Zomermaand in Lerwick. Een treffend verschijnsel. Voorop ga als voorschrift, dat de kerken hare roeping tot het onderhouden van de Die naren des V'oords dienen te verstaan en te betrachten. Een Leeraar heeft plichten, vele en gewichtige plichten, maar hjj heeft ook een goddelijk recht. Elk gezinshoofd in de ge meente arbeidt ter voorziening in de stoffelijke nooden van zich en de zijnen. Alleen een Leeraar heeft, ter wille van den dienst des Heeren, er geheel van afgezien om zelf naar vermeerdering van stoffelijk goed te staan. Hij stelt, wat de tijdelijke dingen aangaat, zich zelve en ook de toekomst zijner kinderen, naast God, in vol vertrouwen in de hand der ge meente. Bedenk dan, dat, terwijl hij van Gods wege de roeping heeft u het geestelijke te zaaien, en in dien arbeid zichzelf met ziel en lichaam te geven, het van Godswege uwe roe ping is, om aan hem en zijn gezin, dat een deel van het geheel der kerkgemeenschap uit maakt, zijn aandeel te geven in het totaal-bedrag van het inkomen der gemeente-leden. Is het gemeenschappelijk inkomen gering, hij lyde met die gemeente armoede. Maar is het ge meenschappelijk inkomen stijgende, hij deele, gelijk als in de mate der armoede, ook in de mate van den welstand der gemeente-leden. En denk daarbij niet alleen aan hem, maar ook aan de toekomst zijner kinderen. Want als de Apostel zegt: „de ouders moeten schatten vergaderen voor de kinderen", zegt hij dit dan met het oog op de gemeente-leden alleen Of vertolkt hij dan in dat woord niet de natuur lijke trek, die er leeft in elk rechtgeaard ouder, en die ook niet in Leeraren, door daartoe ten eenenmale den weg af te snijden, mag worden verstikt. Bij de bepaling van het bedrag, dat als trac- tement voor een Leeraar en zijn gezin moet dienen, gelde het volgendeBereken, wat een arts, een leeraar aan een gymnasium of een jurist, in een woord, iemand van een even lange of weinig langere studie-tijd aan een Hoogeschool, als minimum-inkomen trekt, en vergelijk ook met personen, voor wie de eischen ter vervulling van hun levensroeping veel lager zijn, en houdt daarmede rekening bij de vast stelling van de bezoldiging van den Leeraar. Het is niet noodig, dat de Leeraren hen over- treffeh of evenaren. Zij moeten juist door hun voorbeeld bewijzen voorbeelden in eenvoud te zijn, en voorbeelden in ingespannen arbeid, in een goedvoorziene boekerij. Maar laten ook de Kerkeraden de wacht be trekken bij het goddelijk recht van de Dienaren des Woords, en toezien, dat zij niet, uit gebrek aan inzicht en doorzicht, den Leeraren onmo gelijk maken om als mannen van wetenschap zich verder te ontwikkelen en hun stand niet doen dalen tot den rang van het minderwaar digehetgeen niet tot voordeel en tot eere der kerken zou strekken. Het derde recept, wat het stoffelijke aangaat, raakt de personen, door wie de tractementen worden bepaald. Reeds vroeger is gezegdde kerken in Generale Synode stellen de eischen vastde plaatselijke kerken bepalen de trac tementen. Die kerkeraden bestaan uit personen van verschillende maatschappelijke positie. Zie nu echter toe, dat het tractement niet worde bepaald naar den kijk, die deze of gene op het predikantenleven heeft, noch naar een maatstaf van ontwikkeling, die geen academische ont wikkeling is. Indien de kerken Hooger On derwijs eischen, mag het uitganspunt ook alleen liggen in die toongestelde eischen, en moet dien overeenkomstig, in verband met de grootte van het huisgezin, de gesteldheid van de tijdsom standigheden en de draagkracht der gemeente, ook de bezoldiging zijn. Want hoogste klas eischen stellen en laagste klas tractement uitbetalen dat is niet met