Kerk en Schoolnieuws.
Officiëele .Berichten*
De Zendingsdag.
BOEKAANKONDIGING.
De Kerkelijke Tucht. Handleiding ten
dienste der Geref. Kerken door Jou.
Jansen, V. D. M. te Burum. Uitgave
van A. Tamminga te Arnhem.
't Heeft by het volk, dat Gods Woord erkent
als het hoogste Wetboek, in deze dagen niet
aan inspanning ontbroken. Voor zoover ik kan
nagaan, is by rechts niet op lage en geniepige,
maar op eerlyke en waardige wyze gestreden.
Een uitgelezen schaar van jonge mannen is
dag en nacht in de weer geweest, en met kracht
en moed hebben zy tot den laatsten dag toe
de propaganda gedreven en getracht de listen
van de tegenpartij te very delen. Vooral van de
mannen, die op de voorposten staan, is een
bewonderenswaardige actie uitgegaan. Ook onze
vrouwen hebben meegeleefd en meegebeden.
In vele kerken is de voorbede der gemeente
opgegaan, en hier en daar zal wel een „poli
tieke preek" zyn gehouden, die het bewijs
leverde, dat de kerk zichzelve nog niet stelt
buiten ons volksleven. Maar het voorloopig
resultaat was niet geëvenredigd aan uw inge
spannen arbeid, en de einduitslag evenmin. De
afloop van deze verkiezingscampagne is over
't geheel tragischde nederlaag voor ons is
verpletterend. De Heere beproeft ons.
Waar liggen de menschelyke oorzaken, die
tot dezen nederlaag hebben medegewerkt?
Ge gaat immers thans niet in stilte in uw
binnenkamer neerzitten en laat uwe handen
slap hangen? God verhoede het. Een goed
Christen is een best burgerky denkt niet
slechts over de middelen van eigen ziel, maar
hy is ook bekommerd over den toestand van
land en volk, en moet daarom als een goed
soldaat altijd op zyn post staan.
Speur eens na de oorzaken van nederlaag of
van achteruitgang in het stemmencjjfer in de
verschillende districten.
Tal van vragen ryzen by u op.
Is de voorbereiding overal wel met de noodige
wijsheid en voorzichtigheid getroffen
Heeft de vóór-geschiedenis eener candidatuur
soms niet verlammend op de actie ingewerkt?
Laat de organisatie van de kiesvereenigingen
niet te wenschen over
Is de samenwerking tusschen Hervormden
en Gereformeerden goed gestipuleerd en is er
wederzydsche trouw
Wordt ons staand leger wel gevormd uit de
besten in geestelijk en zedelijk opzicht?
Oefent ons geheele volk zich wel in den
wapenhandel
Maar bovenal
Is er geen traagheid of nalatigheid in het
gebedsleven
De overwinning in den strijd hangt niet af
van goede voorbereiding, voorbeeldige organi
satie en degelyke mannen. Van alle factoren
is de belangrijkste het gebed. Van aanhoudend
gebed, in den weg van arbeid, is de zege af
hankelijk. God leidt de geschiedenis van ons
land en volk. Hy zegent, na verootmoediging,
op het gebed.
Misschien kennen we reeds eenigszins de
factoren, waarin onze kracht is gelegen. Laat
ons ook eens ernstig en grondig onderzoeken,
waarin onze zwakheid ligt.
Onheilspellend rood kleurt zich de staatkun
dige horizont.
Men onderzoeke, wake en bidde.
J. H. Lammebtsma.
BEROEPEN
te Medemblikcand. J. G. Feenstra te Koudum
te Berkel en Rodenrijsds. D. Fleurke te
Ter Aar
AANGENOMEN
naar Tienhoven: ds. A. C. Hey te Molenaars
graaf
naar Sliedrechtds. A. v. Dyk te Oudewater
naar Sellingen ds. D. B. v. d. Meulen, em.
pred. te Leeuwarden.
BEDANKT
voor Hyumds. D. B. v. d. Meulen, em. pred.
te Leeuwarden
voor Gameren: ds. H. v. d. Zanden te Andel;
voor Renkumdr. J. G. Geelkerken te Epe
voor Zuidwoldeds. D. Fleurke te Ter Aar.
