Een Dorpsgeschiedenis FEUILLETON. Verandering. Liften voor de lantaarn voor Ds. Merkelijn. Besluit. naarmate de vereeniging zich uitbreidde'bleek steeds meer de godsdienst bet een en bet al te zyn, zoodat men nu in de bladen kan lezen en ook in Magelang kan zien, dat de Moskee op Vrijdag voller is dan ooit. Hier en daar gaat men nieuwe Moskees bouwen en overal is een verhoogd mohammedaanscb godsdienstig leven. In de kampongs te Magelang spreekt men tot elkaar over den Heiligen oorlog, dat is de oorlog die de Mohammedanen naar de voor schriften van Mohamed tegen andersdenkenden moeten voeren om ze tot onderwerping aan Mohamed te brengen. Hier in Magelang telt de afdeeling vanSarekat-Islam reeds meer dan 2000 leden en eiken dag kunt ge troepjes Javanen zien voorbijtrekken, die in een der bijgebouwen van de Moskee hun gulden gaan storten als entreegeld om tot de vereeniging toegelaten te worden. In dat bijgebouw moeten ze dan als onder eede tal van beloften afleggen waarvan enkele geheim gehouden worden, en waaronder ook behoort de belofte om de plich ten van den Islam met ijver te beoefenen. Wie niet als lid toetreedt wordt met wantrouwen aangezien en tal van Javanen zijn uit vrees of door dwang lid van deze vereeniging geworden. Deze vereeniging heeft rechtpersoonljjkheid aangevraagd bij de Regeering, doch deze heeft de vereeniging nog niet ontvangen. De Re geering wil eerst zien, wat de bet eekenis van die vereeniging is en heeft aan het hoofdbe stuur enkele wenken gegeven, die op de orga nisatie betrekking hebbendeze wenken wor den echter geheel in den wind geslagen. De vereeniging gaat haar eigen gang en stoort zich weinig aan raadgevingen, die van hooger hand worden gegeven, 't Is voor de Regeering een moeilijk geval. Het hoofdbestuur zegt dat de hoofdbedoeling is om het Javaansche volk op handelsgebied op te heffen en dat ze haar uiterste best doet om die beteekenis der ver eeniging aan het volk duidelijk te maken, maar de meeste leden hebben maling aan den han del en beschouwen den godsdienst als het voornaamsteen in de praktijk doet de heele Sarekat-Islam beweging zich voor als een ver levendiging van den mohammedaanschen gods dienst. Als zoodanig is ze een gevaar voor het Ne- derlandsch gezag, maar bovenal werpt ze strui kelblokken op voor den arbeid der Zending. De deuren die een weinig openstonden voor het Evangelie schijnen dicht te gaan, de moei lijkheden vermenigvuldigen zich vooral op een nieuw arbeidsveld waar nog geen Christenen zyn. Duister schijnt de naaste toekomst voor dien arbeid te zullen zyn. Telkens schrijf ik van „schijnt", omdat wy menschen vaak zoo kortzichtig zjjn en omdat datgene, wat tegen de uitbreiding van Gods Koninkrijk gericht schijnt, in werkelijkheid die komst vaak ten goede komt. Met belangstelling zien we op Java dan ook hoe dat gedeelte van de bevolking zich zal gaan gedragen, dat buiten deze Sarekat-Islam beweging staat. Er zyn toch tal van Javanen die esn verlevendiging van den Islam ongaarne zien, die reeds te los van dien godsdienst zyn geworden dan dat ze zijn kwellende banden opnieuw zouden begeerendeze Javanen be- geeren zeker ook niet over te gaan tot het Christendom, maar indien deze Javanen door de Sarekat-Islam beweging geprest worden tot meer mohammedaansch godsdienstig leven, kunnen ze hun tegenwoordige houding niet langer handhavenze moeten of met die be- DOOR ZELANDIA. weging meegaan of er zich tegen verzettenen het laatste geval kan er hope bestaan, dat 21) HOOFDSTUK XVI. Al spoedig was de groote ommekeer, die met Brandsen had plaats gegrepen, bekend gewor den. 't Is een wonder, hoe spoedig iets der gelijks wordt verbreid; 't is als de kostelijke nardus, die zijn heerlijken geur niet verborgen kan houden, wanneer eenmaal de kruik is verbroken. Op de soos lachte men er mee. „Brandsen een fijneverbeeld je zóó iets. Was het niet om te lachen Men maakte er zich geducht vroolijk over en het leverde de eerste weken stof genoeg voor allerlei schimpscheuten en spotternij. Maar het volk des Heeren verheugde zich. En de oude vromen, die ook Brandsens moeder nog gekend hadden dankten en aanbaden de trouwe God en voelden zich bemoedigd en op gebeurd. De vrienden, die den bouw der school on dernomen hadden, zagen er een kennelijk bewijs m ze ontvankelijker zullen worden voor de ver kondiging van het Evangelie. De leiding der volkeren is gelukkig in Gods handonze taak is slechts om tegen hoop op hoop voort te blijven gaan met de prediking van het woord en met ons gebed om de komst van Godsrijk ook op Java. Met hartelijke groete blijf ik als altijd, Uw Br. in Chr., A. Merkelijn. Nog werd ons door M. D. Jansen te Zaam- slag gezonden fl,gevonden in de collecte der Geref. Kerk aldaar. J. D. Wielenga.. 