Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. Onder Redactie van: Ds.L. BODMi, Os. R. J. Til DER TEED en Ds. J. D. WIELEMGi. 10e Jaargang. Vrijdag 6 Juni 1913. No 51. UIT HET WOORD. Met medewerking van onderscheidene Predikanten. 110IIEMEITSFBUS Enkele nummers Drnkker-Ultgever A. D. LITTOOIJ Az. MIDDELBURG. PRIJS DER iDTERTEITIEH HET WERK, WAARAAN GOD LUST HEEFT. Een groote schare is door Jezus met vijf brooden en twee visschen gespijzigd ge worden. Hierover opgetogen, wil ze Hem koning maken, doch Hij ontweek haar over zee. Maar in Kapernaüm vinden ze Hem terug, want ze hadden Hem naarstig ge zocht. Was het, omdat ze in Hem ge loofden? Neen; ge beluistert weemoed en verwijt in het woord, waarmede Jezus hen te Kapernaüm ontving: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u, gij zoekt Mij, niet om dat gij teekenen gezien hebt, maar omdat gy van de brooden gegeten hebt, en ver zadigd zijt. En in heilige ontferming ver maant Hij hen verderWerkt niet om de spijze die vergaat, maar om de spijze die blijft tot in het eeuwige leven, welke de Zoon des menschen ulieden geven zal; want dezen heeft God de Vader verzegeld. Nu, voor werken hebben de Joden wel oor. Maar omdat er voor hen iets duisters is in het zeggen van Jezus, omdat zijn woord hun niet in alles klaar en helder is, vragen ze HemWat zullen we doen, opdat wij de werken Gods zullen werken En daarop antwoordde Jezus en zeide tot henDit is het werk Gods, dat [gij gelooft in Hem, dien Hij gezonden heeft. Ongetwijfeld een merkwaardige uit spraak Levende onder een wettische be deeling, welker geestelijken zin en bedoe ling zij niet verstonden, zochten de Joden hunne zaligheid en vrede door het doen van allerlei werk. Gaarne zouden zij van Jezus vernemen wat er nog meer te doen was, dan zij bereids deden. Moeeten zij hunne wasschingen en reinigingen, hunne offeranden en rechtvaardigmaking, hunne eerstelingen en tienden, hunne vasten- en verbondsdagen vermenigvuldigen Wat moesten zy toch eigenlijk doen, opdat zij de werken Gods mochten werken en zalig worden En zie, hierop antwoordt de Zoon des Vaders, die alleen beoordeelen kan wat den Vader welbehagelijk is: alle dingen, die gij doet, baten u nietdit alleen is het werk, waaraan God lust heeft, dat gij gelooft in Hemdien Hij gezonden heeft. Zoo is dan het geloof in Christus het werk, het groote werk waaraan God lust heeft. Wel te verstaanhet gelooi zelf is in zijn wezen een gave GodsHij geeft het u uit zijne genade, Hij werkt het in uw hart door de kracht van zijnen H. Geest. Dat zegt de Schrift u zoo duide lijk en beslist mogelijk. Paulus b.v. schreef aan de EfeziërsUit genade zyt gij zalig geworden door het geloofen dat niet uit u, het is Gods gave; niet uit de werken, opdat niemand roeme. En het geloof blijft ook Gods gave en werk, waarom dezelfde Apostel voor de Thessalonicensen bad, dat God bij hen vervullen mocht al het wel behagen zijner goedigheid en bet werk des geloofs met kracht. Maar dit neemt niet weg dat het geloof, behalve een gave Gods ook een werk des menschen is. Het geloof in zijne werking gedacht, is een daad des hartende levendgemaakte mensch is daarin gedurig werkzaamgelooven is de uiting van het nieuwe leven, dat God in hem gewerkt heeft door zijn H. Geest. En het is aan dit gelooven, dat God naar zijn eeuwig en vrijmachtig welbehagen de zaligheid en het eeuwig leven aan den zondaar schenkt uit vrije genade. Maar gelooven is dan ook een werk naar den aard des geloofs. Gelooven, dat isu zei ven loslaten. Als ge gelooft, zoekt ge de zaligheid niet in de werken der Wet of in het doen van allerlei boetedoening, maar ziet ge af van u zei ven en schrijft ge op al uwe werken den dood. Uit uw boom geen vrucht meer in der eeuwigheid het is buiten hope. Gelooven, dat is den Heere Jezus Chris tus als uw Redder en Heiland aannemen. Met u zeiven bekend gemaakt, weet ge, dat gij 't rantsoen nooit zult kunnen aan brengen dat gij uw schuld voor God wel vermeerderen, maar nooit betalen kunt. En daarom richt de blik uwer ziel zich op Jezus, die voor u gekomen is, omdat gij hulpeloos en verloren waartdie zijn leven voor u gegeven en alles bij God voor u volbracht heeft. Dat is