Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. Onder Redactie van: Ds.L. OOUli, Ds. R. J. ¥AH OER TEER en Ds. J. 0. WIELERGi. lie Jaargang. Vrijdag 5 September 1913. No 12. UIT HET WOORD. Met medewerking van onderscheidene Predikanten. iBOHHEHEHTSPIUS Drukker-OItgefer A. D. LITTOOIJ Az PRIJS DER ID YERTEHTIEN GELOOF EN ONGELOOF. Tevergeefs heeft een vader bij de dis cipelen genezing gezocht voor zijn met schrikkelijke krankheid bezochten zoon. Die zoon was van zijn kindsche dagen af met een onreinen geest bezeten, die hem bij tijden op de vreeselijkste wijze folterde, en te verderven zocht. Al wat zij konden, hebben de discipelen beproefd, maar ge nezen konden zij den ongelukkige nietde duivel zwichtte voor hun woord en gebed niet. Reden waarom de Schriftgeleerden op hen afgaven en met hen twistten. Ter goeder ure komt nu Jezus, van den berg der verheerlijking afdalend met zijn drie bevoorrechte jongeren, om zich met dezen weer te voegen bij het negental, dat in het dal was achtergelaten. Aanstonds wendt de vertwijfelde vader zich tot Hem, zeggendeZoo Gij iets kunt, zijt met in nerlijke ontferming over ons bewogen en help ons. Zijn woord jjZoo gij iets kunt" verraadt kennelijk twijfel, althans een ge schokt geloof. De jongeren hadden geen hulpe kunnen bieden, misschien zou het ook den Meester niet gelukken. Maar Jezus keert het woord des Vaders om en zegt: Zoo Gij kunt gelooven, zie, dan zal er hulpe zijn, want alle dingen zijn mogelijk dengenen die gelooven. De Heere weet, dat alle dingen Hem van den Vader zijn overgegevendat Hij maar een enkel woord te spreken heeft, en de wensch des biddenden vaders zal vervuld zijn. Doch het is de vraag of die vader vertrouwen heeft in zijn macht en liefde. Daarom keert de vader onderzoekend en beproevend tot zichzelven in, en ja, hij vindt wel geloof, maar het is zulk een klein en aangevochten geloof. En aangezien naar Jezus Woord geloof noodig is tot redding van zijn kind, daarom wendt hij zich biddende tot Jezus, dat die zijn klein geloof versterke en zijn ongeloof wegneme. Belijdend en biddend roept hij uitIk geloof, Heere kom mijne ongeloovigheid te hulp 1 Geloof en ongeloof tegelijkertijd in een zelfde hart, hoe is dat mogelijk, hoe kan dat bestaan Het klinkt paradoxaal won derspreukig 1 En toch is er niets meer gewoon dan juist dit. Zielen, die geleerd hebben zich om redding tot Jezus te wenden, om bij Hem behoudenis en zaligheid voor tijd en eeuwigheid te zoeken, hebben hieraan over vloedige kennis. Zonder overdrijving mag wel gezegd worden, dat er niet een onder Gods oprechte kinderen is, of hij kent dit bij ervaring en bevinding. Zeker, zij weten wat geloof is, zij zijn geen vreemdelingen ook aan het leven door het geloof. Van af het eerste oogenblik, waarin de H. Geest aan zonde, schuld en verlorenheid hen ontdekte, hebben zij wee- nend en biddend de toevlucht tot Jezus genomen, en juist in dat toevlucht-nemen het geloof geopenbaard en geoefend, dat door genade in hen gewerkt is. Ook is het bij hen wel gekomen tot een vertrou wen op en een lief hebben van den Heere en bij oogenblikken kunnen zij zich ver lustigen in den Heere en beroemen in hunnen God. Doch er zijn ook andere tijden. Satan, wereld en vleesch zijn niet gestorven als wij beginnen te leven, maar binden onver poosd den strijd aan. Onze eigen bevin dingen zijn niet deze, dat wij altijd God alléén liefhebben, maar ons hart is menig maal verdeeld en wordt maar al te dik wijls van Hem afgetrokken. De zonde heeft wel een afscheidsbrief ontvangen, maar het blijkt achteraf dat menige zonde hare vroegere bekoorlijkheid op behendige wijze weet te hernemen en ons tot valstrik wordt. Waar dan nog bijkomt, dat God ons telkens voor zoo groote en wonder lijke zaken stelt, waar vleesch en bloed niet bij kunnen, die 't verstand zeer verre te boven gaan, die in geen enkel opzicht passen bij de onwaardigheid van onzen persoon, waarvan we met geen mogelijk heid ons een voorstelling kunnen maken, die niet ervaren of doorleefd kunnen wor den, maar geheel en volstrekt tot het ge loofsgebied behooren. Ach, hoe wordt door al deze dingen het geloof beproefdge schokt en aangevochten Niet zelden ont staat er in het binnenste