Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland Onder Redactie vanDs. L. BOÜMA, Ds. R. i. YAM DER YEEH en Ds. J. D. WIELEMGA. lie Jaargang. Vrijdag 1 Augustus 1913, No 7. iBOIHEIEHTSPBIJS UIT HET WOORD. Met medewerking van onderscheidene Predikanten. Drakker-Ditgefer A. D. LITTOOIJ Az. PRIJS DER iDYERTEITIEN ELLENDE, VERLOSSING EN DANK BAARHEID. Zwaar rustte de hand des Heeren op Israël. Eén en lotgemeen met zijn volk, riep de dichter uit de bange diepten van beproeving en ellende om uitkomst tot den Heere. Er was nood, en door dien nood gedreven greep hij zich vast aan Gods be lofte Roep mij aan in den dag der be nauwdheid, Ik zal er u uithelpen en gij zult mij eeren. Toch lag de zaak bij den heiligen zanger dieper. Zijn verslagenheid sproot niet enkel voort uit de tuchtiging des Heeren, uit het bitter lijden en kruis dat over hem en zijn volk gebracht was, maar veelmeer uit het besef van zijne en des volks zonden. Het waren hunne ongerechtigheden die de be proeving zoo bitter maakten, waarom zij voor het aangezicht des Heeren in het zwart gingen en tot Hem uit de diepten riepen. Zij hadden verdiend wat over hen gekomen was. Zij waren er van doordrongen dat de Heilige en Rechtvaardige zijne oordeelen en gerichten meerder maken kon, totver- doens toe. En in de diepe verslagenheid, die hierbij hun hart vervulde, klaagden zij schuldbelijdend voor hun God: Zoo Gij, Heere, de on gerechtigheden gadeslaat,Heere, wie zal bestaan? Waarlijk, indien de Rechter der gansche aarde de ongerechtigheden scherp in het oog vatten wil, om die naar recht en waardij te vergelden, dan is het met een mensch, een land en volk gedaan. Want wie zal voor Zijne gramschap staan Wie zal voor de hittigheid zijns toorns bestaan? (Nah. 1 6). Wij zijn allen in zonde ontvangen en in ongerechtigheid geboren. Tegen den Heilige Israëls ligt een mensch van nature met zijn gansche hart en wezen in, al de dagen zijns levens. De zonden, onophou delijk tegen Hem begaan, groeien aan tot een stroom van ongerechtigheden, die de overhand op ons hebben. Ook in 't genade leven zijn wij daar niet vrij van. Wat mensch is er, die niet zondigt De macht en heerschappij der zonde mogen in be ginsel gebroken zijn, de zonde laat ons daarom niet los en wij zijn niet geheel vreemd van haar, want de boosheid kleeft ons dagelijks aan. Wie is er, die voor God niet dagelijks in de diepten moet? Met schuldbelijdenis, met aanklacht, met zelfveroordeeling, met de smeekbede van David: Ga niet in het gericht met uwen knecht, want niemand die leeft zal voor Uw aangezicht rechtvaardig zijn Eén oogenblik van ongedeelden toorn, van recht vaardige vergelding, en wij zouden ter helle nederdalen. Maar bij U is vergeving, opdat Gij ge vreesd wordt! Welk een gezegend »maar" De dichter weet dat er bij God toorn is, maar hij gelooft ook dat voor Gods arme volk die toorn door barmhartigheid toegesloten wordt. Hij kent zijn God als Adonai, den rechtvaardigen Rechter, die de zonden niet ongestraft kan laten, maar hij kent zijn God ook als Jehova, den genadige engoe- dertierene, die lust heeft aan vergeving. Die vergevende liefde Gods is hem tot troost en hope in de diepten, waarin hij met zijn volk geworpen is, in de diepten ook en meest van zielsbenauwing en schuld besef. Die vergeving, hij zag haar dage lijks voor oogen gesteld in den tempel, wanneer de rook der brand- en slacht offers van het altaar ten hemel opklom, tot een liefelijken reuk den Heere. Hij wist, dat zij eenmaal in werkelijkheid zou worden aangebracht en verworven door den beloofden Messias, gelijk zij nu reeds voorbeeldig werd afgeschaduwd. Ja, hij kende en smaakte en genoot die vergeving van zijn God in die zalige oogenblikken, wanneer hij het door schuld verbroken hart uitstortte voor den Heere, en de Heere de ongerechtigheden van hem weg nam en hem met vrede vervulde, die alle verstand te boven ging. Uit de diepten wordt de bede opgezon den, maar van zijn hoogen troon lacht God den armen mensch in die diepten toe met vergevend oog. Wat voorrecht, dat te weten! Waar moesten wij anders blijven met onze zonden, waarheen vluch ten met onze ongerechtigheden, waar ons bergen voor den heiligen en