onze groote stedenschier nergens voor deu gend, zijn zij bij de haringvisscherij terecht gekomenzij zijn nog niet heelemaal gelijk aan de jongens van de „Duitsehe loggers", die meestal van de tuchthuisschool komen en een jaar proeftijd op het visschersvaartuig moeten doormakenmaar als gij die gezichten goed aanziet bemerkt gij toch zeer sterke trekken van overeenkomst tusschen die beide types. Wij laten deze gelegenheid nooit voor bijgaan om met deze jonge menschen een ern stig woord te spreken en hun een bijbel en „leesstof' cadeau te doen en den Duitschen jongelui geven wij een Duitschen bijbel en een bundeltje Duitsehe tractaten met het drin gend verzoek „dasz sie fleiszig drin lesen sollen". Evangelisatiewerk doen wij nu, zooveel w\j dat kunnen, in de hope dat God zijn zegen daarover gebieden mogen ten eeuwigen leven. 'k Vlei mij, dat deze algemeene en meer bijzondere mededeelingen, welke laatsten nog te vermeerderen zouden zijn, den lezer heel wat te aanschouwen gegeven hebben van het schoon, dat de Hall van de St. Clemenskerk heeft, als zjj boordevol is met Hollandsche visscherlieden, gelijk wij Maandag den 9en Juni den ganschen dag door tot over den ge stelden tijd 's avonds toe dat voorrecht ge noten hebben. D. Pol. - Amice. De lintjesregen, altijd gebruikelijk bij den verjaardag van onze geliefde Koningin, is weer op talloos velen neergedaald. Er wordt door velen wel eens smadelijk over de ridderorden gesproken, en niet ieder verdient het te worden gedecoreerd, gelijk ook velen, die 't meer dan waardig zijn, gepasseerd worden. Doch ik denk, dat die pruttelaars, als zjj zelf een lintje thuis kregen, wat in hun schik zouden zijn het is toch een eer, en het zal dit wel blijven ook. Onder de Geref. predikanten was ditmaal ds. Fernhout van Amsterdam de gelukkige. Om welke oorzaak hij juist werd uitgekozen, is mjj natuurlijk niet bekend. Maar zeker zal niemand hem die eer onwaardig keuren. Hij is in de predikantenwereld met een uitnemen- den naam bekend. Of de regeering hem mede daarom heeft gehuldigd is verborgendoch hij is tevens een krachtig zendingsman. En zoo werd dan de Gereformeerde Zending niet geheel voorbij gegaan. In de lange lijst troffen ons ook de onder scheidene namen van dienstboden, die een me daille ontvingen in verschillende metalen. Dit zullen wel van die trouwe „familiestukken" broer, die op een ijzerfabriek te 's Gravenliage werkte. Vóór men dit plan ten uitvoer bracht, moest eerst het huisje en de verdere bezittingen ver kocht worden. Tot zoolang zouden beiden bij buurvrouw blijven. HOOFDSTUK II. Eene verandering, doch niet ten goede. Ongeveer een maand na het hierboven ver haalde vinden we Willem aan het station van den spoorweg, die langs het dorpje O. liep. Hij zou nu voor goed zijn geboorteplaats ver laten, om bij zijn oom te Groningen het timmer vak te leeren. Grietje was reeds den vorigen dag vertrokken. Dat het afscheid op beiden een diepen indruk had gemaakt, behoeft nauwelijks gezegd te worden. Vooral Grietje, die een zachtgestemden aard had, was alles behalve blij te moede ge weest, toen zjj in den trein moest stappen, die haar naar de vorstelijke residentie zou brengen. Reeds had de trein zich in beweging gesteld, toen zij nogmaals het hoofd uit het portier stak en Willem toeriep: „Denk om onze af spraak, Wim om de veertien dagen schrijven, hoor!" Willem oogde de vertrekkende