Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland Onder Redactie ianOs. L. BOUil, Qs. R J. YAM OER YEEM en Os. J. D. WIELENGA. 10e Jaargang. Vrijdag 13 Juni 1913 No 52. ABOHNEMEITSPBIJS Drokker-Ditgefer UIT HET WOORD. KERK, BELIJDENIS, ZENDIH6. Met roedewerking van onderscheidene Predikanteh. A. D. LITTOOJJ Az. MIDDELBURG. PRIJS OER iD YERTERTIEH DE OVERDENKING MlJNS HARTEN. De mensch is een denkend wezen. Daardoor is hij onderscheiden van en verheven boven plant en dier. Planten denken niet, maar groeien, bloeien en brengen vrucht voort door de kracht van het in onbewusten vorm in hen werkende leven. Dieren naderen wel den drempel van het bewustzijn, maar overschrijden dezen toch niet. Hun mag in het algemeen ge sproken geen overleg en nadenken ontzegd worden, maar van denken of nadenken in hoogeren of eigenlijken zin des woords kan er bij hen toch geen sprake zijn. Verre staan zij boven de onvrije plant, die geheel gebonden is, maar ook hunne vrijheid is aan alle zijden beperkt en zeer onvolkomen. Alleen de menschelijke geest, omdat hij met verstand en rede toegerust is, is in staat te denken, en alzoo te kennen en te weten. Nu is dit het eigenaardige en merk waardige bij den ménsch, dat zijn denken bijna altijd in actie is. Niet maar bij oogenblikken of tijden, maar schier altoos werken en woelen de gedachten in hem. Soms komen die gedachten onwillekeurig op uit de diepten van uw onderbewustzijn. Dan weer worden ze verwekt door't geen ge ziet, of hoort, of leest. En ook roept gij ze opzettelijk wakker, als ge uwen geest spant en ze door uwen wil in een be paalden gang of orde geleid worden. Maar hoe ook, uw ziel is nauwkeurig gesproken, eigenlijk nooit gedachtenloos. Met ge dachten staat ge 's morgens opoverdag draagt gij ze met u mee, waar ge u be vindt of wat ge ook doet; en 's avonds legt ge u er weer mee ter ruste. Zelfs in den slaap en droom gaan die gedachten door, al staan ze dan ook niet meer onder de eontróle van uwen wil, en het is maar zeer zelden dat door zware krankheid van lichaam of geest de machine van het den ken stop gezet wordt. Gelijk de zee niet rusten kan, maar rusteloos bij ebbe en vloed doorgolft, zoo borrelen ook bij den mensch, uit de diepte van zijn innerlijk zijn en wezen, de gedachten op. Soms in zoo overvloedige mate, dat door de vermenigvuldiging der gedachten uw ziel overstelpt wordt. In die wereld der gedachten woedt ook op vreeselijke wijze de zonde. Zoo ge u zelf maar ernstig bestudeert, kunt ge niet het minst uit uwe gedachten bemerken, dat ge zondaar voor God zijt. Hoe zou 't anders kunnen? Want de gedachten komen uit uw hart, het centrale punt van uw leven, en juist dat hart is door de zonde boos geworden. Al wat uit het hart komt, is als dat hart zelf, zondig en boos. Als in het hart door ge nade de kracht der zonde niet gebroken is, dan wellen daaruit, ongestoord en on verhinderd, allerlei zondige gedachten op, die zich als onreine wateren uitspreiden over den akker van uw innerlijk leven. In dien zin waarschuwt JezusWant van binnen uit het hart der menschen komen voort kwade gedachten, overspelen, hoere rijen, doodslagen, dieverijen, gierigheden, boosheden, bedrog, ontuchtigheid, een boos oog, lastering, hoovaardij, onverstand. Al deze booze dingen komen voort van binnen en ontreinigen den mensch. (Mark. 721-23). Wee den mensch, die zich hiertegen niet ernstig te weer stelt, biddende om de kracht der genade en om den Geest des Heeren Want als hij de gedachten maar vrij laat opkomen, ze niet weder staat, maar veelmeer met hen speelt, in hunne boosheid zich verlustigt, en door zijn fantasie ze nog uitwerkt en vermeer dert, zijne gedachten zullen hem grijpen, binden en zedelijk vermoorden. Want ko men de gedachten op uit het hart, een maal opgekomen en tot meesteressen in uw binnenste geworden, zullen ze straks weer inwerken op uw hart, óm dat nog meer te verderven en te verboozen dan reeds het geval was, om ze steeds meer onvatbaar en ongevoelig te maken voor 's Heeren genade. Hier mag wel geluisterd worden naar het woord des Heilands Waakt, opdat gij niet in verzoeking valt! Over de wereld onzer gedachten hebben we alzoo te waken, 'tls niet genoeg