rechtvaardi gen God Dan waren wij verloren, recht vaardig en voor eeuwig verloren Maar neen, daar is vergeving. God heeft zijn Eengeborene voor ons aan het kruis overgegeven tot een offer voor onze schuldhet bloed van Jezus Christus, zijnen Zoon, reinigt ons van alle zonde. Wie door zijne zonden een verdrukte, on getrooste, door onweder voortgedrevene geworden is, maar in 't midden der ellende met een neergebogen en verbroken hart zich met zijn gebeden tot Gods troon wenden komt, die ontvangt genade, de genade der schuldvergiffenis. God toornt over onze ongerechtigheden, maar als wij er over bedroefd worden en ze met smart gevoel voor Hem belijden, dan zijn ze ons in Christus vergeven. Dat is het Evangelie der genade, aan armen en ellendigen, hun allen en hun ook alleen, tot troost in leven en sterven. Maar onzen God ook tot eeuwigen roem en prijs. De vergeving is immers bij God opdat Gij gevreesd wordt." Onder het vreezen van den Heere ver staat de dichter de warme liefde des har ten, die bij een begenadigde in een leven der dankbaarheid voor Gods aangezicht tot uitdrukking komt. Geenszins dus de wettische, slaafsche vreeze voor Hem, als ware God enkel de Heilige en Rechtvaar dige. De vreeze der wet leidt nooit tot liefde, maar wel tot wanhoop en haat. Een andere vreeze heeft de dichter op het oog, de kinderlijke, de vreeze des ge- loofs en der liefde, die door den H. Geest in het harte gewerkt wordt en op krach tige wijze tot wederliefde dringt. Want als God de ongerechtigheden aan een zon daar vergeeft, dan geeft Hij hem niet al leen een diepen indruk van zijne groote en onbegrijpelijke genade, maar dan schenkt Hij hem tegelijkertijd ook lust en bekwaam heid om die genade met dankbaarheid te beantwoorden, door in alles te leven naar Gods wil en tot Gods eer. Die liefde uit het geloof is de ware bron en kracht tot heiligmaking en godzaligheid. Die haar in zijn hart ontwaart, vreest God boven allen en alles, en die vreeze is hem het begin sel der wijsheid, van het rechte, Gode- behagelijke wèl-leven. De zonde drukt neer, de vergeving heft op, en wie beide bij ervaring kent, zinkt in aanbiddende verwondering met een hart vol toewijdende liefde voor den Heere neder, en zegt met DavidLoof den Heere, mijne ziel, en al wat in mij is zijnen heiligen naam. Loof den Heere, mijne ziel, en vergeet geene van zijne weldaden. Die alle uwe onge rechtigheid vergeeft, die u kroont met goedertierenheid en barmhartigheden. Ja, diens overvloeiend, dankbaar harte vraagt Wat zal ik den Heere vergelden voor alle zijne weldaden? om op die vraag met blijdschap te antwoorden Ik zal wandelen voor het aangezicht des Heeren, in de landen der levendigen. Mijn lezer, is dit ook uwe keuze, is dit ook uw leven? Ellende, verlossing, dank baarheid, deze drie stukken bebt gij noodig om welgetroost zalig te leven en te sterven. Sta er bij stil, al is uw leven bezet. Onderzoek u ernstig en biddend, al moet ge met ellende" beginnen. Bij God is ook vergeving, en in zijn vreeze ligt voor u het waarachtige leven. Hier is het Evangelie, het eenige, dat u voor eeuwig behouden kan en wil. Ver werpt gij het, God zal u verwerpen. Gaat gij met den dichter in de diepten, God zal u op een Rotssteen verhoogen. Hoor dan naar raad en wordt wijs. Een verzadigde ziel vertreedt het honigzeem maar aan een hongere ziel is alle bitter zoet. Van der Veen. KERK, BELIJDENIS, ZENDING. Werken der barmhartigheid. per half jaar franco per post Enkele nnmmers 70 cent. 3 cent* MIDDELBURG. van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere regel 10 cent meer. Zoo Gij, Heere, de ongerechtig heden gadeslaat, Heere, wie zal bestaan. Maar bij IJ is vergeving, opdat Gij gevreesd wordt. Psalm 130 3, 4. Als een koning gezanten zendt, aan wie hy opdracht geeft de een of andere gewichtige taak te volvoeren, dan zorgt hy er ook voor, dat zy de beschikking hebben over de noodige middelen. Hy zal er zelfs op gesteld zyn, dat ook in de ruime voorziening uitkome de macht en de waardigheid van zyn ryk. Is het nu niet bevreemdend, dat Jezus zyn eerste discipelen uitzond zonder male en buidel en hun zelfs geen enkele brief ter aanbeveling mede gaf? Zy hadden de gewichtigste