des gemoeds een bange worsteling. Een worsteling des ge- loofs om zich los te maken van de macht des twijfels. Maar ook een geweldige aan val van de macht des ongeloofs op het werk uit God, om het geloof te verstikken en, indien mogelijk, het eens en voor goed den doodsteek te geven. Bange toestandte weten dat het geloof voor onze behoudenis onmisbaar is, maar daarbij te ervaren dat wij met zoo wan kelende schreden den weg des geloofs bewandelen. Ik ellendig mensch 1 wie zal mij verlossen? Begeert gij hulpe en verlossing Sla dan den weg in, dien de vader des kinds be wandelde, toen hij, van zijn klein en zwak geloof zich bewust, zich tot Jezus met de belijdenis en bede wenddeIk geloof, Heere kom mijne ongeloovigheid te hulp De weg ter redding is hier niet uw ge brek en ellendigheid u te ontveinzen, en evenmin met vertwijfelde krachtsinspan ning u zelf uit uwe zwakheid zoeken op te heffen, maar wel uwe ellendigheid te aanvaarden en in uwe hulpbehoevendheid hulpe te zoeken bij Jezus. O, als gij door genade een beginsel des geloofs in uw hart moogt voelen werken, maar gij zijt ge durig verstrikt in de netten des twijfels, uw hand is te zwak om den Redder uwer ziel vast te houden, o, klaag het dan uw machtigen en ge willigen Heilandbelijd het dan voor HemIk geloof, Heeremaar voeg er smeekend aan toeKom Gij mijne ongeloovigheid te hulp Dat is den Heere aangenaam, Hem, die u zoo uitnemend heeft liefgehad, die al uw krankheên kent en liefderijk geneest, die altijd leeft om voor u te bidden. Want de Heere bemint hen, die tot Hem de toevlucht nemen, en doet hen nimmer beschaamd van zijnen troon terug keeren. Hij verbreekt het gekrookte riet niet en de rookende vlaswiek bluscht Hij niet uit neen, Hij hoort hen, die zijn heil ver wachten. En zaliger is er wel niets dan van Jezus verhoord te worden in de vreeze. Wat leven plant en bloemen op als ze, na tijden van droogte, door den dauw des hemels worden natgemaakt. En hoe keeren leven en krachten in de ziel terug, als die ziel, in antwoord op bange klacht en gedurige verzuchting van den Heere als met genade en kracht van boven overdropen wordt. Hoe wordt het dan ervarenZoo gij kunt gelooven, alle dingen zijn mogelijk den genen, die gelooven. Dan legt ge uwe hand in die van Jezus, en Hij is de uwe. Dan schreit uw diep bekommerd hart zich uit aan 's Heeren borst, en Hij troost u. Dan staat ge op uit uw mismoedigheid en twijfel, want Zijne kracht wordt in uwe zwakheid volbracht. Dan verstaat en geniet ge, dat alles, alles uit en door uw Heiland is. Hij kocht uw heil met zijn bloed, maar Hij schenkt door zijn Geest u ook het geloof om zijn heil aan te vatten en er vertrouwend bij te leven. Bij u gedurig twijfel, ongeloof, onmacht. Maar Hij voor u de overste Leidsman en de Voleinder des geloofs. Blijve het dan maar de bede van uw arm harte: Ik ge loof, Heere, kom Gij mijne ongeloovigheid te hulp Niet aan u, maar aan Hem zal het dan zijn u te sterken tot den einde, totdat de strijd gestreden, de loop geloo- pen, het geloof behouden is en omgezet zal worden in eeuwige aanschouwing. KERK, BELIJDENIS, ZENDING. per half jaar franco per post Enkele nnmmers 70 cent. 3 cent. MIDDELBUKG. van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere regel 10 cent meer. En terstond de vader des kinds, roepende met tranen, zeideIk geloof, Heere, kom mijne ongeloo vigheid te hulp. Mabk. 9 24. Van der Veen. Onze Onafhankeiykheidsfeesten. Ons volk heeft overvloedige reden om in dit jaar feest te houden. Wel is de heugenis aan den Franschen tyd voor een deel uitgesloten, maar toch weet ieder er nog wel zooveel van, dat het donkere dagen zijn geweest, waarin ons land vóór nu ruim honderd jaar verkeerde. Wij kunnen ook nu nog nagaan, welk een druk toen op ons volk lag en zonder al te veel moeite kunnen we ons een voorstelling vormen, van wat er destijds doorleefd is. Sedert het gedenkwaardig jaar onzer vrijma king zijn er nooit meer vreemde krijgsbenden in ons land geweest, die verwoesting aanrichtten en schade en droefenis brachten over de bevol king. Wij leefden voortdurend onder een ge regeld bestuur en die lange jaren van vrede hebben ons in menig opzicht welvaart en voor spoed gebracht. Ofschoon