Preeken van Studenten. Zomermaand in Lerwick. verdrijven. Het was hun een doorn in 't oog, dat de Kerk door haar dienen als Samaritane, die olie goot in de wonden en wijn ter opwek king van de levensgeesten aanbood, langer op deze wijze gesloten deuren opende, waardoor zjj tot anderen kon ingaan. Doch zij begrepen wel, dat er slechts een middel was om het gedaan te krijgen en daarom toog zij zelf aan den arbeid. Zij gingen daarbij natuurlijk uit van de ge dachte, dat beschaving enkennis voldoende waren om dit werk te verrichten en zjj hebben de kassen van de overheid gebezigd om het nog beter te doen. Zjj meenden inderdaad, dat als de stoffelijke middelen maar overvloedig waren, het weldra beter zou gaan dan ooit te voren. Het land, waar men altijd het meest radicaal te werk gaat, is Frankrijk. Yoor enkele jaren kwam het aldaar zelfs zoo ver, dat ook de zus ters uit de ryks- en stedelijke ziekenhuizen ver wijderd moesten worden. De Kerk moest er geheel buiten en niets mocht meer aan haar herinneren. Doch er schijnt iets te haperen. In een enkele stad is men reeds weder begon nen met de zusters terug te roepen en haar hulp te begeeren. Wij zullen verder afwachten, •vyat er nog meer gebeuren zal. Doch hoe het ook in de toekomst gaan moge, we mogen ons oog niet sluiten voor het streven dat ook aan de kerk het werk der barmhartigheid meer en meer uit de hand wil nemen. Wy kunnen er ons best over verheugen, dat „de menschlie- vendheid" toeneemt, dat er veel gedaan wordt om het lyden te verzachten, de smarten te lee- nigen en de tranen te drogen, want we zien daarin een vrucht, welke het Evangelie den volkeren heeft gebracht, maar intusschen betreu ren we het, dat er zoo velen zijn, die deze stroo- men van ontferming scheiden willen van de eenige Bron, waaruit zy gevloeid zyn. Wy hopen elke uiting van 't menschelyk medegevoel te eeren, maar wy willen getuigen tegen de vijandschap, welke zelfs het werk der Christe lijke barmhartigheid opeischt in haar dienst. Wel zyn de dagen ernstig, welke we beleven en hoe zal het zijn, als de dingen nog meer tot hun ontwikkeling komen, indien het gaan moet naar de beginselen, die er in werken en die ze dry ven. Daarom moet ieder, die den Heere Jezus liefheeft, pleiten op Zijn barm hartigheden, die alleen de aan ontzaglijke door werking der vyandschap paal en perk kunnen stellen. Bouma. ZENDING. Magelang, 17 Juni '13. Amice. Ditmaal wil ik u enkele statistieken meedee- len betreffende de residentie Kedoe, die, op zichzelf droog, toch leerzaam zyn, en eenig inzicht kunnen geven in den geestelijken toe stand van ons Zendingsterrein. Zooals ge weet, wordt een residentie wat het bestuur betreft in afdeelingen verdeeld. Onze residentie bevat 5 van zulke afdeelingen, n.l. de afdeeling Magelang, Poerworedjo, Keboemen, Wonosobo en Temanggoeng, die ieder door een Zendeling zyn bezet, welke allen, behalve br. Horstman van Temanggoeng, in dienst zyn der Gereformeerde Kerken. Het totaal der inwoners van de residentie bedraagt byna 2% millioen, waarvan 729,807 in de afdeeling Keboemen, 559,444 in Magelang, 553,463 in Poerworedjo, 331,758 in Wonosobo en 301,771 in Temanggoeng. Na Keboemen volgt dus Magelang in talrijk heid en dichtheid van bevolking. Een blik in de geestelijke gesteldheid krygt ge uit het aantal Hadji's, (Javanen, die een bedevaart naar Mekka hebben gedaan) die van daar als echte Mohammedanen terugkeeren en als zoodanig veel invloed hebben op de bevol king. De afdeeling die het rijkst is aan zulke menschen is Poerworedjo, waarin niet minder dan 1844 van zulke Hadji's wonen, dan volgt Keboemen met 1647, daarop volgt Magelang met 1284, terwijl