lis eto iDDrbraDd nil hel nar gtrnkf. raUILLBTON. Zomermaand in Lerwick. Een verhaal door PEKAH. Een droevig begin. Kerk en Schoolnieuws. BEROEPEN AANGENOMEN VI. Enkele schreden teruggaan op de reeds af gelegde baan, zooals mannen en vrouwen van naam daarvan in hunne reisbeschrijvingen meer malen merkwaardige voorbeelden gaven, mag ik, die den lezer niet meer dan een simpele reisvertelling te bieden heb, ook my wel ge oorloofd achten. Nu ten half tien ure in den avond van onzen eersten Zondag te Lerwick de Hollandsche kerk diensten beëindigd zijn, komen pas de Engelsche godsdienstoefeningen van dien dag aan de beurt, n.l. de dienst in de „United Free Church", ten kwart voor twaalf ure 's morgens en die in de groote en ruime „Parish Church" 's namid dags kwart vóór zes. Gelyk 't al uit een enkele mededeeling door zichtig werd, verkeeren wy kerkelijk genomen in een eenigermate eigenaardige positie tydens ons verblijf in Shetlands hoofdstad Volle gastvrijheid verleent ons de „Etablis- hed Church" (onze Hervormde kerk zullen wy gemakshalve zeggen) door het zoo welwillend afstaan van de St. Clemenskerk met haar Hall voor onzen arbeid onder de Hollandsche haring- visschers, die ook in haar kring levendige sym pathie en groote waardeering genieten mag de eenvoudigste regelen der wellevendheid, waarin de Shetlanders volleerde meesters zich immer weer toonen, schrijven ons voor om onze erkentelyke dankbaarheid te betoonen niet slechts in ons woord, maar ook in onze daden en 't minste, doch tevens het meest publieke, dat wy doen kunnen is wel, dat wy 's Zondags één der godsdienstoefeningen komen by wonen, die in de „Parish Church" worden gehouden. Naar ons eigen standpunt staan wy echter kerkelijk nader by de „United Free Church", de kerk, die sinds lange jaren den knellenden band aan den staat verbrak en als vrye kerk leeft naar die inzettingen, welke zy op grond der Heilige Schrift wenscht geëerbiedigd te zien en zelve ook stiptelyk te houden enkele harer voornaamste families hebben jaar in jaar uit de Hollandsche dominees van de Gerefor meerde vrye kerken in Nederland tot zich ge trokken en met zeldzame vriendelijkheid in hunne woningen ontvangen al te maal redenen, die ons nopen om ook in een der beide kerken van de „United Free" eenmaal per Zondag mede op te gaan tot het heiligen van 's Heeren dag. Gewoonte is het alzoo geworden, dat de pre dikanten uit Nederland na hun eigen diensten des morgens en vóór die van den avond, ter bedehuis gaan by deze hun in verschillend op zicht na staande kerken, gelyk wy ook de vier Zondagen, die wy te Lerwick doorbrachten, deze gemeenschap der heiligen in den breeden zin van dat woord beoefend hebben. Zooals een enkele fluit door een daverend orkest wordt het heldere klokgelui der ver schillende kerlsjes overstemd door de woedende stormluchten en eer wy nog de „United Free Church" hebben bereikt, zyn de laatste klan ken met vliegende vaart weggevoerd in de eindelooze verte. Wachten moeten wy een oogenblik in het portaal tot het aanvangsgebed uitgesproken is wy hangen hoed en jas aan een der kapstokken, daar men zich in Schotland niet voorstellen kan, dat een mensch in het huis Gods minder eerbied zou kunnen bewijzen, dan voor het geval, dat hy by een hoog en aanzienlijk per soon ter gast gaat. Van den zoo rustig-doenden koster krijgen 1) HOOFDSTUK I. 