tot de zondige daad niet te komen en voor het booze woord ons te wachten, neen, ook in onze gedachten zal de vreeze des Heeren openbaar worden. Geen vrede met onreine, liefdelooze, goddelooze gedachten Geen onheilig spelen met wat het zondige hart telkens in ons doet opwellenGeen vriendschap in ons binnenste met wat van onzen God gehaat en gevloekt is Integenneel, veelmeer met David gebe den Laat de overdenking mijns harten welbehagelijk zijn voor Uw aangezicht, o Heere! mijn Rotssteen en mijn Verlosser Voor den Heere moet al ons werk zijn, opdat zijn naam door ons geheiligd worde. Aan den Heere zullen wij betalen de var ren onzer lippen, opdat onze tong zijne gerechtigheid vroolijk roeme. Maar ook zal voor den Heere onze gedachte zijn. Al wat wij denken en overdenken, het zal onder de tucht van zijn Woord en de heerschappij van Zijnen Geest staan. De Heere vermaant niet alleen De goddelooze verlate zijnen wegmaar ookEn de on- gerechtige man zijne gedachten. Dan is er sprake van ontferming, want onze God vergeeft menigvuldiglijk. Zeker, de booze gedachten wellen telkens weer op uit het zondige hart. Teboven komt Gods kind op aarde dit nimmer. Dit wist ook David wel. Maar daarom juist ging hij ook in het gebed tot zijnen God, dien Hij in alles had leeren kennen als zijn Rotssteen en Verlosser. De Heere komt op het gebed zijn arm kind te hulp, als het in ootmoed voor Hem zijne zwak heid belijdt en in oprechtheid zijn hulpe en ondersteuning begeert. Het is een on waardeerbaar voorrecht, dat ook alleen door genade gekend wordt, gedurig tot Gods troon te mogen naderen om aan Hem ter heiliging over te geven, wat in ons telkens weer zoo diep onheilig bevonden wordt. Want onze God ontfermt zich op 't gebed. En als Hij zich over ons ontfermt, o, dan wordt ook welbehagelijk voor zijn aangezicht gemaakt, wat ons een oorzaak van smart en droefheid was. De overden kingen des harten worden dan in 't goede spoor geleid en bevrijd van de macht en heerschappij der zonde. Een stille en blijde vrede mag 't deel zijn van elk, die ook in de gedachten zijns harten Gods wet bemint. En God komt tot zijn eere door de liefelijke redenen, die de reine van hart voor Hem denkt en tot Hem spreekt. De goddeloozen zeggenWij zullen naar onze gedachten wandelen. Maar de god- vreezenden biddenLaat de overdenking mijns" harten U welbehagelijk zijn, o Heere! mijn Rotssteen en mijn Verlosser Van der Veen. Ter Gedachtenis. Zeenvsch Kerkblad. per half jaar franco per post Enkele nummers 70 cent. 3 cent. van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 5 regels 50 cent, iedere regel 10 cent meer. Laat de redenen mijns monds, en de overdenking mijns harten welbe- hagelijk zijn voor Uw aangezicht, o Heeremijn Rotssteen en mijn Verlosser Psalm 19 15. Een man in de Zeeuwsche kerken zeer be kend ging van ons heen. De heer K. Houterman van Biggekerke ontviel nog onverwacht aan zyn vrouw en kinderen. Wij zagen hem nog op de Pastorale Conferentie, waar hij meestal elk jaar verscheen en met groote belangstelling volgde wat daar verhandeld werd. De volgende dag bezocht hij nog het Walchersche Zendingsfeest te Valkenisse. We ontroerden dan ook Zater dagmorgen, toen iemand ons mededeelde, dat hij een aanval van beroerte had gehad en dat zijn toestand zorgwekkend was Daarop volgde spoedig het bericht van zyn overlijden. Waar lijk er is maar ééne schrede tusschen ons en den dood. De overledene was een oud-catechesant van ds. Littooij van Middelburg, waaruit blijkt, dat hij reeds in zijn jeugd behoorde tot de Kerken der Afscheiding. Zoodra de kerk te Meliskerke weer haar plaats innam op de oude Geref. erve, behoorde hij tot haar en van dat oogenblik af heeft hij een belangrijke positie in haar midden ingenomen. Jarenlang was hij er ouderling en heeft hij haar vele worstelingen mede doorleefd. Met een helder verstand begaafd en goed onder wezen in de Geref. belijdenis, wist hij van meetaf waar het om ging en hield hij het doel in 't oog. Trouw aan het beginsel, dat de mannen der Afscheiding gedreven had, bleef hjj op zijn post, al was het, dat er moeilijke dagen voor de jeug dige kerk aanbraken. Hoewel hij een warm hart had, toch zorgde hij er voor