voor Wonosobo en Temanggoeng opgegeven worden 292 en 283. Behalve deze Hadji's wonen er in de verschillende afdeelin gen ook Arabieren, van wie een niet minder schadelijken invloed uitgaat als van de boven genoemde Hadji's. Komende uit het land van den profeet (Mohammed) worden ze beschouwd als de onvervalschte aanhangers van den Mo- hammedaanschen godsdienst en zyn ze in de oogen der bevolking met een aureool van hei ligheid omgeven. De Afdeeling Magelang heeft de twijfelachtige eer om 173 van die Arabieren onder haar in woners te tellen. De andere afdeelingen zyn in dat opzicht gelukkiger. In Keboemen zyn er slechts 6, in Wonosobo 20, in Poerworedjo 39 en in Temanggoeng niet een. Het aantal Christenen verdwijnt by boven genoemde getallen in 't niet. Volgens de regee- ringsopgave zyn er in de Residentie Kedoe niet meer dan 3051 Christenen; daaronder zyn be grepen de Roomschen en de volgelingen van Sadrach. Het aantal Sadrachianen bedraagt volgens die regeeringsöpgave niet meer dan 2000, terwyl er een 400 als Roomsch ingeschreven staan, j Toen ik die statistieken voor het eerst zag, kon ik niet gelooven, dat ze juist waren en het is ook zeer de vraag of ze juist zyn. De re geering is wel in staat om op te geven het aantal Christenen, die tot onze Zending en de Roomsche Zending behooren, omdat voor die opgave juiste I gegevens worden verstrektmaar om het aantal Sadrachianen op te geven zal wel onmogelijk zyn, daar die getallen moeilijk te controleeren vallen en bovendien van onderscheidene plaatsen niet opgegeven zijn. Het aantal Sadrachianen zal dus wel meer bedragen dan de regeering opgeeft. Doch al moeten er heel wat aan dat getal worden toegevoegd, het getal zal de 10,000 wel niet halen, waarop het getal Sadrachianen door sommigen geschat wordt. Voor de afdeeling Magelang bedraagt het aantal Christenen 927 (Roomsche en Sadrachi anen). Van dat getal staan er ongeveer een 400 als Roomsch geboekt, die hoofdzakelijk wonen in het district Moentilan (een onder- afdeeling van Magelang), waar de Roomsche missie haar pinnen heeft geslagen, zoodat er in de afdeeling Magelang ongeveer 500 Sadra chianen wonen. Ik heb een onderzoek ingesteld naar de plaat sen waar deze Sadrachianen wonen, opdat ik eens een poging zou kunneu wagen met die menschen in nader contact te treden. By dat onderzoek ben ik uitgegaan van de gegevens, die te vinden zijn in het boek van Lion-Cachet, waar een 7-tal plaatsen in de Afdeeling Magelang worden opgegeven als plaatsen waar Sadrachia nen wonendie plaatsen zyn Magelang, Pring- homba. Bandjaran, Balak Sanggrahan, Bintaro, Karangtaloen en Gemampang, waarvan de verste ongeveer 4 uur loopens van Magelang verwij derd ligt. Van die plaatsen moeten er nu enkele geschrapt worden, omdat er nu geen enkele Sadrachiaan meer wordt gevondendat zyn de plaatsen Bandjaran, Balak Sanggrahan en Gemampang, terwijl enkele andere plaatsen er voor in de plaats gekomen zyn, zoodat nu in de afdeeling Magelang Sadrachianen gevon den worden in Magelang, Glagahomba, Pring- homba, Dejangan, Bintaro en Karangtaloen. Van deze plaatsen is het tot hiertoe slechts in Glagahomba gelukt eenigen ingang te krijgen. De Sadrachianen van Glagahomba gingen tot voor korten tijd iedere week naar Pringhomba, een tochtje van 3 uur loopen, om daar de koem- poellan by te wonen, hetgeen bestond in het aanhooren van het lezen der H. Schrift. Myn helper, die eens op een feestdag een bezoek aan Pringhomba bracht, trof daar de menschen van Glagahomba aan en noodigde ze uit om voortaan naar Magelang te komen, dat slechts een uur van hun desa verwijderd isze beloofden maar hielden hun belofte niet. Toen heb ik