't Was een schoone dag in de maand Juni. Een van die echte zomersche dagen, die in onze 3treken, helaas zoo zeldzaam zyn. Helder scheen de zon, terwijl een zacht windje, dat zich ritselend door het gebladerte bewoog de noodige verfrissching aanbracht. Alles scheen van dit aangename weer te genieten. De berkeboompjes, die langs den breeden zandweg stonden, vervulden de lucht met hun aangename geuren, de witte ganzebloemen wiegden zacht- kens op haar stengelde vogelen kwinkeleerden op de dunne takjes, en de lammeren dartelden vroolyk door het weiland. Hoe schoon dit landschap echter ook zyn mocht, het scheen niet den minsten indruk te maken op den knaap, die met haastigen stap op genoemden zandweg voortliep. Hy hoorde geen vogelenlied hy zag geen bloemenpracht strak was zyn blik op het wagenspoor gevestigd dat hem den weg wees naar het dorpje O. Van tyd tot tyd nam hy de pet van 't hoofd wy een uitstekende zitplaatsonze vriendelijke buren reiken ons Bijbel en Gezangboek toe; en ik, die voor het eerst een Engelsche gods dienstoefening in een Engelsche kerk meemaak, zit vol nieuwsgierigheid en belangstelling myn oogen den kost te geven. Daar naast het platform verheft zich tot een tamelijke hoogte de kansel, zyn stemmige kleur geheel in overeenstemming met het effen zwart der deftige toga, die den prediker omhult. Op het platform staat een eenvoudig maar keurig en kleurig geschilderd pijporgel, met een jonge dame als organiste op de orgelbank. Voorop het platform, vlak vóór het orgel zit het kerkkoor, dat uit enkele dames en heeren bestaat. De stormwind, die onze visschers op hunne vaartuigen in de haven hield, heeft ook nog al enkele leden dezer gemeente in hunne woningen gehouden 't is er nog al ledig zoo om ons heen. Zouden ook hier, zoo denk ik dan, zy, die het verst weg wonen opgekomenen zy, die het dichtst hij hunne huizen hebben, weggebleven zyn, gelyk wy dat in ons goede vaderland zoo dik werf aanschouwen kunnen? Maar de prediker heeft reeds nummer twee uit het Gezangenboek opgegeven en de jonge dame vóór het orgel is al bezig het voorspelletje ten einde te brengen, terwyl de mooie witte veer van haar hoed met de neigende bewegingen van haar hoofd op en neder wiegelt. Eensklaps ryst het koor en geheel de ver gaderde gemeente op; ook myn collega staat al recht op zyn voeten en als een weinig ge oefende schutter kom ik, de laatste van allen, eindelijk ook van myn zitplaats omhoog. Heerlijk klinken de goed geoefende stemmen van het kerkkoor, dat me, het orgel den zang der gemeente leidt, en aangrijpend is het, wan neer na den uitgejubelden lof voor den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest, de zachte fluistertoon van het refrein telkens als zuchtend- klagend zich smeekend uit: „Voor uw troon buigen wy ons zondaren, biddend om uwe ryke genade." Waarlijk, dat moge dan maar een gezang zyn, 't is toch heel wat liefelijker en verhevener dan het zoo harde psalmgezang der visschers, die wy zoo pas in de St. Clemenskerk hoorden zingen. Staan by het zingen en zitten by het bidden, juist omgekeerd als ten onzent, is hier de ge woonte heel de gemeente houdt eerbiedig haar hoofd omlaag, als zy weer gezeten is, en met den prediker het lange formuliergebed tot God opzendt en de nooden van kerk en volk en vaderland en het Koninkrijk Gods over de gansche aarde in regelmatige orde 's Heeren ryke genade aanbeveelt. Een half uur ongeveer duurt de preek niet alles heb ik kunnen verstaan en begrijpen't is een stichtelyk-eenvoudig woord, dat Jezus' groote zondaarsliefde op hartelijke wijze ons verkondigtdoch een degelyk-schriftuurlyke preek, die het Woord Gods opent, zooals wy dat in ons vaderland begeeren en gewoon zyn, hoor ik toch honderdmaal liever. 