lis wtirMuil bel voor strak!
Onze Christelijke onderwijzers en het Gou-
vernements-onderwijs in Indië.
Zomermaand in Lerwick.
leven verheffen tot echte vreugde, die in de
diepte van 't leven geboren zich uit in woord
en daad. Doch, zie voor deze prediking is het
oor in vele kringen gesloten en daarom komt
het niet tot een algemeene nationale vreugde.
Gods hand in de historie onzer verlossing wordt
door velen niet gezien en daardoor is er ook
geen waardeering van hen, die' in de bange
tyden voor de herleving en de versterking van
ons nationaal leven hebben geleden en gebeden.
Naar uwe tenten o Israël om versterking voor
uw geloof te zoeken in het ernstig gebed tot
uwen God. Bouma.
ZEJTPINO.
De emeritus-predikant Ploos van Amstel heeft
in het Christelijk Schoolblad een artikel geschre
ven over de vraag, of men Christelijke onder
wijzers zal aanraden tot het openbaar onderwijs
in Indië over te gaan. De Standaard haalt
eenige gedeelten uit dit artikel aan in zijn
rubriek „Uit de Pers".
Nu spreken wij allereerst onze verwondering
er over uit, dat De Standaard wel een stuk
opneemt, dat tegen ds. Dijkstra's advies ingaat,
doch, zoover wij ons herinneren, wat ds. Dijkstra
zelf heeft geschreven, niet aan zijn lezers voor
legt. Het is wel bekend, dat de hoofdredacteur
van De Standaard sterk heeft veroordeeld, dat
christelijke onderwijzers zich voegden bij het
openbaar onderwijs in Indië. Maar als dit blad
het noodig acht een persbericht op te nemen,
dat ds. Dijkstra, die van een ander gevoelen is,
bestrijdt, dan was het ook noodzakelijk ge
weest op te nemen, wat door hem in De Mace
doniër en Het Zendingsblad dienaangaande is
uiteengezet. In de rubriek „Uit de Pers" past
toch zeker het hoor en wederhoor.
Wat nu het artikel van ds. Ploos van Amstel
zelf aangaatwy kunnen het verstaan, dat hij
zich ergert als christelyk-gezinde menschen het
„zwart wit" noemen inzake de openbare school.
Maar dit is toch niet door ds. Dijkstra ge
schied, of in een onzer kerkelijke bladen ge
daan De vraag was toch, of het neutraliteits
beginsel in Indië wel zoo sterk gold als hier.
Er was opgemerkt, dat niet mocht vergeten,
hoe in den vrijen tijd door de onderwijzers
omgang met de ouders der kinderen kan wor
den gezocht. En is het niet ontzettend, als op
de Gouvernementsscholen slechts plaats zou
zijn voor socialisten en andere vijanden van
den godsdienst?
Ds. Dijkstra is zeer zeker wel in staat zich
te verantwoorden tegenover ds. PI. v. A. Toch
meenen wij ons de opmerking te veroorloven,
dat het niet billijk is te zeggen, dat hij zijn
advies gaf „uit onbekendheid met de toestanden
aldaar". Allereerst zijn er in onze Geref. kerken
weinigen, die zoo in Indische toestanden thuis
zy'n als hij. Bovendien beriep hij zich op mede-
deelingen van mannen, die in Indië zelf zich
bevinden, o. a. dr. Rutgers van Buitenzorg. En
eindelijk spreekt ds. PI. v. A. uit een ervaring
van vóór 25 jaren
De oproep aan het einde van zijn stuk„stelt
u veel liever beschikbaar voor het Christ. Holl.
onderwijsHelpt mede tot den opbouw van
de Christ. Holl. scholen" beaamt natuurlijk een
ieder onzer. Doch, 't ging niet om de vraag
Christel, scholen öf Gouvernementsonderwijs
Maar dat was de vraag onze scholen in Neder
land zjjn voler is bijna geen plaats meer
voor onze aanstaande onderwijzersen de
Christel, scholen in Indië zijn maar enkelen
in getal en kunnen alzoo de overtollige leer
krachten niet bergenwaar moeten zij dan
blijven? Is het dan niet gewenscht, dat zij
met zendingsliefde in het hart, zich bij het
Gouvernementsonderwijs voegen, vooral omdat
volgens deskundigen het bezwarend neutrali-
teitsartikel niet zoo streng geldt?