m'n helper uitgestuurd naar Glagahomba om in die desa zelf koempoellan te gaan houdenmyn helper zocht een van de Sadrachianen op om hem te vragen of hjj zyn huis eens per week wou afstaan voor het houden van koempoellan. Die Sadrachiaan bewilligde daarin, en zoo gaat nu myn helper eiken Zaterdagavond naar Gla gahomba om daar voor een clubje van 8 of 9 man, waarvan 5 Sadrachianen en 4 Mohamme danen op eenvoudige wyze kennis van het Evan gelie te brengen. Behalve op deze plaatsen hebben we getracht ook andere gelegenheden te vinden voor het houden van koempoellan en door den zegen des Heeren mocht dat ook gelukken, zoodat er nu op 4 plaatsen koempoellan gehouden wordt; deze plaatsen zyn Glagahomba, Blabak, Grabag en Samarangan. In Blabak vonden we ingang door onzen colporteur, die daar geregeld heen ging met zyn boekenonze colporteur werd daar door een Javaan uitgenoodigd om by hem te logeeren en eens met hem te praten over het Christendomtoen de colporteur mij van dat bezoek verslag deed, heb ik er den helper heengezonden, die dezen man moest trachten te bewegen zyn huis te geven voor het houden van koempoellandit gelukte en zoo kon daar in Blabak elke week aan een clubje van 59 Mohammedanen het Evangelie bekend gemaakt worden. Maar de eigenaar van het huis werd kort daarop lid van Sarekat Islam en daarmee iemand die een afkeerige houding begon aan te nemen het was aan alles zichtbaar, dat hy den helper liever zag gaan dan komen en enkele malen gebeurde het dat mijn helper in zyn huis niemand aantrofdaarop heb ik myn huisjongen mee gegeven, opdat myn helper iemand zou hebben waar hy mee praten kon als hy nogmaals nie mand zou aantreffen en opdat ze met hun beiden misschien meer invloed op den eigenaar van het huis konden uitoefenen, 't Baatte nietdaarom raadde ik mijn helper aan dat huis te verlaten en een van de vroegere hoorders te verzoeken het werk in zyn huis te mogen voortzetten. Zoo is het gebeurd en nu werd weer twee weken koempoellan gehouden in een ander huis met 't zelfde aantal hoorders als in 't vorige. De eigenaar van dit huis heeft mijn helper boven dien geïntroduceerd bij familieleden in Blabag, waar hy ook toestemming verwierf om te ko men spreken, terwyl in Samarangan myn helper het huis kon krijgen van een zoon van een reeds overleden Sadrachiaan. In al die plaatsen zyn het nog kleine clubjes en wat ik u vertelde van Blabak doet zien, hoe weinig er maar gebeuren moet of de arbeid moet er weer worden gestaakt, maar er zyn dan toch kleine clubjes; en laat uw gebed steeds moge opgaan voor dit zwakke begin. Zonder de werking van Gods Geest moet alle arbeïd mislukken. Met hartelijke groeten, Uw br. in Chr. A. Merkelijn. Het is gebleken, dat Kamper studenten (dat de Amsterdamsche studenten na 't verbod der Synode van Zwolle overtreden, hebben wij niet bewezen gevonden) druk uit preeken gaan, ter wyl toch het verbod daar ligt. Zelfs moet in één van de hoofdsteden in het Noorden een student, wiens ouders daar woonachtig zyn, zyn opgetreden, terwyl de Kerkbode onder de preek- opgaven een had. Dat is niet in orde. Met ds. V. in de Wachter kunnen ook wij het recht gebruik van het spre ken van een stichtelijk woord door studenten, daartoe door hun professoren in staat geacht, niet verkeerd vinden. Maar nu de Synode ge zegd heefthet mag nietvinden wy het on verantwoordelijk van de Kerken, die de heeren verzoeken, en onvoorzichtig van de studenten, die aan de uitnoodiging gehoor geven, om door de daad te zeggen wy doen het toch. Het is mogelyk, dat dit Synodaal verbod niet rust in de volksovertuiging. Maar indien dit zoo is, kan ons Gereformeerde volk op de meer dere