na,tot dat een bocht in den weg den trein aan zijn oog onttrok. (Wordt vervolgd.) zijn, die 30, 40 of 50 jaren bij dezelfde per sonen, of eerst bij de ouders en toen bij de kinderen dienden. Trots alle klachten schijnen er dus nog wel „getrouwen" te zijn, die zich onmisbaar maken. Zij zijn niet allen zoo slecht als in Rotterdam er wordt toch verhaald, dat de dienstboden aldaar een bond hebben opge richt, waarbij zij zich verplichten zich alleen als noodhulp te verhuren. Dit geeft een drie dubbel voordeelten eerste verdient een nood hulp veel meer dan een gewone dienstbode; bovendien behoeven zij niet 6 weken voor den tijd hun dienst op te zeggen, want het ver huren gaat bij de weeken ook hebben zjj veel meer vrijen tyd ter hunner beschikking. Och, och, hoe anders was dit in dien goeden ouden tijd! Nu amice, ik wensch je van harte toe, dat je dienstbode ook nog eens een me daille krijgt Over een geheel anderen zaak moet ik je ook nog even schrijven. In Arnhem heeft verleden week de drankbestrijding hoogtij ge vierd. Welk recht Gereformeerd mensch ver blijdt er zich niet over, dat het drankgebruik afneemt in ons land. Een groot deel van de misdaden wordt in dronkenschap gepleegd had de overtreder den drank laten staan, zoo was hij menschelijkerwijze gesproken niet tot deze of die zonde gekomen. De Gereformeerde Vereeniging van drank bestrijding hield onder leiding van haar voor zitter ds. Gispen van Zwolle, haar 13de jaar vergadering. De groote vraag was aldaar, wie er lid mocht zijn van de vereeniging. Aan het einde van het debat sprak, volgens de bladen, de voorzitter dit woord „het his torisch oogenblik om te doen, wat God ons in zy'n voorzienigheid te doen geeft, is nu gekomen. Onze Vereeniging zij een actief leger van geheelonthouders. Wie hiertegen gewetensbezwaar heeft, en toch in den drank- strijd wil meewerken trede als begunstiger toe. En alzoo werd besloten ookalleen ge heelonthouders kunnen lid zijn; geen bier of wijn mag dan zelfs gebruikt. Niemand zal natuurlijk mannen-broeders het recht kunnen of willen betwisten een vereeniging te vormen van enkel geheelonthouders. Of het in het belang zal zijn van de zaak zelf, kunnen wij niet beoordeelen. Wel leert telkens de his torie, dat halve maatregelen soms meer kwaad dan goed doen. In dezelfde week werd te Arnhem het tweede Congres tegen het Alcoholisme gehouden. Ex-minister Talma en ds. Lindeboom van Go-? rinchen hebben den bidstond geleid. Allerlei belangrijke vraagstukken werden er behandeld, en er waren 450 bezoekers, inderdaad geen klein getal. De drankbestrijding wint dan ook aan invloed. Of echter alle bestrijders het doen met voor zichtigheid, waag ik te betwijfelen. Neem b. v. een ingezonden stuk van den heer A. Huizinga in de Groninger Kerkbodenaar wij meenen Directeur van een Christelijke Kweekschool. Hij spreekt eerst over de vloekers en spotters, die „de arme slachtoffers van den drankdemon zijn." Nu, dronkaards kunnen vloeken, maar ook zij, die geen drank gebruiken, weten Gods lasterlijke taal uit te slaan; dan behoeft gij volstrekt niet alleen by de dronkaards te wezen. Doch de heer Huizinga leert nog sterker: „niet zij zelf zy'n in de eerste plaats oorzaak van hun val. Zy, als de moreel-zwakkeren, kunnen hun booze hartstochten niet bedwingen. Zy zyn slechts de absoluut wülooze werktuigen van satan, en in hem van zyn trawant „de drankdemon." (Wy