Grijpskerke. Zondagavond den 29 Juni, om
zes uur, zal D. V. alhier in de Consistoriekamer
der Geref. kerk, eene openbare verg. worden
gehouden in het belang der Zending, waarop
br. Z. Wynands een onderwerp zal inleiden.
Namens gecommitteerden tot
de Zending,
J. Jacobsen Lz., Secr.
(Slot.)
Als tweede spreker op het terrein trad op
ds. G. R. Kujjper, de opvolger van onzen Mis
sionaris te Schoondyke, die een oogenblik onze
gids wilde zyn in de sombere animistische
gedachtenwereld. Op duidelijk wyze bepaalde
hy z\jn gehoor by den nood van het Heidendom.
Na herinnering aan het nog kleine getal ge-
doopten tegenover het meer dan dubbele aantal
van Heidenen en Mohammedanen, spreekt ky
over den oorsprong van deze macht van het
Heidendom. Het Heidendom verschilt niet
slechts in graad van het Christendom, zoodat
dit laatste slechts een hoogere religie zou zyn.
Zoo beweert het wel de ongeloovige wetenschap.
Maar de Heilige Schrift doet ons zien, dat er
by het Christendom niet een sprake is van
evolutie, een ontwikkeling van lager tot hooger.
Veeleer kan by het Heidendom gesproken
worden van devolutie, d.i. verbastering van
hooger tot lager. Dit blijkt uit het betoog van
den Apostel Paulus in Romeinen 1.
Nu bestaat de nood van het Heidendom, zyn
ellende, bepaaldelijk in de leugen, waarin het
is verstrikt. De tyd is voorbij, dat men by het
Heidendom sprak van een aantal op zichzelf
staande bygeloovigheden. In elke valsche reli
gie beheerscht één leugenachtige grondgedachte
het geheele leven en alle gebruiken. Zoo is by v.
aan te toonen, dat de gruwelijkheid van kop
pensnellen en menscheneten in rechtstreeksch
verband staat met de animistische theorie om
trent de „zielestof", die by het eten wordt toe
gevoerd, hetgeen spreker in den breede op dui
delijke wyze toelicht.
In dat overheerscht worden door de leugen
bestaat de nood van het Heidendom. En het
maakt den arbeid der Zending veel moeilijker
dan men zich gewoonlijk voorstelt. Evenwel
de kerk des Heeren late zich door deze moei
lijkheid niet afschrikken. Niet zij moet in eigen
kracht deze arme Heidenen bekeeren. Wat ze
doen moet is getrouw volbrengen het Zendings
bevel van haar Heiland Matth. 28:19: „Gaat
dan heen, onderwijst alle volken, dezelve doo-
pende in den naam des Vaders en des Zoons
en des Heiligen Geestes". En tot hare bemoe
diging staat deze opdracht tusschen een Ko
ninklijk getuigenis en een troostrijke toezegging
Het getuigenis„My is gegeven alle macht in
hemel en op aarde" (vs. 18). De toezegging
„En ziet, Ik ben met ulieden al de dagen tot
de voleinding der wereld" (vs. 20).
De heidenen mede-erfgenamenmet dit onder
werp verscheen Ds. Impeta voor de schare, om
in heerlijke bezieling de kernachtige uitdruk
king, aan Ef. 3 vs. 6 ontleend, te ontvouwen,
spreker bepaalde zich tot vier stukken
lo. Er is een onbedenkelijk rijke erfeniswant
er is sprake van erfgenamen en mede erfgenamen.
En om nu maar één woord uit het Woord ten
bewyze by te brengen, wie uwer kent niet den
hooggestemden jubel van de onverderfelijke,
onbevlekkelyke, onverwelkelyke erfenis in I
Petr. 1 Toch worden we hier niet uitsluitend
bepaald by wat God de Heere heeft weggelegd
in den hemel, maar tegelijk by het groote
goed, hetwelk Hy reeds schenktal die schat
ten van genade en barmhartigheid, vrede en
hoop, zaligheid en heerlijkheid, door Christus
verworven voor Zyn verkorenen. Christus de
Erfgenaam van Zyn Vader en Zyns Vaders
goed, maakt ons erfgenamen Gods en mede
erfgenamen met Hem door Zich aan ons te
schenken en door Zyn Geest woning te maken
in onze harten. Van dat oogenblik af gevoelen
wy ons arm en toch ryk, wordt ons leven een
leven des geloofs en der liefde en vooral ook
der hope. Dan gaat ons hopen uit naar het
volle bezit van de ons toegezegde en aanvan-
kelyk-meegedeelde erfenis. Dan leeren we ook
verstaan, waarom dat groote goed een erfenis
heet. Omdat wy er niets aan hebben toegedaan.
