Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland Onder Redactie vanDs. L. BOUMA, Ds. H. W. LAHAM en Ds R. J. YAN DER YEEM. 10e Jaargang. Vrijdag 16 Mei 1913 No 48. UIT HET WOORD, Met medewerking van onderscheidene Predikanten. 1B0NNEMEHTSPBUS Drukker-Uitgever A. D. LITTOOIJ Az MIDDELBURG. PB IJS DEB ID YEBTEN TIEN VREUGDE IS GOED. pred. xi 9. Het laatste christelijke feest is weer voorbij. Op de beide Pinksterdagen was het weder zeer schoon. We waardeerden het temeer, omdat de dag, die er aan voorafging, zoo donker en somber was en nog al regen gaf. Op den eersten feestdag rees de zon aan een helderen hemel en straalde haar gouden licht wijd en zijd over veld en beemd uit. Het geboomte staat in lentedos en het frissche groen doet het oog weldadig aan. De tweede feestdag was eveneens heerlijk en gaf aan velen de gelegenheid om eens van de natuur te genieten. Het leek me toe, dat de vogels in de opgewekte stemming deelden, want zij floten zoo welluidend. Als ge dan op een stille plek ver van het gewoel der menschen eens uwe oogen laat dwalen en uwe ooren ontsluit, dan merkt ge nog wel, dat er een prediking van de zichtbare schepping uitgaat, welke opwekt om met verwondering de werken des Heeren gade te slaan. Welk een beweging brengen zulke feest dagen in de menschenwereld. Ik heb er niets tegen, dat de menschen enkele vrije dagen hebben, waarop ze eens ontslagen zijn van den alledaagschen arbeid om het goede te genieten, dat God nog zoo mild en overvloedig geeft. Aan allen gun ik deze voorrèchten, welke de eentonigheid van 't leven breken en een weinig poëzie bren gen in het proza. Maar ik ben er niet ge rust op, of deze voorrechten wel op den rechten prijs worden geschat. Het is weer duidelijk gebleken, dat het menschelijk hart behoefte heeft aan vreugde en geluk, want velen verlaten in zulke dagen hun eigen omgeving en zoeken het op plaatsen, waar de muziek wordt gehoord en zelfs in herbergen, waar bedwelmende dranken het leven schijnbaar bezielen. Wat is er weinig noodig om duizenden van menschen bij elkander te brengen en zelfs ouden van dagen, welke haast niet meer voort kunnen, ziet men dan nog in 't gedrang. Is het niet een bewijs, dat de mensch hunkert naar genot en dorst naar geluk? Hij wil iets hebben, wat hem ontbreekt en hij tracht te verkrijgen wat hem bevredigt. Uit zulke verschijnselen spreekt het ver langen naar een beter goed, en dit doet de vraag opkomen Zouden velen verstaan de boodschap, welke de Pinksterprediking gebracht heeft? Voor allen, die arbeiden aan de doorwerking van den Pinksterzegen mag het wel een spoorslag zijn om niet moede te worden in 't bewustzijn dat alleen de verhoogde Christus door Zijn Geest de schatten verleenen kan, welke dat onrustige hart van de menschenkinderen behoeft. Naast het streven om heel ons volk terug te leiden tot de oude beproefde paden, zien we ook den ijver om onze christelijke feestdagen meer en meer te maken tot dagen van enkel ontspanning en vergan kelijk zingenot. Aan de goede bedoeling dezer lieden willen we niet twijfelen, wijl velen inderdaad meenen, dat onze Neder- landsche volksaard een wijziging moet ondergaan. Zij vinden het hier te stroef en te ernstig. Zie eens, roepen zij, naar de Belgen, die aan hun leven een vroo- lijker uiterlijk geven. Over een kleinigheid kunnen zij zich vermaken en welk een luidruchtigheid heerscht er op hun rust en feestdagen. Het leven geeft al moeiten en verdrietelijkheden genoeg en het is in elk geval gewenscht, dat de jeugd zich verblijdt. Die schoone tijd is zoo spoedig voorbij en hij geeft nog glans, als de mensch oud geworden is. Laat ieder zich derhalve benaarstigen om meer heerlijkheid over het leven te brengen, wijl het immers reeds een oude waarheid is, dat een vroolijke ziel een gedurige maaltijd mag heeten. Waar er zooveel is, dat het leven neer drukt en onaangenaam maakt, daar is er overvloedig oorzaak om alles aan te wen den om het te verheffen en met olie te overgieten. En als ge dan zegter is veel waars in, wat ge opmerkt, maar ge kunt op die wijze toch alleen maar iets uiter lijks