cursiveeren. C.) Ik kan niet anders dan zulk een geschrijf gevaarlijk noemen. Waar blijft nu de ver antwoordelijkheid van den mensch? Zei Jezus niet tot Jeruzalem „gy hebt niet gewild Gaat de mensch niet uit vrije verkiezing den weg der zonde op? Hy moet toch niet zon digen? Als de heer Huizinga op deze wyze de drankbestrijding meent te moeten verdedi gen, behoeft hy zich niet te verwonderen „dat er in onze Geref. kerken bitter weinig gevoeld wordt van den zoo by uitstek urgenten drank- strijd", of dat leden der gemeente in byzyn van den geheelonthouder ongepaste aardigheden verkoopen. Ook meenen wy dat de vraag niet van pas is: „duizenden worden jaarlijks besteed aan de Zending, maar heeft dit dan meer haast dan het redden van slachtoffers van den drank en dit te minder, omdat de heer Huizinga zelf verklaart: „laten wy bedenken, dat wy het eene moeten doen, maar het andere niet mogen nalaten." De overdrijving is ook even groot, als be weerd wordtdat het niet om de weinige dronkaards alleen gaat, doch om rampen en ziekten, misdaden zonder tal, de welvaart van ons volk en den bloei van Gods Koninkrijk. Wie kan nu in ernst meenen dat de drank- zonde alleen dit alles tegenstaat? Onder de socialisten is de strijd tegen drankgebruik ook groot; maar wordt daarmede de bloei van Gods Koninkrijk bevorderd En denkt de heer Huizinga, dat een ziel behouden is, als het lichaam geen drank meer gebruikt? Wy hebben persoonlijk eenige jaren in den drankstryd vooraan gestaan, en dat met heer lijk resultaat, dank zy Gods gunst. Maar wy legden niet den hoofdnadruk op den drank, doch op het booze hart, waaruit alle zonden voortkomen. Ook hebben wy nooit beweerd, dat zy, die niet geheel-onthouder zyn, daarom „niets, hoegenaamd niets doen." De heer Hui zinga zal het wel niet zoo bedoelen, doch zyn redeneeringen leiden toch tot deze slotsom: wy, geheelonthouders zyn de bravenen zy, die het niet zyn, zyn de schuld van het drin ken, vloeken enz. van de talloos vele willooze slachtoffers. Met heilbede, als steeds, Criticus. P. S. Reeds had ik u bovenstaan den brief geschreven, toen my in handen kwam de Gro ninger Kerkbode van 30 Augustus. In dit num mer beantwoordt de heer Huizinga een oppo nent van zyn schrijven, waarvan ik u hierboven sprak. Hy merkt in zyn tweede schrijven op, dat hij bedoelde met het vloeken de zelfver- vloeking, welke, naar hy meent, alleen door dronkaards of zenuwlijders gebruikt wordt. De heer Huizinga stemt toe, dat er onder de ge heel-onthouders ook vloekers zyn, maar vindt zulk een opmerking belachelijk; het is toch „een van de vele pogingen om het werk der onthouding in een ongunstig of bespottelijk daglicht te stellen". Nu, dit gelooven wy ook wel; en het spreekt vanzelf, dat zulk een argu ment tegen de geheel-onthouding in het geheel niet opgaat. Maar ons bezwaar tegen zyn schrij ven vervalt daarom toch nietallereerst omdat de heer Huizinga dan zeer onduidelijk zyn bedoeling heeft weergegevenen ten tweede, omdat alle mogelyk leed enz. geweten wordt aan de drankzonde. Gy zult het met my eens zyn, dat het beter is tot den wortel der zonde af te dalen, en daarin de oorzaak van alle ellende te zoeken. De heer Huizinga doet dit ongetwijfeld ook; doch dan had dit in zyn schrijven tot uiting moeten komen. Uit de slotopmerking leid ik af, dat de heer Huizinga alleen de geheel-onthouders weer voor de ware christenen