elkander overeen te brengen. Het verbeteringsmiddel hiervoor Laat de predikant, die met zy'n gezin niet overeenkomstig de eere, de positie en den stand, die het ambt medebrengt, leven kan, het aan zijn kerkeraad vrijmoedig zeggen. In zijn ker- keraadsleden toch heeft bij geen loopende nieuwsbladen, maar mannen van vertrouwen. Dat ook de kerkvisitatoren in deze hun dure verplichting betrachten! En mocht dit pogen den druk nog niet genoegzaam verlichten en de Leeraar nog niet in staat zijn, om weten schappelijk mee te blijven leven, dan volge men het prijzenswaardig voorbeeld der classe Bolsward, door voor deze zaak een Commissie van Ouderlingen te benoemen, met opdracht den mistoestand grondig te onderzoeken, en den weg ter verbetering aan te wijzen Zelfs is het in sommige provinciën niet overbodig deze zaak te brengen ter Part. Synode, opdat deze, gelijk Friesland (Noord) gedaan heeft, door den arbeid van mannen met een warm hart voor de kerk des Heeren en een breeden blik, trachtte de wanverhoudingen geheel en al weg te nemen. Het beste recept is voor het laatst bewaard. Er moet nog iets meer gebeuren dan erken ning van den mistoestand van de salarieering der Leeraren. Er moet meer gebeuren dan de leden der gemeente de oogen te openen voor dezen wantoestand en voor de beteekenis van het GodswoordGod laat niet met zich spot ten." Op erkenning moet verootmoediging volgen en. daarop het gebed om Leeraren. Het gebed tot God, bij erkenning van schuldige plichts verzaking door tal van kerken, zal zoowel bij bemiddelde als bij onbemiddelde jongelieden weer de vurige begeerte opwekken tot het heerlijke ambt van Herder en Leeraar. Dan is bij velen, die kennis van zaken hebben, ook het beletsel voor de vrijmoedigheid weg, om daarvoor met klimmenden aandrang in ernstig smeekgebed storm te loopen by den troon der genade. De een zegt dan weer tot den ander, en de Leeraar weer tot de gemeente„bidt dan den Heere des oogstes, dat Hy arbeiders in Zynen oogst uitstootte". Maak van deze recepten een goed gebruik! Het zal de kerken, die we hartelijk liefhebben, ten goede komen, en een eere zyn voor den naam des Heeren. En indien dan meer on- bemiddelden den gewonen weg mochten zoeken tot het Leeraarsambt, dan zullen ongetwijfeld de middelen zich vermenigvuldigen, om dit mogelijk te maken. Doch daarover het slotstuk. J. H. Lamhertsma. voor oogen willen stellenmaar misschien is het beter dat ik ons bezoek aan Edinburgh nu maar beëindig met den vromen wensch, waarmede Mej. H. S. S. Kuyper een harer reisbeschrijvingen besluit, dat n.l. elk lezer nog eens de gelegenheid moge krijgen, om al dat schoons zelf in oogenschouw te nemen en daardoor opgewekt te worden tot lof van God, die èn in de natuur èn in de geschiedenis èn in de genade zyn deugden zoo luide ons predikt. III. Zoo een geïllustreerde Kerkbode niet zoo gansch ongewoon ware en allicht verwerpelijk zou bevonden worden, had ik onzen uitgever voorgesteld om enkele der schoonste en belang rijkste „gezichten" van Edinburgh in Zeeuwsch Kerkblad te willen afdrukken. De lezers, voor een oogenblik aanschouwers geworden, zouden ongetwijfeld onzen hoogge- stemden roem over de vorstelijke schoonheid van Schotlands hoofdstad aanstonds billijken, ja met ons mede gaan aanheffen. Een „kiekje" zou ik hun willen geven van het trotsche „Scott Monument", dat zich daar te midden der liefelijke Gardens (tuinen) tot een hoogte van 190 Engelsche voeten opheft in 'glanzend-wit marmer, hel zich afteekenend tegen de zwarte steenen van het sierlijk omhoog gaande verwelf, zit daar de beroemde schrijver Sir Walter Scott; een indrukwekkendgedenk- teeken, dat in de