Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
Onder Redaelie van: Ds.L. BOOMA, Ds. R. J. YAM DER YEEM en Ds. J. D. WIELEMGA.
lie Jaargang.
Vrijdag 20 Jnni 1913.
No 1.
UIT HET WOORD.
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
ABOHHEMEITSPIUS
Drnkker-OMgever
A. D. LITTQOIJ Az
EEN VREEMDE VRAAG.
Op de zee van Galilea kon het soms
geducht spoken. In een diep vlak gelegen,
en bijna overal van hooge oevers, heuvelen
en klein gebergte omgeven, gebeurde het
niet zelden, dat op het alleronverwachts
heftige winden over die zee kwamen woe
den, des te gevaarlijker omdat ze juist
als valwinden optraden. Voeg daarbij het
kleine oppervlak van die zee, of dat meer,
waardoor de golfslag kort was, en ge ver
staat het, dat stormen op dat water aller
gevaarlijkst waren. Menige visscherskiel,
met stil en mooi weer uitgevaren, werd
door zulke stormen overvallen, en keerde
nimmer weder. Zoo zijn de waterenzij
geven rijken buit, maar nu en dan vragen
zij schatten, die tegen geen goud kunnen
worden opgewogen.
Ook nu was de Galileesche zee in groote
beroering. Tegen het vallen van den avond
had Jezus zijnen discipelen geboden in het
schip te gaan, en van Kapernaüm uit over
te varen naar de andere zijde, naar het
land der Gardarenen. En ziet, nadat
eenigen tijd de vaart voorspoedig gegaan
was, daar kwam plotseling een groote storm
van wind. De discipelen hadden het vaker
zien waaien, maar nooit zooals nu. Het
duurde maar een oogenblik, of de baren
sloegen al over het schip, zoodat het vol
water werd en dreigde te zinken. Schrik
en angst sloeg dien dapperen mannen om
het hart, want het zag er volkomen naar
uit dat zij nu omkomen en hun graf in
de golven vinden zouden.
Was Jezus dan niet aan boord Zeker,
maar Hij sliep. Hij was in het achter
schip, slapende op een oorkussen. Ver
moeid van de zware dagtaak, had Hij zich
tot slapen nedergelegd, met volmaakt ver
trouwen op de veilige hoede zijns Vaders.
Galilea's zee was in onrust en beroering,
maar in zijn hart was het volkomen stil.
De discipelen echter vonden het vreemd,
dat Jezus nu sliep. Vreemder nog, dat Hij
slapen bleef, nu het schip slingerde alsof
er geen stuurman aan 'troer zat, nu het
trilde en in zijn voegen en naden kraakte,
nu het elk oogenblik scheen, dat het zich
wilde begraven in de kokende golven.
Menigen blik hadden zij reeds op den
slapenden Jezus geworpen. Nu had de een,
dan een ander tot zijn makker gezegd:
maak Hem wakker, maar niemand had het
nog gedurfd. Maar de nood trad gebiedend
op. Zij wekten Hem op lezen we
en zeiden tot Hem: Meester, bekommert
het U niet, dat wij vergaan?
Vreemde vraag, waarmede zij Jezus ruw
en oneerbiedig wakker maken. Een vraag,
waarin de angst zich vertolkt, want zij
spreken al van vergaan. Een vraag, waarin
ze huns ondanks uitspreken hun geloof in
Jezus' macht, want als Hij maar wilde
o, dan was nog niet alles verloren. Maar
PRIJS DER AD VERTENTIEN
een vraag ook, waarin hun kleingeloof, hun
wantrouwen openbaar wordt; immers Hij,
die hen behouden kan, schijnt zich van
hun bangen nood niets aan te trekken.
Ach, wat heeft Jezus moeten lijden van
der menschen klein- en ongeloof.
Maar Jezus zal ook nu toonen, wie Hij
is, wat Hij vermag door zijn almogende
kracht, en wie Hij zijn wil door zijn on
begrensde, eeuwig trouwe liefde. En Hij,
opgewekt zijnde, bestrafte den wind, en
zeide tot de zeeZwijg, wees stilen de
wind ging liggen, en er werd groote stilte.
O, wie is onze Jezus Wie mag in den
hemel tegen den Heere geschat worden?
Wie is den Heere gelijk, onder de kin
deren der sterken Op zijn machtwoord
legde de wind zich neder, de golven staak
ten hun woesten krijgsdans, het water
werd stil, zóó, dat er geen deining in na
werkte. Met verwondering niet slechts,
maar met verbaasdheid aanschouwden de
discipelen het. Wij lezen daarom ook niet,
dat zij den Heere dankten voor hunne
redding, dat zij aan zijne voeten neder-
knielden, of Hem aanbaden. Neen, zij
vreesden met groote vreeze, en zeiden tot
elkander, zeker wel op gedempten toon
Wie is toch deze, dat ook de wind en de
zee Hem gehoorzaam zijn?