aanziet, als hy schrijft: „Christus en alcohol zyn antipoden. Beide kunnen niet gediend worden, of van weers zijden moeten concessies gegeven worden". Ziet, dat is weer veel te veel gegeneraliseerdZoo mag de tegenstelling niet worden gemaakt Christus en alcohol. Moeten dan inderdaad zy, die alcohol gebruiken, als vyanden van Christus beschouwd worden De heer Huizinga zal, naar wy hopen, ontkennend antwoordendoch dan moet hy zulke woorden toch niet schrijven jiie stichten verwarring. C. TWEETAL te Nunspeetds. W. H. Oosten te Scheveningen ds. G. Verry te Waarder. BEROEPEN te Ezinge en te Koog-Zaandyk cand. C. Bouma te Groningen te Oud-Loosdrechtds.C.Elzenga te Woubrugge te 's Hertogenbosch ds. T. Gerber te Winsum te Doesburg: ds. C. J. Wielenga te Ruhrort; te Bunschoten ds. P. H. de Jonge te Sleeuwyk te Klundertds. W. Veder te Zwolle. AANGENOMEN naar Zegwaartds. R. Sybrandy te Lopik. BEDANKT voor Berlikumds. W. S. de Haas te Tzum- marum voor Giessen-Oudkerk ds. H. v. d. Zanden te An del voor Duurswoude en voor 's Gravendeel ds. G. de Jager te Wolfaartsdyk. In den ouderdom van 77 jaren is te Apel doorn overleden ds. K. B. van Diemen, em. pred. van Nieuwveen. Na eerst als evangelist het vroegere Vluchtheuvelkerkje van wijlen jonkvr. de Jonge te Zierikzee gediend te hebben, deed hy in 1879 aan de Theol. School het cand. examen en ging toen als predikant met de ge- heele gemeente over tot de Chr. Geref. Kerk van Zierikzee. ZEerw. diende verder de kerk van Broek op Langendyk, Monster, Bodegraven en Nieuwveen. Te Fynaart zal in het Kerkgebouw der Geref. Kerk een nieuw pijporgel worden ge plaatst. Na onderzoek van verschillende fabri katen is de vervaardiging opgedragen aan den heer A. S. J. Dekker -te Goes. Het orgel wordt pneumatisch ingericht en wordt van de nieuwste constructie. AGENDUM der vergadering van de ver eeniging van Predikanten van de Gere formeerde Kerken in Nederland op Maandag 15 en Dinsdag 1G September in het gebouw „I r e n e", Keistraat te Utrecht. Maandag 15 September. 1. Opening der vergadering te 1 uur. 2. Presentielijst en Notulen. 3. Verslag van den secretaris. 4. Verslag van den penningmeester. 5. Verkiezing van twee bestuursleden, we gens periodieke aftreding van ds. Vonk en ds. Kunst. 6. Referaat van dr. S. Greydanus, van Zuid- Beyerland. Onderwerp Erkenningsgrond van den Kanon. 7. Bespreking van het referaat. 8. Varia. 9. Pauze van 4V2 tot 7Vs ure. 10. Inleiding van dr. A. A. van Schelven, van Maarssen. OnderwerpEischen der bear beiding eener piëtistisch getinte gemeente. 11. Bespreking van de inleiding. 12. Varia. Dinsdag 16 September. 13. Heropening der vergadering te 91/»' ure. 14. Referaat van prof. L. Lindeboom, van Kampen. OnderwerpIs ook voor den dienst van het ouderlingschap opleiding noodig? 15. Bespreking van het referaat. 16. Inleiding van ds. J. L. Schouten, van Arnhem. OnderwerpWelke eischen stelt de roeping tot Evangelisatie aan de kerken zelve 17. Bespreking der inleiding. 18. Varia. 19. Pauze van 12 tot 1 uur. 20. Inleiding van ds. F. Kramer, van Bever wijk. OnderwerpHerziening der Stat en-Ver taling. 21. Bespreking der inleiding. 22. Inleiding van ds. J. G. Kunst, van Ba- rendrecht. Onderwerp De Toekomst des Hee- ren in onze prediking. 23. Bespreking der inleiding. 24. Sluiting te 4 ure. Het Bestuur L. Lindeboom, Voorzitter. J. G. Kunst, Secretaris. F. Kramer, Penningmeester. J. Vonk, Algem. Secundus. S. Huijsmans. Stellingen van het referaat van dr. S. Greydanus. 