Omdat de Heere er ons een genadig recht op
gegeven heeft, een kinderrecht. En als we dan
in Openb. lezen van een zaligheid, een heilig
heid, een heerschappij, die tot in eeuwigheid
duurt, dan maakt het de stof uit van onze
meest ootmoedige verwonderingdaar is een
onbedenkelijk ryke erfenis en zy is bestemd
ook voor ons. Geloofd zy God
2o. Op die erfenis hébben ook de heidenen
van Godswege recht. En deze gedachte heeft de
ziel van den Ap. Paulus letterlijk in verrukking
gebracht. Hy gewaagt er van als van eene
verborgenheid welke in andere eeuwen den
kinderen der menschen niet is bekend gemaakt,
gelyk ze nu is geopenbaard. De Apostel maakt
van de openbaring in het O.- en N. Test. geene
tegenstelling. De O. Test. Schrift had deze ver
borgenheid in geenen deele verzwegen. Hy maakt
slechts een vergelijkingdie verborgenheid
was ook toen wel geopenbaard, maar niet zóó
als dit in zyn tyd en aan hem bijzonder ge
schiedde. Toch sprak hy er van als iets geheel
nieuws en ongehoords, omdat het rabbinisme,
het farizeïsme alles verstrikt had in den waan
het heil, de erfenis voor den Jood. Was zelfs
een Petrus er niet mee bevangen Doch allengs-
kens brak de waarheid zich baan. Het blinkend
voetspoor van den Apostel der heidenen is in
den loop der eeuwen door honderden betreden,
zoodat in onderscheiden heidenlanden op ve
lerlei wys gezongen is het lied der verlossing:
„de heidenen mede-erfgenaam".
3o. Trouwens aldus betaamde het, want de
heidenen moeten diensvolgens tot het aanvaarden
der erfenis plechtig worden uitgenoodigd. En om
ons nu maar tot onze Gereformeerde kerken
in Nederland te bepalen zy doen mee in
dit volheerlyk werk, doch er kan nog meer ge
daan worden. Ook Zeeland is ontwaakt, maar
nog is er plaats voor en behoefte aan ver
hoogden ijver voor den arbeid der Zending.
En een van de scherpste prikkels in deze onze
heilige roeping is de waarheid, door Paulus
in het licht gesteld: „de heidenen mede-erfge
namen".
4o. Die plechtige noodiging geschiedt niet
tevergeefs, want het deelgenootschap der heide
nen is eene openbaring des Heeren en staat in
verband met het raadsplan des Heeren. Met
vele teleurstellingen hod en heeft de Zending
onder de heidenen te worstelen. Nochtans ook
in de heidenwereld, overal waar het Woord
gepredikt wordt, komen erfgenamen voor den
dag. En daarom, als uw yver dreigt te ver
slappen, uwe liefde dreigt te verflauwen, uwe
offervaardigheid dreigt in te slapen waakt
op in het volheerlyk besefde heidenen mede
erfgenamen.
Ten slotte diende de pastor loci ds. J. Sy-
brandy ons met een deugdelijk woord over de
vraag der heidenen naar den Wortel uit Isaï
(Jes. 11 vs. 10). De heidenen, overgegeven aan
de macht van den Overste der wereld, onder
gingen in het profetisch vergezicht van Jesaja
hun oordeel in de overheersching van het As-
syrisch wereldrijk onder koning Sanherib.
Schier aller oog was hoopvol geslagen op dezen
koning en zyn geweldig leger, dat na een voor-
spoedigen overwinningstocht tydens de regeering
van Hiskia de Godstad Jeruzalem belegerde.