bewerken, waarachter het arme men- schenhart hongeren blijft, dan wanen ze u spoedig den mond te kunnen snoeren door eenvoudig te verklaren, dat het al veel is, wanneer ge de menschen voor eenigen tijd onttrekken kunt aan de lasten, welke bezig zijn de schouders in te buigen en het leven te berooven van alle opge wektheid. Menigeen bespeurt niet, van welken geest deze taal afkomstig is en laat zich mee voeren met den stroom, die hoe langer zoo sterker wordt. Maar wie een weinig nadenkt en met opmerkzaamheid heeft geluisterd, weet zeer spoedig, dat het in nieuwe bewoordingen en onder nieuwe leuze een zeer oude gedachte is, welke herinnert aan hetlaat ons eten en drin ken en vroolijk zijn, want morgen sterven we en wij begrijpen dat het voert tot het doel om het gewicht van het korte leven en de ernstige beteekenis van het sterven uit te wisschen. Het is niet de Geest, dien God uitgestort heeft op het Pinksterfeest, want Hij begon zijn arbeid door het oog te openen voor de zonde, zoodat velen verslagen van hart in waarheid begonnen te vragen, hoe zij tot het ware geluk en de bestendige blijdschap zouden komen. Deze Geest is geen vijand van de vreugde, integendeel Hij leidt den mensch juist tot de bron, waaruit de wateren des heils voortdurend vloeien. Maar Hij bewandelt een geheel anderen weg en kiest geheel andere middelen. Hij is niet tevreden met aan het leven een glimp van blijdschap te geven en er een vernis van glans over te strijken, maar Hij wekt het besef, dat in onze zonde de oorzaak van alle onze droe fenis en onrust ligt, omdat zij ons geschei den heeft van den Sprinkader des levens. Hij maakt den mensch indachtig, dat er eens een dag des oordeels komt, waarop we rekenschap geven zullen van al wat we gedacht, gesproken en gedaan hebben. Onder Zijn leiding komen we tot het in zicht, dat al wat de zichtbare wereld ons aanbiedt, niet genoeg is voor onze be hoeften en we beginnen ons af te wenden van het vergankelijke, wetende, dat het ons geen blijvende vrede en rust geven kan. We zien dan, dat uren en dagen van verstrooiing ons geen heil aanbrengen en we vragen, of er dan niet ergens een fon tein is, welker wateren onze dorst les- schen kunnen. Zulk een inzicht is pijnlijk we geven het toe maar weten tevens, dat het de eenige weg voor een zondaar is om tot het duurzaam heil te komen. Het ontneemt ons de illusie, welke we met al onze macht gevoed hebben, alsof we op eigen gekozen paden wel verkrijgen konden, waarnaar we verlangdenhet verstoort de ij dele droomen en het maakt ons klaar wakker. Aangenaam is het niet, wanneer we tot de ontdekking komen, dat de wereld ons door haar schoone gedaante misleid heeft, en dat ons eigen hart ons gevoerd heeft op den weg die naar den dood en het ver derf leidt, maar het wordt toch een oor zaak van dankbaarheid, dat de eenige Heelmeester Israels onze oogen bestreken en de strikken van ons ongeloof verbroken heeft. Wij vergeten niet meer de oogen- blikken, waarin we tot onzen schrik be merkten, dat we tot dusver onze eigen belangen verwaarloosd en ons bezondigd hadden tegen Hem, die ons steeds bewel- dadigd en rijk gezegend had. Hadden we ons zelf steeds in slaap gewiegd met de voorstelling, dat we God en den Mammon gelijktijdig dienen konden, het bleek ons thans, dat dit hinken op twee gedachten uitloopen moest op ontzettende schade. Al waren we godsdienstig en al bezochten we de kerk, we zagen in, dat godsdienst nog iets anders was dan uitwendig onberispelijk te wandelen. Wij kregen het te doen met den levenden God, die heilig en recht vaardig is en die den schuldige geenszins onschuldig houden zal. Ons korte leven beschouwden we bij het licht der eeuwig heid en dit maakt ons hart werkzaam met de eeuwige dingen. En als eenmaal de Geest van het Pink sterfeest dit werk begint, dan zet Hij het voort en voleindigt het. Hij laat ons niet blijven in het dal der smartelijke ontdek king, maar voert ons tot den verhoogden Christus, aan wien we ons onvoorwaar delijk overgeven en we ondervinden vroeger of later, dat Hij een Koning is, die het zaligst lot geeft ver boven