En dan zijn wij het eens met ds. Dijkstra,
J. D. Wielenga.
FBTTILLBT02ST.
Een verhaal dooe PEKAH.
2)
HOOFDSTUK I.
Een droevig begin.
Een half jaar na den dood zijner vrouw werd
V. d. Hagen zelf door een hevige longontste
king aangetast. Langen tijd vreesde men voor
zijn leven, doch de geneesheer hoopte op de
mooie voorjaarsdagen.
De lente kwam en werkelijk kon Van der
Hagen zich in zijn tuintje bewegen. Hersteld
was hij echter nog lang niet. Hy behield een
droge kuch, en by den geringsten arbeid ge
voelde hij zich afgemat. Nu vier weken ge
leden had de ziekte zich opnieuw vertoond en
toen de dokter bij zjjn patient kwam, had hjj
het hoofd geschud. Gaandeweg namen de
krachten af, en het einde was te voorzien.
Gelukkig voor Willem en Grietje hadden
ze goede hulp van hun buurvrouw. Na moe
ders dood was die zooveel als huishoudster
geweest, 't Was een godvreezende weduwe,
die met haar zoon samenwoonde, en geheel
met het zwaarbeproefde gezin meeleefde.
VII.
Breed waait onze Nederlandsche driekleur uit
van de steng aan het ijzeren hek der St. Cle-
menskerkhaar dundoek golft zoo vrooljjk
en bljj met zjjn „schitterende kleuren" langs
de donkere steenrots huizen der Albanystreet
en in haar nederheid heft zjj zich zoo trotsch
en fier op met haar smettelooze banen tegen
over de Union Jack (Engelsche vlag), die daar
met flarden van den stadhuistoren wappert.
Het teeken in verren lande is zjj van de
groote waardeering, die onze arbeid in Neder
land en met name in onze zeeplaatsen genieten
mag, want zjj is hierheen gezonden als een
blijk van warme sympathie voor de haring-
visschers door het Enkhuizer Comité.
Het bewijs ter plaatse is zjj ook voor Ler-
wicks inwoners, dat de „Hollandsche dominees"
weer gekomen zjjn om hun tijdelijk hier toe-
venden landgenooten zooveel mogeljjk de hel
pende hand te biedenwat zelfs kleine kin
deren al dadelijk in haar zien, want nu wij
's Maandagsmorgens naar de Hall stappen,
roepen een paar naar school toe gaande meisjes
ons toe: Goeden dagen als wjj ons dan
haastig omkeeren op het hooren van dezen
Hollandschen groet, dan zien wjj een paar
schalksche gezichtjes, die ondeugend kijken en
daarmede willen zeggen„Wij weten het wel,
wie gjj zjjt
De banier, die de verzamelplaats aanwjjst
is zjj echter bovenalvoor de schippers en vis-
schers, die wjj dezen eersten „werkdag" in
grooten getale verwachten in de door ons reeds
toebereide zaal achter de St. Clemenskerk,
gelijk de aandachtige lezer zich nog wel wil
herinneren, hoe wjj beschreven hebben, dat
wjj Vrijdagsmiddags en Zaterdags alles in orde
hebben gebracht.
Een punt van overeenkomst tusschen deze
Hall en veruit de meeste onze Gereformeerde
kerken is, dat gjj die zien moet, niet wanneer
zjj ledig, maar als zjj boordevol zjjn.
Met zoo'n majestueuzen Roomschen dom en
eigenljjk ook met ieder gewone Roomsche kerk
is dat ten deele andersgaat gjj daar eens
binnen op een dag in de week, als er geen
dienst is, dan is er toch zooveel dat uw oog
bekoort en spreekt tot uw zinnende „beel
den als boeken der leeken" vormen er maar
een klein gedeelte nog van wie er oog voor
heeft, brengt er gemakkelijk een uur door
zonder de minste verveling.