grootsche lijnen zyner majes tueuze praal zoo luide getuigenis geeft, hoe Schotland zyn groote en wereldberoemde man nen weet te eeren en hunne nagedachtenis met glorieteekenen te bewaren. Het eeuwenoude Castle (Kasteel), zoo schil derachtig gelegen op een der heuvelen, zou ik hun willen toonen eerst van buiten en dan van binnenzooals wy op den Woensdagmorgen van den vierden Juni, maar dan in werkelijk heid, dat alles hebben bewonderd. Ooggetuigen zou ik hen willen maken van „St. Giles Cathedral", het machtig kerkgebouw, waar Schotlands groote Hervormer John Knox zyn donderende predicaties eenmaal langs de hooge gewelven deed rollenen van zyn huis, dat daar te midden der moderne woningen, in zyn ouden stijl en met zyn eeuwendurende zwijg zaamheid zoo duidelijk spreekt van hem, dien God had verkoren om het Woord des Heeren weer op den kandelaar klaar te laten stralen. Een blik zou ik hun willen gunnen op „Ho- lyrood Palace", het paleis waar Mary Stuart, de bekende koningin van Schotland resideerde dat u voor den geest roept die fel-bewogen tijden, toen John Knox daarbinnen ging om de trotsche koningin zoo ernstig en zonder eenig aanzien des persoons te vermanen en daarna weder keerde naar zijn Kathedraal om er met den gloed eener heilige overtuiging de reformatorische waarheden in vuurvlammende woorden aan de aandachtig luisterende volksmassa's te verkon digen maar dat u ook spreekt van de duisternis die de verlichte denkbeelden onzer tijden bren gen, zooals wy dat op dien Woensdagmiddag weer ervaren hebben. Op ons vragen of wy binnengaan mogen, krijgen wy van den postee- renden politieagent heel vriendelijk doch ook heel beslist een weigerend antwoorder is een bijzondere bevelgeving van Londen gekomen, dat niemand tot „Holyrood Palace" toegang heeften als ik dan nieuwsgierig nog weer vraag, wat of daarvan de reden is, dan krygen wy met een van ontevredenheid getuigend ge zicht ten antwoord, dat men in vreeze verkeert, dat de „suffragettes" (kiesrechtvrouwen) de brandende fakkels ook in dit voor het publiek openstaande paleis werpen zullen, om door zoo schunnige daad hun vrouwenrechten te verove ren. En er straalt een weinigje trots in ons woord, als wy ter vergoeding voor de ons be reide teleurstelling, den zelfbewusten Engel- schen agent verzekeren, dat wy in Holland zulke militante kiesrechtwyven niet hebben. Nog veel meer zou ik den lezers in beeld Een meesterstuk van bruggenbouwkunst is de „Forth Bridge" (brug over de zee-engte Forth), waarover de express, even buiten Edin burgh, de reizigers met zich voert. Wy hebben in Nederland onze Moerdykbrug en wij dragen er roem opmaar zy kan de vergelijking met dit reuzengevaarte van hoog zich verheffende spitsbogen en geweldige pijlers toch niet geheel en al doorstaanwat zij ook drage, eene ver gelijking met dit kunstgewrocht, draagt zy niet als wy er eindelijk over gespoord zyn, verwon deren wy ons niet meer, dat er gezegd wordt, dat de Engelschen de beste bruggenbouwers ter wereld zyn. Vliegensvlug gaat het dan naar en langs Schotlands Oostkust, waar zoo menig oud kas teel met zyn eigenaardige historie aan de gril lige rotsenreeksen het stille lied der eeuwen immer nog laat hooren saamstemmend met den immer wisselenden zang van de thans zoo zacht-deinende wateren der Noordzee. Wat drukt en knelt de rem al knarsend de wagenwielen, als wy nog in vollen vaart berg afwaarts naar beneden snellen en wat tuft die machine, als hygt zy naar haar adem, nu wy kronkelend de hoogte weer opklimmen! Een lust der oogen is dit Oostelijk deel der Schotsche Hooglanden met hun weelderigen groei van struikages en wouden, die als fleurig