ons volk klein is, toch neemt het nog een eervolle plaats in onder de verschillende volken en we genieten nog een goeden naam in ons werelddeel. Wie had kunnen denken, dat onze onafhankelijkheid ge kroond zou worden met een groei en een bloei, als we mogen aanschouwen. Waarljjk er is oor zaak om verheugd van hart Gode erkentelijkheid te brengen voor de zeldzame weldaden, welke Hij aan ons geliefd vorstenhuis en aan ons dier baar vaderland heeft geschonken. Maken nu de feesten, welke er reeds gehou den zijn, den indruk, dat alles in. orde is? Hoe gaarne zouden we daarop een bevestigend antwoord geven. Doch het moet ons van't hart, wij durven het niet. Het valt iedereen reeds op, dat deze feesten niet gelijktijdig in het ge- heele land worden gehouden. Elke stad en elk dorp viert ze op een willekeurige dag. Hier gisteren, daar vandaag, elders morgen. Er is in dit opzicht geen eenheid. Dit achten we reeds een gebrek. We herinneren ons nog het jaar 1872. De eerste April was de groote dag alom. Dit sprak als vanzelf. Niemand dacht er anders over. Waar men feest vierde, deed men het toen. Thans is dit wel anders. Ter verschooning kan men zeggen, dat we nu reke ning houden met het jaargetijde, en dat de maand November meestal met zijn sombere luchten minder geschikt is voor volksvreugde, we weten het ook wel, maar toch blijven we volhouden, dat een nationaal feest eerst tot zijn recht komt, als het heele volk op een bepaalden dag zich daaraan overgeeft. Doch dit is het niet alleen. Van verschil lende zijde wordt de lof van Napoleon bezon gen. Hjj was ontegenzeggelijk een groot man met zeldzame gaven en zijn optreden heeft ook veel voordeel gedaan. Niemand is er, die het tegenspreken zal. We keuren het niet af, dat daarover geschreven wordt. Het is goed, dat de historie ook dezen geweldenaar recht laat wedervaren. Maar het wil ons voorkomen, dat men te weinig uit laat komen, wat hij tegen qns land wilde doen en gedaan heeft. Velen beginnen te denken hij was nog niet zoo kwaad en we hebben tot dusver te ongunstig over zijn bewind geoordeeld. Zoo wordt de heugenis aan het ontzettend leed, dat ons volk gedragen heeft, verzwakt, en tevens belet, dat ons nationaal leven zich verheft tot ware vreugde. Er komt bjj, dat ons land meer zijn onaf hankelijkheid te danken heeft aan wat andere volken hebben gedaan, dan aan de energie en vrijheidszucht van ons eigen volk. Vandaar dat velen schrijven kunnen, dat we eigenlijk geen reden tot feestvieren hebben, want dat ons volk zich door verloochening van eigen historie het vreemde juk op den hals heeft ge haald. Nu daar is veel van aan. Het zijn sma delijke bladzijden in onze geschiedenis, waarop de gebeurtenissen en uit het laatst der 18e eeuw en het begin der 19e verhaald zijn. Het ontbrak inderdaad aan karakter. Als we dan ook alleen feestvieren konden, wanneer we oor zaak hadden om op de daden van ons voorge slacht roem te dragen, dan zouden we niet al te veel reden hebben. Maar mag een gedenk jaar geen aanleiding geven om duidelijk te ver tolken, wat er van een volk wordt, wanneer het niet wandelt in het historisch spoor, en welke heillooze gevolgen het heeft, wanneer het ont aardt en zijn eigen plaats en taak niet meer kent? Juist in zulk een jaar moet het luide van de daken gepredikt, waarheen de geest der revolutie een volk voert, dat zich gewillig in zulk een stroom werpt. Maar juist, dat wil men niet. Het ontbrak toen gelijk nu nog altoos te veel aan een terugkeer tot God en Zijn woord. De ware verheffing blijft uit. Geen wonder. Gedenkt, dat Ik, de Heere uw God, uit het diensthuis heb uitgeleid met een sterke hand en een uitgestrekten arm. Zoo klonk het altijd weer tot Israël en zoo klinkt het ook tot ons volk, dat zichzelf niet verlost heeft uit de hand des tyrans, maar dat zijn bevrijding met al wat er uit volgde toe te schrijven heeft aan Hem, die Neerland zoo menigmaal gered heeft uit groote nooden. Eerst als deze prediking door dringt tot het bewustzijn van ons volk, eerst dan zal er komen algemeene verootmoediging, wegens onze oppervlakkigheid en ondankbaar heid en eerst dan zal zich ook het nationale

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1913 | | pagina 1