'k Zou wënschen, dat wy Nederlanders van den grooten eerbied der Schotten in 's Heeren huis wat overnamen, dat wy ook ons kerkge zang tot een peil konden brengen, dat het hunne wat naby kwam, maar onze prediking zou ik voor geen geld ter wereld voor de hunne willen inruilen; onder dien indruk ga ikaandezyde van mevrouw Stout huiswaarts, terwyl myn collega met den ex-burgemeester van Lerwick, dhr. Goudie, achter ons aankomt. en wischte zich met een roodbonten zakdoek het zweet van 't gelaat. „Arme vader", mompelde hy, „ik vrees, dat het verkeerd gaat. De dokter trok zoo met de schouders, dat ik wel begreep op het ergste voorbereid te moeten zyn." De tranen kwamen hem in de oogen en snikkend vervolgde hy zijne alleenspraak„Verledenjaar Augustus moeder, en nu vader, 't Is aller treurigst Maar kom, Grietje zal wel naar myn thuiskomst verlangen. Nog even flink opgestapt." Na een kwartier stond de jongen stil voor een klein, doch net huisje, aan het begin der dorpsstraat. Als vreesde hy den zieke in zyne rust te storen, opende hy behoedzaam de deur en trad in het woonvertrek binnen. Toen hy een blik in de openstaande bedstede wierp, kwamen de tranen hem opnieuw in de oogen. Voor de bedstede zat een meisje van 11 jaar. Haar rechterhand was in die van den zieke gelegd, en met allerlei lieve woorden zocht ze den droeven trek van haar vaders lippen te verdrijven. Ze had niet bemerkt, dat haar oudere broer binnengekomen was, en eenigszins ver schrikt zag ze op, toen Willem haar vroeg „Wel Griethoe is 't met vader Is die benauwd heid al over?" „Ja", was Grietjes antwoord, „toen je ongeveer een half uur weg waart, werd het wat betermaar toch ben ik bly, dat je weer hier bent. Buurvrouw is zoo juist Onze mede-kostgangers zitten in de eetkamer van ons kosthuis vlak by de kachel (een in de muur gebouwde haard, gelyk overal in Schot land en Engeland) en met de ironische op merking „'tis zomer in Lerwick" ruimen zy ook ons een plaatsje in. Zy zeggen ons ook aanstonds, dat de post er geweest is en zy reiken ons de brieven en briefkaarten en couranten bereidwillig over. Daar zyn zy nu op Zondag tot ons ge komen onze goede bekenden de Bazuin, en de Herautde Standaard en de Rotterdammer zy zyn al een week of minstens een dag of vier oud, maar wy vallen er op aan, als iemand wier per telegraaf het laatste nieuws wordt bericht't is ook al een week geleden, dat wy een Hollandsche courant in de handen hielden. Er zyn ook nieuwe nieuwsbladen by de Vlaardinger Courant, de Scheveninger, ja zelfs de Urker courantnatuurlijk laten wy die maar liggen tot den volgenden dag, al kan de Urker dominee zyn lust niet bedwingen om de Urker courant van az even door te kijken en kennis te nemen van de gebeurtenissen, die daar plaats hadden op het eiland, omspoeld door de wateren van onze Zuiderzee. 'k Weet niet of een der leden der onder scheidene administraties een letter van myn geschrijf onder oogen krygen zal, maar 'kwil toch even hier myn grooten dank uitspreken, dat ons geregeld deze nieuwsbladen zyn toe gezonden, die niet alleen voor ons een aange name verkwikking waren, maar ook goede lectuur geboden hebben aan de visschers, die een paar uur in onze Hall kwamen doorbrengen. Nog meer dan de lekkere kamer warmte te midden der Lerwicksche huiverkoude, doet ons deze middag zoo weldadig aan de Hollandsche courant met haar zoo duidelijke taal te mid den van de Engelsche nieuwspapieren, wier veel talryker bladen en kolommen ons