1TAN6ELISATIE. I. DE HANDELINGEN. De lang verbeide „Handelingen van het Con gres voor Geref. Evangelisatie" zijn dan voor 14 dagen verschenen. Het is een lijvig boekdeel geworden van ruim 300 bladzijden, en het biedt de rijkste verscheidenheid. Wel komen natuur lijk alle onderwerpen op hetzelfde thema neer Evangelisatiedoch gelijk in Indië de hoofd schotel rijst altijd weer anders wordt toe bereid, zoo vindt gij ook in dit boek de aan genaamste afwisseling. De hoofdaandacht mag zeker wel gevestigd zjjn op de drie professorale redevoeringen. Het referaat van prof. dr. Bavinck staat in deze Handelingen gelijk hy het uitsprak, d. w. z. verkortin de brochure-reeks „Christendom en maatschappij" is het in zyn geheel uitgegeven en dus veel breeder. De debatten zyn, voorzoo ver wy het konden nagaan, tamelijk getrouw weergegeven. Alle hulde voor de samenstellers van dit rapport, met zyn nauwkeurig bewerkte registerdit laatste is in het bijzonder arbeid geweest van den heer C. Tazelaar; de zonen treden ook hier in voetspoor van hun vader. Wat is de nood schreiend! zoo roept dit dikke boek u toe. Als men er tegen aankijkt, is het om wanhopig te worden. Want waar zal men beginnen dezen geestelijken nood te lenigen En dan merkte prof. Bavinck op het Congres op, dat de nood nog veel ontzettender is, dan wy ons kunnen voorstellen. Onder alle rangen en standen, en allerwege is de afval groothet Christendom lydt enorme verliezen. By tien- en honderdduizenden, ja, by millioenen keert men zich af van het Chris telijk geloof. Ware dit nu alleen voorkomend op één bepaalde plaats, en dan onder één be paalde categorie van menschen, b.v. de geleerden, dan zou het verschijnsel niet zoo onrustbarend zyn. Doch de afval is nergens buitengesloten, en zoo roept de Evangelisatie-arbeid ons in de steden en op het platteland, in de kazernes en op de fabrieken, onder de visschers en matrozen en aan het strand. 't Schynt hopeloos te zyn. Op de begroetings-samenkomst zeide prof. Bavinck o. a. Dit Congres moet toonen, niet ryk te zijn aan woorden, maar aan daden. Daar komt het op aan. Wanneer het Congres het besef onzer dure roeping en van den ernst der ty den verdiept, dan dient men ook aan den arbeid te gaan. Ieder in eigen omgevingIn kleinen kring be gonnen, om zielen te winnen voor den Naam onzes Gods en voor het Koninkrijk van Christus in van 's Heeren gunst en goedkeuring. Trots allen tegenstand kreeg de zaak, mede door Brandsens flinken financieelen steun, haar beslag. De grond was aangekocht, het bouwen aan besteed en straks rezen de muren HOOFDSTUK XVII. De winter begon weer te naderen. Veel was er in het dorp niet veranderd sinds den vorigen winter. Tenminste voor het uiterlijke niet. Toch was er wel degelijk verandering geko men in den geestelijken toestand. Vele lauwheid en laksheid was uitgebannen. Het moedig optreden der kleine groep van belijders, gesteund door enkelen buiten hun eigen kerkelyken kring, had wrijving veroorzaakt, had de geesten wakker geroepen en had ieder ouder willens of onwillens nog eens voor de ernstige vraag gesteld hoe moet ik handelen met myn kroost. Meester Pennema zocht, sinds zyn poeslievig heid geen waardeering meer vond, zyn kracht in directe aanvallen. Hy schilderde met al den gloed zyner welsprekendheid, de jammerlijke gevolgen der verdeeldheid, die volgens hem, door boer Donker en de zijnen werd gezaaid. Hoog gaf hy op van de verdraagzaamheid, door En door Gods genade zal het gezegend worden." Gelyk in het dagelyksch leven vele kleintjes één groote maken, zoo zal op het erf van den Evangelisatie-arbeid vereende krachtsinspanning jen de samenwerking van allen wonderen doen n den Naam Gods. De geheele Kerk zal mobiel moeten worden, om den stroom van ongeloof en ongodisme te kunnen tegenhouden. Wekke of versterke deze Handelingen in