Maar aan een ledige Gereformeerde kerk is
meestal zeer weinig te zienvijf minuten zjjn
doorgaans rijkelijk genoeg om al het schoon
in oogenschouw te nemenal komen er ge
lukkig al heel wat uitzonderingen op den
vroeger gehuldigden regel„hoe kaler, hoe
fraaier
Als een Gereformeerde kerk vol is, boordevol
en geheel de vergaderde gemeente geschaard
is rondom 's Heeren getuigenis en met volle
aandacht luistert naar de „levende verkondiging
van Gods Woord", dan moet gjj haar aan-
„Willem", klonk vaders stem weer, „wil je
me nog eens wat voorlezen
„Zeker vader", luidde Willems antwoord,
„wat moet ik lezen?" „Lees my nog eens
van het nieuwe Jeruzalem", sprak de stervende
met steeds zwakker wordende stem.
Willem was goed thuis in den Bjjbel, en
weldra las hjj het 22e Hoofdstuk uit het boek
der Openbaring. Met gesloten oogen lag vader
te luisteren. Nu en dan bewogen zjjne lippen
zich, alsof hjj Willems woorden wilde herhalen.
Zoo was Willem gekomen tot het 14e vers
„Zalig zjjn zjj, die zjjne geboden doen, opdat
hunne macht zjj aan den boom des levens, en
zjj door de poorten mogen ingaan in de stad"
„Ingaan in de stad", herhaalde Van der
Hagen, ja, zoo is het. De dood kan mjj geen
vrees meer aanjagen. Christus heeft hem den
prikkel ontnomen. Ingaan in de stad
in het hemelsche Jeruzalem bjj Jezus,
mjjn Zaligmaker bjj uwe moeder
Willem Grietje straks ook gjj
Vaders hoofd zonk achterover. De ziel was
het lichaam ontvloden en was door de poorten
de Godsstad binnengegaan.
Als aan den grond genageld stonden de
beide kinderen daar. Zóó'n plotseling sterven
hadden ze niet verwacht. Grietje was de eerste,
die aan haar tranen den vrjjen loop kon laten.
Luide snikte zjj, en overdekte het gelaat van
zien, dan krjjgt gj> een schoon te bewonderen,
een geestelijk schoon, dat al andere schoon in
donkere schaduw stelt.
Zoo nu ook ontvangt onze Hall, als zjj ledig
is, maar een armeljjken indrukmaar dat wordt
anders, ajs gjj de visschers by groepjes tegeljjk
ziet binnenkomen en ds. van der Vegte van Urk
en ondergeteekende bezig om hun de diensten
te bewjjzen, waartoe wjj ons naar dit Hooge
Noorden hebben opgemaakt.
Zoo spoedig de bemanning van een logger, een
bom of nog een ander visschersvaartuig op de
eenigszins logge manier, die onzen Hollandschen
visscher eigen is, onze Hall is binnengekomen,
sta ik van mjjn zetel op, om één of twee vel
letjes postpapier met een enveloppe aan ieder
der bezoekers aan te bieden een plaats achter
één der beide op schragen rustende planktafels
wjjs ik hun vervolgens aan en inktpotje met
pen schuif ik hun, zoo noodig, toe.
Dat gaat hun meestal niet gemakkelijk af,
een brief schrjjven naar de huisgenooten in
Hollandondanks de Lerwicksche kilheid parelt
menige zweetdroppel op zoo menig visschers-
voorhoofd, dat zelfs in de stormdagen der laatste
tjjden op de woelige wateren der Noordzee en
van den Oceaan al zjjn poriën gesloten hield
'tvalt de meesten hunner nog heel wat moei
lijker om vier kantjes vol te krjjgen, dan heel
de vleet binnen te halen en een enkeling is er
zelfs, die ons verzoekt een paar letteren op het
papier te zetten of het adres op de enveloppe
te willen schrjjven. In het voorbijgaan mag ik
wel even vertellen, dat ik onder meer nog een
briefkaart geschreven heb voor een Vlissing-
schen jongeman, aan een weduwe die hier ter
stede woonachtig is.
Middelerwijl de schrijvers hunne krachttoeren
verrichten, haal ik uit onze kast enkele „pakjes"
tractaten, neem ik van een bank wat exemplaren
van „De Spiegel", van „Timotheus", van „de
Bljjde Boodschap", van het „Stuiversblad",bo
vendien van enkele preeken, oude en nieuwe,
waarmede ik de tafels langs ga, om ze uit te
reiken aan een paar mannen, van iedere equi
page, opdat er „leesstof" wezen zal, als straks
het ranke vaartuig weer zee kiezen zal.