Eenerzijds stond Jezus in deze oogen-
blikken oneindig ver van hen af. Meteen
zekere schuwheid, met vreeze, die iets
anders nog was dan eerbied, zagen zij naar
Hem opzij waren verlegen, zij voelden
zich zoo klein, zoo onrein en schuldigzij
waren geheel onder den indruk van Zijne
Majesteit. Maar anderzijds, mogen wij ge-
looven, kwam Jezus door deze openbaring
zijner heerlijkheid hun ook naderbij. Zij
hadden zijne grootheid en macht aan
schouwd, maar beide in dienst van zijne
liefde tot hen. Om hunnentwille had Hij
dit wonder verricht, opdat zij weten zou
den, niet alleen dat de Vader Hem met
mogendheid bekleed had, maar bovenal
dat zijn hart voor hen klopte, dat zijn
liefdezorg hen bewaakte. Zij hadden Hem
op bijna verwijtenden toon gevraagd
Meester, bekommert het U niet, dat wij
vergaan? En Hij had door daden geant
woord Wat zijt gij zoo vreesachtig Hoe
hebt gij geen geloof? Vreest niet, want
Ik heb u liefgehad, en uwe namen zijn in
mijne handpalmen gegraveerd
Helaasde in zoo hooge mate onbeta
melijke vraag der discipelen wordt niet
zelden herhaald. Ons leven is als een vaart
op de onbetrouwbare cateren, en dikwijls
wordt ons scheepje daarbij van storm
beloopen. Wie bidden geleerd heeft, gaat
in den nood dan tot Jezus. Maar niet al
tijd is er terstond verhooring of uitred
ding. En als de nood dan hooger en hoo-
ger klimt, en op herhaald gebed ons geen
hulp of bijstand gewordt, o, dan roept de
ziel wel eens met de discipelenMeester
bekommert het U niet, dat wij vergaan?
En toch doen wij met zulk vragen Jezus
onrecht aan, en onteeren wij daarmee ons
zelf. Zou het Jezus niet aangaan dat wij
in nood verkeeren? Zou Hij het onver
schillig kunnen aanzien dat wij zouden
vergaan Had hij de discipelen dan soms
ook op zee gebracht om hen te laten om
komen Of was het niet veelmeer om hen
aan de andere zijde te brengen? Onge
twijfeld, en veilig kunnen wij zeggen dat
op den weg, waarop Hij de zijnen leidt,
zij nooit zullen omkomen. Ach, wij zijn
dikwijls ongeduldig, vreesachtig, wantrou
wig, ongeloovig, maar Hij is nooit ontrouw.
Zijn macht is grenzeloos, zijn liefde even
aart die, en door beide behoudt en zegent
Hij de zijnen. Al schijnt het soms dat Hij
zich om u niet bekommert, en dat Hij
geen acht slaat op de gevaren, die u be
dreigen, hier bedriegt de schijn want zijn
Apostel verzekert het u, dat Hij altoos
leeft om voor de zijnen te bidden.
Oefenen wij ons daarom, om in alle
levensomstandigheden ons vertrouwen op
den Heere te stellen. Het kan wel eens
stormen, en onze hulk kan wel eens zoo
geslingerd worden, dat het schijnt dat wy
vergaan zullen, maar als wij in den weg
zijn, waarin Hij ons zelf gebracht heeft,
zullen wij toch niet omkomen. Daarvoor
waarborgen ons zijn macht en liefdezorg.
En als de Heere met ons is, wie zal dan
tegen ons zijn?
Geen ij dele zorg doe u daarom van
't heilspoor dwalen. Krenk nooit uws
Heilands hart, door Hem van liefdeloos
heid te verdenken. En komt in bangen
nood op het gebed niet aanstonds redding,
houd u er dan van verzekerd, dat zijn
willende liefde door wijsheid bestuurd
wordt, en dat Hij zeker op den bestemden
tijd zijn hulpe ter verlossing toonen zal.
Zalig, wie zich geheel op Hem verlaten
mag. Hem zijn alle dingen, ook de wind
en de zee gehoorzaam.
Wat zijt gij dan vreesachtig?
Van der Veen.
KERK, BELIJDENIS, ZENDING.
Ergerlijk.
Ouderlingen-Conferentie.
Handelingen.
per half jaar franco per post
Enkele nnmmers
70 cent.
3 cent
MIDDELBURG.
Meester, bekommert het U niet, dat
wij vergaan
Mark. 4 38..
van 1 5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere
regel 10 cent meer.
Nog blijft de verkiezingsdrukte in sommige
deelen van ons gewest aanhouden. En bij een
herstemming gaat het altoos nog heeter dan bij
een eerste stemming. Voor hen, die van be
weging en strijd houden, is het een aangename
tijd. Maar voor velen is het anders, omdat ook
bij deze verkiezing zooveel weer aan 't licht
kwam, dat met droefenis vervullen kan. De
bladen zullen nog heel wat te verhalen hebben
en we kunnen dit gevoegelijk aan hen over
laten.