ons deze overtuiging, opdat wy iets gevoelen mogen van het medelijden van Christus, toen Hy de schare zag en innerlijke ontferming over haar Hem bewoog. II. HET EVANGELIE MOET GEBRACHT WORDEN. In de „Friesche Kerkbode" geeft ds. de Geus van de Lemmer, die op het Congres voor Evan gelisatie een keurig gestyleerd en uitnemend uitgewerkt referaat heeft gehouden over „arbeid onder de hoogere standen en meer ontwikkelden", behartigingswaardige wenken over den Evan gelisatie-arbeid. Wy nemen uit zyn artikel het volgende over „Waarlijk, het Evangelie moet gebracht worden. Maar door wie Een prachtige vraag, waarover heel wat te disputeeren is en gedisputeerd wordt. Daar komen allerlei hoogst belangrijke principiëele vragen by tepas. Door de Kerk, roept men maar dadelijk splijt zich dat antwoord in twee vragen door de organische of door de geïnsti tueerde Kerk Door het ambt, roept een ander, waardoor een heel rumoer ontstaat over de ambten, hun beteekenis, hun uitgestrektheid, hun recht, hun plicht en wat niet al. En de tyd wordt gevuld met redeneeringen, met refe raten, met vergaderingen, met congressen, en het Evangelie wordt niet gebrachten het volk gaat onder, ja de Heere zou kunnen klagen „Mijn volk is uitgeroeidomdat het zonder kennis is; dewijl gij de kennis verworpen hebtheb ik u ook verworpendat gij Mij het priesterambt niet zult bedienendewijl gij de wet uws Gods vergeten hebtzal Ik ook uwe kinderen vergeten Predike ieder aan zyn gelijke Ieder, die de ordinantiën en de rechten des Koninkryks lief heeft, zal ook zyn naasten lief hebben, en, door de liefde gedrongen, zyn broeder uit den verstikkenden Mammondienst wenschen te verlossen. Ieder onderdaan van het Koninkrijk Gods heeft het ambt, om het recht en het Evangelie des Koninkryks een ander te helpen zoeken. Noem dat het broederambt of anders, maar uw ambt is het, u gegeven van uwen Koning, en van welks vervulling u verantwoording zal worden gevraagd. Gy hebt te prediken, wie gij ook zyn moogt, met veel of met weinig gaven toegerust. Daartoe hebt gij om wysheid te vragen van uwen God, Die u vooruit de wysheid al heeft toegezegd. Daartoe hebt gij moed te vragen van den Heiligen Geest, Die al in u woont, om u aan den gang te helpen. Zoo goed als over de zaken van Mammon ieder praten kan en wil en metterdaad praatzoo goed als jong en oud in de laatste weken sprak over staatspensioen en dure waren, en de cijfers kon noemen door verleiders hun voorgezegd, even goed kan een onderdaan van het Koninkrijk Gods spreken over het recht des Koninkryks. Hy spreke tot zijns gelijken. Ons dunkt, dat dit veel te weinig geschiedt. In het grond- maxime van de hoemoepathie, hierboven geplaatst, zit voor de praktijk van alle Evange lisatie het geheim. Laat de arbeider tot den hem steeds betoond en op de openbare school geleerd. Het was alleen te verwonderen dat van die deugd thans zoo bitter weinig open baar kwam, nu ze werkelijk een zeer geschikte gelegenheid bood, zich te zien beoefenen. Op de soos hadden de gebeurtenissen van den jongsten tyd natuurlijk ruime stof tot velerlei besprekingen geleverd de winkelier en de mo lenaar hadden het hoogste woord. Wat opmer kelijk was, de burgemeester liet zich niet meer zoo boud als voorheen uit en was den laatsten tyd eenigszins in zichzelf gekeerdeen reden te meer voor den winkelier en zyn mededinger zich duchtig te laten gelden. Natuurlijk kreeg Brandsen ook een goede beurt, want wel was deze nooit een bezoeker geweest van de soos uithoofde van zyn gierigheid, toch werd hy stilzwijgend by de party gerekend we gens zyn fijnenhaat, die een noodzakelijk artikel was van het vrijzinnig program. Men vergaf hem, als het er op aankwam, graag alleszelfs zyn verzet en tegenwerking tegen den burger vader maar dat hy thans zich had geschaard aan de zyde van hen, tegen wien hy vroeger in bond nog wel met zyn felsten tegenstander op zulk een lage wijze had geageerd, zie, dat was een zonde, waarvoor de leden der soos on mogelijk hun absolutie konden geven en die ïem in een oogwenk een gansche schare van testrijders tegenover zich deed vinden. arbeider, de koopman tot den koopman, de huismoeder tot de huismoeder spreken. Die verstaan elkander. Die zullen elkander eerder kunnen overtuigen. Laat de ambtelijke bediening des Woords