maar matig interesseeren. Zoo'n majesteitelijk stuk over de Voleinding, dat met breeden gang den koninklijken weg voortwandelt en zoo'n tot in de plooien van uw zieleleven dringende Medi tatie, als de Heraut op zoo onderscheiden toon bazuint, is een fijn genot, dat nog rijker wordt voor wie in den vreemde een Zondagnamiddag in de kamer van zijn kosthuis om regen en stormwind als opgesloten zit. Wy treffen het dan al bijzonder daar in de Parisch Church het dienstprogramma, by den ingang ons gegeven, meldt ons, dat het heden avond Church-parade" d. w. z. kerkparade wezen zal. Ziet daar beneden in de kerk zyn zoo onge veer alle plaatsen bezet door de Highlanders (Hooglanders), schitterend in het groot tenue hunner militaire kleedy. Ouden en jongeren zitten daar, de mannen van het zwaard, om gezamelyk met de gemeente te luisteren naar hem, die het zwaard van het goddelijke Woord hanteeren zalen te vieren de plechtigheid, die eenmaal in het jaar plaats grijpt onder zoo groote belangstelling van het op de galerijen saamgepakte publiek. Merkwaardig is, dat een majoor in groot gela tot tweemalen toe de voorlezing doet uit 's Heeren Woord en dat wel op de commando- toon, die hy gewoon is tegen zyn soldaten en officieren te voeren. Dezelfde strijdlustige geest spreekt er ook uit de liederen, die blijkbaar met de grootste zorg zyn uitgezocht en alle ontleend aan de oorlogen Israëls tegen de om Kanaan wonende volkeren. Al even krijgshaftig is de toespraak die de naar huis gegaan, en Vader heeft al een paar maal naar je gevraagd. Wat heeft de dokter gezegd?" „Och niet veel, zus! Hy heeft me droppels meegegeven, als de benauwdheid weer kwam. Morgen komt hy zelf." „Willem", klonk het nu zwak uit de bedstede, „kom eens by me, myn jongen! Ik moetje eens wat zeggen." In een oogwenk stond Willem voor het bed en boog het hoofd naar vader. De zieke greep de hand van zyn zoon, en sprak langzaam en fluisterend: „Ik geloof niet, dat ik weer beter wordt, myn jongen. Gaarne zou ik nog by jou en je zusje blijven. Ik kan zoo moeielyk van jullie scheiden, maar de wil des Heeren is anders. Wat God doet is welgedaan, al schynt de toekomst ook donker". Na een oogenblik van stilte, vervolgde de kranke „Je moet om my niet schreien myn kindIk weet wien ik geloofd heb, en ik ga naar het Vaderhuis, waar de Heiland ook my een plaats bereid heeft. Daar hoop ik u en uw zusje weer te zien. Bid gedurig tot God, myn jongendat Hy u leere Hem te dienen zooals Hy in Zyn Woord van u eischt. Bouw niet op eigen deugden, maar zoek verzoening in Jezus' bloed. Dat alleen reinigt van alle zonden". Weder moest vader eenige oogenblikken rusten. Willem snikte, en heete tranen vielen op vaders hand. Ook Grietje, die anders nog zoo weinig van het gevaar begreep, waarin haar goede vader ver prediker houdt naar aanleiding van Jozua' 22 16a: „Wat overtreding is het, waarmede gy- lieden overtreden hebt". Met kracht en klem betoogt hy, dat het Engelsche volk het „recht van tusschenkomst" heeft by de verschillende verwikkelingen in de wereldpolitiekonder scheidene gronden voert hy daartoe achtereen volgens aande Engelsche wereldtaal, de En gelsche munt, Engelands wereldpositie, maar bovenal Engelands staatsinrichting en als hy de heerlijkheden van Engelands „freedom and liberty (vrijheden) ons geteekend heeft, roept hy in vervoering uit: „En daar is niets gelyk dit onder de zon". Gy denkt dan aan een der Engelsche schrij vers, ik meen dat het Thackeray is, die zyn eigen volk aan het verstand trachtte te