Zoo mjjn collega, die het „departement van
finantiën" meestal waarneemt, het niet te druk
heeft met den verkoop van postzegels en an
sichten, met het wisselen van Hollandseh geld,
waarmede de visschers alleen hier in onze Hall
klaar komen kunnen, met het geven van inlich
tingen omtrent zoovele dingen, waarnaar de
weken op het water rondzwalkende visscher-
lieden nieuwsgierig zjjn of die zjj voor hun
eigen visscherjj niet kunnen ontberen, is zjjn
gang naar het „driepittige" petroleumstel met
den waterketel, of naar de groote koperen koffie
kan en op de handige manier van een keuken
prinses zet hjj een lekker „bakje koffie".
Al naar 't uitkomt zorgt hjj of ik voor het
omspoelen der kommetjes, voor het schenken
en rondbrengen der gevulde kopjes, die door
de visscherlieden met graagte worden geledigd,
gewoonlijk onder den uitroep, dat zulk een
bakje Hollandsche „troost" na zooveel weken
van gemis zoo lekker is en zoo verkwikt.
Zitten er echter een paar jongens, wier vaders
de letters teekenen op het postpapier, dan nemen
we de vrjjheid om één van hen te benoemen
voor het keukenwerk van „kopjes schoonmaken",
en een ander aan te stellen tot „Jan", die het
lichte kelnerswerk voor ons heeft te verrichten.
Toezicht houd ik dan weer op de bank vol
oude boeken van zoo onderscheiden inhoud,
den geliefde doode met kussen. Doch die
mond was thans gesloten. Daaruit zou zjj
geen enkel troostwoord meer mogen vernemen.
Daar trad buurvrouw weder binnen. „Wat
is hier gebeurd vroeg zjj verschrikt, het
wezenlooze gelaat van Willem ziende. Die
vraag gaf den knaap de bezinning weer, en
scheen hem duideljjk te maken, wat hjj in zjjn
vader had verloren.
„Ach, buurvrouw, wjj zjjn weezen, vader is
gestorven. Wat moeten Grietje en ik nu be
ginnen? Vader, lieve vader!"
Buurvrouw ontstelde eveneens. Wel had ze
vaders toestand ernstig ingezien, maar ook zy
lad niet zulk een snel verloop van de ziekte
verwacht. Doch zjj begreep, dat hier gehan
deld moest worden. Zjj behoorde tot die men
schen, die in dergelijke omstandigheden niet
luide klaagtoonen aanheffen, zonder dat zjj aan
de toekomst denken, maar buurvrouw wist dat,
zoo ergens, hier terdege de handen uit de
mouw moesten gestoken worden.
„Arme kinderen sprak zjj op medelij denden
tcon. „De Heere beproeft u zwaar. Doch Hjj
doet dit als een Vader. Hjj wil ons geen lasten
opleggen, om ons er onder te doen bezwijken,
maar als hjj ons een kruis doet dragen, schenkt
Hjj ook kracht. Ge hebt geljjk, Willem, ge
zjjt nu weezen. Maar weet ge wel, wat de
Heere nu voor u zjjn wil? Hjj wil uw Vader
waarvan ieder bezoeker er één mag uitzoeken
en meenemen naar boordbjj sommigen bljjkt
er een sterke voorliefde te wezen voor de oude
schrijverszjj grjjpen aanstonds naar perka
menten banden en boeken met oude letteren
zeer twijfelachtig ljjkt het me, of deze gehecht
heid aan het oude wel geëvenredigd is aan een
passeerende waardeering voor het nieuwe, dat
daar ook maar voor het nemen ligt.
Ook doe ik dienst als boekverkooper, waar
ik de nieuwe boeken, de bijbels en bijbeltjes,
de psalmboekjes van onderscheiden grootte
tegen een geringen pry's aan den man tracht
te brengen en de koopers daarna verwjjs naar
de „cassa" in wier bediening mjjn collega zich
zoo bedreven en stipt immer weer toont.
Zoo werken wjj dezen eersten Maandag in
Lerwick onder de haringvisschers, van half
negen tot een en van drie tot negen, nog langer
en meer dan de socialisten als ideaal vooreen
werkdag hebben geproclameerd.