Door zyn omvang, sterkte en luister was dit
krijgsheer voor des Zieners oog een ontzagelyk
woud gelyk. Evenwel de hoovaardige Assyriër
werd vernederd in éénen nacht vielen 185,000
Assyriërs door den Engel des Heeren, hier
beschreven als een rysken uit den tronk van
Davids huis. En bedrogen in hun hoop moest
nu wel de verwachting der volken naar een
gelukstaat van Sanherib overgaan op de on
bekende, geheimzinnige Macht, die Juda's ko
ning ten bondgenoot was. Zoo ontstond de
vraag der heidenen naar Israëls Messias, die alle
eeuwen bleef en nog tot op den huidigendag
voortwerkt. Zy dit voor 's Heeren kerk eene
bemoediging in het Zendingswerk.
Op deze vraag der heidenen geeft God een
heerlijk antwoordde gezochte Messias-vorst
staat in hun midden als de Banier der volken.
De profeet beschrijft die Banier in haar opkomst.
Nederig, als een rysken uit een tronk, een
scheut uit een vergeten boomwortel, was Chris-
tus? geboorte. En als Man van Smarten ging
Hy in vernederend ljjden onder. Maar uit den
dood verrezen is Hy uitermate verhoogd. Aan
Gods rechterhand gezeten, evenaart Hem geen
creatuur in macht en eere. Het teedere twygje,
geplant op een hoogen berg, werd een reusach
tige ceder, waarin de vogelen nestelen. De
Banier der volken is geworden tot een schuil
plaats voor alle natie der heidenen, die by Hem
zaligheid zoekt. En Hy kan en wil een vol
komen zaligheid geven, want Hy regeert in
waarheid, gerechtigheid en zachtmoedigheid.
Deze Banier was het parool der eerste Chris
tenen in de Grieksch-Romeinsche wereld, met
haar overwon Keizer Constantyn. De kruisvlag
was het veldteeken, waarmee de kerk der
Middeleeuwen het geweld van den valschen
profeet keerde. En onder deze Banier over
wonnen de volken in de dagen der reformatie.
Geen revolutie kon haar verwinnen. En wat
de heidenen by den voortgang onder dien
scha"duw zullen genieten, ligt uitgedrukt in de
woorden„en Zyne rust zal heerlijk zyn."
Wat de heidensche natiën verwoest en verteert,
dat is de dierlijke stryd en moordzucht. Maar
Christus' heerschappij brengt vrede„de wolf
zal met het lam verkeeren". In die heerlijkheid
vindt de vraag der heidenen hare vervulling.
De weg tot die vervulling is de kennis Gods.
En tot die kennis te leiden ziedaar het
werk der Zending. Als eenmaal, gelyk de
wateren de zee bedekken, de kennis des Heeren
het aardrijk zal vervullen, dan zal 't gezegend
heidendom het heil van dezen Koning pryzen,
die Davids Zoon beklom.
Intusschen werd het tyd, dat de feestgangers
van Zuid-Beveland en Walcheren moesten ver
trekken. De voorzitter der Deputaten sprak
daarom slechts een enkel woord van dank aan
allen, die tot welslagen van den Zendingsdag
hadden meegewerkt, en ging voor in dankge
bed. Jammer, dat we om des tyds wille niet
nog meer konden genieten van de tonen der
muziek. En ook jammer, dat sommige deelen
der provincie, waaronder groote gemeenten, in
het geheel niet waren vertegenwoordigd. Doch
laat ons dankbaar zyn voor hetgeen we moch
ten genieten, en hopen, dat eventueel de Clas
sical Zendingsdagen nog krachtiger mogen
medewerken tot aanvuring van den Zendings
ijver. Gecollecteerd werd op het terrein f 73,29.