Wij willen alleen op een enkel verschijnsel
wijzen. We behoeven niet verder te gaan dan
tot ons eigen eiland, wijl het zoo allerwege in
ons vaderland is geweest. Het heeft reeds lang
gedreigd, maar het kreeg thans vleesch en been.
Ge begrijpt wel, waar ik op doel, want er is
werk van gemaakt om het tot het bewustzijn
van de kiezers te brengen. De alarmklok is ook
op ons eiland geluid om allen, die de Her
vormde Kerk liefhebben te bewegen om hun
stem uit te brengen op den candidaat der lin
kerzijde. Nu deed zich hier het geval voor, dat
het zittend lid voor de Tweede Kamer en opnieuw
door de antirevolutionaire partij candidaat ge
steld, de heer Blum, lid is van de Hervormde
Kerk, die als ouderling en met zijn vele gaven
zjjn kerk heeft gediend. Twijfel aan zijn liefde
voor die kerk is uitgesloten, als ge weet, dat
hij een voorstander is van Christelijk Volks
onderwijs, dat o. a. beoogt de Herv. Kerk te
steunen. Tegenover hem stonden een Socialist,
die het onder geen stoelen of banken steekt,
dat hij van geen enkele kerk iets hebben moet en
een Vrijzinnig-Democraat, die een Israëliet is. Ik
ken dezen heer niet genoeg om te weten, of
bij nog ijvert voor de Synagoge, maar veilig
kunnen we aannemen, dat hy aan geen christe
lijke kerk zjjn liefde verpand heeft. En niet
tegenstaande dit beweerden enkelen, en onder hen
predikanten en nog wel die onder den naam van
orthodox bij de menigte bekend staan, dat het
voor alle Hervormden „de koninklijke weg" was
om den heer Van Raai te te stemmen. Hieruit
blijkt, welk een grenzenlooze spraakverwarring
er geheerscht heeft en nog heerscht. En het
is den tegenstander zelfs gelukt om menigen
kiezer te belezen. Het is haast niet te gelooven,
maar het is toch inderdaad zoo en dit stemt
tot droefheid. We weten toch, wat er én van
de Kerk èn van de Christelijke School èn van
het Evangelie komen zou, wanneer de linksche
partijen hun wensch mochten verkrijgen.
Laat ieder, die in de gelegenheid is om in
zjjn omgeving voor zulke practijken de oogen
te openen, daartoe medewerken, want er is
reden voor om dergelijke handelingen te brand
merken. Langen tijd heeft men gepoogd onze
kiezers bang te maken voor Rome, doch dit
wapen raakte versleten en trof geen doel meer
en daarom was het welkom, dat men nu de
kiezers bang kon maken voor de aanslagen,
welke naar men voorgaf, gesmeed werden tegen
„de Vaderlandsche Kerk".
Dat ieder, die geen heil verwacht van het
oude evangelie, met de linksche partijen optrekt,
is duidelijk, maar dat menschen, die belijden,
dat de Christus regeeren moet en zal tot aan
de einden der aarde, het doen, is ergerlijk.
Versta dan uwe roeping en geef de zaak aan
land en volk over in de hand van Hem, die
van geslacht tot geslacht regeert.
De ouderlingen van de Geref. Kerk te Mid
delburg A hebben hun instemming betuigd met
het houden van een Conferentie van Ouderlin
gen. Er zullen nog wel meer ouderlingen zijn
die het denkbeeld toejuichen. Wanneer zij hun
namen willen opgeven, dan kan eens overwogen
worden, of het in den nazomer tot zulk een
vergadering kan komen.
Met bekwamen spoed zijn de Handelingen
der Particuliere Synode van de Gereformeerde
Kerken van Zeeland verschenen. Met de Bijlagen
is het geheel veertig bladzijden groot. Hoewel
we nog niet den tijd vonden, om ze nauwkeurig
na te lezen, toch vertrouwen we, dat ze juist
zullen zijn. Het streven is blijkbaar geweest
om ze zoo kort mogelijk weer te geven en dit
moet toegejuicht worden, ofschoon het dan licht
gebeuren kan, dat de indruk er door gewekt
wat eenzijdig is. Ik heb hier het oog op
artikel XV, waar o. a. staat
Broeder J. Louwerse van Serooskerke geeft
de motieven aan, waarom hjj tegen de conclusie
van dit rapport zal moeten stemmen. De
Praeses antwoordt hem, dat hy krachtens art.
33 D. K. O. in deze zaak geen keurstem heeft.
Als hier nu opgenomen was dat broeder Lou
werse het rapport prees, dan had dit eenig
meer licht geworpen over diens houding. Zegt
men, ja dit is zoo maar dit was overbodig,
omdat het geen invloed uitoefende op den gang
van zaken, dan kan daartegen de opmerking
gemaakt worden dat dit het geval ook- is ge
weest met het woord van den Praeses. Dit
laatste veranderde ook niets en het is niet ge
bleken, dat de vergadering met die verklaring
van artikel 33 accoord ging.
Overigens waardeeren we den arbeid aan