vergaderingen deze zaak ter sprake brengen, tot op de Synode toe. Doch liet volk, dat in zyn ambtsdragers besluiten neemt, heeft tot zoolang zich geduldig te schikken. Dit is recht en ordelyk. Het is zeer te hopen, dat op de a. s. Generale Synode het preekverbod wordt ingetrokken. Niet alleen, omdat het geen kwaad kan, dat daartoe goedgekeurde studenten eens een enkele keer een gemeente dienen, doch vooral omdat de Synode geen besluiten moet nemen in zaken die naar sommiger meening niet op haar weg liggen, en voor welker handhaving zjj ook niet zorgen kan. Of studenten preeken of niet gaat dat eigenlijk wel de Synode aan Is dat niet veel meer een zaak der professoren en der classes, in wier ressort kerken studenten laten optreden? Bovendien, nu de Synode een der gelijk besluit heeft genomen, hoe zal zjj het handhaven en de overtreders straffen? Wat moet er met zulke studenten gebeuren, en met zulke kerken Op de Synode is het preekverbod nu eens aangenomen, dan weer verworpen. En nu is de overtreding groot, en de Synode kan er niets tegen doenKomt zoo niet de eere en waar digheid der Synode in het gedrang Daarom hopen wjj van harte, dat de a. s. Gener. Syn. op haar besluit terugkome, en deze zaak overlate aan de professoren, die hun stu denten kennen, en aan de Kerken, die in elke Classe op elkander toezicht uitoefenen. J. D. Wielenga. II. Heerljjk vlug draven de paarden met den overvollen en zwaar bepakten omnibus door de straten van Huil naar „Parragon Station". Hor tend en hobbelend rollen wjj de huizenrijen voorbjj f°f de krachtigste van alle stooten de noodiging brengt om in doorgaand marschtempo uit te stappen en het grootsche station met zjjn breede perrons op te snellen. 'tBaat echter niets! De sneltrein is gevlogen Wjj mogen even bekomen van dat rosmolen razenMet een half uur gaan wjj per gewonen sneltrein verder. Dat moeder ondervinding zoo niet de aller beste dan toch een beste leermeesteres is, wordt ons op zeer aangename manier bewaarheid door twee jeugdige Engelsche heeren, die van een reisje door België terugkeeren en dezelfde route hebben te maken als wjjde hulpvaardige vrien delijkheid, door onze zuidelijke naburen hun betoond, betalen zjj ons dubbel en dwars terug. Trouwens hebben wjj ook niet maar in één op zicht bevestigd gevonden de toch zoo ver ver breide meening, dat in het land van self-help" (eigen hulp) de reizigers maar zien moeten te recht te komen, ja dat het treinpersoneel zich om hen zoo weinig bekommert dat het de on kundigen de vertrekkende treinen laat nastaren, om hen door schade en schande wat wjjzer te maken. Als er een vergelijking moest gemaakt worden zou ik heusch niet durven zeggen, dat in Neder land de helpende hand het in lenigheid winnen zou van de dito Engelscheof wjj moetén het dan buitengewoon goed getroffen hebben onder de begunstiging van het schoone jaargetijde. Nauwelijks is de oude hoofdstad van Engeland, het om zjjn Cathedraal beroemde York, in het gezicht, en aanschouwen onze oogen, op kleinen afstand, dat majestueuze Godshuis, in schoone ljjnen zich opheffend, verre boven de daken uit, of myn collega breekt losvóór twee jaren, toen hjj zjjn eerste reis naar Lerwick deed, had hjj dit monumentale kerkgebouw bezocht en zoo diep was hjj toenmaals onder den indruk ge komen, dat thans het gevoel daarvan hem weer wil overmeesteren. Gjj moet weten, myn lezer, dat ds. v. d. Vegte van Urk, allicht slechts by name u bekend, zoo niets heeft van een oud kerkorgel, waarvan door stroefheid der mechaniek de toetsen maar langzaam aanspreken ontvangt het klavier van zjjn gemoedsleven, bjj genoegzamen windtoevoer, een lichten vingerdruk, dan