G. Doekes.
Dit boek heeft een ryken inhoud. Dit blykt
dadelyk, als ik noem de hoofdzaken waarover
het handelt
I. De oorsprong der tucht;
II. De bedienaren der tucht
III. De oorzaken der tucht
IV. Het wezen der tucht;
Y. Het voorwerp der tucht;
YI. Het doel der tucht
VIL De voorlooper der tucht
VIII. De eerste acte der tucht
IX. Het verloop der tucht;:
X. De laatste acte der tucht
XI. De wederopneming;
XII. De tucht over de ambtsdragers.
In byna vierhonderd bladzijden worden deze
zaken duidelijk en kort besproken en nog een
nadere indeeling, dan die ik uit het werk op
gaf, alsmede een register van namen én zaken
wyzen iemand spoedig aan, waar hy het een
en ander kan vinden. Het is daardoor zeerge
schikt voor het gebruik en het is wel gewenscht,
dat het niet alleen een plaats krygt op de
studeerkamer van onze predikanten, maar ook
in de boekenkast van onze ouderlingen en van
allen, die belangstellen in het welzyn van
Christus' kerk op aarde.
Het was my niet mogelijk om het heele werk
nu reeds nauwkeurig te lezen en daarom be
paalde ik my tot enkele gedeelten, welke ik
met groote instemming waardeer. Het is my
eens gebeurd, dat een tuchtgeval de vraag in
't midden van de Kerkeraadsvergadering bracht,
of we ook verplicht waren, daarvan mededee-
ling te doen aan de rechterlijke macht, waarop
enkelen er toe neigden een bevestigend ant
woord te moeten geven. Ik dacht, wat zou de
schrijver daarover oordeelen en nu zegt hy op
bladz. 219 „Nimmer mag het doel wezen, een
verborgen zonde aan de overheid bekend te
maken. Evenmin als een vader een verborgen
misdaad van zyn kind, een kind die van zyn
vader, een broeder die van zyn broeder, een
vriend die van zyn vriend aan de overheid be
hoeft bekend te maken, evenmin is een kerke-
raad verplicht, eene zonde, die hy bij zyn
onderzoek ontdekt heeft, der overheid aan te
zeggen. De overheid is door God aangesteld
als Zjjne dienaresse, eene wreekster tot straf
dengenen die kwaad doetUit die roeping
vloeit voort, dat zy ook het kwaad heeft op te
sporen. Maar de onderdanen zyn niet verplicht,
uit zichzelf en ongevraagd het verborgen kwaad
by de overheid aan te brengen. En dit geldt
te meer voor de kerk, waar de ambtsdragers
by verborgen zonden tot geheimhouding ver
plicht zyn. Als een Roomsch priester in de
biecht een verborgen zonde op 't spoor komt,
mag hy die aan de overheid niet bekend maken.
En evenzoo mag een Gereformeerde kerkeraad
geen verborgen zonde van een der leden van
de kerk by de overheid aangeven. Naar dezen
regel hebben onze kerken in de 16e eeuw dan
ook gehandeld. Als een kerkeraad een verbor
gen zonde, die by de overheid strafbaar was,
ontdekte, hield hy die geheim, zelfs ingeval
een zondaar gevlucht was en men by zyn vrien
den of by anderen onderzocht, waar hy zich
ophield, meldde men er wel by „dat sulcs niet
geschiedt om denzelven by de overheid te mel
den, maer om aen denzelven de kerckelycke
discipline tot synen feiten te gebruyeken".
Voetius is ook van ditzelfde gevoelen, al
drukt hy zich wat voorzichtig en met eenige
terughouding uit. Hy zegt„De uitwerking
der kerkelijke tucht schijnt niet uitgestrekt te
moeten worden tot het opleggen van uiterlijke
straf en geldboete voor den magistraat, noch
tot de aangifte by de overheid van wat ver
borgen misdaad ook en tot het verzoek,;dat de
overheid dezelve straffe".
Uit dit voorbeeld kan men meteen zien, op
welke wyze de schrijver zyn gedachten weer
geeft.
Het formaat is ook goed. De druk is helder
over 't algemeen. Doch er zyn bladzijden welke
niet zoo goed zyn, zooals bladzijde 320.
Wie over dit onderwerp inlichting verlangt,
kan nu terecht. Onlangs ontvingen we een
voortreffelijk werk van Prof. Bouwman en nu
weer een van ds. Jansen en als deze werken
nu eens met aandacht gelezen worden, zal het
bewustzyn wel verhelderd worden.
Wy durven dit werk dan ook met vrijmoe
digheid aanbevelen. Bouui.