in de samenkomst der gemeente zyn de uitdeeling van de brooden, die door de geloovige en ge trouwe huisgenooten worden uitgedragen naar de scharen, opdat dezen eten en verzadigd wor den. Laat de Kerk zyn het arsenaal, waar des Zondags de wapenen worden uitgedeeld, waar mee door de week de getrouwe strijders den vijand te lijf gaan en zich zeiven verdedigen. Laten de Bedienaren des Woords er op rekenen in hun ambtelijke bezigheid, dat zy meer met de eigen troepen dan met de vijandelijke in aanraking komen, en dus de eigen broeders en zusters krachtig en met geestdrift hebben te steunen in den stryd des dagelykschen levens. Maar die het goede Woord gehoord hebben, moeten het dan gaan gebruiken. In het Konink rijk Gods heeft niemand iets voor zich zelf. Schatbewaarders zyn er niet in het Koninkrijk der liefde. Geven op allerlei wijze is daar aan de orde van den dag. Ieder geve wat hy heeft, gewillig en met blijdschap. Heel de Kerk moet mobiel zyn. Daar is zy op ingericht. Daarvoor liet de Heere ze midden in de wereld. Daardoor kan zy wezen het zout der aarde." „Het werk, waarop wy wyzen, zal alleen bid dend kunnen worden verricht in de wapen rusting van de eenvoudigheid des geloofs en de verstandigheid des geestes. Maar het werk loont. De vruchten zouden wy kunnen aan wijzen. Laat het dan maar gedaan worden in de overtuiging, dat God het wil. Een ieder doe het, om zyn volk te redden, Gode tot eer." Nietwaar, dit is prachtig en juist gezegd. Heel de Kerk moet mobiel (in bewegingf aan het werk) zQn. Daar is zij op ingericht I III. DE EVANGELISATIE MOET KERKELIJK ZIJN. In bovengenoemd artikel wyst ds. de Geus reeds er op, hoe de Kerk met de Evangelisatie in verband staat (door de prediking worden des Zondags wapenen uitgedeeld Wy willen ook een stem hooren, die de Kerk in nog nauwer verband met de Evangelisatie begeert te brengen. In zyn referaat over „Stads-Evangelisatie", zeide dr. Wielenga van Amsterdam onder meer het volgende De kerk mag het werk niet overlaten aan het particulier initiatief der geloovigen. Daarvoor is de noodstand te ernstig. Zeker, indien elk geloovige na de planting der kerk van stonde af gedaan had wat zyn roeping als geloovige is, dan zou de kerk als instituut geen georganiseerd werk meer behoeven te doen, dan zou er wellicht geen uitwendige zending zelfs noodig zyn geweest. Waar het hier geldt de verbreiding en ver kondiging van Gods Woord in geestelijk geheel afgestorven deelen van het christelijk volksleven, daar moet de kerk zelf beginnen, aanvatten. Haar is allereerst het evangelie, en dus ook de propaganda van het evangelie, toebetrouwd. Onttrekt zy zich aan dezen plicht, dan zal haar verantwoordelijkheidsbesef, het fiere bewustzijn, de kerk van Christus te zyn, verzwakken. Ze zal schade lyden in haar geestelyk bestaan, inboeten aan gezonde levenskracht. Een kerkelyke arbeid dus, d. w. z. een arbeid, waarby kerk immers een lichaam gelyk al hare organen gebruikt. Als een sterke macht Gelukkig, dat de vrede des harten, die alle verstand te boven gaat en welke na weken van heftigen stryd zyn onvergankelijk deel was ge worden, meer dan ruimschoots vergoedde, wat de vijandschap der wereld hem voor onaange naams berokkende. Waarlijk, de ommekeer van den ryken boer was niet een tydelyke geweest. Het werk zyner bekeering was niet als een vroegkomende dauw of morgenwolk geweest, maar het was beproefd en echt bevonden door Hem, Die zelf er de Werkmeester van was. Als een blad van een boom, zeiden de men schen, is hy omgedraaid. En dat ondervonden niet in het minst degenen, die hy vroeger had gehaat om den wille van hun beginsel. Hy werd waarlijk een steunpilaar voor de kleine en zwakke Schoolvereeniging. Met leede oogen zag de vyand dit alles aan. Maar het scheen dat hem de tanden thans waren uitgebroken. Enkelen begonnen zelfs langza merhand een meer welwillende houding aan te nemen en de molenaar en de winkelier, die toch ook, gelyk men zegt, „van iedereen eten moesten", begonnen het te begrijpen, dat de beste rol, dien zy konden spelen, die zou zyn van zwygen en toezien. Op een zekeren avond, het was reeds in Oc tober, kreeg boer Donker onverwacht bezoek. Hy kon zyn oogen bijna niet gelooven toen hy

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1913 | | pagina 2