tapijtwerk de bergglooiïngen overdekken. Veel te vlug naar onzen zin bereiken wy het grensgebied van Aberdeen, een der grootste visscherssteden van Schotland. Als de langzaam ter kimme neigende zon haar vriendelijken afscheidsgroet werpt over bergen en door dalen, staat de zich om niets dan om zyn tyd bekommerende snelstrein al puffend stil onder de overkapping van het grootste station en wy haasten ons naar het „Trinity Temperance Hotel" in de Unionstreet 147. Een heel andere stad dan Edinburgh dit Aberdeen, dat ziet gjj onmiddellijk. „Graniet- stad" is haar bijnaam, en treffend is het gezicht op al de huizenrijen, groot en klein, alle van graniet gebouwd, niet één uitgezonderd. „Zil verstad" is haar tweede bijnaam en waarlijk, nu de zon nog zwakjes haar stralen laat glyden over de donkere granietgevels maakt het alles den indruk van zilvergekleurd te zyn; maar met een kleine variatie op ons Hollandsch spreekwoord moogt gij hier wel zeggen, dat het niet alles „zilver" is wat blinkt. Daar huist in deze groote visschersstad groote zedelijke duisternis met groote lust der zinnen en der zonde. Dat ziet gy aanstonds aan de gezichten van die scharen mannen, die by het vallen van den avond daar saamrotten bij en in de kroe gen rondom de groote markt. Maar ziet daar staan zij ook, mannen en vrouwen van onderscheiden leeftijd, door liefde tot de verlorenen bezield, gereed om een mee ting te houden, daar aan den kant van het marktpleinhet nietige reisorgeltje begeleidt het gezamenlijk gezongen lied, dat Jezus' groote zondaarsliefde luide en vroolyk uitroeptdan gaan de hoeden van de hoofden en de handen worden gevouwen en de leider smeekt dringend tot God, dat thans zondaren mogen komendie Jezus vinden als hun Heiland en als ware het de meest gewone en natuurlijke zaak ter wereld, staat er een man op, die met hooge bezieling het woord voert tot de allengskens naderende menschen over de „kracht van het bloed" van het alles reinigende bloed van onzen Heere Jezus Christus. v Met een klein uur is alles afgeloopen. 't Is eerst een vreemd tooneel voorHolland- sche oogen, maar deze onbaatzuchtige liefde, liefde zich uitend in groote vreugde om het ellendige te zoeken, zy treft toch diep het Hol- landsche hart, waarin ook een vonk dier heilige liefde tot den eenigen Middelaar Gods en der menschen gloeien mag. Machtig van structuur en van reclame staat daar in het front van de Markt het gebouw van The Salvation Army (het Leger des Heils) maar machtig toch ook van sprake over het grootsche reddingswerk in deze stad verricht. En als dan 's avonds in het Hotel verteld wordt, dat de Methodisten hier in deze stad in hooge eere staan en by alle publieke gele genheden als autoriteiten worden behandeld, dan verwondert gy u niet, maar denkt aan het woord van Paulus: „Werpt uwe vrymoedig heid niet weg, welke een groote vergelding des loons heeft". Heerlijk licht en vlug rydt de auto den vol genden dag (Donderdagvoormiddag) ons door Aberdeens straten, de lange haven langs, aan wier uiterste einde de „St. Sunniva" gereed ligt, om regelrecht naar Lerwick, Shetlands hoofdstad, te stoomen. Een eindje gevaren buiten Aberdeens haven, zeggen wy elkander, dat wy het gunstig tref fen met het weer, al schommelt de boot ook een weinigje over de breed-voorthobbelende golven. Eerst gaat het dicht langs Schotlands Oost kust, wier rotsinsnydingen van allerlei vorm niet dan gesluierd met nevel- en mistwolken zich toonen willen aan ons spiedend oog. Dan steken wy volle zee in en naarmate wy verder in de Oceaanstroomingen komen, groeit ook ons respect voor deze zoo groene water vlakten met hare zoo zwaar-deinende golfslagen. Wij merken het een paar malen aan de ster ker wordende bewegingen van de boot, nu wy ons in onze hut hebben teruggetrokken en uit gestrekt op onze scheepsbeddekens, dat er nog al roering is in de zee. Maar als in de vroegte van den morgen het zware bourdon-geluid van den misthoorn ons zegt, dat wy ^de Baai" naderen en wy ons spoeden naar het dek, dan ligt daar de water massa voor ons, in kalme bedaardheid, weg schuilend achter de zwaar neerhangende dikke mist. Langzaam, o zoo langzaam gaat de „St. Sun- nivan" vooruit. 