dat het hoofd koel bleef en meestal bleef hjj nuchter en kalm de toestanden beoordeelen. Dit gaf hem dan ook het vertrouwen, dat het volk in hem stelde en tot zjjn dood toe heeft hjj die achting be houden. We kunnen ons haast de Geref. Kerk zonder hem niet voorstellen. Wie van haar sprak, dacht aan Houterman. Mede voor een groot deel is het aan hem te danken, dat die kerk uit haar moeielijkheden bevrijd werd en tot een ferme vastheid is gekomen. Hy heeft het dan ook mogen beleven, dat deze kerk tot bloei is gekomen en in 't aloude spoor met vastheid wandelt. Er is dus reden voor haar om zyn heengaan te betreuren en om den Koning der Kerk te danken voor de zeldzame gave, welke Hy aan haar in dezen broeder heeft geschonken. Doordien hy reeds jong ouderling was, heeft hy jaren lang de classicale vergaderingen kun nen bywonen. Vaak was hy afgevaardigde, maar al was hy het niet, dan was hy toch meestal tegenwoordig. Hy hield van zulke samenkomsten en mengde zich ook vaak in de bespreking. Door zyn scherpzinnigheid ont dekte hy spoedig, waar een redeneering van den weg afboog en zyn woord droeg altyd het kenmerk van ernstige overdenking. Kort en beljjnd sprak hy zyn oordeel uit. Hy hield niet van omwegen. Zonder eenige opsiering waren zyn adviezen, maar dikwerf raak. On derscheiden malen werd hy door de Classis af gevaardigd naar de Particuliere Synode, waar hy gewaardeerd werd. In de kwestie der op leiding stond hy aan de zyde van hen, die op de zelfstandigheid van de Theol. School prijs stelden. Langzaam kwam hy in breederen kring en trok de aandacht door zijn arbeid voor de Chris telijke School en de staatkundige actie op ons eiland. Zoo bleek het, dat de trouwe zonen der Scheiding ook graag hun toewijding geven aan het leven van ons volk. De heer Wielemaker heeft aan dezen arbeid recht laten wedervaren in De Zeeuw en daarom behoeven we er niets van te zeggen. Hjj was als Wethouder van Biggekerke by de bevolking gezien en heeft als Statenlid voor het district Vlissingen zich goed gekweten van zyn taak. Hy had den moed om voor zyn overtuiging uit te komen en was een man uit één stuk. Wy maken hier melding van niet om den overledene eene krans te vlechten, want hy zou ons in dit geval, indien hy kon, toeroepen Wat had ik, dat ik niet had ontvangen, maar om uiting te geven aan wat in veler hart by de tyding van zyn overlijden naar boven kwam, om uiting te geven aan de dankbaar heid, welke we verschuldigd zyn aan den Gever alles goeds, die ons eiland in onzen overleden broeder heeft willen zegenen. Uit liefde tot de waarheid heeft hy zichzelf gegeven, en hy heeft in woord en daad getoond, dat Hy den Christus eerde als den van God ons gegeven Koning. Wy mogen gelooven, dat hy nu reeds volkomen ervaart, welk een zalig lot Zions Vorst al zyn dienaren bereid heeft. De Vader aller vertroosting sterke zyn be droefde weduwe en zegene zyn kinderen tot in verre geslachten. Het gaat toch ver. Als er reden was om ontevreden te zyn over ons ministerie, dan konden de Gereformeerden wel mede doen, want waar de commissie voor de grondwetsherziening een ernstige poging gewaagd heeft om een einde te maken aan het onrecht, reeds lang de Geref. kerken aangedaan, daar heeft ons ministerie de verklaring afge legd, dat het er niet aan denkt om dit onrecht thans te verwijderen. Maar hoort ge ook maar één stem onder ons opgaan om dit ministerie te treffen Doch hoewel er geen enkele reden voor be staat, zyn er wel anderen, die roepen, dat dit ministerie een gevaar oplevert voor de Her vormde kerk en daarom willen zy de rechtsche partjjen niet steunen. Het is zelfs zoo, dat in ons district tegenover elkander als candidaten staan de heer Blum, een sierlijk lid van de Hervormde kerk, die veel voor haar heeft ge daan en een vrijzinnig-democraat de oude mi- minister van Raalte en een socialist. Nu zoudt ge denken, dat allen, die een hart hebben voor de Hervormde kerk van zelf hun stem zullen uitbrengen op den heer Blum en niet op een der beide andere heeren, want van Raalte is een Israëliet, die uiteraard weinig zal willen doen voor welke Christelijke kerk het woord

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1913 | | pagina 1