1. By „de canonische kwestie" gaat het ten principale om de divinitas Goddelijkheid in oorsprong en wezen) der H. Schrift. 2. Met deze divinitas is onbestaanbaar de opvatting over het ontstaan der Bijbelboeken van de z. g. n. „historische critiek" welke, haar grondslag hebbende in het evolutiegeloof, door opgravingen en ontdekkingen der latere tyden als onjuist openbaar wordt. 3. Oudtijds werden de boeken der H. Schrift, ofschoon zulks niet uitdrukkelijk gezegd wordt, over het gemeen blijkbaar op eigen, innerlyken grond voor Gods Woord gehouden. 4. Dit bleef gelden in de eerste eeuwen onzer jaartelling en tijdens de Middeleeuwen, hoewel toen het kerkelijk gezag steeds meer als ge loofsgrond opkwam. 5. Rome baseert zich voor het Schriftgeloof op traditie en pauselijke beslissing. 6. De Reformatie bepaald de Gerefor meerde koos tot fundament voor het Schrift- geloof de II. Schrift zelve, doch leerde daarbij de onmisbaarheid van de werking des H. Gee- tes (testimonium Spiritus Sancti). 7. Plet rationalisme en de philosophie der 18e en der 19e eeuw gaven in beginsel of uitdruk kelijk het geloof in de divinitas der H. Schrift prijs. 8. De z. g. n. „hist.-critiek" ontleent hare kracht niet aan wetenschap, noch aan nauw-^- keurige exegese, maar aan geloof aan „onbe vooroordeelde" wetenschap, evolutiedogma, en voorafgaande zy het ook minbewuste loochening der H. Schrift als Gods Woord. 9. Ten diepste geeft persoonlijkheid of in nerlijke zielsgesteldheid, en niet wetenschap, den doorslag inzake erkenning of verwerping van de divinitas der H. S. 10. Alle andere grond dan de H. S. zelve is voor de erkenning harer divinitas onvoldoende. 11. Zelve openbaart de H. S. door eigen licht hare divinitas en is zy alzoo de grond voor hare erkenning als Gods Woordook betref fende omvang. 12. Echter is voor het zien van dien grond, en om daarop met geheel den persoon te rus ten, onmisbaar de werking des H. Geestes (test. Sp. Si.)terwijl de helderheid van het zien en de vastheid van het geloof aan de divinitas der H. S. afhankelijk blijven van 's menschen zielsgesteldheid telkens. AGENDUM voor de Classic. Vergadering te Zierikzee op Woensdag 10 September. I. Opening. II. Onderzoek credentiebrieven. III. Aanwijzing van 't Moderamen. IV. Vaststelling der notulen. V. Ingekomen stukken VI. Rapporten o. a. a. Dep. Kerk visitatoren. b. Dep. Prov. oynode. c. Dep. voor Evangelisatie. VII. Ingediende voorstellen (geene). VIII. Instructiën. IX. Onderzoek naar Art. 41 D. K. O. X. Regeling vacatuur-diensten. XI. Omvraag. XII. Lezing korte notulen. XIII. Sluiting. Namens de roepende kerk Ds. J. Sybesma, Praeses. D. Mulder, Scriba. Zendings Commissie Middelburg A. In dank ontvangen uit het busje van Mej. A. B. f2.42. De Penningmeester, A. D. Littooij Az. Wy vernemen dat van de hand van Prof. Dr. H. Bavinck bij den uitgever J. H. Kok'te Kampen ter perse is gegaan eenHandleiding bij het Onderwijs in den Christelijken Godsdienst. Deze beknopte Geloofsleer zal ongeveer 300 pag. groot worden en voor een luttden prijs in den handel worden gebracht. Het zal een boek zyn dat ook geschikt is om op verschillende inrichtingen Van onderwijs te worden gebruikt, en het zal zeer spoedig het licht zien.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1913 | | pagina 3