't Is ongeveer vyf uur als wy de Baai binnen gaan. Maar van het door iedereen zoo hooggepre zen schouwtooneel is thans niets te zien de mist bedekt dat alles. Nog voor wy er op bedacht zyn, doemt daar uit die vochtige nevelwolken de kade op, waar ons zeeros zal gaan rusten van de vermoeienis van dezen byna twintigurigen tocht. Ja, waarlyk, daar staat aan den steiger Peter Godine, de koster van de „St. Clemenskerk" en tevens de schatbewaarder voor ons Hollanders, en hy wuift ons vriendelyk toe, gelyk wy hem. Als wij hem vriendelyk en hartelijk de hand hebben geschud en verzocht voor onze bagage te willen zorgen, haasten wy ons naar ons kost huis, waar wij ons heerlyk verfrisschen, geza menlijk den reispsalm lezen en God danken, dat Hy ons veilig geleidde en bracht hier te Lerwick, waar wy drie en een halve week in den dienst van Zyn Koninkrijk hopen te arbei den onder Zijn onmisbaren zegen. D. Pol. Ergens in Friesland, 't is niet zoo gemak kelijk, prezies te zeggen waar, is een streek, waar eens de heidebloemen welig tierden. Sommigen noemden haar de Surhuizummer- anderen de Drogehamsterheide. Enfin, de naam doet er voor U minder aan toe, ofschoon hy ons reeds hoofdbrekens genoeg gekost heeft als Gy maar weet, dat die heide ongeveer een half uur van Surhuisterveen, een uur van Sur- huizum, een uur van Drogeham en een uur van Rottevalle gelegen is. Vroeger zag men daar weinig anders dan heidehutjes, waarvan enkelen al zeer primitief waren. Zoo zyn er ook nu nog wel, doch ge lukkig doet de woningwet hier haar goede werking gelden Het eenige gebouw van beteekenis, dat Ge er kondt vinden was een Openbare School Daar moest de heide-jeugd opgevoed worden m alle Christelijke en maatschappelijke deug den. Wat daarvan terecht kwam? Broeder Lambertus Warmolts zou het U kunnen ver tellen Ge kent hem misschien niet Br. Warmolts, predikantszoon en landbouwer van beroep in de nabuurschap, zag de groote geestelijke ellende, waarin de arme hutbewo ners dag in dag uit voortleefden. En dat zien ontroerde hem. Hy, de eenvoudige Christen, wilde hun zeggen, hoe diep ze gezonken waren en ,hoe er uitkomst voor hen ook was, zoo zy weerkeerden tot God, en zoo niet, zoo zy dat niet deden, niet van harte leerden bidden met den tollenaar: „O God! wees my, zondaar, om Christus' wille genadighoe hun dan by al hun tijdelijke ellende bovendien de eeuwige rampzaligheid wachtte Hy ging, in de kracht van z'n eenvoud, van z'n geloof. Een klein houten gebouwtje werd ineen getimmerd, daar hield hy Zondagschool voor klein en groot. Staande achter een lesse naartje van ruw gekapt hout, zoo zag hem het kleine getal toehoorders, hem, den forschge- bouwden, breedgeschouderden landman, en geluisterd werd er naar zyn woord, met kracht volle stem, overtuigend gesproken. In hun hutjes weergekomen, vertelden ze aan wie er niet geweest waren wat ze gezien en gehoord hadden. Een volgenden keer waren er al meer hoorders. En niettegenstaande te genwerking ook hier niet uitbleef, 't getal groeide zoozeer aan, dat eerst het schuurtje

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1913 | | pagina 2