boodschap te brengen en het gewichtigste werk te verrichten, welke er ooit op aarde gehoord, 't welk er ooit op aarde gedaan was, en toch liet Hy het hun schijnbaar aan alles ontbreken. Doch die bevreemding wykt voor verwondering, als we bedenken, dat Ily nog veel beter dan wy wist, wat Ily deed en wat Hy van hen verlangde, want voor Zyn oog lag die wereld van Israël en de volkeren open. Hy overzag haar in de lengte en in de breedte en Hy kende haar verre grenzen. Of schoon de boodschap een tijding van heil en de werken vruchten van den arbeid der liefde waren, toch begreep 'Ily reeds toen, welk een ontvangst hen te beurt zou vallen. Dit blykt ons, wyl Hy sprakzie, Ik zend u als schapen in 't midden der wolven, zoodat Ily er op rekende, dat een geduchte vijandschap tegen hen zou ontwaken, welke zich krachtig tegen hen zou doen gelden. De wereld zou hen haten hen in hun have, in hun vryheid en hun leven bedrei gen en alles aanwenden om hun den toegang tot de menschen onmogelijk te maken. Geen moeite zou zy ontzien, geen wapen ongebruikt laten, als het dienstbaar kon zyn om hun steenen in den weg te leggen. Wat de bladzijden der geschiedenis ons toonen van martelingen, welke de leerlingen van Jezus hebben ondergaan, heeft Hy tot de kleinste bijzonderheden geweten en nochtans aarzelde Hy niet om er de zynen aan bloot te stellen. Had Hy hen dan niet lief? Ging hun lot Hem niet ter harte? De vraag te stellen is haar te beantwoorden, want ieder weet, dat Hy hen zoo liefhad, dat Hy voor hen in den dood is gegaan. Ontbrak het Hem dan aan 't vermogen om hen op een of andere wyze toe te rusten en hun van vleesehelyke wapenen te voorzien Wy kennen het alleszeggend woord My is gegeven alle macht in hemel en op aarde, zoodat we zeggen kunnen, dat alle voorraadschuren, alle schatkamers, alle tuighuizen Hem toebehooren. Hy had boven de machtigste vorst dezer aarde hen van alle gemakken en van alle wapenen kunnen voorzien en Hy had heirscharen kunnen verleenen, om eiken tegenstand te verbreken. Hy dacht er echter niet aan, om op deze wyze hun het werk gemakkelijk te maken en hen een weg over de breedten der aarde te banen. Al zou hun geschiedenis geschreven worden met tranen en bloed, hy wilde hun dit lijden niet besparen. Wy kennen ook den uitslag van hun werk. Het scheen, dat zy nooit het voorgestelde doel zouden bereiken, daar zy nooit de moeilijkheden zouden kunnen overwinnen en toch is het boven denken en verwachting gelukt. Door hun ar beid hebben de volkeren het evangelie gehoord en aangenomen en is een derde gedeelte van ons geslacht gedoopt. Alom zyn er kerken geplant, welke met den apostel roemen in het kruis van onzen Heere Jezus Christus, en Hem eeren als den grooten Profeet, eenigen Hooge- priester en eeuwigen Koning. Er kwamen wel tyden van inzinking en afval, tyden, waarin het leek, dat de kerk weldra al haar invloed verliezen en zelfs uit het leven verdwijnen zou, maar dan stonden er mannen op, die het ge vaar zagen, den rust hunner dagen kenden en zich Opmaakten om moedig voor de bedreigde kerk te kampen. Die opleving ging altyd ge paard met een vernieuwing van het werk der barmhartigheid. Het oog ging open voor de ontzettende ellende, welke er heerschte in licha melijk en geestelijk opzicht, het hart werd be wogen en die innerlijke ontferming openbaarde zich in daden van belangelooze liefde. Gelyk er tijdens de omwandeling van Jezus op aarde een zoom des kleeds was, 't welk de ellendigen konden aanraken om daardoor genezing te vinden, zoo kwam er ook nu weer een gerucht in 't land en onder de menschen, dat de barm hartigheid teruggekeerd was. En dit was een krachtige aanbeveling voor hen die in Jezus' Naam begonnen waren om de muren van Je rusalem te bouwen en om het bezwijkend Sion te versterken. Yelen kregen het verschil te zien, dat er bestaat tusschen de wereld, die voor zich zelve leeft, die geen hart voor ande ren heeft en de gemeente, die zich zelve ver geet om anderen te helpen. Dit is zoo duidelijk, dat ook de vyanden het wel verstaan en daarom hebben zy beproefd om de Kerk van haar veld van werkzaamheid te

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1913 | | pagina 1