zaligheidnaar Hem uitgedreven te worden en met de ziel Hem aan te grijpen, die u door Zijne liefde geworden is wijsheid van God, en rechtvaardigheid, en heiligmaking, en vol- komene verlossing. Gelooven, dat isGode eere te geven voor zijne onuitsprekelijke genade. Gij moest eeuwig omkomen. Maar God heeft u een Helper en Heiland gezonden, zijn eeniggeboren, eigen, lieven Zoon. En nu is dit 't geheim van uw leven en blijd schap, dat ge een oog ontvangen hebt voor die genade, en dat gij Gode alleen de redding uwer ziele dank weet; niet meer zoekende te zijn en te vragen wat moet ik doen? maar met heel uw hartin Christus geloovende, met den dichter te zeggenDe Heere is God, die ons licht gegeven heeft; bindt het feestoffer met touwen tot aan de hoornen van het altaar Gij zijt mijn God, daarom zal ik U loven o mijn God, ik zal U verhoogen Kent gij dat, mijn lezer Kent gij voor u zeiven dat werk Gods? Gelooft gij in Hem, dien God gezonden heeft? Iets an ders vraagt God van u niet. Maar dit is ook zijn vraag aan u, zooals Johannes zegt: Dit is zijn gebod, dat wij gelooven in den naam van zijnen Zoon Jezus Chris tus. O, mocht gij bedenken dat hierin uw leven en zaligheid ligt. Met uw werk en arbeid komt ge er niet. Zoovelen zoeken daarin hun gewin maar leer gij die schade achten, om de uitnemendheid der kennis van Jezus Chris tus, niet hebbende uwe rechtvaardigheid die uit de Wet is, maar die door het ge loof van Christus is. Want ook gij zult eenmaal geoordeeld worden naar het woord Die in den Zoon gelooft, heeft het eeuwige levenmaar die den Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem. Moge uwe ziel in dezen uwen dag dan bedenken wat tot uwen vrede dient. Want hierin ligt des zondaars zaligheid, al zijn heil en eer, dat hij gelooft in Hem, dien God gezonden heeft. Gods kinderen kennen ook wel het uitgedreven worden naar den weg van goede werken en tra nen. Maar op dien weg vonden ze wel streeling voor het vleesch, maar geene vertroosting der ziel. En zoo riepen ze dan uit hun nood tot God, en God zond zijn licht en waarheid neder, opdat zij zouden ingaan tot Gods altaar, tot den God der blijdschap hunner verheuging. In het heiligdom van Gods verlossing von den zij Jezus, en in Jezus alles wat zij tot het leven en de godzaligheid van noode hadden. Niet uit de werken, opdat niemand roeme? Door het geloofzoo ligt Gods weg dit is het werk, waaraan God lust heeft. KERK, BELIJDENIS, ZENDINfi" Pro Rege. ZENDING. Giften voor de lantaarn voor Ds. HerkelQn. Ds Dordt8chs Lssrrsgsls. ZeenvscA Kerkblad. per half jaar franoo per post 70 cent., 3 eent6 van 15 regels 30 eent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 1—5 regels 50 cent, iedere regel 10 eent meer. Jezus antwoordde en zeide tot hen: dit is het werk Gods, dat gy gelooft in Hem, dien Hij gezonden heeft. Joh. 6 29. Van der Veen. De verkiezingen naderen en de politieke stryd is weer lievig ontbrand. Allerlei meeningen worden verkondigd en op liet licht en de scha duwen van onzen tegenwoordigen toestand wordt de aandacht gevestigd. We kunnen ons wel voorstellen, dat menige belijder van het evan gelie in ongelegenheid geraakt, want hy merkt wel dat er zooveel in zulk een stryd is, 't welk hem niet bevalt. Hy hoort van ouderdoms- en invaliden-verzekering, van tariefwet en wat niet al en hy is niet genoeg op de hoogte om daarover zelfstandig een oordeel te vellen. Het moeielykst is voor hem misschien nog wel de verkiezing voor de Provinciale Staten, wyl daarby het verschil van overtuiging minder naar voren komt en er meer gesproken wordt over de hoe danigheid van de mannen, die als candidaat genoemd worden. Dikwerf wordt er gezegd nu ja, hij is wel liberaal, maar toch een uit nemend man en volkomen op de hoogte van allerlei gewestelijke belangen, zoodat menigeen, die voor de Tweede Kamer rechts stemt, voor de Provinciale Staten in andere richting gaat. Dit is echter niet in orde, want die leden van de Provinciale Staten oefenen ook invloed uit op de richting, waarin ons volk in staatkundigen zin geleid wordt. Vergeet dit niet. Het gaat niet om de meerdere of mindere voortreffelyk- heid van de gestelde candidaten, maar om de vraag, of de