bren gen, dat het leed aan het euvel van „insularity" een woord dat niet gemakkelijk te verstaan is, maar aanduidt die eigenaardige trek van de eilandbewoners, die meenen, dat het er buiten hun beperkt grondgebied toch nooit zoo goed uitzien en wezen kan als daarbinnen. Maar machtig grypt u de als heilige geest drift aan, waarmede ten slotte heel de massa van kerkgangers staande zingt Engelands na tionale lied „God Save our gracious King" (God behoede onzen genadigen koning). Gy gevoelt hetin het leven van zyn Koning is dit volk grootde Koning staat voor hen als in een verheven nimbus met den stralen krans omschitterd, hy die de drager is der majesteit en van het opperste gezag by de gratie van God. Wy Hollanders hebben onze Koningin lief, maar meestal meer om haar persoon, dan om de heerlijkheid van haar ambt. Maar de Engelschen hangen met heel hun ziel aan hun „king" (koning) als de vertegen woordiger van Gods majesteit, wien de scepter over het Engelsche volk is toebetrouwd. En 't is met een mengeling van tegenstrijdige gevoelens dat wy de „Parish Church" verlaten: onwil by de gedachte aan die schitterend-uit gedoste Highlanders, wier stamgenooten inder tijd de Boeren in Zuid-Afrika den nederlaag hebben toegebracht, volvoerende de in onze oogen onbillijke Chamberlain-politiek en daarbij f°ch diepe bewondering voor een volk, dat als Israel in de dagen zyner glorie, van vurige liefdeen y'ver bandt voor zyn door God gegeven Koning. D. Pol. TWEETAL te Koog-Zaandyk ds. V. K. Kuyvenhoven te Oosterbierum cand. C. Bouma teGroningen te Vreeland, te Zevenhoven en te Noorden cand. C. Bouma te Groningen te Nieuwendykds. H. H. Schoemakers te Alblasserdam. naar Zevenhuizencand. J. B. Jansen te Kampen. BEDANKT voor Bozum ds. S. Sleeswyk Visser te Rysoord voor Enterds. E. Prinsen te Enschedé voor Ambt-Vollenhove A en voor Hardinxveld cand. J. B. Jansen te Kampen voor Zuidwolde ds. L. van Wyk te Krommenie voor Kampends. S. Datema te Delfshaven. Dr. S. O. Los te Pretoria is benoemd tot Professor in de wijsbegeerte aan een Hoogeschool te Potchefstroom. Het „Jaarboekje voor de Gereformeerde Kerken", dat sinds 1875 verscheen by den uit gever P. van der Sluis te Enkhuizen, zal in keerde, was bedroefd geworden toen ze dezen van sterven hoorde spreken. „Neen", zei ze, „neen, vader, u moogt niet sterven, U moet weer beter worden. Willem heeft nieuwe medicijnen voor u meegebracht. Die zullen zeker helpen, als u 'tweer zoo benauwd krijgt, nietwaar broer Willem antwoordde niet. „Lieve vader!" was alles wat hy kon uitbrengen. Het scheen, dat de zieke in een sluimering viel. Althans de oogen waren gesloten, en hoewel eenigszins gejaagd, ging de ademhaling vrij regelmatig. Laten we den lezer eenigszins nader met dit huisgezin bekend maken. Het huisgezin van Van der Hagen was altijd een voorbeeld ge weest voor anderen. Vader en moeder beiden wisten, dat aan den zegen des Heeren alles gelegen was, en dat de vreeze Gods het beginsel moet zyn van al onze daden. Ze dienden den Heere met hun geheele hart, en die liefde-tot God openbaarden zy in hun ganschen wandel. In zulk een huisgezin kan de Heere Zyn zegen doen wonen, en Van der Hagen ondervond dien dan ook. Door ijverigen arbeid had hy zooveel overgespaard, dat hy weldra een koe kon koopen, en een stukje land huren. Maar niet altijd is de weg van Gods kinderen met rozen bestrooid. Integendeel „Veel wederwaardigheên, Veel rampen zyn des vromen lot."

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1913 | | pagina 2