krjjgt gjj aanstonds een duideljjken en krachtigen toon te hooren; zoodat gjj u nu wel indenken kunt, hoe de nagalm van het voor twee jaren het eerst ge zongen lied, ons nu nog een opgewekten en bljjden toon laat hooren. Om te voorkomen, dat dit aangename geluid door een wanklank aanstonds weer worde ge volgd, verzwijg ik nu maar, wat wjj saam over vele onzer Hollandsche kerken spreken, over ons gebrek aan Cathedralente meer, omdat er onder ons ook alles al van bekend is. Zoo goed en kwaad als 'tgaat converseeren wjj met onze nieuwe vrienden, die met echt- Engelsche beleefdheid geen oogenblik toonen te bemerken, hoe vaak wjj tegen de Engelsche taal ons bezondigen en wat groote blunders wjj wel makenallerlei wetenswaardigheden aan gaande de streek, die wjj doorsporen, deelen zjj ons gaarne mede en 't duurt niet lang of wjj weten elkanders namen, terwijl één van hen my belooft, my een volgend jaar, als hy Vlis- singen komt bezoeken, ook een visite te maken, Coosje Buskenstreet 49. Laat mjj dit oogenblik, dat wjj daar zoo rustig en gezellig langs de gladde en lange ljjnen glijden gebruiken, om er op te wjjzen, dat het Engelsche treinsysteem eenigszins verschilt van het onze. Wjj reizen derde klasse een tweede is er niet; en de eerste is goed voor de Nabobs, waartoe wjj geen van beiden behooren. Maar wat ziet er dat derde-klasse-comparti ment netjes en geriefelijk uitgeen harde ban ken, zooals in Holland't is er minstens even goed als in de tweede klasse ten onzentmaar gjj moet ook minstens zooveel betalen als in Holland voor de tweede klasse, zoo niet meer nog. Rookcoupé's heeft men er ook, maar zjj zjjn uitzonderingenin plaats van „verboden te rooken" leest gjj „geoorloofd te rooken"men gaat van de gedachte uit, dat de groote meer derheid niet rookt, en geeft daarom afzonderlijk de coupé aan, waar de heeren een trekje mogen doen. Wjj Hollandsche dominees (hoe kan het anderszitten in een rookcoupé en wjj laten onze Engelsche vrienden genieten van een lek kere Hollandsche sigaar, voor hen een ware tractatie, omdat de Engelsche regeering de voor ons gewone sigaren zoo hoog belast, dat zjj er haar „Dreadnoughts" van bouwen kan, geljjk éen hunner schertsend opmerkt. Een lichte wolk echter trekt er even over hunne vriendelijke gezichten, nu wjj bij het treinen door de steenkolen-districten en het voorbijvliegen van myn na myn, de groote strike (werkstaking) der mijnwerkers van het vorige jaar ter sprake brengen; gij ziet hun nog aan, hoe diep die met zooveel kalme energie door gezette staking, die heel het Engelsche handels verkeer en industriewezen lam dreigde te slaan, hen ontzet heeft van verbazing en onrust saam nog zjjn zjj er niet gerust op, dat na de tus- schenkomst en bemiddeling der regeering, waar voor zjj hoogen lof hebben, nu werkeljjk alle kwesties voor goed zyn opgelost, doch zjj hopen er nu maar het beste van. In ieder geval ligt Newcastle, de hoofdplaats voor den steenkool- uitvoer, daar thans aan den mond van de Tyne in de volle en drukke woeling van zjjn al maar voortjachtend leven; een dier steden, waar de strijd tusschen het in materialisme wegzinkend ongeloof en het Christendom al veel vroeger werd gestreden, en waar het in de toekomst allicht een brandpunt dier geestelijke worste ling wezen zal. Toen de groote leider van het Methodisme John Wesley haar voor het eerst bezocht, had hy nog nooit of nergens zooveel dronkenschap gezien en zooveel vloeken, zelfs uit den mond van kleine kinderen, gehoord als daar maar met den ontembaren moed van zich zelf verloochenende en de verlorenen-zoekende

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1913 | | pagina 2