wetgeving van ons land rekening zal honden met het evangelie en onze oude nationale traditie. De uitnemendste liberalen kunnen niet toestaan, dat het Koningschap van den Christus over ons land meer en meer tot zyn recht komt. Het is wel jammer, dat we dit zeggen moeten, daar het veel aangenamer zou zyn, wanneer we op dit kardinale punt eenstemmig dachten. Dan zou er ook geen de minste oorzaak meer zyn om positie te kiezen tegen mannen, die we om hun gave en toewy- ding aan de publieke zaak hoogachten. Doch thans zyn we nog altyd aan ons eigen begin sel verplicht om het aan onze lezers te zeggen houdt het oog er voor open, dat het in den grond by de aanstaande verkiezing weer gaat om de eere van Hem, aan Wien God alle macht in den hemel en op de aarde gegeven heeft. Er komt veel by en dat kan misleidend zyn en we denken er niet aan om daarover het onze te zeggen. Wy hebben geen roeping om de rechtsche candidaten te verheerlijken §n de linksche te verlagen wy gelooven, dat het allen menschen zyn met deugden en gebreken, ja zwakke brooze en zondige menschen, die niet bestaan kunnen in het gericht van den Alwe tende. Maar we vragen alleen welk beginsel hen dryft en in welke richting zy willen sturen. Laat elke kiezer dit overwegen en we twijfelen er niet aan, of hy zal dan, indien hy aan het historisch christendom nog waarde hecht, alle andere dingen ter zyde liggen en de rechtsche candidaten steunen. Bouma. Als nalezing mochten wy nog in hartelijken dank ontvangen Verzameld door Jacob Goote op de Knapen- vergadering te Middelburg f 1,95door G. de Jager gevonden in de collecte der Geref'. kerk te Nieuwdorp f 1,—. j. D. wlelenga. HOOFDSTUK L Alvorens onze vaderen het eerste hoofdstuk, waarin zy de rechtzinnige leer van de verkie zing en verwerping hebben voorgesteld, gaan besluiten .met eene vermaning, om tegen de preadestinatie toch niet te murmureeren, bren gen ze nog ter sprake het stuk van de zalig heid der vroeg stervende kinderen. Wat hier over gezegd wordt in 17 stond oorspronke lijk niet in het concept van Bogerman en ook niet in dat van de commissie. Wel was dit punt in de verschillende afdeelingen besproken en 't oordeel er over in byna alle adviezen, zoowel van de buitenlanders als van de Neder lander, neergelegd. De Synode heeft dan ook gemeend zich hierover te moeten uitspreken, en wydde een afzonderlijke paragraaf aan dit stuk als een aanhangsel by de leer over de verkiezing en de verwerping, 't Gaat hierbij over de vraag, of er bij de kleine kinderen ook van verkiezing en verwerping sprake kan zyn. De Remonstran- en beantwoordden deze vraag in ontkennenden tzin. Zy leerden dat alle vroegstervende kinde ren zalig worden. Van eene verkiezing zoomin als van eene verwerping der jonge kinderen wilden ze iets weten. Van hunne verkiezing niet, omdat kleine kinderen geen voorgezien geloof hebben, dat immers naar Remonstrantsche opvatting de grond en oorzaak der verkiezing is. Maar ook kan er van hun verwerping geen sprake zyn, want de Remonstranten kennen alleen eene verwerping, die haar grond vindt in de onge- loovigheid der menschen. Alleen een welbewust verwerpen van 't Evangelie kan naar hunne gedachte oorzaak zyn van de verwerping. Om de erfzonde alleen wordt niemand verdoemd. Gelijk ieder gevoelt, blijft er op dit stand punt niet anders over dan te leeren, dat alle vroeg stervende kinderen zalig worden. Aan gaande de Christen-kinderen spraken de Remon stranten uit, dat deze allen in Christus gehei ligd zyn, zoodat geen derzelve, vóór't gebruik des verstands uit dit leven scheidende, verloren gaat. Maar geenzins worden onder 't getal der verworpenen ook gerekend sommige kinderen der geloovigen, in hun kindsheid uit dit leven scheidende voor en aleer zy eenige dadelijke zonde in eigen persoon begaan hebben. Natuur lijk onderschreef niemand van de Gereformeerden de Remonstrantsche stelling, dat alle vroeg ster vende kinderen zalig worden, omdat de erf zonde alleen hen niet der verdoemenis waardig zou maken. Wel dachten sommigen, zooals Gomarus en de Bremensche Godgeleerden dat alle jong stervende verbondskinderen verkoren

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1913 | | pagina 1