de machtigen der aarde. Deze plant der vreugde vergaat niet; zij moge soms kwijnen, maar sterven kan zij nooit. Daarom is het noodig, dat we bij al onze vreugde er aan denken, dat we om al deze dingen eenmaal in 't gericht zullen komen, niet om ons elke blijdschap te ontnemen, maar om ons voor zelfmis leiding te bewaren. Bouma. KERK, BELIJDENIS, ZENDING. Hemelvaart en Pinksteren per half jaar franco per post 70 cent. Enkele nummers8 cent. van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 5 regels 50 cent, iedere regel 10 cent meer. Verblijd u, o jongeling, in uwe jeugd maar weet dat God om al deze dingen u zal doen komen voor liet gericht. „Weer vieren wy het Pinksterfeestden 50sten dag na Pascben kwamen de Apostelen bijeen, zegt het Schriftverbaal. Christus was heengegaan, zy stichten op aarde Gods Konin krijk. In verspreide tongen als van vuur open baarde zich de heilige geesttoen spraken ze elk in de taal, naaraat de geest hun te spreken gaf; ieder zijn eigen moedertaal. Zijn het geen zinrijke gelijkenissen die ver halen uit den eersten Christentijd? Christus is heengegaan, ten hemel gestegen, maar heeft aan de menschen Zijn geest nagelaten. Gods geest in de menschen, wie zou het ontkennen Zou er wel één zijn op aarde die enkel leefde voor zich zelf? De dichter heeft het zoo juist gezegd In ons, om ons werkt en sluimert Hooger geest en kracht, Die ons leert en boeit en kluistert Met geheime macht. Ieder mensch heeft zijn deel gekregen het is de taak om Gods geest tot menschel, leven om te zetten: de Pinkstervervulling." De aanhalingsteekens leeren, dat we deze woorden aan een ander ontleenden. Zij kwamen voor in „Vrijzinnig Weekblad voor Zeeland", 't welk aan velen tegenwoordig bezorgd wordt. Wjj willen even het oog richten op het boven staande om te laten zien, dat de vrijzinnigen in ons gewest ook aan godsdienst doen in een politiek blad. We nemen hen dit heelemaal niet kwalijk, maar we begrijpen niet goed, wat ze bedoelden, als zij vroeger aan de rechtsche partijen verweten, dat ze godsdienst en politiek met elkander vermengden. Zy stonden naar we dachten een strenge scheiding van die beiden voor, maar we hebben ons daarin blijkbaar vergist, want we mogen toch niet aannemen zeker, dat ze van gevoelen veranderd zyn. Doch afgedacht van het voor ons nog niet zoo door zichtig verschijnsel kunnen we ons er mede troosten, dat deze twistappel thans weggenomen is. Dit is zeker winste, want er blijven nog genoeg anderen over. Leerzaam is eveneens, dat de schrijver de verhalen van de pinkstergebeurtenissen in het N. Testament zinrijke gelijkenissen noemt. Wjj zijn er den schrijver erkentelijk voor, dat hij zoo rond en open zjjn meening zegt. Nie mand behoeft er over in twijfel te verkeeren. Yoor ieder kan het duidelijk zijn. Wjj willen de klove, die ons scheidt van de vrijzinnigen niet noodeloos verbreeden, maar we moeten ons toch helder bewust zjjn, van wat ons van hen verwijdert. Yoor hen is de mededeeling door Lucas in het tweede hoofdstuk van de Hande lingen der Apostelen op zjjn hoogst een zinrijke gelijkenis, welke ieder toepassen kan op het tegenwoordige leven. Meer is zij niet. Zy gebruiken nog wel het woord „hemelvaart" maar in een geheel anderen zin dan de H. Schrift het bezigt. Zij kunnen niet gelooven, dat Jezus lichamelijk van de dooden opgestaan en dat Hy veertig dagen later naar den hemel gevaren is. Zy lezen de verhalen nog wel, maar de verhaalde gebeurtenissen bestaan voor hen niet zy vinden het nog wel aangename schilderingen, maar die alleen dienst kunnen doen als gelij kenissen. Het is zelfs voor hen een ongerijmd heid om te moeten denken aan den H. Geest, die door den verhoogden Christus van den Vader gezonden is om de jongeren in alle waarheid te leiden. Voor ons zijn de opstanding de hemelvaart, de uitstorting van den H. Geest gebeurtenissen, waaraan ons heil hangt, voor hen zyn dat voorstellingen, welke de menschen in hun on kunde zich gevormd hebben. Zy hebben het eens zeer kwalyk genomen, dat er gesproken

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1913 | | pagina 1