Meer dan een kiekje te geven van onzen dage-
ljjkschen arbeid gedurende de zomermaand in
Lerwick ligt niet in mjjne bedoeling. Een
kroniekmatig verslag, dat nauwkeurig dag voor
dag de gebeurtenissen mededeelt, zou allicht
een weinig vervelend worden bovendien zal
mjjn collega v. d. Vegte het officieel rapport te
boek stellen en ieder, die weten wil tot in
bijzonderheden, wat er door ons is gedaan, kan
daartoe straks zjjn geschriftje ter hand nemen.
Daarom veroorloof ik my nog enkele mede-
deelingen, die het beeld van het zoo" nuttige en
tevens aangename werk in de Hall den lezer
duidelijker kunnen maken.
Ziet daar komt een visscher binnen, een
robuste kerel, met tranen in de oogen, regel
recht op ons afmet trillende stem verhaalt
hy, dat een zyner huisgenooten ernstig krank
is geworden zoo hy maar wegvliegen kon naar
Holland, hoe zou hy zich reppen wy gevoelen
met hem mede, wat smart het voor hem is,
vrouw en kinderen alleen in de beproeving te
moeten laten, en wat pijn hem de gedachte
doet, dat hy misschien wel een der zynen niet
meer in het land der levenden zal ontmoeten.
Vlug neemt myn collega de pen op en schrijft
namens de man een „troostbrief" aan de vrouw
in de eenzaamheid harer bezoeking en als hy
dien den visscher heeft voorgelezen, oogst liy
voor zyn moeite zooveel harteljjken dank, dat
wy beiden er door bewogen worden en met
blijdschap den visscher zien vertrekken met
een nu weer opgeruimd gezicht en met een
verruimd gemoed.
Medegedeeld wordt ons door een paar vis
schers, dat een kranke schipper is opgenomen
in het Gilbert Ben Hospitalen een andere
maal, dat een andere visscherman vervoerd is
naar het ziekenhuis voor besmettelijke ziekten,
omdat men meende, dat hy typhus hadzoo
spoedig als wij gelegenheid hebben, gaan wy
een van beiden er op uit, om ziekenbezoek te
doen, dat door de kranken, die in een om
geving verkeeren, waar zy geen woord kunnen
zeggen noch verstaan, zoo hoogelyk wordt ge
waardeerd sommigen hunner houden ons by
de handen vast, vriendelijk dringend om haastig
tot hen weer te keeren.
't Gaat avond worden er zyn nog een paar
equipages van visschers vaartuigen in onze Hall
geblevendeze mannen moeten dezen nacht
uitvaren, om te gaan „schieten"; 'tis hun een
behoefte, om met ons nog enkele oogenblikken
te spreken over de noodzakelijkheid en de
zekerheid van Gods veilige hoede op de diepe
zyn. Indien ge in 't geloof tot Hem gaat, zal
Hy u naar lichaam en ziel verzorgen, en Hy
zal u meer geven, dan hier uw ouders u kon
den verschaffen".
Willem was door buurvrouws woorden wel
eenigszins opgebeurd, doch Grietje bleef nog
steeds even bedroefd.
„Komt, kinderen, hier moet ge niet blijven.
Kom maar by my in huis", vervolgde buur
vrouw. „Als gij aan uw oom schryft, Willem,
hoe de zaken staan, zal myn zoon het hier
voorloopig wel regelen".
Zoo geschiedde. De nu volgende dagen gin
gen somber voorbij. Willem had dadelijk aan
zyn oom het overlijden gemeld van zyn vader
en reeds den volgenden avond kwam deze, om
de beide weezen behulpzaam te zyn.
De dag der begrafenis kwam. Een eenvou
dige stoet bracht Van der Hagen naar zyne
laatste rustplaats. De predikant sprak over
het zalig uiteinde van den doode, en herinnerde
er aan, dat alleen zy, die Gods geboden doen
door de poorten mogen ingaan in het Jeruzalem,
dat boven is. Diep bewogen keerde men huis
waarts.
De beide kinderen konden niet in het ouder
lijke huis bly'ven. Er werd besloten, dat Willem
zou komen by zyn oom Gerrit, die de zaken
had geregeld, terwyl Grietje zou opgenomen
worden in het huisgezin van haar moeders